Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T p] II D A M M E 11 W K E K B L A D V O O II NEDERLAND.
No. 1760
markt algemeenévermaardheid verworven
hVeft. Wel is ook de goudproductie, voor
namelijk in Pahang, niet geheel OB belang
rijk, d« uitvoie'rwaarde bedroeg de laatste
jaren gemiddel^ 800.000 gulden! - maar
b\j de tïnwinning verzinkt dit bedrag toch
vrijwel geheel in 't niet. De federatie is
n.l. 't eerste tinland van de heele aarde en
levert ongeveer tweederden van de totale
wereldproductie! Ia de laatste jaren bedroeg
de uitvoer telkens minstens 300000 pikol
aan zuiver tin, plus nog zooveel tinerts,
dat ook daaruit in de smeltovens van
Panang en Singapore nog ruim EOOOOO
pikol zuiver metaal verkregen kon worden.
Hierin bezit de regeering dan ook verre
weg haar voornaamste bron van inkomsten:
in 1906 b.v. ont-ving ze meer dan 10 millioen
dollars aan uitvoerrechten op tin! En nu
begint weliswaar hier en daar de
metaalvoorraad aan de oppervlakte uitgeput te
raken, maar daar staat tegenover, dat er
nog ontzaglijk uitgestrekte streken te vin
den zijn, waar de bodem nog geheel
onontgonnen is. Ook de pas verworven
staten Kedah, Trenggano» en Kelantan
honden in dit opzicht nog rijke beloften in
rich! 't Meerendeel der tinmijneu, ook de
allergrootste, bevinden zich in handen van
Caineesche eigenaar», pme-peronen of
kone-si's, en ook de mijnwerkers zjja haast
uitsluitend zonen van 't Hemelsche Ruk.
't Is dan ook niet te verwonderen, dat de
Chineezen een bijna evengroot percentage
v»n de bevolking vormen als de Maleiers
zelf: bij de telling van 1901' bleek de
fedaratie OD een totaal zielental van 679.000
ni«t minder dan 300.000 Chineesche inge
zetenen rijk te zijn!
En wat de rubber cultuur aangaat, 't lijkt
er weliswaar niet naar, dat de States" ook
ten opzichte van dit tegenwoordig zoo
gewichtige handelsartikel reeds een even
toonaangevende positie zouden innemen als
ten aanzien van 't tin, maar toch kiestert
men gegronde hoop, dat de eerstvolgende
jaren hierin een totale omwenteling teweeg
znllen brengen. In 1906 bedroeg de uitvoer
reeds ongeveer een half millioen Kg., maar
de huidige stand der alom verspreide aan
plantingen rechtvaardigt de verwachting,
dat binnen 5 of 6 jaar de opbrengst stellig
wel tot 't tienvoud daarvan opgevoerd zal
kunnen worden. Voortdurend wordt er meer
land voor deze loonende cultuur in beslag
genomen, en 't eind is er nog lang niet
v*n tft voorzien.
't Kan nauwelijks betwijfeld worden, dat
de drie nu onlangs verworven nieuwe
gewesten binnen niet te langen tijd, nadat
er door de Britschn ambtenaren eerst de
noodige inwendige orde zal zijn aangebracht,
evereens bij de Federatie ingelijfd zullen
worden. En dan komt waarschijnlijk Djohora
aan de beurt; hieromtrent immers vonden
we in de Straitabladen al meermalen, bij
wijze van proefballonnetjes, mededflelingen
aangaande geruchten, als zou d» sultan van
dat rijkje wel genegen zijn om zijn
grootandeels nog onontgonnen land tegen ei vielen
prijs aan king Edward van de hand te
doen. Evenwel, haast wordt daar volstrekt
niet mee gfmaakt; de vrucht runt meer
en meer en valt ten slotte van zelf in den
gast Brijen Britschen schoot. Maar dan is
daarmee 't einddoel nog niet volkomen be
reik' ; al 't voorgaande dient nog bekroond
te worden door een slgeheele unificatie van
alle landen en eilanden, waar op en bij 't
Maleioche schiereiland de vlag met 't kruis
van S t. George wappprt. Dan eerst zal 't
trotsche gebouw Britsch Malaya'', waar
DU nog met zooveel ijver en geestkracht
aan voorteearbeid wordt, zijn voltooiïng
bereikt hebben. En nu moge 't voortdurende
suoce*, waarover de Engelschen zich bij
dit werk verhengen, 't schitterende resul
taat, waarmee hun streven ongetwijfeld
bekroond zal worden, ook al bij uitstek
geschikt zijn om bij andere koloniseerende
volken een gevoel van wrevel en afgunst
op te wekken, 't kan tegelijkertijd moeilijk
ontkend worden, dat dit sueces, dit resul
taat volkomen verdiend is- Eenmaal vol
tooid, zal Britsen Malaya" weldra stellig
een kostbare parel worden in de Britsche
kroon, te kostbaarder omdat ze de vrucht
zal zijn, niet van wreede, bloedige oorlogen,
maar van de noeste vlijt^ 't verstandige
beleid en de onverdroten geestkracht van
the men on the spot".
Makasser, Deo. '10. fi. B. J. v. H.
in
Twee Levens, door L. E. Amsterdam, Van
Holkema & Wa rendot f, 1910.
Het schrijven, zou men zegger, van ver
halen uit het Leven, uit het Werkelijke
L3ven", is een dankbaar en niet buitensporig
moeilijk werk. O ai daarmede indruk te maken
imiiiiiiimitMiiiii
imiiiiiimimiiiiHniiiiit
«r
PHILANTROP1SCH DRAMA
DOOR
MINCA VER^TSR?B03C3 REITZ.
I.
Het was p:ecies n-en-dertig uur geleden
dat 't gebeurde.
Het was geen wereldschokkende gebeur
tenis geweest; evenmin zelfs had villa
Dolcefar-tiente in werkelijken of overdrachtelijken
zin er door op haar grondvesten gedaverd,
maar toch was 't gemoedsleven der drie dames
Cnusaewinckel in beroering geraakt, waren
zy ten prooi geworden aan een zieleatryddie
elk voor zich, stil, onbemprkt trachtte uit te
vechten, maar die juist daardoor des te hef
tiger was,... een stryd, ongezien en
onbegrepan als die van den jongen Spartaan met
den onder zyn kleed verborgen vos.
Het gebeurde n-en-dertig uur geleden.. ..
n-en-dertig uur van schaamte over eigen
zelfgenoegzaamheid, n-en-dertig uur van.
ontwakend medegevoel, n-en-deitig uur van
stryd tusschen plichtsgevoel en gemakzucht,
tusschen hulpvaardigheid en zelfzucht, tus
schen menschenliefde en onverschilligheid.
Ze hadden 't nooit geweten, 't was nooit
tot hen doorgedrongen dat zij zóó bestonden,
zóó verhard, zóó verstokt in hun eigen vol
komen tevredenheid.
Totdat 't hun geopenbaard werd, nu,
nen-dertig uur geleden, toen de boezemvriendin
van tante Line, mevrouw Hennemeyer ge
boren Snoesburg, bij hen te koffie was ge
weest. ...
en dat behoort toch het doel te zijn
heeft men niet zoo heel veel te doen, als
men maar eenige dingen nalaat. Wie er van
afziet mooi'' te willen doen en zyn een
voudig relaas met tirelantyn'jea van eigen
vinding te omhangen, kan mot bet navertellen
van simpele waarheid bijna sok er zijn die
eigenaardige gelaten stemming van weemoed
te wekken, die alle Verleden ons geeft.
Hieroüis koest eigenlijk niet eens noodig.
Een uiterst gewoon courantenberichtje, het
zien van een stil gesloten huis in een ver
waarloosden tuin, het herUirn van ouie
brieven, het terugvinden van jaui?dre',ieken
in een oud-modische ch ff JD ere, die naar
kamfer , of als 't heet pcttisch is, naar
lavendel riekt,... ziedaar t-.tnige van de
veie gelegenheden om weemoedig te worden
en te peinzen over het L^er, dat, om zco
te zeggen, toch maar vergankelijkheid ie.
Mejoffrouw L. E. (*ant ik onderstel dat
fcet een zachte vrou^etiand is, d.e hier in het
verleden-stof woelt) heeft allich , bij erfenis
of scheaking, de benijdenswaardige beschik
king verkregen over ten menigte zeer oude
epi8tels,gtdicb.tenImemoriënenanderefim
iepapieren van onderscheiden geaardheid. Zij is
dat alles schiften en lezen, en heeft met on
miskenbare ontroering bevonden, dat uit
deze vergilbte B.'atter" allengs het gansene
bent aan der Hollandsche deftige burgers uit
het einde der 18 j en be<in der 191 eeuw
voor haar oprees. Het was inderdaad van
onweerstaanbare bekoring, ie ontwaren, hoe
uit een onbeholpen k'.nderbrief hier, een
laugademig, zeer sentimen eel pedicht daar,
dan weer uit een geërgerd i-chrij .-en aan een
afwezige gade of een omsacauge uiteen
zetting van da zaken in een faillieten boe lel
een persoonlijkheid zich lo«unaktp, die in
een, met ongevoelig bureaucratische nauw
keurigheid opgesteld, cffioiesd dondoerichtja
haar afsluiting en einde vond. Ei vanzelf
heeft haar, wie het niet aan kalm inlicht en
verbeelding ontbrak, toen de lust bekropen
die zachte, vlottende droomt-n, vol Bekoring
van weemoed, gestalte te geven op bet papier
en aldua ook voor anderen het Verleden
te doen Ie.en.
Silhouetten, Otidyr de Republiek en thans
deze Twee Levens zyu als net resultaat van
dien lust en dit achtbaar etreven gegroeid,
maar ik kan niet vinden, dat L E. at doende,
er op vooruit gaa1'. Het blrjfc maar steeds by
een aardig', dat is dilettantisch, veiziunen van
de stokken leven?, die de verspreide en
bstrekkelijk fchaarscheauthentiekedtcumenten
samen moeten verbinden en al te zeer laat
de schrijfster nog de werking harer kunst
over aan de macht van bet verleden", die
er uitgaat ook van het gebrekkigst verhaal
van echt-geleefd ;ever>. Zio geloof ik niet,
dat zij den held harer eer*te vertelling, De
Geschiedenis van Jan van Haersolte", eigenlijk
in haar verbeelding zuiver gezien heeft, al
geeft zij nog zoo beslist zyn j ugdpo:tret,
gelijk hg op den wal te Harderwijk in zee
6taat te turen: sen nog jongensachtige
silhouet in dennauwsluitenden 18-eeu vechtm
rok, de zwarte steekhoed scherp afsteken!
op de gepoederd» staartpruiK"
Nu is zulk een 18 eeuwtch figuurtje tegen
ds grijze lucht tiet zoo moeilijk te zien, en
hier, voor den aanvang, ia het zeker genoeg.
Maar a's het er op aankomt den volwassen
man ook later ea liefst vol ediger te
zien, laat de auteur ons in den «teek, al
doet zij er soms een flauve poging nog.
Het is jaren later, dat de jonge, maar van
wege zijn zwak-geëxalteerde natuur, reeds
ontgoochelde manonsalscflieierin Franschen
dienst en wonende in een vergeten
landstadj--, wordt voorgesteld als: De ellebogen
gesteund op het raamkozijn, staarde h\j af
getrokken voor zich uit." Ea:
Zwaar in elkaar gezakt in de oude kra
kende fauteuil... de armen lm t el OCH op de
zijleuningen, staarde hu dof voor zich uit
zonder te zien in het stille zonnige
straatje". Men zal toegeven, dat dit ah por
tret ... niet veel is en ze h de latere
aanvnlling van het ..staren", n-1. dat het dof'
en zonder te zien" geschiedde, niet het
gewenschte persoonlijk karakteristieke oplevert.
Min of meer waar in elkaai" zitten en
al of niet dof" voor ons uitstaren (?ronder
te zien", gewoonlijk) dat doen wij allen op
onzen tyd... Doch hoe deed zich in omtrek en
kleur, in schaduw en halfduister en omge
ving, de jonge Hollandseh-Fransehe cffisier
van 1792 voor, van wien wij toch
veronderetellen mogen, dat de schrijfster hem heeft
gasien, al forens zij het waagde hem te be
schrijven?
Want dit is eerst litteraire kunst, moet
men weten l
Vervolgens, wanneer ons de Hollandashe
jonker nog eens wordt voorgesteld, in zijn ge
huurde kamer, in de fc'aemering van een
winteravond aich kleedend voor een hof
bal (welk een gelegenheid voor fijne
pasteiteekeningl) laat de schrijfster ons niet
an't Was zoo'n schat van 'n vrouw, en ze
hadden altijd veel met haar opgehad, als zij
nu en dan haar bij tante Line ontmoetten.
Maar nu hadden zij haar pas in baar kracht
leeren kennen, hadden ?e haar om zoo te
zeggen, voer 'teerst in werking gesier.
Mevrouw Hennemeijer dan was philanttope
in hart en nieren; zij beweldadigde te pas
en te onpas, geen moeite was haar te vee',
geen afstand te groot om haar lifrfdadi^e
bemoeiingen te plaatsen, haar humanitaire
invloeden te doen gelden, haar her
?ormingabegrippen over sociale toestanden ingang te
doen vinden.
Sedert den dood van haar man en den
dertigaten verjaardag van haar eenige dochter
wijdde zij zich geheel aan de studie van
wijkverpleging in 't algemeen, en kinder-ver
zorging in 't bijzonder; en op een van haar vele
groote en kleinere rehea in 't belang van dit
haar levensdoel, bad zij een bezoek gebracht
aan de dames Cnussewinckel en was door
deze gulhartig voor de lunch geïnviteerd.
Toen, onder 't vreedzaam nuttigen van
Sandwiches, Moscoviach gebak en veel koüi>?,
waren de sluizen van mevrouw Hennerneijer's
welsprekendheid, eerst gaan kieren, toen
met niet te keeren kracht beaweken...
En de stroom harer woorden had der
zusteren gemoedsleven meegesleurd, zóó heftig
dat al hun emotic-tjes stuurloos door elkander
dobberden ais 't meest heterogene huisraad
bij 'ndy'kbrfcuk.
Ze hadden gehoord van wat'cis: *e leven
voor je mede-schepselen die vergaan in ellende
en ziekte en zonde;... je op te cueren, dis
zelf zooveel hebben, voor hen wier bex t
niets is"
Ze hadden geluisterd naar al die
gebeurlijkheden dio zij weliswaar kenden, maar
ders vernemen dan: Het gezicht; dat hem
aanstaarde door Hen spiegel was een ver
ouderd gezicht, met rimpels by de slapen;
en met langzame verveelde bewegingen
kamde hij zijn baar naar voren, volgens de
re'rechende mode.
Hy was t u bijna vier-en-veertig jaar."
Ea wanneer dan in die armelijke omge
ving onwaarschijnlijk de luisterrijke personage
in hcfcos: uu m te staan komt, altijd bij het
flikkerlicht dier twee kaarsen, dan weet de
schrijfster niet beter te doen, dan maar in
vredesnaam een lijstje te maken van de
kleedingstukken, die hij aan heeft:
da donkere rok met hooge kraa?, met
lange panden afgezet met goud paEsement,
en daaronder de zeer nauwsluitende korte
broek met bijpassende 2yde kousen, de voeten
in laag uitgesneden schoenen. Op den rok
stak hij da ridderorde van de Unie... en
na zijn degen omgegespt te hebben, zijn
steekhoed genomen en zijn mantel omge
slagen, d >ofde hy het licht uit en daalde
de trap af"..,.
Waarlijk, als literatuur weegt dit niet zwaar.
Maar zegt de schrijfster, allicht
eenigszins gebelgd daar was 't ook tieelemaal
niet om te doen, om t« schilderen en te
verbeelden. Zoo een schilderes beu ik n et.
AU 't karakter maar goed begrepen en weer
gegeven is, dan komt het uiterlijke er minder
op aan. B j Tnackeray krijgt man ook zelden
of nooit wat te zien, en toch zijn de personen
zoo levend en waar, als bij dien gtooten
schilder Dickena zelfa heel niet het sjeval is.
Juist, antwoorden wij dan. Wy' begrepen
het bijna reed?. Met uiterlijk realistische
schildering houdt deze schrijfster zich niet
op, maar de zielewaarheid, dat is haar doel.
Niet zien wilde zy, maar begrijptn, synthetisch
omvatten het karakter, om het vervolgens
in byaondere trekken en eigenschappen zich
te laten ontwikkelen.
Da vraag is echter of ook dit gelukt mag
heeten en of eigenlijk zulk een onderneming
niet van den aanvang af hopeloos was voor
een zeer middelmatig talent.
Het tijdvak lijkt waai lijk niet gemakkelijk
te doorgronden.
Ging niet een beschaving ten einde in dat
laatste kwartdeel der 18a eeuw? Begonnen
niet zekere krachten te verzwakken, zekere
zienswijzen te veranderen voor nieuwe, te
voren ongekende? Wat was die gevoeligheid,
die weekheid des harten," die de menschen
beving en door ons thans, al te goedkoop,
sentimentaliteit gescholden wordt? Wat viel
er voor, wat was er gaanda in de Franache
intellectuele kringen, aan de kleine Duitsche
hoven, ook in Eageland en m'uachien in het
vrijgevochten Amerika, waarvan hier te lande
alleen de terugslag, da fliuwe weeisjhijn
gespeurd werd?
DU alles dient men eenigssins te bevroeden.
O jk hoe het hier gesteld was onder de
Holland?che deftige burgers en de Geldereche
en Oferijaaehche landjonkers. Sprak het zoo
van zeif, dat deze laataten, meer dan de eer
sten, da zaak der vrijheid" toegedaan waiei?
Ea hoa kwainan zij zoo
aati-stadaoudersgezind'! Ea wat heteekent in den mond
dezer lieden eigenlijk het woord Vrijheid?
Het is niet onmogelijk, dat I-. E. zich in
al deze zaken heefc ingedacht en in dien
efeer van het ver verleden zich thuis gevoalt,
raaar zij doet er lang niet naar. Of schijnt
het niet een zeer oppervlakkige manier van
zien van zulk ean man, die vaal gezworven
heeft en allerlei gevaren doorstaan, die door
het leven van bet kastje naar den muur"
wetd geslingerd, maar zoo voor 't vaderland
weg te concludeeren, dat hij niet meer was
dan hetgeen men een opgewonden standje '
noemt, een zwak sentimenteel, egoïstisch
natuurtje, die het leven eigenlijk niet aan kon?
En hoe komt de schrijfster tot deze op
vatting, vraagt men zich af. Het kan zijn,
dat haar nog meer documenten ten dienste
s'.onden, dan zij ons wilde laten zien, maar nit
die paar stukken, die wij oader de oogen
krijgen, blijkt de noodzakelijkheid van zoo
danige conceptie van Jan ran Haersolte'a
karakter geenszins.
De uiteenzetting', door hem gericht aan
de Nationale Conventie if, inderdaad een
waardig" stuk. Er is hier niet de minste
reden voor spot of kleinachting. En de brieven
aan zijn vrouw schijnen die van een wat
tobberigen, wat jaloersehen man, die vermoedt en
vreest, dat zijn vrouw zich hun
gescheidenzijn niet zeer aantrekt. Er mag in onze oogen
wat overdrevenszijninsommigeuitdrukkingen,
man dient echter te bedenken, dat de tijd
geest dien kant wel uitwilda en niemand
daarvan geheel vrij kon blijven. Galijk de
geciteerde verzen, naar dienzelfden maatstaf
gemeten, al bijzonder weinig voor of tejren
de persoonlijkheid bewijzen. Zulke ged:chtsela
vervaardigde een iegelijk in dien tijd, zooa'.s
elk ooïsprak van zijn gevoelig hart", en
waarvan 't levecde, 't schrijnend bestaand?,
EO4 nooit zóó aangrijpend, haar voor oogen
was getooverd.
Ze halden geluisterd, met een goudbru'n
atukja tu'band vergeten tuaschen de vingers
en een kil verdroogd bodempje van veel
saiker met koffis, in hun kopjea. Ze hadden
geluisterd en ze hadden 't gevoeld, voor 't
eerst van hun leven gevoeld, de arrogantie
vaa hun ganoegalijk, vriendelyk-welgestsld
bestaan'je, ...do aelfaucht van het Bsati
posfidentea". .. .
En nu, a-en-jertig uur had de revolutie
in hun harten gewoed. Het zaad van
meuscheulie/de en ouderling hulpbetoon
was wölig in hun gemoederen ontkieaid,
weliger nog dan spinazie op 'n zoa-bablakerd,
burger-balkonnetje, in 'n Eja:-bak. onder 'n
glasruit... weliger dan tuinkera op 'n voch
tige be-koüsde il'jsch.
't Was zeven uur 's avonds. Stil zaten ze
bij elkaar; Fine in 't prieel bij 't theeblad,
Beriha en Louise er vóór, met iader een
voetbankje voor d«n kouden opslag en 'n
shawl ja s'oor do ai wat luchtige avondwind.
Ze waren 't, ieder mat ziyiiza'f eens ge
worden dat er eeti loutering in hun binnenste
had plaats gehad, moesten alleen nog maar
tot 't uitspreken ervan, komen, n tot da
mo, e ijke ia- laden-omzetting van daza zoet- j
verkwikkelijke ornmïkefcr in hun gemoed. i
K j, zooala een plotseling onweer, verlich
ting brengt in de van electriciteii overladen
atmospheer, zoo brachten opeens Louise'a
woorden een begin van soulaas ia 't
gedachten-zwaar stilzwijgen in en vooi 't prieel.
..Weet je wat ik gisteren zoo ontzettend
eaeu vond? ...de verhalen van al die
kinderleventjea die zoo geurloos ea kleurloos
daaraan een nuance van beteekenis verbond,
die wij maar heel moeilijk meer kunnen
vatten. Wij zien sentimentaliteit in zulke
ontboezemingen en haasten ons dezelve te
verichter. Het is echter zeer waarschijnlijk,
dat zulk een gevoelig hart" slechts de glo
bale en weinig expressieve term was voor
nieuwe, machtige sensaties, een verrassende
openbaring des levens aan allen, een
verteedering in liefde en medelijden, waarvan
wij ons thans geen flauw besef meer kunnen
vormen.
Zoo wordt het duidelijk, dat men voor
zichtig zijn moet met authentieke bronnen"
en beginnen het eigen interpretatie-vermogen
te wantrouwen.
Maar, zegt de schrijfster L. E., nu waarlijk ge
belgd, watgaan u eigenlijk mijn bronnen" aan ?
Gy behoeft met my niet te redetwisten o 7 er
al of niet juiste'?uitleggingen", want gij weet
niet eens of het niet alles fictie i?, wat ik
u hier voorstel. Ik echry'f enkel het leven
van een eind 18e eeu vschen Hollandscheii
edelman. Dat kunt gij aannemelijk vinden
of niet, doch waar ik het van daan heb,
gaat u geen sikkepit aan.
Toch wel, zeg ik dan. Mijn geheele waar
deering van uw werk steunt op deze om
standigheid, waaronder het gewrocht tot
stand kwam. Ia het een geheel vrije fictie,
dan heeft het buitengewoon weinig om 't lijf,
maar mogen wij het zien als een poging
oude fimiliepapieren te beleven", dan gaat
die weemoedabekoring van het verleden
meedoen, waarvan in het begin spiaak wa?,
en zijn wy der schrijfster eenigsiins dank
baar en vinden wij haar werk heul lief.
Hél lief, en hél aardig, echt damesachtig
van ingetogenheid en sierlijke, zachte gevoe
ligheid.
Wie zou niet gaarne, geleid door zulk een
?zachte hand", eens ommedolen in dien
Ouden Tijd, toen de dingen, onder andere
namen, echter precies eender waren ala thane.
Zoo beweert nl., tceptisjh-wijs^eerig, de
levenswijze schrijfster en wij haasten ons
haar beleefdelijk te geloover.
FRANS COEXEÜ.
H. Geachte Red.
Met veel belangstelling nam ik keanis van
het etusje van de heer J. Visecher in
De Amaterdammei" van 26 Fabr. j.1., ge
titeld: Eenvoudiger en zuiverder verkie
zingen" en, ik atel het op prijs, van die
belinga e'ding blijk te mogtn geven door enkele,
naar Ik hoop niet alleen af brekende", maar
ook opbouwende" kanttekeningen.
In de eerste en voornaamsie plaats dan,
z'j opgemerkt, dat, hoe eenvoud g de geschetste
methode van stemmentelten ook moga zijn,
zij toch alleen dia '.uiver' genoemd kan
worden, ala men de alleenheert c aappij van
de he'ft plus an" wenst te handhaven,
maar dat dit oordeel nit t door de voorstander
van da zoveel demokratieser evenredige
kieswyze onderechreren kan worden.
Beschouwen wij, om dit in te zien, het
door de Hr. V. gegeven voorbeeld (verkie
zing van 3 personen door 100 stemgerech
tigden) wat nader en veronderstellen daarbij,
dit deze 100 leden (naar Hollandse trant 1)
in Echerpgescheiden stromingen" of
frakties" verdeeld zijn, dan kunnen zich twee
gevallen voordoen:
óf n dier fiaktiea heeft de meerderheid,
en dan zouden alle zetels door baar kandi
daten bezet worden (indien tenminste in de
fraktie zelf geen al te grote verdeeldheid
bestaat), of geen enkele fraktie telt meer dan
50 leden, maar dan bereikt de Hesr V.
evenmin een resultaat als by de nu nog
gebruikelike methode, en moet eveneens aan
het herstemmen" tijgen.
Wil men van beide gevallen een voorbeeld,
dan stelle men eerst: er zijn onder onze 100
kiezers 60 witten" en 40 groenen" (om
neutrale kleuren te nemen!]; de witten"
vullen in: No. l A, No. 2 B, No. 3 C, en de
groenen": No. l P, No. 2 (J, No. 3 R,
zoodat het lijstje, dat de H'. V. zich voorstelt,
er ala volgt uitziet:
No l Xo. 2 No. 3
A (>0
B 60
C 60
P 40
Q 40
R 40
Ala boven vermeld zal de uitslag dua zijn,
dat het gekozen bestuur van groene smetten
vrij" zal blijven.
(jaefc men ecbter de ,,witten" een getal
sterkte van b.v. 43, de groenen" 35 en voegt
nog een ,,paarse" fraktie van '22 man (met
de kandidaten X, Y en Z) erbij, dan zal het
verkwijnen... tot de dood een eind maakt
aan alles".. ..
..Ja", viel Bertha haar dadelijk bij, met
'n haast van nu-of nooit, 't juiete oogenblik
va-tgrijpend om ook t;'idr gistende ge/oelens
van humaniteit tot openbaring te brengen ...
ja vooral die kleine atmnptrs die altijd in
hun stadastraten en stegen opgesloten zitten
en hunkers n naar zon en buitenlucht...
arme misdeelde stakkers".
't Ii toch 'n zegen dat er langzamerhand
die vacantie-koloniea zijn gekomen,'1 voerde
Fine vrat kalrneerend aan, want :;e voelde
bij intuïtie dat Bertba en Louise nog niet
zadelvast op hun nieuw stokpaardje, kans
hadden om met 'c kolderige biekja op hol
te aiaan.
Ja dat is nu allemaal best, maar jij weet
net zoo goed als wij dat Mevrouw Henne
meijer zoo in-roerend vertelde vau kleintjes
die door verschillende omstandigheden niet
voor die kolocies in aanmerking komen en
dus moeten blijven kwijnen, in den
doodiadem der groote steden".
Bertha had deze tiraie uit mevrouw
Hennerjaeijei'a zeer welsprekend betoog,
ganseh compleet in een van haar
hersencelletjes opgeborgen, eu die nu daaruit voor
den dag gehaald, liefkoozend en omzichtig,
geiiielend van dieua stralend aanschijn, ala
van een kostbaar juweel.
Stilzwijgen daalde weer in en voor 't prieel,
Louise keek naar den avondüjkea
beginAuguslus-hemöl, n nsur de vijf
Duene&seed'Ar>gou!ö:üdia aan 'c kankerige
parenboompje mal tv metrisch te prijken aingen
ais do drogeiige vijgen aan 'n ouderwetecbe
Palinpaasch.
Toen zai-ze opeens in bevende opwinding
over 't grootsche wat zij voelde te gaan
lijstje, inplaats van twie, nu drie schuine
rijtje»" (van 43, 35 en 22 ttemmen resp.)
vertonen en niemand zal door de Hr. V. als
gekozene worden toegelaten.
Toch is het naar mijn mening hoogst
gewenst, dat de tegenwoordige wijze van
stemmen, altans in het verenigingsleven, zo
spoedig mogelik door de evenredige
verkiezingswy'ze worde vervangen, zowel om
de bekende principiële redenen, als om het
reeds door de Hr. V. zo terecht in het licht
gestelde voordeel, dat door besparing van
de toch reeds vaak krap toegemeten ver
gader- of kongrestijd wordt verkregen. Dat
men zich daartoe zal moeten getroosten,
van het stembureau een weinig meer moeite
en tijd te vergen, spreekt wel vanzelf, maar
dat toch een zeer bevredigend resultaat ver
kregen kan worden, zonder ia afbeuling" ,
of uitbuiting" van de arme stemopnemera
te vervallen, moge blijken uit de navolgende
proeve van een evenredig verkiezingssysteem,
dat zonder veel omslag ook in kleine kring
kan worden toegepast. De uiteenzetting zal
zeker het gemakkelikst aan de hand van
een bepaald voorbeeld te volgen zijn, waartoe
wij de hierboveagenoamde verdeling in drie
frakties van resp. 43, 35 en 22 leden tot
grondslag zullen nemen, daarbij evenwel (om
het beginsel der evenredigheid beter tot zy n
recht te doen komen) het aantal te kiezen
bestuurs- of kommissieleden op vijf inplaats
van drie stellend.
Gaven wij dan om te beginnen aan ieder
lid een stembillet, dat, behalve de ruimte
voor de namen bestemd, nog vijf vakjea
bevat, die eik een stem voorstellen, en b.v.
aldus ingericht is:
Stembillet voor de verkiezing van
vijf bestuursleden.
[N.B. De namen in volgorde van
voorkeur in te vullen].
N", l
N". 2
K'. 3
X". 4
-X". 5
stem 2e atem ; 3C stem 4e stem ' 5« stem
Van deze 100 biljetten zullen nu (als wij
eenvoudigheidsbalve veronderstellen, dat in
iedere fraktie volmaakte eensgezindheid
heerst, ook ten aanzien van de volgorde)
43 ingevuld zijn met:
No. l A.
No. 2 B.
No. 3 O.
No. 4
No. 5
35 met:
No. l P.
No. 2 Q.
No. 3 K.
No. 4
No. 5
en 22 met:
No. l X.
No. 2 Y.
No. 3 Z.
No. 4
No. 5
Het totale aantal uitgebrachte stemmen is
dus 500, en het, volgens het beginsel van
evenredige vertegenwoordiging vereiste aantal
stemmen van ieder (?bij eerste stemming",
of liever bij eerste telling') te kiezen be
stuurslid (ie biesnorm") is dus naasthoger
dan i"'°/,: =: 83' j, of 84 stemmen. 1)
Het stembureau turft" nu eerst enkel de
bovenste namen (waarbij het tevens de
billetten zelve soort bij soort legt) en verkrijgt
dan, dat als bovenste beste" voorkomen:
A op 43 biljetten, elk van 5 st. = 215 st.,
P 35 5 = 175
X 22 5 = 110^
Totaal . . . 50,i st.,
zoodat deze kandidaten alle drie reeds dadelik
gekozen zijn.
Er baataat evenwel een belangrijk verschil
ten aanzien van de wijze waarop deze drie
KllllllilllMIllllllllllllHlllllltllllMllllllllltllllHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIII
openbaren: Gut, wij hebben zooveel... ala
wij nu eens 'n paar van die wichtjes voor
'n week of wat bij ons namen"....
O Lou, Lou", snikte opeens Bertha, wie
de n-en dertig uur verkropte ontroericg
overweldigde, ik ben zoo blij dat jij ook
die gedachte heb.... Verbeeld je wat 'n zegen
om zulks verachoppelingetjes te mogen ver
troetelen. ... 0,o Fine, zeg, kan dat nu niet?...
Van uit het prieel tikkelde kletterig 't ge
luid van 'n thee-kopje dat onvast neergezet,
te^en 't schoteltje riukinkte. Toen zei Fine:
Ik heb er óók al zoo over loopen denken,
maar ik wist niet hoe of jelui er over
dacht.... 't Zou natuurlijk best kunnen, EÓD
is 'c niet... . We zij a ons eigen baas, enne .. .
als we een van allen getrouwd waren dan
zouden we toch Ó3k misschien wel kinderen
te verzorgen hebber...."
Even loomde stihe, de toespeling op eigen
kinderen werd der reels heftig
ge-emotiouneerde bedaagde daoies téoverstelpend.
Loiyse huilde zacht voor zich heen, dacht
opeens weer aan dien zoeten toekomstdroom,
zoo wreedelyk door dat mal-a-propos met
Rienkje verstoord; Bertha slikte nerveus
propjes in haar keel weg.
Toen zei Fine: Laten wij er dan f.óiii
gras over laten groeien, ea van avond nog
aan Mevrouw Hennemeijer schrijven, dat
we ... ja ... hoe willen jelui nou?''...
.,.Vls we haar eens voorstelden om twee
kiader'jVs. .. bijvoorbeeld vier wbkea bij
ons Se nemen". . . opperde Louise.
Wat denk jij Bartha?'' vroeg Fine, on
danks alle zielsberoering toch pienter genoeg
om zien eerst van de algeheele solidariteit;
van 't zuaterpaar te verzekeren, alvorens do
verantwoordelijkheid van 'n besluit op zich
te nemen.
i