De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 19 februari pagina 1

19 februari 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H', 1756 DE AMSTEEDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oza.cL©r redactie -sran. IMj??H. 1P. L. "W Dit nummer bevat een bijvoegsel. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrfigbaar 0.12'/2 Zondag 19 Februari Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 , 0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NiBIJ: De ge heime openbare School. Noft een paar opmerkingen, door X. Kroniek. Brie ven nit Kien w-Nederland, door A. E. M. 8. te Laer. FEUILLETON: Nicht Dora's legaat je. I, door Minca Verster- Bosch Reit?. KUNöl EN LETTEREN: De Wonderlijke Avonturen van Zebedeus, door Jac. van Looy. beoordeeld door Frans Coene». INGEZONDEN. BERICHTEN. VROUWEN RUBRIEK : De nieuwste Parflgche mode, door'H. G.Ibele. Japarsche kleeding; door B. --ALLERLEI, door Allegra UIT DE MATUUR, door E. Heinans. Japaneche Schlabonen, m»t af b., door W. Steenhofl. Tentoonstelling in Art i, door W. Steenhofl. Architectuur op het Tooneel, door H. A. J. Baanderp. La Mer, van Claude Debassy, door Matthgs Vermeulen. Smaakmisleiding in de tuinkunst, door W. ten Boscb. WETEN8CH. VARIA: Een nieuwe trans atlantische Inchtrei», door dr. P. van Oht __ E -n aardigheid nit dr. Knypera leven. Chwivari. PINANOIEELE EN OECONOMI8CHE KROSIEZ,. door V. d. M. en V. d. 8. Padrinderp, door D. A. P. Grut hoof J D. A. P*. Jr. SCHETSJE. Schennanort, door P. J. deBrnï-ePlnosvan Amstel. SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. A.DflMimilllllllMIIIimilHIIIIHIIIIIIIIIIIIlUlllllllIIJMIIIIIIIIIIimilllllllllim Een geheim openbaar Oaderwjjs. Wethouder De Vries heeftop löPebr. j.l. als zijn opvatting doen kennen, dat het geven van inlichtingen over zaken, het openbaar onderwijs rakende, Burg. en "Wethouders toekomt (dat is dus: toe komt aan wethouder Da Vries) en aan niemand andera. Hij kan niet dulden, dat, met voorbijgaan der overheid, aan derden mededeeling wordt gedaan over den toestand, waarin zijn openbaar onder wijs verkeert. In beginsel heeft natuurlijk niemand iets hoegenaamd tegen deze opvatting, die men, haar als bloote vormelijkheid be grijpend, kan beschouwen als een klein point d'honneur. Wie gunt dit der O ver heid niet? Wethouder de Vries mag zeggen: ik stel er prijs op te weten welke inlichtingen gij wenccut te hebben van de ambtenaren mijner af deeling. Hij kan er desnoods aan toevoegen : opdat ik niet alleen niet onkundig daarvan zij, maar ook in staat worde gesteld mijne ambtenaren te waarschuwen voor evenlueele enquêteurs van belangzuchtig en slecht allooi. Wq zeggen; hij mag het er aan toevoegen". Menig onderwijzer toch, die om deze vaderlijkheid van zij a wethouder wat zou glimlachen (wie be antwoordt enquêteurs, van welker be langeloosheid hij niet zeker is ?) zou intusschen den goedbedoelenden heer De Vries die onschadelijke bemoeizucht niet ten kwade duiden. Maar hierom gaat het natuurlijk niet! Op de pertinente vraag van een der gemeenteraadsleden, of de heer de Vries bereid zou zijn de vakvereenigingen (zooali de Bond er een is) bij hun en quêtes, na vormelijke aanvrage om ze te mogen houden, nooit te bemoeilijken, en liefst terzijde te staan, antwoordde de slimme wethouder koeltjes, dat het daar thans niet om ging. Zijn doel is dus duide'jjk. Eerst moet de beruchte circulaire van Juli 1910 naar de letter worden geïnterpreteerd, zoodat voortaan geen enkele enquête kan worden ingesteld zonder verlof van zijne antirevolutionaire almachtigheid Mr. de Vries. Zoodra dit vaststaat, en dit staat thans vast, zal deze nauwge zette beminnaar van ons openbaar onder wijs elke beweging van de_ hem niet juist sympathieke vakvereenigingen kunnen nagaan en met ie vele middelen, die een Wethouder ten dienste staan, ze remmen in haar natuurlijken gang. Wat deze wethouder aandurft en waar toe bij den slappen Raad onzer Hoofd stad in staat weet, bleek overduidelijk uit de weinigeomzichtigheid,waarmede hij deze aanleiding voor zijn optreden koos. Hg voelt zich onweerstaanbaar. De circu laire, die de Afd. Amsterdam van den Bond van Ned. onderwijzers aan het personeel der herhalingscholen toezond ter beant woording, ia eene circulaire van de meest belangelooze strekking die men zich denken kan, gericht op de vorming van een zoo goed mogelijk onderwijs! Hier vroegen onderwijzers inlichtingen aan ondencijzers in het aleenig belang van de hun toevertrouwde jeugd. Nauwelijks was er bij de gestelde vragen ne enkele, voor welker beantwoording een onder wijzer genoodzaakt kon zijn in zijne klas een vraag te doen. Geen hinder dus voor de school, en louter winst in uitzicht voor het onderwija. Toch vatte Mr. De Vries den Bond hierop aan: zoo onbe perkt heerscher weet hij zich over te volgzame liberalen! Met de nieuw-gehuldigde opvatting van het Dagelijksch Bestuur der gemeente en de meerderheid in den Baad is ons openbaar onderwijs verlaagd tot iets als een particuliere instelling, welks belang" allerlei geheimhouding" medebrengt. Mr. De Vries, om de menigte te ver bazen, vertelde hoe hij aan een predikant verlof geweigerd had tot het instellen eener enquête naar toestanden in de open bare school. Nu weten wij niet wat voor schromelijks deze man kan hebben gevorderd ; maar als het niets schromelijks is geweest, en het onderwijs er niet door behoefde geschaad, dan keuren wij deze aan Brutus, den ter dood veroordeelaar van zijn zoon, herinnerende deugdzaam heid van onzen predikantenlievenden wet houder ten sterkste af. Stel, dat de dominee verlangend was (misschien wel om er propaganda mee te maken voor de School met den Bijbel) de ge tallen te kennen van protestante kinderen op de openbare" banken, of zelfs de adressen der ouders, mits voor een nietcommercieel en geoorloofd doel, welke reden kan dan een Overheid, d. w. z. eene boven alle geestelijke stroomingen verheven Gezag, toch hebben om dien dominee niet ter wille te zijn?! Het Openbaar Onderwijs is gén affaire", die (nog wel onder directie van ean familielid der ergste concurrenten") met concur renten moet wedijveren in het geheim houden van bizonderheden, haar be langen" betreffende. Het openbaar on derwijs moet óók openbaar" zyn in den zin van niet-geheim. Een instelling, voor het gansene vo!k bestemd, heeft niets te verbergen, als het geldtopen te staan voor wie, in het geestelijke, er voorlichting, niet alleen in, maar ook órer wenscht. De liefde van den antirevolutionair Mr. S. de Vries Czn. voor het onderen wethouderlijke vleugelen gestelde open baar onderwijs is dus overdreven ! Zij wordt trouwens met den dag acuter! Hij kan nu al niet meer velen, dat men er naar kijkt! Zooals de beheerscher der gelooyigen het eene bevoorrechte vrouw uit zijnen harem doen zou, zoo zondert Mr. S. de Vriea Czn. zijne geliefde Openbare School af. Ja, zelfs indien een predikant op bezoek komt en om een onderhoud vraagt, slaat de jaloersche minnaar hem de porte brisée voor den neus dicht. Men weet, dat het Openbaar Onderwijs te Amsterdam in de armen van dezen thans ontembaar verliefden anti-revolutionair geworpen is door een vrijzin nigen", z.g. liberalen" gemeenteraad. Nog een paar opmerkingen. (Door den schijver van het artikel: Het Hoofdbestuur der P. en T.") Men herinnert zich, dat in het door mij voor een paar maanden in dit blad gepubliceerde artikel tegen het Hoofd bestuur der Posterijen en Telegrafie, o.m. te velde werd getrokken tegen de door den Directeur-Generaal ingestelde commissiëa van onderzoek en advies" en met bewijzen aangetoond, dat hier een paskwil op een behoorlijken rechtsgang was. En hoe een en ander den heer Marchant aanleiding gaf in de Kamer over deze commissiën een hartig woord te zeggen. 1) Da Minister antwoordde toen o. m. den heer Marchant: dat in den laatsten tijd deze commissiën algemeen voldoening gaven. A.1 aanstonds heeft toen De Postbeambte, orgaan van den nieuwen bond voor het geheele personeel der P. en T., haar volle instemming met mijne af keu ring van de wijze, waarop zoo'n com missie wordt verkregen, en haar samen stelling, in krasse woorden uitgesproken en zie, daar komt nu een andere bond: De Post, de Nederlandsche bond van post- en telegraaf beambten, (d. i. de oude bond, waaruit de meer moderne elementen naar den nieuwen zijn ge trokken en die dus alles behalve een revolutionaire genoemd kan worden) met een uitvoerig rekwest aan den Minister, waarin zij een algeheele herziening van deze commissiën met aandrang vraagt. Ik kan hier, als voor het groote publiek van minder belang, niet nader ingaan op de verschillende wijzigingen, die dezs bond verlangt en die ik voor mij nog onvoldoende acht, maar waaruit in elk geval blijkt, dat deze menschen in de praktijk dezelfde voetangels en klemmen hebben ontmoet, waarvoor ik in mijn stuk gewaarschuwd heb en die deze zoogenaamde" rechtspleging voor de slachtoffers tot een sinistere grap maken 2) waar ik hier wél op wijzen wou en waar H groote publiek wél belang in stellen moet, het is pp de gemakkelijke manier, waarop bij P. en T. de zaken, d. w. z. de belangen van 13000 ambtenaren, worden opgevat, en de lichtvaardigheid waarmee de Kamer, zich met deze zaken bemoeiende, .wordt afgescheept. Door wien is de Minister voorgelicht, dat hij zoo slecht op de hoogte is om algemeene ontevredenheid voor algemeene voldoening aan te zien? Ziehier een ander staalt j 3 van deze voorlichting. Toen de Minister in '$& Kamer sprak van mijn artikel en over de gevallen over onrecht en machtsmis bruik die ik, ter illustratie bij mijn uit eenzetting van het systeem, gegeven heb, wist hij den indruk, dien mijn ernstig en eerlijk stuk op den heer Van Vliet ge maakt had, niet beter te ontzenuwen, dan door na een, met de eigenlijke zaak nog niet eens te maken hebbende betutte ling, uit te roepen, dat de zegsman van den schrijver, ten aanzien van de ergste dier gevallen, was: een minderwaardig ambtenaar. Het spreekt vanzelf, dat een dergelijke mededeeling, van een Minister in de Kamer over een ondergeschikte, een oogenblikkelijken indruk maakt en al dadelijk een ander licht werpt op de zaak van zoo'n minder waardig man". Nu her innert men zich ook, dat ik daarna den heer Pop beschuldigd heb van misleiding van een Kamerlid, aan wien hij wijs maakte, dat een ambtenaar niet verplaatst was om zijn omgang met socialisten, maar omdat hij, de heer Pop, in eenigszina moeielijke omstandigheden op die plaats een bizonder degelijk ambtenaar noodig had en daarom uit vele anderen dezen man gekozen had, die dat als een groot compliment had te beschouwen. Ik wil hier nu wel even maedeelen, dat die bizonder degelijke ambtenaar van den heer Pop en de minderwaardige ambtenaar van den heer Regout n en dezelfde waren. Ik vraag ook hier: van wien had de Minister zijn inlichtingen over de minder waardigheid van dezen ambtenaar? De heer Regout heeft de eigenaardige gewoonte een nieuwigheid, voor zoover ik weet de Kamer te gebruiken om aan dien en genen standjes uit te deelen : zóó, verleden jaar, aan denKlerkenbond, dit jaar aan de spoor wegmannen, aan mijn zegsman, enz., standjes, die dan over de hoofden der Kamerleden heen", zooals een blad het zeer juist uitdrukte, de menschen, die den heer Regout onaangenaam zijn, bereiken. Het is een zeer gemakkelijke manier, want zij kunnen zelf niet tegenspreken, en evenmin de Kamerleden. Maar mij dunkt, een groote voorzichtigheid, een wat min der ... zuidelijke gemakkelijkheid is dan toch in zulke gevallen, waarbij de Kamer als het ware medeplichtig wordt gemaakt, eerste eisch! Intusschen wacht ik op vervolging of een commissie. Maar tevergeefs. Da heer Hans van De Telegraaf ziet daar een soort van hooghartig hei d in van de Park straat. Niet te hooghartig om te draaien en te liegen, niet te hooghartig om op een ridderlijke beschuldiging, waarbij iemand zijn naam en toekomst ten inzet geeft, te doen antwoorden met insinua ties, maar hooghartiger dan de koning van Eigeland, als 't er op aankomt die beschuldiging in het openbaar te weer leggen ! De heer Hans verlangde echter ter voorlichting van het publiek" den naam te weten van het kamerlid, dat door den heer Pop misleid is; hij waagt de ver onderstelling dat dit heele V. D. kamer lid wel eens een vergissing" van den schrijver zou kunnen zijn. Zoowel De Amsterdammer als Het Volk hebben op deze vraag geantwoord, maar ik zou er ook zelf nog iets over willen zeggen. De heer Hans heeft natuurlijk zijn rede nen voor zijn veronderstelling; hij zegt niet zoomaar in den wilde weg wat ieder moet doen denken, dat ons V, D. kamerlid niet bestaat; hij heeft zijn bronnen in de Parkstraat, bracht ons onthullingen" over de ware" bedoeling der geheime circulaire, enz. enz. Ik noodig hem beleefd uit ter voorlichting van het publiek" deze redenen, en wat men hem nu eigenlijk over dit geval meege deeld heeft, eens openbaar te maken, en 1) Hij is niet de eerste trouwens. Ife lees thanp, dat reeds in 1905 de heer De Marez Ovens minachtend van een zoogenaamde" rechtsregeling sprak. 2i Vooral ter zake lijkt mühet adres, waar men in deze commisaiën het zitting nemen van personen, buiten het dienstvak staande, vraagt. En openbaarheid. ik zal dan gaarne, in volkomen vertrou wen op zijn discretie, hem den naam van het kamerlid meedeelen, zoodat hij een persoonlijk onderzoek kan instellen. Op n voorwaarde echter: dat als hem blijkt dat mijn kamerlid gén vergissing is, en dat deze heer mijn meedeelingen voor zoover hij daarin betrokken is, niet ont kent, de heer Hans hiervan in zij n eigen blad getuigenis wil geven. X. Indien, wat wij geenszins veronder stellen, de heer Hans geen vrijheid krijgt hierop te antwoorden in het blad, waarvan hij de Haagscha correspondent is, zoo verleenen wij hem gaarne ruimte in ons Weekblad. RED. KRONIEK. PROVOCATIE. Te zeldzamer men het met zijnen naaste eens is, te meer men zichzelren, als het voorkomt, gelukkig prijst. "Wij nemen het hier volgende met instemming orer uit De Tijd: Wij lezen in het Hbld. van 15 dezer het volgend verhaal van een scèae, die dezer dagen voor het kantongerecht hier ter stede werd afgespeeld: Mijnheer klaagde zoo dat 't bier zoo koud in z'n maag viel!... En toen-ie maar aan bleef dringen op 'n glaasje brandewijn, toen zei ik: De kanton rechter heeft me gewaarschuwd en ik verkoop geen drank meer. Maar ziet u, mijn vader, die 80 jaar is, lijdt af en toe aan beroerten, die heeft ge woonlijk wat in 't apothekerettescbja. Misschien kan ik je wel helpen. Maar dan moet je 't bij me in de keuken uitdrinken." E a mijnheer de kanton rechter, zoo van medelijden bezweken, ging ik de brandewijn halen. En toen de mijnheer het glaasje leeg had had, zei hij: Nou zal ik even vertellen, wie ik ben. Ik ben de gemeenteveld wachter en onbezoldigd rijksveldwach ter van de gemeente Sloten, van de politie dus... en jij bent er bij!" Och, och, nou was ik er ingevlogen. Me man had nog zoo gezegd: pas nou toch op. Maar zegt u nu zelf eens: Is me dat glaasje brandewijn nu niet afgeperst?'1 Aldus deed een eenvoudig vrouwtje het verhaal van wat haar den 28 Decem ber, 's avonds te acht uur, zoo had doen ontstellen. En ze voelde telkens weer die nare huivering van toen 't in haar opren klonk: ik ben de gemeente... rijks... van de politie! Dat laatste had ze 't eerst begrepen. De agent bevestigde het relaas; als provocateur had hij getracht de juffrouw te verbaliseeren, wat hem gelukt is. Het O. M. gaf de juffrouw een ernstige vermaning mee naar huis en vorderde ?10 boete, subs. 10 d. "Wij kunnen niet zeggen, hoezeer gevallen als dit, waarin door politie-dienaren voor den rechter, openlijk, als gold het iets zeer eervols, provocatie wordt erkend, teg"en de borst stuiten. De eisch van het Openbaar Ministerie en de uitspraak van den rechter zullen, natuurlijk, volkomen volgens de wet wezen. Doch degene, welke, naar de uit spraak van ons rechtsgevoel en zeker ook van zeer veel anderen, een krachtigen uit brander van den rechter of het O. M. ver diend had, was, veel meer dan de beschul digde herbergierster, de politiedienaar, welke haar, tegen haar zin, tot de overtreding overhaalde. Soortgelijke gevallen van provo catie, meestal de toepassing der Drankwet betreffende, komen tegenwoordig veelvuldig bij ons voor, doch schijnen ons inderdaad afschuwelijk. Immers, zij bederven het rechtsbesef en zedelijk gevoel n bij de zwakke en meestal weinig ontwikkelde personen, die slachtoffer worden, n allereerst bij de politie zelf. Daarbij vreezen wij voor de consequentie. Heden lokt de politie uit tot overtreding van de drankwet, tot het schen ken van een borrel, waarin meer dan negen en negentig van de honderd Nederlanders geen ernstig kwaad zien; morgen misschien zal ze uitlokken tot diefstal, inbraak of misschien nog grooter kwaad. Dit nu moge heel fraai en behoorlijk gevonden worden in Rusland het Nederlandsch gevoel blijft zich tegen de handelingen en den gouvernementeelen en rechterlijken steun van agents provocateurs verzetten. De politie zij er in Nederland, om misdrijven en overtredingen te constateeren, liever nog te voorkomen, en om tot de bestraffing van misdadigers en overtreders mede te werken; niet om misdrijven en overtredingen uit te lokken en om misdadigers en overtreders aan te kweeken. VOOR VI.JFTIO GUI.DEX. Men schrijft ons: Z-jker zullen velen met instemming heb ben kennis genomen van uwe parallel tusgchen den mishandelenden Utrechtschen jonkheer en recidivist (straf voor zijn her haalde ruwheid ia daden: 50 gulden boete) en den loslippigen café-bezoeker van lageren stand (straf voor zijn n-malige ruwheid in woorden : drie maanden gevangenisstraf). Maar wat uwe redactie niet heeft vermeld en wat m.i. de zaak ernstiger maakt is het volgende, dat ik in overweging wenschte te geven. Da jonkheer, die menschen afranselt, welke hem niets misdeden, en over het portierraampje van zijn rijtuig tegen voor bijgangers roept: Ik heödaar een paar joden flink afgeranseld," is een Utrechtsen jonkheer en een Utrechtsen student. Nu kennen wij allen Utrecht, al is het maar van den roep. Ieder die ooit, als ik, met Utrechtsche studenten omging (van sigaren en rijksdaalders heeft iederén hooren ver tellen) wét, dat de politie daar allerminst begeerig is zaken aan te brengen van zoons van geziene papa's! Maar niet alleen de politie is bang: zér vaak de beleedigdeo, de mishandelden zélf. Wat durfr, wat kan een ondergeschikt mannetje, een van de kleine luyden, winkeliers of dergelijken, tegen den zoon beginnen van een machtige familie in de stad waar hij voor vrouw en kinderen den kost verdient? Hij kan in het dagelijksch leven een kordaat man zijn, een achtenswaardig huisvader, die echter met de toe komst van zijn kleinen niet wenscht te be talen, de voldoening, die hem een aanklacht bij de justitie zou geven. Nog altijd gesteld, dat die aanklacht tot iets leidt! Ondanks al deze omstandigheden, die met een privilege tot onrechtmatig en onbe schaamd optreden gelijk staan, stuurt de jonkheer, van wie in uwe Kroniek is ge sproken, het zóórer, dat hij, in Utrecht vrij blijvend, als recidivist terecht staat wegens mishandeling in Amsterdam. Ea dan zeg gerust: eindelijk wordt de adelijke telg veroordeeld om ... van zijn papa of mama vijftig gulden te vragen ter betaling eener boete! Dat is niet veel, want dat kost hem zeker iedere pleizierige avond in Amster dam! Hij zal du? ook van déze uitgave geen spijt hebben! Hij heeft er immers een paar joden" voor mogen afranselen! Denk u eens dat dezen hém hadden af geranseld. .. Met dank voor de plaatsing enz. M. *** Voorrechten van allerlei aard voor den adel zijn in ons burgerlijk land een vaste instelling. Ea Pascal, met wiens philosofia de inzender zich moge troosten, zai: La jt/stice est cequl est tabli: Het recht is het geen is ingesteld. Of nog een wijsgeerig woord : Ne pouvant fortifier la justice on a justiftéla force. Met dit on, moge de heer M. bedenken, is blijkbaar meer in 't bizonder di Nederlandsche Justitie bedoeld, welke hij op het oog had. Alleen het Ne pouvant, niet kun nend, misschien te veranderen in N'osaiit, niet durvend. Brieven uit Nieuw-Nederland. Oud-Nieuw-Amsterdam. den 26an van Louwmaand 1911. Al mogen Nederlanders, vaak niet geheel ten ourechte, ook door Amerikanen, van lauwte en traagheid worden beschul digd, over onze landgenooten in NieuwNederland schijnt bovenal sedert Nieuwe jaar een evangelie van vernieuwd geestesen vereenigingsleven vaardig te zijn ge worden ! In de eerste plaats verdient vermelding het tot stand komen der Uitgevers- en Drukkere-Maatschappij Nieuw-Nederland", een alleen door Nederlanders samenge stelde op ruime en degelijke leest ge schoeide onderneming. Voornamelijk heeft deze ten doel het uitgeven van: NieuwNederland, Algemeen, Officieel, Coöperatief Nieuwsblad, voor leden van den Nederlandschen, Ylaamschen en Zuid-Afrikaanschen stam, Nieuw-York, Hoboken, Paterson, Passaic, Garfield, Lodi, Ridgewood, Clifton, Sayville, Rochester, Albany, Ghittewango, Boston, ?9rt Washington, enz. enz." Natuurlijk zullen er zijn in het Moeder land, die de vraag opperen, of in de Ver.Staten behoefte wordt gevoeld aan een Nieuw Nederlandsch persorgaan. Valt het, zullen zij zeggen, te verwachten, dat er voor een dergelijk blad een duurzaam be staan zal zijn weggelegd? Wanneer ik mij, geheel onzijdig en on bevooroordeeld uitspreek, dan durf ik daarop van harte gaarne een bevestigend antwoord geven. Immers 13 hier nooit door Nederlanders een op hechter grondslagen gevestigd persorgaan opgericht geworden, en de leiding van de verschillende onderdeelen dezer onderneming is aan vertrouwde krachten onder onze landgenooten toege wezen. De maatschappij geeft duizend aandeelen uit van $ 100 elk, welke reeds voor nagenoeg 33 pCt. zijn geplaatst. Behalve enkele blaadjes van onderge schikte beteekenis verschijnen tot dusver in het voormalig Nieuw-Nederland niet anders dan twee weekbladen, beide op meer christelijken" grondslag, nl. De Tele graaf en Het Oosten. Dit tweetal wordt te Paterson (New-Jersey) uitgegeven. Baide blijken zich, niettegenstaande al hetgeen men er terecht op kan aanmerken, in een bloeiend bestaan te mogen verheugen. De Telegraaf is in handen van t wee oude heeren, die zich sedert lang weigerachtig betoonen om gehoor te geven aan de veler lei vertoogen en klachten, omtrent de ach terlijkheid en gebrekkigheid van dit meest gelezen van alle Nederlandsch-Amerikaansche bladen. Het reeds nagenoeg dertig jaren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl