De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 5 maart pagina 6

5 maart 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T K R D A M M E ii WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D. 1758 Ik zal wel niet de eenige zijn geweest, die hedenmor gen met schrik de doodstijding van den grooten ge leerde, wiens naam boven dit korte herdenkingswoord staat, uit de morden bladen vernam. Wij wisten dat zijn gezondheidstoestand te wenschen overliet maar nie mand had voorzeker dit plotselinge en nog onverwachteeinde verwacht. Niet lang geleden had ik nog een opgeruimd schrijven van hem ontvangen, en dezer dagen, toen hem de Helmholtz-medaille was verleend, waren nog talrijke gelukwenschen na\r Berlijn ge gaan. ... Zelf op het punt staande om gezondheidsredenen naar het buitenland te ver trekken, misschien wel voor goed, gewerd mij de uitnoodiging van den hoofdredac teur van dit blad, om een kort herdenking s woord te schrijven. Hoewel mijn hoofd er niet toe stond, wilde ik niet weigeren. Een kort woord dan. En waar er in de dagbladen wel ge. noeg biografische bij zonderheden te lezen zullen zijn welke trouwens van algemeene bekendheid mogen worden geacht zij het mij vergund te dezer plaatse ean paar persoonlijke herinneringen op den roorgrond te stellen. Het was in 1880, en ik stond op het punt met de E m ma om de Eaap naar Indiëte vertrekken. Ik had g en pleizier in de marine eene betrekking mij door mijn voogden opgedrongen en ik wilde er uit. Ik wilde studeeren in chemie en mathematische Physika, bij Prof. J. H. van 't Hoff. f Van 't Hoff en Van der Waals, van wie ik toen reeds veel had gehoord. Nog herinner ik mij alsof het gisteren is gebeurd, dat ik aarzelend aanschelde aan een moeilijk vindbaar bovenhuis aan den Binnen-Amstel bij de B'auwbrug in de buurt van het Oude Mannen- en Vrouwen-huis. Het was avond en mijn hart klopte heftig. Na eenig wachten werd mij opengedaan, en spoedig stond ik in een klein vertrek tegenover den grooten man van het a*ymetrische kool stofatoom. Ik vertelde ia het kort mijn wederwaardigheden, en dat ik uit de marine wilde. Wat ik had te bestudeeren om mijn candidaatsexamen te doen, als ik er in Indiëuit ging en naar Holland terugkwam, en of hij het mij aanraadde. Nu, afgeraden heeft hij het mij niet, want hij zag wel, dat ik het heel erg meende en dat ik er meer van wist dan anderen van mijn beroep. En ik hoor nog de met plotselingen nadruk, langzaam scandeerend uitgesproken woorden waarbij zijn expressief gelaat eveneens een bijzonder plechtig professorale uitdruk king aannam: Dan moet u kennen, d.w.z. allex weten wat er staat in Wüllner: Lehrbuch der Experimentalpnysik, en verder hebben bestudeerd Richter: An organische Chemie en Richter: Organi sche Chemie... Het klonk als een sententie, alsof van de al of niet vervulling van dien eisch mijn leven afhing. Ik vertrok, geheel onder den indruk van de overweldigende grootheid van den halfgod, tegenover wien ik eenige oogenblikken had gestaan en nog dagenlang scandeerde het in mijn oor: Wüllner: Experimentalphysik, Richter: Anorgani sche Chemie en Richter: Organische Chemie.... Een jaar later mocht ik het groote voorrecht genieten in de overvolle Col legezaal op den Groenburgwal de zeldzaam interessante colleges te volgen van dezen merkwaardigen geleerde, d. w. z.: het propedeutische College voor Philosophen en Medici, met groote welsprekendheid voorgedragen. Het waj mij een jaar lang niet mogelijk een andere dan een onge makkelijke staanplaats te veroveren, geheel achteraan. Naast mij stond mijn vroegere marinevriend, ouder in jaren, de toenmalige luit. t. z. Ie kl. Ellis de latere Vice-Admiraal en Minister, eveneens een getrouw comparant. Maar niet alleen dit Cjllege, ook dat over Theoretische Chemie voor candidaten werd door mij en een paar anderen (waaronder de bekende Chemicus-Literator Dr. Ch. M. van Deventer, en van 't Holfs jongere broeder) gevolgd. Op dit college en petit comité", werd van 't Hoff meer en pantoufles" en ging hij heel ongedwongen met zijn klein audi torium van 2 a 3 toehoorders om. Hier hoorden wij voor het eerst de merk waardige dingen, waarvan de weten schappelijke wereld later uitvoerig zou hooren; hier werden de grondslagen gelegd van de latere Theorie der Ver dunde oplossingen evenals op het College van v/d Waals de grondslagen voor diens veelomvattende latere ont dekkingen op het gebied der toestands vergelijking en der mengsels. De uitgewerkte dictaten dezer beide colleges zijn nog altijd in mijn bezit wat al groei- en stuwkracht is daarin aanwezig! Merkwaardige tijd, die jaren tusschen '80 en '85, ook op litterair en artistiek gebied. Maar daarover heb ik reeds genoeg gezegd in mijn v. d. Waalsbiografie, en in mijn boekje over den Gibbs'achen Phasenregel, zoodat ik er thans niet verder over uitweid. Beide geleerden, Van 't Hoff en Van der Waals, hebben een schitterende wetenschappelijke carrière gemaakt; beiden is de groote onderscheiding van den Nobelprijs te beurt gevallen. Niet lang is het der Amstordamsche Universiteit vergund geweest Van 't Hoff te behouden. Men weet wat er 15 jaren later in 1896 is geschied; nog onlangs is daarover uitvoerig in de Dagbladen geschreven, en het past niet op het oogenblik van het verscheiden van den grooten geleerde daarop terug te komen. In Berlijn werd hem een schitterende positie aangeboden, en aan die roepstem moest hij gehoor geven : in Amsterdam had hij nooit kunnen krijgen wat hem daar werd aangeboden, en wat altijd zijn ideaal is geweest: ruime gelegenheid tot onderzoek, zonder doceerdwang. En thans is hij wederom 15 jaar later te vroeg heen gegaan. Anderen en meer bevoegden mogen uitvoeriger zijn groote wetenschappelijke beteekenis in het licht stellen, hier slechts een woord van dankbare herinnering, ook aan den vriendelijken mensch, die van ons is weggegaan. Haarlem, 2 Maart 1911. J. J. v. LAAK. Rgk versierde opgang tot een lijkwagen. (Bili en Lombok). Op weg met een lijkwagen naar de verbrandingeplaate. (Bali en Lombok). Bali en Lombok. De Zwerver", de stille opmerker.de jonge man van het Bebouwende leren, W. O. J. Nieuwenkamp, il sedert maanden weder nit ladiëin het Vaderland en heeft daar in zijn woonschip De Zwerver", zijn reishengenis van Bali en Lombok neergeschreven, tcekening«n gemaakt naar de schetsen in ladi ontworpen. Het was de derde maal dat hij er heen toog om land en luiden en de kunst der Indiërs te leeren kennen, meer bepaald die der bewoners van Bili en Lombok, door den steun van particulieren en genootschappen er toe in staat gesteld Zeven maanden van 21 Juli tot 17 Februari heeft hij aan n stak Bali te voet en te paard doorkruist, zijne kosten bezocht per stoomboot, sloep of inlandsche pranw. Hij, de stille waarnemer, ging overal en merkte steeds het eigenaardige, het kenmerkende op. Gaarne drentelde hij op markten onder de be Toners om er te hooren en te zien van volksgebruiken. Men moet hem stil-genoegelijk van zijn vondsten op snik een markt hooren vertellen, als hij in de 17de eeuwsche kamer van zijn woonschip De Zwerver" thans gemeerd liggend in het Oosterdok, naast het opleidingsecbip De Zeehond"?zit te konten en telkens opstaat om iets te laten zien. Met stillen triomf komt .hij aandragen met roode kippetjas kannen", dol goedkoop op znlk een markt gekocht. Uit die kippetjes- kannen" naar den vorm dos genoemd drinkt het volk tazowyn. Het kippebekje is dB tnit, die hst volk niet in den mond neemt, maar om het vieze van «en vreemden mond te voorkomen, even voor den mond ho dt en zóó den wijn in den gorgel laat vloeien. De vrouw, welke den wijn verkoopt, kijkt naar de beweginz van de strot. Aan die bewegingen rekent zij de slokken af, die zrj zich met een duit per slok laat betalen. Na zijn er slimmertg, die weten te slikken met wein'g of Reen beweging; in de strot, om geedkoop uit te zijn. Voor een bagatel kocht Niemwenkamp znlkekippetjeskannen, die velen in ladiëniet opgemerkt hebben. Dit eene voorbe ld, wat zeden en gebruiken aangaat, maar nu Nienwenkamp's waarnemen van de natuur. Wie hena kent, ziet hem stil en genoegelyk het Balieche landschap waarDrinkwaterkannen. Lombok. nemen, als in den droom verloren. Dicht in da buurt van een hutje, dat hij zelf in de Desa Marga (Tabannn) had opgeslagen zoogoed als hij medegewerkt heeft aan den bouw van zijn woonschip en aan zijn ond-Hollandach huis te Edam, vriendelijk geholpen in het snjjden der houtversieringen door zijn kunst zinnige vrouw, sloeg bij ook in Indië«ijn handen nit, genoegelijk, genoegelijk", zooals hij bij hooge veldaanheid pleegt te zeggen dicht in de bunrt van zijn hutje dan was een hoog schilderachtig brugge'je orer een waterleiding, van vierkante stukken parai opgestapeld. Den geheelen dag door was het daar een gaan eii komen van vrouwen en meisjes, die, in groote potten eu bakken, helder water gingen halen nit de nabnrige bron; een aüedaagsch eclouwspel. Maar dit eenvoudige geval werd des avonds, als de stralen van de snel dalende zon goud geel licht en diepe flaweelige schaduwen tooverden om de slanke Staartjes en om het leake bruggetje, van zoo'n wonderbaar lijke schoonheid en bekoring, dat ik daar, tot het geheel duister was als in gebed verzonken heb zitten toezien." Ia denzelfden genoeglijken geest kont Nieawenkamp in dit derde en laatste deel van zijn werk over Bali en Lombok" over allerlei en steeds is het belangwekkend. Orer de oude beschrijving dier eilanden, over het terug nnden van Emanuel Rodenbnrgh van Amsterdam over wien in het weldra te verschijnen nieuwe deel van Amstelodamum de heer de J. F. L. Balbian Verster belangrijke nieuwe vondsten zal bekend maken over Jadob Claessen, over een brief van den koning van Bali aan prins Manrits, over het oudste bericht omtrent Bali, over Balineesch beelischrift en Balineesche teekeningen; over wegen en wagens, muren en poorten, ledige eierdoppen en slecht broedende kippen, offer handen, het voorerf, rijstechuren en stallen, het woonerf, de huizen, een Drachtige deur en een inlandschen sierkunstenaar, inlandsche bedden, dakpannen, dakbekroning van aardewerk, godenhuisjes en godentempels, over den huigtempel, sirih en het sirihpruimen; over de historie, de Bali-expeditie; over de kleeding T-m mannen en vrouwen, (belangrijk is wat over de krissen gezegd wordt) ever de Baliërs en het harde lot der vrouwen, over het huwe lijk, huwelijksaanvraag en het koopen van een bruid; over rijstvelden, aanleg en bewerking; over den naam van Bali, over weef kunst en de verschillende weefsels; over het verbran den der dooden, over weduwen-verbranding enz. Allerbelangrijkst is verder de beschrijving der verschillende tochten in Bali en Lombok en daarbij de teekeningen van al wat Nienwenkaonp zag en waarnam, in 't bizonder wat volkskunst en volksleven aangaat. J. H. R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl