Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1759
land T»D een emigratie- een immigratieland
geworden. Van 1871?1895, dus in 24 jaar
tül, bedroeg de uittocht der Duitsche lands
kinderen 2.500.000 meer dan de intocht van
vreemdelingen. Van 1895?1900, dus in vijf
jaar, overtrof het bevolking het geboortes
overschot reeds met 94000 personen. Ojk
Nederland heeft hierin zijn deel, wat o. a.
hieruit blijkt, dat van de 605.000
buitenlandsehe arbeiders in Pruisen, in 1906 77 300
of 12.8 pCt. Nederlanders wareii, in 1908
104000 van de 780.000 of 13.3 pCt 1334
of 085 pCt. van alle mijnarbeiders in het
Eukrgebied waren Hollanders in 1893, in
1907 3879 of 1.24 pCt. (Dr. B. Bodenstein
und Dr. M. von Stojentin, Der
Arbeitsmarkt in Industrie und Landwirtschaft und
seine Organisation.)
?Door advertenties e. d., ook van de Deut
sche Feldarbeiter-Zentralstelle",die ia Neder
land agenten heeft, worden arbeiders naar
Duitschland gelokt. Toch heeft deze immi
gratie niet tengevolge verdringing der
eigen arbeidskrachten, maar neemt integen
deel de Duitsche emigratie belangrijk af;
de averzeesche, die van 1871?1880 gemid
deld 146 per 100.000 der bevolking bedroeg,
was in 1908 gedaald tot 32 per 100.000,
maar ook de zg. trockene" emigratie is
zeer verminderd, hetgeen ook Nederland
ondervonden heeft, zooals duidelijk blijkt
uit een in 1902 v-rschenen boek
DieHollandsganger in Hannover und Oldenburg",
van Dr. Joh. Tack.
De Hollandsgang" dateert van het einde
der 16ie en het begin der 17de eeuw, en
heeft zijne oorzaken, volgens Tack, zooals
iedere Arbeiterwanderung", ia een gebrek
aan arbeidskrachten eenerzijds, ei-n gebrek
aan arbeidersgelegenheid anderzijds, hetgeen
de schrijver uitvoerig aantoont. Voor de
Duitsche landlieden vormden hunne ver
diensten hier te lande een onmisbare neven
bron van inkomsten, waardoor de betrokken
regeeringen den trek naar de Nederlanden
dan ook niet belemmerden, tenzij uit een
oogpunt van weerbaarheid, of van veilig
heid der onderdanen, zoo Nederland in
oorlog was; zelfs werd de oefentijd der
soldaten daarvoor van het voor- in het
najaar verlegd in 1822. Van de zijde der
Nederlandsche regeering werden geenerlei
belemmeringen ondervonden (alleen een
Groninger placaat van 1672 wijst om poli
tieke redenen de Munsterschen het land
uit), integendeel werden c e D uitschers uit
drukkelijk uitgezonderd, zoo dikwijls men
in Nederland de immigratie tegenging,
hetgeen o.a. geschiedde in 1(80. Ea geen
wonder, want de Hollands-g si ager" ver
vulden een belangrijke rol in de
Nederlandscbe volkshuishouding, zoowel bij het
hooien en maaien, als in de veenen, en op
de walviechvaart naar Groenland; deze
arbeid was zeer zwaar en inspannend, niet
het minst, daar op stukloon werd gewerkt,
dat echter steeds honger was dan het
maximumloon in Duitschland; dit bedroeg
voor een maaier in 17.67 voor 5 weken
arbi M, na aftrek der onkosten 7 a, 11 Taaier,
welk loon in de 19Je eeuw tot een bedrag
van pi. m. 85 Mark steeg.
De Hollandsgang" nam in den loop der
17de en 18Je eeuw zeer toe en omvatte in
1767 pi. m. 27.000 man, maar na dit hoogte
punt bereikt te hebben, verminderde hun
aantul gestadig, tot 4- a 5000 in de 60ar
jaren der IQJe'eeuw: alleen het hooien en
maaien beteekent thans nog wat. De oor
zaken hiervan, acht de schrijver, die een
beeld van de Jevecswijze dezer arbeiders
geeft, zooals hij die gezien heeft op zijn
reis met den Wanderprediger" Voss,
eener^ijds gelegen in de economische
aohteruitgaug van Nederland, en de concurrentie
der Nederlandsche arbeider?, anderzijds in
de uittocht uit Duitschland naar Amerika,
en de daardoor evenals door de
markenopdeeling en ruilverkaveling veroorzaakte
opkomst der landbouw, en in de opkomst
van handel en industrie, die het surplus
van bevolking naar de steden deed trek
ken, hier speciaal naar Bremen en Hamburg.
Heeft dus de trek over de grenzen na
1895 in plaats van Oost naar West, de
richting genomen van West naar Oost,
slechts tot 1907 is dit crescendo gegaan.
Terwijl het laatstgenoemde jaar zelfs de
vestiging der Nederlandsche arbeidsbeurs
te Homburg am Rhein noodig maakte, heeft
de crisis, aan het einde van 1907 uitge
broken, de trek van niet-landarbeiders met
een groot deel verminderd, terwijl ook de
Hollandsche landarbeiders bemerkten, dat
de Duitsche industrie minder arbeiders van
ilUMiiiiimimiiMMiim
HET PORTRET.
Poriugeesche dorpsnovelle, van Alberto Braga.
Naverteld door M. J. de V.?P.
De postwagen van Porto naar Braga kwam
'g morgens vroeg vojrbij Izabellinha,
begcheiden dorpj', verborgen in een dicht
eikenbosch tusschen fantiago da Cruz en
den straatweg naar Barcallas.
De weg was steil; de paarden stapten
langzaam voort, met hangende koppen, bijna
te loom om dfe lastige vliegen te verjagen,
die hen voortdurend kwelden.
Boven op den wagen knikkebolden de
passagiers. De koetsier, den hoedrand over
het linkeroog neergeslagen ter beschutting
tegen de zon, hield de teugels tusschen de
knieën geklemd en stak op zijn gemak een
sigaret op, waarvoor hij vuur uit zijne
vnureteenen sloeg.
De manke is nog niet te zien," zei de
conducteur, de oogen op een zijpad gericht.
Blaas dan eens, man," liet zich naast hem
de rauwe stem van den koetsier hooien.
Komt hy dan niet, ook goed, dan is het
tenminste niet onze schuld."
De conducteur veegde met de hand het
mondstuk van de trompet uit, die aan een
riem om zyn schouder hing, zette hem aan
de lippen en blies er krachtig op Ion; een
langgerekte toon, door korte gtooten afge
wisseld, nog op grooten afstand hoorbaar,
schetterde door de morgenstilte.
De manke, die in de schaduw van een
kastanjeboom tegen een muur geleund stond,
schrikte op uit zyn gedroom en vertoonde
zich weldra op den straatweg, juiit toen de
wagen bij het zijpad stilhield.
De conducteur wierp hem van baven af
een vullen, gry's linnen zak toe, met een
hangslot dichtgemaakt.
Vandaag is 't een zware," riep de manke,
het platteland in Duitschland wegtrok.
Toch is de uittocht van boerenarbeiders,
die voor korter of langer tijd in
Duitsohland gaan werken, nog aanzienlijk, want
import van vreemde arbeidskrachten houdt
stijging der loonen tegen, en dit is onder
meer het doel der Deutsche
FeltarbeiterZentralstelle", dat op haar beurt door de
Du'tsche Vakvereeniginsren wordt bestreden.
(Zie jaarvergadering 1910 van de
Vereeniging van Nederlandsche Arbeidsbeurzen.)
Zou b.v. de Emigratievereeniging te Am
sterdam aan dit verlangen willen voldoen,
niet 105 (Tweede Jaarverslag 1909) maar
honderden arbeiders zou zij kunnen uit
zenden.
Am s t., Febr. 1911. COÜA v. i> LI.E.
Muziek in ge M mi
Anton Brands.
Het domineerend menschen-type in onze
twintigste eeuweche kunst, zooals Taine en
Gaorg BrtndcB het dolven uit vroegere
periode?, moet cog geregistreerd worden.
'c Is niet enkel meer de senürnenteele jon
geling in ieder geval, doei eer de sloome,
waartuaschen verschil bas'aat 'i Soort ver
toont zich af en toe ook in de coaceït.aal;
hier zagen wij in Aaton Braadt een ver
tegenwoordiger. Dit hij een prf.cht van-stem
bezit zal )k dadelijk niet vergeten te melden;
de voordracht dooft haar. daarom uj er op
gewezen in de eerste plaats. Zij U karakter
loos; zóó sterk, dat mm 't karakterlooze ten
elotte gaat houden voor een kenmerkend
karakter. Zij is ook le?en!oo', ma' en moede;
men mist ei bewustheid, overtu g UB; er ont
breekt verscheidenheid, gevoelsfcracht. DU uit
zich overal, tot in de pose van den zanzer,
tot in zijn buigen, en, goed bskeken, blijkt
alias 't ge7olg van de sloome ac iteloosheid
en indiferentisme, wat hem diep in de ziel
moet zitten om zoo fel ten berde te komen.
Anton Brands heeft inderdaad eene zeer
schoone stem, met dien verstande, dat men
er zich bovenbeschreven foeliesel (men merkt
het zelféin 't timire) van wegdenkt. Dan
rest de puur-muükale geluidswal ving van
Mes'chaert, dian hij dan ook haast evena ea
zou in objectiviteit van toonge»ing. Eén
badenking slechts: bij Braads ivakt de klank
nooit verder dan de keel, er is geen
resonnans; zooals altijd veroorzaakt dat ook hier
een bauwenden bijgalm; 't belemmert de
juiste intonatie; 'c stoort de zuiverheid van
dictie. Vergeleken met het vorig jaar be
speurde men een belan^ijien vooiuitgangin
de prasstaties van den zanger. Hij is jong en
wie zal den weg van een kuns enaar, vol ver
rassende kronkel?, Of-in-af', richtingen naar
noord en oost van te voren aanwyzen? De
kuns'enaar metamorphostert dikwijls sis een
boeddha; mea waciite daarom het ver^oljr.
Anton Brands zing van BJC'I, Schubert,
Lö.*e, Posa, R?ger, Wolf en Valerius. L mis
Schnitzler b?geleilde aan den vleuge'. Dese
pianist vo'doet uitstekend naast een viool
virtuoos b.v. Hier hadden wij gaarne'naast
technische behendigheid een weinig artisti
citeit genoten; vooral coioriet in de muziek
der modernen.
* *
Jalius Söntgen.
Toan Pablo Casa's indertijd bij Toorop
poseerde voor het bekende portret met den
violoncello, had de kunstenaar, volgens een
overlevering, in luimige buien de vreemde
gewoonte bij 't binnentreden van het atelier
vlu? even kopje te duikelen over het tapijt,
waarna hij serieus aan 't musiceeren toog.
Vergelijkenderwijze kan ik niet spreken,
want tot dergelijke goochelarijen acht ik
Casals' vriend Julins Röntgen niet in staat.
Maar het vertelsel!j 9 schiet mij te binnen
nu ik een componist, die levenslang
gemoedelyk Dolce-far-niente'd schreef en andere
sotternijen, zoo'n onberekenbaren toer zie
doen, den sprong met den polsstok van de
kamermuziek, Vaderlandsche wysjes en
Boerendansen naar eene symphonie. Komaan!
nu nog aan de passe-riviêre en handig
overgewipt naar de opera of het muziek
drama. Het is de onafwijkbare wijze van de
richting Scbumann-Brahms, wier volgers naar
de etavaste legende de eenige zy'n, die
ronddie den zak op zijn uitgestoken arm had
opgeianieo.
De mail," antwoordde droog de conducteur,
die, daar de weg steil de diepte inging,
haastig den rem aandraaide en den manke
alleen nog een vluchtig adjausl toeriep.
De omnibus rolde schokkend, dichte stof
wolken opwerpend, de helling af, waarbij het
gekners der wielen luidruchtig
geaccompagneerd werd door het gerinkel en getjingel
van ruiten en schellen.
De manke had intusechen den zak op den
schouder geheschen. Op weg naar lïsnto, den
postbode, kwam hij langs een klein,
onaanzienlijk huisje, omgeven door eene
bouivvallige omheining, waarbinnen wat kool en
uien geplant waren. Hier liet hij zijn vrachtj a
zakken, rammelde met het roestige slot aan
de schutting en riep: .,01e, tante Anna, tante
Anaal"
De deur van het huisje werd geopend en
op den drempel verscheen een oud moedertje,
een spinrokken in de hand.
Wat is er, manke," riep ze,
voorovergebogen, met een hand de oogen beschuttend
tegen het sterke licht.
De mail!!1' gilde hij teru?.
Het oulja wenkte hem te wachïen, trad
daarna met kittig kleine pasjes op hem toe,
ocderweg de witte haren wegstrijkende, die
onder haar hoofddoek uitwapperden. De man
hinkte haar een eindj e tegemoet en sohreeu wde
met wijd-open mond: ..De mail is binnenl
Heb j8 het nu gehoord?"
De vrouw keek hem verschrikt aan en
vroeg: Wat zeg je? Ik versta ja niet."
Galaten glimlachte de manke en met zijn
lippen aan haar oor, schreeuwde hij nog
eens: De niaill De maill Versta je me nu?"
Ah," riep het vrouwtje uit, verheugd naar
hem opziende, ja, mijn zoon, ik hè3 het
gehoord. Do mail 13 binnengekomen, i» 'c
niet?" met een verlangenden blik op den
zak, die by de schutting la?.
Juist, dat zei ik," bevestigde hij met toe
stemmend hoofdknikken, brulde haar een
groet toe en sloeg rechts af, een smal pad
weg durven uitkomen voor hun artistieke
meeningen; de excelsior-methode, waaraan
Rager zelfs meedoet. Wanneer Brahms niet
téoud geworden was onder 't talmen bad
hu ook nog een opera geschreven, naar zijn
eigen woorden.
Wat zit er eiganlijk een actie in Röntgen!
stof voor tien komische opera':1. Hebt ge
hem zien dirigeeren ? Het heele lichaam zig
zaggend heen en weer, de rechterarm mathe
matisch driehoeken d, met de linkerhand
gesticuleereud, de twee voorste vingers stijf
omhoog, als een apostel; gebarend als een
generaal somp, pal voor de eerste violisten.
Hoe hielden zy 't uit, terwijl ze bovendien
zijne muziek hadden te spelen? Was er geen
teekenaar in de zaal om hem te teekenen als
Lastige Nibelung? Om hem als Olympiër ineen
bloemen-prieelije te zetten van al de transen
en boeketten, waarmee hij overstelpt werd?
Uit te beelden als Aeolua met de vier winden ?
Als gevleugeld Cupidootje met melodische
epieodeb" ?
Röatgen leerde ons hoe men aardige tuut j es
moet binden van stekelbrem en hoe men
dnivelsknoopen vlecht van stroowis. Motieven
en thema's, op zich zelf niet onaangenaam,
doch allerminst belangrijk, waet hij te com
bineeren tot een theoretisch
muzikaal-aanlokkelijk geheel, de streeling moge iets
ruig aanvoelen ex de glimlach wat professo
raal rimpelen; en brooze paasages, welke,
van binnen bekeken, adhereeren als
kolliebionep, zyne zoogenaamde doorvoeringen
b.v. hy smeedt ze tot fuga's ec kringelt,
draait en wentelt zijn klanken en materiaal
zoolang in het vuur van alie
ompositieknepen, dat ze spiralen in het eindelooze.
Esn vinuozen-truc, welke
bewonderena«aaidig mag heet.-n. Men kreeg er den
Sint-Veits-daDS van bij 't slot. Velen gingen
loopen en wachtten die larmoyante pret niet
af. Hes H ook wel wat kopbrekend een
zelfde thema (Andante hoofd-thema) tehooren
doorgevoerd minstens dertig keer, ongerekend
de fuga; in de verlenging, verkorting, in 't
origineel, door alle instrumenten, een
thema, dat verdienstelijk in e'kaar zit, maar
waaruit men toch in der eeuwigheid geen
geest, gevoel, phantasie of individualiteit zal
afluisteren, eveamin als uit de andere. Het
wringt ook niet weinig eene toonladder-op
en-neer te zien geëmancipeerd tot melodische
episode"; nog er^er, die episode, waarvan
de bas verreweg 't interessantst khr.kt, even
veelvuldig te zien wederkeeren als 't vorig
thema.
Het eerste deol duurt &1A, het tweede 7,
het derde 4%, het laatste 10>£ minuten, dus
een beperkte du ir, zeer loffelijke hoedanig
heid, tiet zoadarlingste van elk deel i?, dat
't einde immer onverwacht fanfaronneert
(alles sluit natuurlijk met een climax) wat
tiet anorganisch tieren van dit organisme
genoegzaam bewijst. E jn andere merkwaar
dige eigenschap van de eymphonie is zonder
twijfa', dat ondanks de geduchte combina'ies
het guheel zoo begrijpelyk blijft en een en
al klaarheid. Man heefc enkel ooren vo ir de
tbema'rf en 't samengaan der thema's; de;e
zijn meereadeels dezelfde, de wenditgen enkel
verschillen, du3 da1; s.rengelwerk vergt geen
bijzondere inspanning; zij schrokken echter
alles op en zijn wal zóó ingewikkeld en der
mate boeiend, dat, men nauwelijks let op har
monie of ins.rumentatie. Die drommelsche
ostirato'e, ze bluff-jn als honden aan een
ketting, dat hooren en zien je vergaat!
Maar niettemin kan ik verzekeren, dat de
harmonie een der belangwekkendste détails
ij van den gewichtigen arbeid, dat da
rythmiek ook zwair marcheert, dat de in
strumentatie alleibebalve luchtige
carillonklank strooit.
* *
*
Carl Flegch,
Wij hebben eens van een zeer
achtenswaardig criticus gelezen (Rudolph Louis) lat
Guatav Mahler ,.j d e 11" in zijne muziek.
Wy wisten niet wat dat wa?. Nu weten we
't. Carl Ftesch droeg Zondag-iniddig voor
het Viool-concert in a-groot van Mozart en
Beethovens hoog-reikend meesterwerk : met
vetten, gianzigen, wslgedanen, glioberigen,
breed-uitgestreken toon; met zelf-genoeg?ame,
tevreden-sc&ommelende, smakelijk-wiedende
rythmiek; opvattingen welke daaraan gelijk
staan. Gustav Mahler j d e 11" niet; anders
was hij populairer. Maar wy weten nu wat
het woord aan luidt.
MATTHIJS VERMEULEN.
tusschen manveldea volgend, dat recht op
het huis van Bsnto aanliep.
Niemand kan zich voorstellen, wat de
aankomst van de inaii in ean klein dorpje
in ds Minko zeggen wil. Brie/en van de
afwezige kinderen l Wat een ongeduldig ver
langen om de verwachüiigtn eindelijk ver
wezenlijkt te zien en wat... Maar we willea
ons niet in betrachtingen verliezen en hier
de feiten vertellen.
Een jiar of twintig geledan trad door deze
zelfde deur tante Anna, toen nog geiond en
krachtig, om haar eenigea zoon naar Oparlo
te vergezellen, waar hij zich naar Brazili
zou inschepsn.
Diarheen te gaau was altijd zijn grootste
wensch geweest en de vader had er zich niet
tegen verzet.
Laat hem toch gaan, vrouw," zei hij, de
jongen wil het graag en als God hem helpt,
zal hg het daar ginds verder brengen dan
hier. Leien c.-a schrijven kan hij, rekenen
heeft hij ook geleerd, dat komt nat mooi uit.
Hij zal zijn weg wol vinden."
Ai, ai, mijn eenige jongen," snikte de
arme moeder net hoofl in haar schoot ver
borgen. Moge Nossa Sanhora hem bijstaan."
Huil niet, vrouw. Hij zou toch weggegaan
zijn. Waa het vandaag niet, dan was het
morgen. Ik heb hsm niet naar den measter
gestuurd om hem boer te latan blijven. En
of hij nu naar esn zaak in Oporto of
naar Braziliëgaat, dat komt per slot van
rek-ning toch op hetzelfde neer."
Zoo zocht de man den tegenstand der
moeder te overwinnen,
Het bleek gewenscht wat te verkoopen om
het noodige geid bij elkaat te krijgen: een
gouden ketting en een paar oorhangers
werdtn verkocht. Het was niet genoeg. Toen
werden twee kalvereu op de markt in Vilia
Nova van de hand gedaan. Met zeven en
een halve moeda op zak ging de jongen de
reis ondernemen.
In Oporto nam tante Anna voor haar zoon
een plaatsbiljet in het vooronder van de
drieP. J. BLOK, Geschiedenis eener Hollandsche
stad. I. Eene Hollandscbe stad in de
Middeleeuwen, 's Giavenhage, 1911.
Wat kan de verklaring zijn van de groote
belangstelling, waarin zich de stad Leiden
in de laatste veertig jaar van de zy'de der
geschiedkundigen verheugt? En waarin z\j
zich, blijkens de tweede editie van het hier
boven aangekondigde werk, ook van den kant
van het lezende publiek blijft verheugen. Er
is geen stad in ons land, waarvan de voor
geschiedenis zoazeer de aandacht heeft ge
trokken, zooahuit de breade reeks geschriften,
die haar historie behandelen, bly'kt. We den
ken aan de uitgave van Hamaker in 1873
van de Laidtche keurboeken, aan de belang
rijke bespreking daarvan nog in datzelfde
jaar door Fruin in De Gids, wiens studie
aantoonde, welk een terrein nog te ontginnen
was en welke belangryke inzichten met een
dieper doordringen in de stof konden worden
verkregea, aan de beide bekende boeken van
Blok, Een Hollandeche stad in de Middel
eeuwen en Een Hollandsche s ad onder de
Bourgondisch- O ostenrijksche heersc aappij,
achtereenvolgens in 1883 en 1884 verschenen,
aan diens bloemlezing uit de Leidsche rechts
bronnen in 1884 uitgekomen, verder aan
werken o^er topograpEie,-armenzorg, kerk
geschiedenis en industrie. Var waar deze
belangstelling voor da sleutelstad en
welspeciaal voor haar middeleeuwsche periode?
Want het ia opmerkelijk, dat geen dezer
gecoamde werken het jiar 16CO overschrydt.
Voor de zeventiende en achttiende eauw
moetea wy teren op de deels uitmuntende
stadjbeschrijvingen van dien tijd, die van
Orlers, van L^e^en tn van Mieris, alsmede
op de Handvesten van dezen laatste.
Da juist in de laatste decennia oplevende
belangbtelling voorde geschiedenis der middel
eeuwen, waarin men terecht dekiimvantal
van verschijnselen uit den tegenwoordigen
tijd meende te vinden, is vooral aan het
onderzoek naar de geschiedenis der steden
ten goede gekomen. Dat daarbij de aandacht
der on ierzoekers bij voorkeur op het middel
eeuwsche Leiden gericht werd, is toe te
schrij feu aan de belangrijke poaitie, die het
cnder de steden van deze noordelijke ge
westen in economisch opzicht hetf
ingerjomer. En ten slotto maakt het ook voor de
middeleeuwen zeer ry'ke archief de studie
van de geschiedenis der stad mogelijk en
vruchtbaar.
Veel minder is gedaan aan dan lateren tyd,
dtch hier hebben we tbans de belofte VEII
Prof. B'ok, om na een nieu*e editie van zijn
twee sttden bezorgd te heboen, ook het Leiden
tijdens de Republiek en de stad in den
nieuwen tijd te behandelen. Ki bij de groote
werkkracht van Blok bestaat er alle hoop,
dat hij dit rijke programma binnen betrek
kelijk korten tij! ook geheel ten uitvoer zal
brengen. Zio zullen wij dan van de dertiende
tot het midden der negentiende eeuw een
volledig, wetenschappelijk overaicbt heoben
van de ontwikkeling eener Hoüandeche stad.
Bloks Steden," voor ruim 25 jaar ver
schenen, gaven in ons land voor het eerst
een volledige geschiedenis eener midieleeu
wache stad, waarvoor niet alleen het gedrukte,
maar ook het ongedrukte materiaal gebruikt
was en waarin gestreefd was naar een kritische
weergave der belangrijkste feiten in de
Lsidsche geschiedenis in hun onderling verband.
Het plaatsen van de verschijnselen in da Hjit
van hun tijd maakte het mogelijk elke periode
van de stedelyke ontwikkeling tot haar recht
te doen komen. Van dit werk, voor ruim
25 jaar verschenen, ligt thans een nieuwe
druk voor ons, die reeds te lang op zich deed
wachten, docb, zooals bekend is, kon de
schrijver zich nieraan eerst begeven na het
voltooien zy'ner geschiedenis van het Neder
landsche volk.
Velen zullen de bside deelen van Bloks
stad gelezen en daaruit nieuwe kenijh van
het verleden opgedaan hebben, maar ik
meen te mogen betwijfelen, of de se beide
werken door iemand meer zijn gebruikt dan
door den schryver van deze regels, wien zij
gedurende een onderzoek van eenige j «en
op het Leidech aichief een bijna dagelijksche
bron van oriënteering in het oude Leiden
waren, gidsen, die ziju schrijftafel niet ver
laten hebben en die bijna nooit faalden
datgene aan te geven, wat voor diepere
kennis van de hoofdpunten van de Leidsehe
geschiedenis noodig
wasGeen die meer daarover verheugd kan zijn,
dat deae gids door Laidens verleden thans in
nieuw gewaad voor hem ligt, al is in tal
van gevallen de oude leidsman niet meer
master C^nstancia van het huis Pennap. Ook
kocht zij voor hem een nieuwe pijnbomen
kist en bij een kleermaker in Ponte Xova
twee pakken van geruit keper en zocht een
pasr pantoilels voor hem uit in de
echoenmakerswerkplaats van de
Karmeiieter-aionniken. Alles werd vol zorg netjes in de kist
geborgen, waar door de moeder uit vrome
voorzorg in een hoatja plaats zernaakt werd
voor het gebedenbuak van Bjm J'esus do
Monte.
Arme, arme vrouw l Het weinige, dat zij
ten koste van ontberingen en opot! dringen
had opgespaard, ... zij had er afstand van
gedaan. Haar leven was vol awareu arbeid
geweest, dikwij's onder zuchten en tranen;
en nu ging ook nag haar kind, haar eenige,
van haar weg!
Toen de C'jnstancia langzaf.m zich van de
kade verwijderde, een flinke -Noord-West in
haar zeilen, en de jongen, over de reeling
gebogen, haar met zijn zakdoek vaarwel
toewuifde, stortte de moeder op de kade van
Massarelloüneer, de bevende handen aan
het hoofd wanhopig snikkend en roepend
om dat kind van haar ziel.
D/ie maanden later kwam zijn eerste brief
in lïabeUinha aan. Dat was een vreugde voor
de ouders! De brief was geschreven op
rnailpapier en daar in de havens van Brazili
gele koarts was uitgebroken, was het papier
overal doorstoken, wat het gewichtige er?an
niet weinig verhoogde.
Eeret las Bsnto, da postboJe, den brief
voor, daarna mijuhear pastoor, en door zooveel
handen ging het document, dat het schrift
onleesbaar geworden was te^en dat de moeder
dien eersten groet van haar afwezigen j ongen
een plaatsje gaf onder de plooien van haar
jak, dicht bij haar hart.
Telkens weer, als zij de woorden van haar
kind hoorde voorlezen, kwamen de tranen te
voorschijn. Buurman Granja, die den jongen
aangeraden had weg te gaan, glimlachte dan
en troostte haar op zijn manier: Houl toch
op met huilen, tante Anna. Da jrbuiten wordt
te herkennen. Want het is merkwaardig,
hoe Blok zoo kort na het beëindigen van
zijne Geschiedenis een bewerking van zijn
jeugdwerk heeft kunnen geven, dat zoozeer
afwijkt van het oorspronkelijke. Er is ver
schil in menig opzicht; wel is de opzet in
den ouden vorm behouden, behalve dat thans
in de bedoeling van den schryver ligt niet
tot 1795 maar tot 1848 te gaan, doch de
inhoud H op belangryke punten gewijzigd
en aangevuld. Da feilen zyn anders en
dikwijls duidelyker gegroepeerd; geheel
nieuwe gedeelten zyn aan het werk toege
voegd en bij tal van kwesties treft het on?,
hoeveel meer kritisch da schrijver thans
tegenover zyn stof staat. Is hierdoor uit
het oude feitenmateriaal, aangevuld met het
in ruim vijfentwintig jaar vergaarde, een
bijkans nieuw boak ontstaan, nog duidalyker
zal dit uitkomen in het tweede deel, voor welk
tydperk later onderzoek nieuwe gezichts
punten heefc geopend. Een ander verschil,
dat ons trefc bij de vergelijking met de eerste
uitgave, is dat nu ontwikkelingsfeiten uit
andere Hollandsche stelen grootendeels zijn
weggelaten. Oagetwyfeldisde schry ver op zg'n
vroegere arbeidsmethode eenigsz ns terugge
komen door de overweging, dat het uiterst
moeilijk is by vergelijking de verhoudingen in
vreemde stad ree at te doen. I iderdaad schuilt
er gebaar in het buiten het verband aanhalen
van een enkel elders ge ronden
carrespondeerend verschijnsel, daar bierdoor licht een
verkeerden indruk gewekt wordt van den
algemeenen toestand aldaar. Zoolang boven
dien van de belangrijkste steden het voor
naamste bronnenmateriaal niet gepubliceerd
is, is het buitengewoon moeilyk voldoende
zekerheid te verkrijgen, dat bij het vergelijken
niet een uitzonderingstoestanl is weerge
geven. Z:>o lezen we dan thans Ontstaan
van Leiden', Oud Leiden in de veertiende
eeaw", waar vroeger stond Ontstaan der ste
den", Een Hollandechestad omstreeks 1400".
Is ii-i de wetenschappelijke waarde van
het boek verhoogd, doordat Blok zich speciaal
tot de Leidi-che toestanden beperkt, hieruit
mag niet de conclusie getrokken worden,
dat Leiden niet als type van de Hollandsche
stad is te beschouwen. Ojk naar mijn
ineenini; zijn da verhoud.ngen in demseste Hol
landsche steden in hoofdtrekken gelijk 1), al
bestaan natuurlijk locale verschillen en open
bare zich sommige verschijnselen in de eene
stad meer, in de andere minder duidelijk.
Maar ook alleen als type van de Hollandsche
stad. Welk verschil bijv. tusschen de export
stad Leiden en de handwerksstad Utrecht,
tusschen de samenstelling der regeering van
de eene stad en van de andere, tujscaen de
regeling van handel en nijverheid, de orga
nisatie der armenzorg van beide.
Dit eerste deel behandelt den toestand dar
stad omstreeks 1400, dus hè: begin der stede
lijke ontwiKkeling. Da oudste gegevens ver
schaffen helaas weinig opheldering over den
groei der stad, zoodat uit den aard der zaak in
da eerste hoofdstukken meer de nadruk valt op
de uit wendige dan op de inwendige geschiede
nis. In het algemeen wordt hier de begin
periode der verschillende verschynselen ei
instellingen besproken, die later in de vijf
tiende en zestiende eeuw tot vollen bloei zijn
gekomen. Het materieele en formee'e rec'it,
de geestelijke stroorningen, de zorg der over
heid voor de economische belangen der bur
gers, de ontwikkeling van handel en industrie,
vindt in dit eerste deel een bespreking, die
omstreeks 1434, het jaar voor de Leidsche
rechtsgeschiedenis van het hoogste belang,
afsluit. Dan eindigt inderdaad de eerste periode
van Liidens geschiedenis, haar opkomst tot be
langryke stad. Het volgende deel zal spreken
van haar bloei en macntsontwikkeling, haar
gewichtige positie onder de Holtandsohe ste
den. Tot in de zestiende eeuw" het verval
komt.
Amsterdam. N. W. POSTHUMUS.
1) Kan stad a's Dordrecht moet
uitgezonderd worden.
m. i.
De kuit van Smaragd, door C. M.
VISSERINGHaarlem, de Erven F. Bonn, 1910.
Deze bundel reisverhalen eindigt met de
volgende zelf-bewuate regels:
Dit is mijn beeld van Pdestun!
En naast 't wondere sprookje van schoon
heid der verbeelding, is gekomen deze
machtige herinnering aan de somber
grootsche werkelijkheid."
De lezer peinst: machtige herinnering aan
soimer grootsche werkelykheid', en leest hat
hij een kerel. Als hij een beetje oplet, heeft
hij gauw zij n zak volduiten.dat ver zeker ik je.'1
Ach wat," zei zij dan, met moeite haar
tranen inhoudende. Als een jongen gezond
heid en de genade van onzen L'even beer
heeft, wordt hij o?eral een man. Rgkdom
is een vloek."
Praat geen onzin, mensch," kwam Granja
daartegen op.
Later, toen de herinnering aan zyn dorpje
ea het verlangen aan den jongen man begon
nen te veiflauwen, werden de brieven steeds
zeldzamer. Een paar maal per jaar schreef
hij, dat zijn werk hem te veel in beslag nam
om veel te schrij ?en. Dat zij niet ongerust
moesten zijp, want dat hij gezond was en
hoopte weldra een ry'k man te wezen.
Bracht de mail geen brief voor haar, dan
ging tante Anna te voet naar Braga, waar
zij neerknielde op het graf van den
wondardoender Joaosinho da Neiva om er met alle
kracht van haar vet langende ziel te bidden
voor de gezondheid en het geluk van haar
kind; en nooit verzuimde zij in het aal
moe jenbakje wat geld te offeren, nadat zij
Ojza Lle^e Vrouwe der Onbs riekte Ontvan
genis gesmeekt had haar zoon genadig te
zijn. In de Kerk van het Heilig Ktuis lag
zij lansen tijd, geknield, met het gezicht
bijna den grond rakend, voor het altaar,
ku;te in devotie de voeten van het Jezus
beeld en de koorden die langs het gewaad
afhingen en verliet dan, in haar vroom ver
trouwen gesterkt de kerk, om weer te voet
naar Izabellinha terug te keeren.
Een half jaar vóór den dag, waarop de
manke tante Anna de aankomst van de
mail ging vertellen, had zij een brief van
haar -',oon gekregen, waarin hy haar
meedaelde binnenkort te zullen gaan trouwen
me' een rijk meisje van goeie familie. Inge
sloten la< het noodige geld i an meer dan dat)
voor het laten maken van een portret, da:
hij graag van zijne ouders hebben wilde.
Toen dit nieuws in da buurt bekend werd,
hearschte er algaaeene opgewondenheid,