De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 19 maart pagina 2

19 maart 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T p] II D A M M E 11 W K E K B L A D V O O II NEDERLAND. No. 1760 markt algemeenévermaardheid verworven hVeft. Wel is ook de goudproductie, voor namelijk in Pahang, niet geheel OB belang rijk, d« uitvoie'rwaarde bedroeg de laatste jaren gemiddel^ 800.000 gulden! - maar b\j de tïnwinning verzinkt dit bedrag toch vrijwel geheel in 't niet. De federatie is n.l. 't eerste tinland van de heele aarde en levert ongeveer tweederden van de totale wereldproductie! Ia de laatste jaren bedroeg de uitvoer telkens minstens 300000 pikol aan zuiver tin, plus nog zooveel tinerts, dat ook daaruit in de smeltovens van Panang en Singapore nog ruim EOOOOO pikol zuiver metaal verkregen kon worden. Hierin bezit de regeering dan ook verre weg haar voornaamste bron van inkomsten: in 1906 b.v. ont-ving ze meer dan 10 millioen dollars aan uitvoerrechten op tin! En nu begint weliswaar hier en daar de metaalvoorraad aan de oppervlakte uitgeput te raken, maar daar staat tegenover, dat er nog ontzaglijk uitgestrekte streken te vin den zijn, waar de bodem nog geheel onontgonnen is. Ook de pas verworven staten Kedah, Trenggano» en Kelantan honden in dit opzicht nog rijke beloften in rich! 't Meerendeel der tinmijneu, ook de allergrootste, bevinden zich in handen van Caineesche eigenaar», pme-peronen of kone-si's, en ook de mijnwerkers zjja haast uitsluitend zonen van 't Hemelsche Ruk. 't Is dan ook niet te verwonderen, dat de Chineezen een bijna evengroot percentage v»n de bevolking vormen als de Maleiers zelf: bij de telling van 1901' bleek de fedaratie OD een totaal zielental van 679.000 ni«t minder dan 300.000 Chineesche inge zetenen rijk te zijn! En wat de rubber cultuur aangaat, 't lijkt er weliswaar niet naar, dat de States" ook ten opzichte van dit tegenwoordig zoo gewichtige handelsartikel reeds een even toonaangevende positie zouden innemen als ten aanzien van 't tin, maar toch kiestert men gegronde hoop, dat de eerstvolgende jaren hierin een totale omwenteling teweeg znllen brengen. In 1906 bedroeg de uitvoer reeds ongeveer een half millioen Kg., maar de huidige stand der alom verspreide aan plantingen rechtvaardigt de verwachting, dat binnen 5 of 6 jaar de opbrengst stellig wel tot 't tienvoud daarvan opgevoerd zal kunnen worden. Voortdurend wordt er meer land voor deze loonende cultuur in beslag genomen, en 't eind is er nog lang niet v*n tft voorzien. 't Kan nauwelijks betwijfeld worden, dat de drie nu onlangs verworven nieuwe gewesten binnen niet te langen tijd, nadat er door de Britschn ambtenaren eerst de noodige inwendige orde zal zijn aangebracht, evereens bij de Federatie ingelijfd zullen worden. En dan komt waarschijnlijk Djohora aan de beurt; hieromtrent immers vonden we in de Straitabladen al meermalen, bij wijze van proefballonnetjes, mededflelingen aangaande geruchten, als zou d» sultan van dat rijkje wel genegen zijn om zijn grootandeels nog onontgonnen land tegen ei vielen prijs aan king Edward van de hand te doen. Evenwel, haast wordt daar volstrekt niet mee gfmaakt; de vrucht runt meer en meer en valt ten slotte van zelf in den gast Brijen Britschen schoot. Maar dan is daarmee 't einddoel nog niet volkomen be reik' ; al 't voorgaande dient nog bekroond te worden door een slgeheele unificatie van alle landen en eilanden, waar op en bij 't Maleioche schiereiland de vlag met 't kruis van S t. George wappprt. Dan eerst zal 't trotsche gebouw Britsch Malaya'', waar DU nog met zooveel ijver en geestkracht aan voorteearbeid wordt, zijn voltooiïng bereikt hebben. En nu moge 't voortdurende suoce*, waarover de Engelschen zich bij dit werk verhengen, 't schitterende resul taat, waarmee hun streven ongetwijfeld bekroond zal worden, ook al bij uitstek geschikt zijn om bij andere koloniseerende volken een gevoel van wrevel en afgunst op te wekken, 't kan tegelijkertijd moeilijk ontkend worden, dat dit sueces, dit resul taat volkomen verdiend is- Eenmaal vol tooid, zal Britsen Malaya" weldra stellig een kostbare parel worden in de Britsche kroon, te kostbaarder omdat ze de vrucht zal zijn, niet van wreede, bloedige oorlogen, maar van de noeste vlijt^ 't verstandige beleid en de onverdroten geestkracht van the men on the spot". Makasser, Deo. '10. fi. B. J. v. H. in Twee Levens, door L. E. Amsterdam, Van Holkema & Wa rendot f, 1910. Het schrijven, zou men zegger, van ver halen uit het Leven, uit het Werkelijke L3ven", is een dankbaar en niet buitensporig moeilijk werk. O ai daarmede indruk te maken imiiiiiiimitMiiiii imiiiiiimimiiiiHniiiiit «r PHILANTROP1SCH DRAMA DOOR MINCA VER^TSR?B03C3 REITZ. I. Het was p:ecies n-en-dertig uur geleden dat 't gebeurde. Het was geen wereldschokkende gebeur tenis geweest; evenmin zelfs had villa Dolcefar-tiente in werkelijken of overdrachtelijken zin er door op haar grondvesten gedaverd, maar toch was 't gemoedsleven der drie dames Cnusaewinckel in beroering geraakt, waren zy ten prooi geworden aan een zieleatryddie elk voor zich, stil, onbemprkt trachtte uit te vechten, maar die juist daardoor des te hef tiger was,... een stryd, ongezien en onbegrepan als die van den jongen Spartaan met den onder zyn kleed verborgen vos. Het gebeurde n-en-dertig uur geleden.. .. n-en-dertig uur van schaamte over eigen zelfgenoegzaamheid, n-en-dertig uur van. ontwakend medegevoel, n-en-deitig uur van stryd tusschen plichtsgevoel en gemakzucht, tusschen hulpvaardigheid en zelfzucht, tus schen menschenliefde en onverschilligheid. Ze hadden 't nooit geweten, 't was nooit tot hen doorgedrongen dat zij zóó bestonden, zóó verhard, zóó verstokt in hun eigen vol komen tevredenheid. Totdat 't hun geopenbaard werd, nu, nen-dertig uur geleden, toen de boezemvriendin van tante Line, mevrouw Hennemeyer ge boren Snoesburg, bij hen te koffie was ge weest. ... en dat behoort toch het doel te zijn heeft men niet zoo heel veel te doen, als men maar eenige dingen nalaat. Wie er van afziet mooi'' te willen doen en zyn een voudig relaas met tirelantyn'jea van eigen vinding te omhangen, kan mot bet navertellen van simpele waarheid bijna sok er zijn die eigenaardige gelaten stemming van weemoed te wekken, die alle Verleden ons geeft. Hieroüis koest eigenlijk niet eens noodig. Een uiterst gewoon courantenberichtje, het zien van een stil gesloten huis in een ver waarloosden tuin, het herUirn van ouie brieven, het terugvinden van jaui?dre',ieken in een oud-modische ch ff JD ere, die naar kamfer , of als 't heet pcttisch is, naar lavendel riekt,... ziedaar t-.tnige van de veie gelegenheden om weemoedig te worden en te peinzen over het L^er, dat, om zco te zeggen, toch maar vergankelijkheid ie. Mejoffrouw L. E. (*ant ik onderstel dat fcet een zachte vrou^etiand is, d.e hier in het verleden-stof woelt) heeft allich , bij erfenis of scheaking, de benijdenswaardige beschik king verkregen over ten menigte zeer oude epi8tels,gtdicb.tenImemoriënenanderefim iepapieren van onderscheiden geaardheid. Zij is dat alles schiften en lezen, en heeft met on miskenbare ontroering bevonden, dat uit deze vergilbte B.'atter" allengs het gansene bent aan der Hollandsche deftige burgers uit het einde der 18 j en be<in der 191 eeuw voor haar oprees. Het was inderdaad van onweerstaanbare bekoring, ie ontwaren, hoe uit een onbeholpen k'.nderbrief hier, een laugademig, zeer sentimen eel pedicht daar, dan weer uit een geërgerd i-chrij .-en aan een afwezige gade of een omsacauge uiteen zetting van da zaken in een faillieten boe lel een persoonlijkheid zich lo«unaktp, die in een, met ongevoelig bureaucratische nauw keurigheid opgesteld, cffioiesd dondoerichtja haar afsluiting en einde vond. Ei vanzelf heeft haar, wie het niet aan kalm inlicht en verbeelding ontbrak, toen de lust bekropen die zachte, vlottende droomt-n, vol Bekoring van weemoed, gestalte te geven op bet papier en aldua ook voor anderen het Verleden te doen Ie.en. Silhouetten, Otidyr de Republiek en thans deze Twee Levens zyu als net resultaat van dien lust en dit achtbaar etreven gegroeid, maar ik kan niet vinden, dat L E. at doende, er op vooruit gaa1'. Het blrjfc maar steeds by een aardig', dat is dilettantisch, veiziunen van de stokken leven?, die de verspreide en bstrekkelijk fchaarscheauthentiekedtcumenten samen moeten verbinden en al te zeer laat de schrijfster nog de werking harer kunst over aan de macht van bet verleden", die er uitgaat ook van het gebrekkigst verhaal van echt-geleefd ;ever>. Zio geloof ik niet, dat zij den held harer eer*te vertelling, De Geschiedenis van Jan van Haersolte", eigenlijk in haar verbeelding zuiver gezien heeft, al geeft zij nog zoo beslist zyn j ugdpo:tret, gelijk hg op den wal te Harderwijk in zee 6taat te turen: sen nog jongensachtige silhouet in dennauwsluitenden 18-eeu vechtm rok, de zwarte steekhoed scherp afsteken! op de gepoederd» staartpruiK" Nu is zulk een 18 eeuwtch figuurtje tegen ds grijze lucht tiet zoo moeilijk te zien, en hier, voor den aanvang, ia het zeker genoeg. Maar a's het er op aankomt den volwassen man ook later ea liefst vol ediger te zien, laat de auteur ons in den «teek, al doet zij er soms een flauve poging nog. Het is jaren later, dat de jonge, maar van wege zijn zwak-geëxalteerde natuur, reeds ontgoochelde manonsalscflieierin Franschen dienst en wonende in een vergeten landstadj--, wordt voorgesteld als: De ellebogen gesteund op het raamkozijn, staarde h\j af getrokken voor zich uit." Ea: Zwaar in elkaar gezakt in de oude kra kende fauteuil... de armen lm t el OCH op de zijleuningen, staarde hu dof voor zich uit zonder te zien in het stille zonnige straatje". Men zal toegeven, dat dit ah por tret ... niet veel is en ze h de latere aanvnlling van het ..staren", n-1. dat het dof' en zonder te zien" geschiedde, niet het gewenschte persoonlijk karakteristieke oplevert. Min of meer waar in elkaai" zitten en al of niet dof" voor ons uitstaren (?ronder te zien", gewoonlijk) dat doen wij allen op onzen tyd... Doch hoe deed zich in omtrek en kleur, in schaduw en halfduister en omge ving, de jonge Hollandseh-Fransehe cffisier van 1792 voor, van wien wij toch veronderetellen mogen, dat de schrijfster hem heeft gasien, al forens zij het waagde hem te be schrijven? Want dit is eerst litteraire kunst, moet men weten l Vervolgens, wanneer ons de Hollandashe jonker nog eens wordt voorgesteld, in zijn ge huurde kamer, in de fc'aemering van een winteravond aich kleedend voor een hof bal (welk een gelegenheid voor fijne pasteiteekeningl) laat de schrijfster ons niet an't Was zoo'n schat van 'n vrouw, en ze hadden altijd veel met haar opgehad, als zij nu en dan haar bij tante Line ontmoetten. Maar nu hadden zij haar pas in baar kracht leeren kennen, hadden ?e haar om zoo te zeggen, voer 'teerst in werking gesier. Mevrouw Hennemeijer dan was philanttope in hart en nieren; zij beweldadigde te pas en te onpas, geen moeite was haar te vee', geen afstand te groot om haar lifrfdadi^e bemoeiingen te plaatsen, haar humanitaire invloeden te doen gelden, haar her ?ormingabegrippen over sociale toestanden ingang te doen vinden. Sedert den dood van haar man en den dertigaten verjaardag van haar eenige dochter wijdde zij zich geheel aan de studie van wijkverpleging in 't algemeen, en kinder-ver zorging in 't bijzonder; en op een van haar vele groote en kleinere rehea in 't belang van dit haar levensdoel, bad zij een bezoek gebracht aan de dames Cnussewinckel en was door deze gulhartig voor de lunch geïnviteerd. Toen, onder 't vreedzaam nuttigen van Sandwiches, Moscoviach gebak en veel koüi>?, waren de sluizen van mevrouw Hennerneijer's welsprekendheid, eerst gaan kieren, toen met niet te keeren kracht beaweken... En de stroom harer woorden had der zusteren gemoedsleven meegesleurd, zóó heftig dat al hun emotic-tjes stuurloos door elkander dobberden ais 't meest heterogene huisraad bij 'ndy'kbrfcuk. Ze hadden gehoord van wat'cis: *e leven voor je mede-schepselen die vergaan in ellende en ziekte en zonde;... je op te cueren, dis zelf zooveel hebben, voor hen wier bex t niets is" Ze hadden geluisterd naar al die gebeurlijkheden dio zij weliswaar kenden, maar ders vernemen dan: Het gezicht; dat hem aanstaarde door Hen spiegel was een ver ouderd gezicht, met rimpels by de slapen; en met langzame verveelde bewegingen kamde hij zijn baar naar voren, volgens de re'rechende mode. Hy was t u bijna vier-en-veertig jaar." Ea wanneer dan in die armelijke omge ving onwaarschijnlijk de luisterrijke personage in hcfcos: uu m te staan komt, altijd bij het flikkerlicht dier twee kaarsen, dan weet de schrijfster niet beter te doen, dan maar in vredesnaam een lijstje te maken van de kleedingstukken, die hij aan heeft: da donkere rok met hooge kraa?, met lange panden afgezet met goud paEsement, en daaronder de zeer nauwsluitende korte broek met bijpassende 2yde kousen, de voeten in laag uitgesneden schoenen. Op den rok stak hij da ridderorde van de Unie... en na zijn degen omgegespt te hebben, zijn steekhoed genomen en zijn mantel omge slagen, d >ofde hy het licht uit en daalde de trap af"..,. Waarlijk, als literatuur weegt dit niet zwaar. Maar zegt de schrijfster, allicht eenigszins gebelgd daar was 't ook tieelemaal niet om te doen, om t« schilderen en te verbeelden. Zoo een schilderes beu ik n et. AU 't karakter maar goed begrepen en weer gegeven is, dan komt het uiterlijke er minder op aan. B j Tnackeray krijgt man ook zelden of nooit wat te zien, en toch zijn de personen zoo levend en waar, als bij dien gtooten schilder Dickena zelfa heel niet het sjeval is. Juist, antwoorden wij dan. Wy' begrepen het bijna reed?. Met uiterlijk realistische schildering houdt deze schrijfster zich niet op, maar de zielewaarheid, dat is haar doel. Niet zien wilde zy, maar begrijptn, synthetisch omvatten het karakter, om het vervolgens in byaondere trekken en eigenschappen zich te laten ontwikkelen. Da vraag is echter of ook dit gelukt mag heeten en of eigenlijk zulk een onderneming niet van den aanvang af hopeloos was voor een zeer middelmatig talent. Het tijdvak lijkt waai lijk niet gemakkelijk te doorgronden. Ging niet een beschaving ten einde in dat laatste kwartdeel der 18a eeuw? Begonnen niet zekere krachten te verzwakken, zekere zienswijzen te veranderen voor nieuwe, te voren ongekende? Wat was die gevoeligheid, die weekheid des harten," die de menschen beving en door ons thans, al te goedkoop, sentimentaliteit gescholden wordt? Wat viel er voor, wat was er gaanda in de Franache intellectuele kringen, aan de kleine Duitsche hoven, ook in Eageland en m'uachien in het vrijgevochten Amerika, waarvan hier te lande alleen de terugslag, da fliuwe weeisjhijn gespeurd werd? DU alles dient men eenigssins te bevroeden. O jk hoe het hier gesteld was onder de Holland?che deftige burgers en de Geldereche en Oferijaaehche landjonkers. Sprak het zoo van zeif, dat deze laataten, meer dan de eer sten, da zaak der vrijheid" toegedaan waiei? Ea hoa kwainan zij zoo aati-stadaoudersgezind'! Ea wat heteekent in den mond dezer lieden eigenlijk het woord Vrijheid? Het is niet onmogelijk, dat I-. E. zich in al deze zaken heefc ingedacht en in dien efeer van het ver verleden zich thuis gevoalt, raaar zij doet er lang niet naar. Of schijnt het niet een zeer oppervlakkige manier van zien van zulk ean man, die vaal gezworven heeft en allerlei gevaren doorstaan, die door het leven van bet kastje naar den muur" wetd geslingerd, maar zoo voor 't vaderland weg te concludeeren, dat hij niet meer was dan hetgeen men een opgewonden standje ' noemt, een zwak sentimenteel, egoïstisch natuurtje, die het leven eigenlijk niet aan kon? En hoe komt de schrijfster tot deze op vatting, vraagt men zich af. Het kan zijn, dat haar nog meer documenten ten dienste s'.onden, dan zij ons wilde laten zien, maar nit die paar stukken, die wij oader de oogen krijgen, blijkt de noodzakelijkheid van zoo danige conceptie van Jan ran Haersolte'a karakter geenszins. De uiteenzetting', door hem gericht aan de Nationale Conventie if, inderdaad een waardig" stuk. Er is hier niet de minste reden voor spot of kleinachting. En de brieven aan zijn vrouw schijnen die van een wat tobberigen, wat jaloersehen man, die vermoedt en vreest, dat zijn vrouw zich hun gescheidenzijn niet zeer aantrekt. Er mag in onze oogen wat overdrevenszijninsommigeuitdrukkingen, man dient echter te bedenken, dat de tijd geest dien kant wel uitwilda en niemand daarvan geheel vrij kon blijven. Galijk de geciteerde verzen, naar dienzelfden maatstaf gemeten, al bijzonder weinig voor of tejren de persoonlijkheid bewijzen. Zulke ged:chtsela vervaardigde een iegelijk in dien tijd, zooa'.s elk ooïsprak van zijn gevoelig hart", en waarvan 't levecde, 't schrijnend bestaand?, EO4 nooit zóó aangrijpend, haar voor oogen was getooverd. Ze halden geluisterd, met een goudbru'n atukja tu'band vergeten tuaschen de vingers en een kil verdroogd bodempje van veel saiker met koffis, in hun kopjea. Ze hadden geluisterd en ze hadden 't gevoeld, voor 't eerst van hun leven gevoeld, de arrogantie vaa hun ganoegalijk, vriendelyk-welgestsld bestaan'je, ...do aelfaucht van het Bsati posfidentea". .. . En nu, a-en-jertig uur had de revolutie in hun harten gewoed. Het zaad van meuscheulie/de en ouderling hulpbetoon was wölig in hun gemoederen ontkieaid, weliger nog dan spinazie op 'n zoa-bablakerd, burger-balkonnetje, in 'n Eja:-bak. onder 'n glasruit... weliger dan tuinkera op 'n voch tige be-koüsde il'jsch. 't Was zeven uur 's avonds. Stil zaten ze bij elkaar; Fine in 't prieel bij 't theeblad, Beriha en Louise er vóór, met iader een voetbankje voor d«n kouden opslag en 'n shawl ja s'oor do ai wat luchtige avondwind. Ze waren 't, ieder mat ziyiiza'f eens ge worden dat er eeti loutering in hun binnenste had plaats gehad, moesten alleen nog maar tot 't uitspreken ervan, komen, n tot da mo, e ijke ia- laden-omzetting van daza zoet- j verkwikkelijke ornmïkefcr in hun gemoed. i K j, zooala een plotseling onweer, verlich ting brengt in de van electriciteii overladen atmospheer, zoo brachten opeens Louise'a woorden een begin van soulaas ia 't gedachten-zwaar stilzwijgen in en vooi 't prieel. ..Weet je wat ik gisteren zoo ontzettend eaeu vond? ...de verhalen van al die kinderleventjea die zoo geurloos ea kleurloos daaraan een nuance van beteekenis verbond, die wij maar heel moeilijk meer kunnen vatten. Wij zien sentimentaliteit in zulke ontboezemingen en haasten ons dezelve te verichter. Het is echter zeer waarschijnlijk, dat zulk een gevoelig hart" slechts de glo bale en weinig expressieve term was voor nieuwe, machtige sensaties, een verrassende openbaring des levens aan allen, een verteedering in liefde en medelijden, waarvan wij ons thans geen flauw besef meer kunnen vormen. Zoo wordt het duidelijk, dat men voor zichtig zijn moet met authentieke bronnen" en beginnen het eigen interpretatie-vermogen te wantrouwen. Maar, zegt de schrijfster L. E., nu waarlijk ge belgd, watgaan u eigenlijk mijn bronnen" aan ? Gy behoeft met my niet te redetwisten o 7 er al of niet juiste'?uitleggingen", want gij weet niet eens of het niet alles fictie i?, wat ik u hier voorstel. Ik echry'f enkel het leven van een eind 18e eeu vschen Hollandscheii edelman. Dat kunt gij aannemelijk vinden of niet, doch waar ik het van daan heb, gaat u geen sikkepit aan. Toch wel, zeg ik dan. Mijn geheele waar deering van uw werk steunt op deze om standigheid, waaronder het gewrocht tot stand kwam. Ia het een geheel vrije fictie, dan heeft het buitengewoon weinig om 't lijf, maar mogen wij het zien als een poging oude fimiliepapieren te beleven", dan gaat die weemoedabekoring van het verleden meedoen, waarvan in het begin spiaak wa?, en zijn wy der schrijfster eenigsiins dank baar en vinden wij haar werk heul lief. Hél lief, en hél aardig, echt damesachtig van ingetogenheid en sierlijke, zachte gevoe ligheid. Wie zou niet gaarne, geleid door zulk een ?zachte hand", eens ommedolen in dien Ouden Tijd, toen de dingen, onder andere namen, echter precies eender waren ala thane. Zoo beweert nl., tceptisjh-wijs^eerig, de levenswijze schrijfster en wij haasten ons haar beleefdelijk te geloover. FRANS COEXEÜ. H. Geachte Red. Met veel belangstelling nam ik keanis van het etusje van de heer J. Visecher in De Amaterdammei" van 26 Fabr. j.1., ge titeld: Eenvoudiger en zuiverder verkie zingen" en, ik atel het op prijs, van die belinga e'ding blijk te mogtn geven door enkele, naar Ik hoop niet alleen af brekende", maar ook opbouwende" kanttekeningen. In de eerste en voornaamsie plaats dan, z'j opgemerkt, dat, hoe eenvoud g de geschetste methode van stemmentelten ook moga zijn, zij toch alleen dia '.uiver' genoemd kan worden, ala men de alleenheert c aappij van de he'ft plus an" wenst te handhaven, maar dat dit oordeel nit t door de voorstander van da zoveel demokratieser evenredige kieswyze onderechreren kan worden. Beschouwen wij, om dit in te zien, het door de Hr. V. gegeven voorbeeld (verkie zing van 3 personen door 100 stemgerech tigden) wat nader en veronderstellen daarbij, dit deze 100 leden (naar Hollandse trant 1) in Echerpgescheiden stromingen" of frakties" verdeeld zijn, dan kunnen zich twee gevallen voordoen: óf n dier fiaktiea heeft de meerderheid, en dan zouden alle zetels door baar kandi daten bezet worden (indien tenminste in de fraktie zelf geen al te grote verdeeldheid bestaat), of geen enkele fraktie telt meer dan 50 leden, maar dan bereikt de Hesr V. evenmin een resultaat als by de nu nog gebruikelike methode, en moet eveneens aan het herstemmen" tijgen. Wil men van beide gevallen een voorbeeld, dan stelle men eerst: er zijn onder onze 100 kiezers 60 witten" en 40 groenen" (om neutrale kleuren te nemen!]; de witten" vullen in: No. l A, No. 2 B, No. 3 C, en de groenen": No. l P, No. 2 (J, No. 3 R, zoodat het lijstje, dat de H'. V. zich voorstelt, er ala volgt uitziet: No l Xo. 2 No. 3 A (>0 B 60 C 60 P 40 Q 40 R 40 Ala boven vermeld zal de uitslag dua zijn, dat het gekozen bestuur van groene smetten vrij" zal blijven. (jaefc men ecbter de ,,witten" een getal sterkte van b.v. 43, de groenen" 35 en voegt nog een ,,paarse" fraktie van '22 man (met de kandidaten X, Y en Z) erbij, dan zal het verkwijnen... tot de dood een eind maakt aan alles".. .. ..Ja", viel Bertha haar dadelijk bij, met 'n haast van nu-of nooit, 't juiete oogenblik va-tgrijpend om ook t;'idr gistende ge/oelens van humaniteit tot openbaring te brengen ... ja vooral die kleine atmnptrs die altijd in hun stadastraten en stegen opgesloten zitten en hunkers n naar zon en buitenlucht... arme misdeelde stakkers". 't Ii toch 'n zegen dat er langzamerhand die vacantie-koloniea zijn gekomen,'1 voerde Fine vrat kalrneerend aan, want :;e voelde bij intuïtie dat Bertba en Louise nog niet zadelvast op hun nieuw stokpaardje, kans hadden om met 'c kolderige biekja op hol te aiaan. Ja dat is nu allemaal best, maar jij weet net zoo goed als wij dat Mevrouw Henne meijer zoo in-roerend vertelde vau kleintjes die door verschillende omstandigheden niet voor die kolocies in aanmerking komen en dus moeten blijven kwijnen, in den doodiadem der groote steden". Bertha had deze tiraie uit mevrouw Hennerjaeijei'a zeer welsprekend betoog, ganseh compleet in een van haar hersencelletjes opgeborgen, eu die nu daaruit voor den dag gehaald, liefkoozend en omzichtig, geiiielend van dieua stralend aanschijn, ala van een kostbaar juweel. Stilzwijgen daalde weer in en voor 't prieel, Louise keek naar den avondüjkea beginAuguslus-hemöl, n nsur de vijf Duene&seed'Ar>gou!ö:üdia aan 'c kankerige parenboompje mal tv metrisch te prijken aingen ais do drogeiige vijgen aan 'n ouderwetecbe Palinpaasch. Toen zai-ze opeens in bevende opwinding over 't grootsche wat zij voelde te gaan lijstje, inplaats van twie, nu drie schuine rijtje»" (van 43, 35 en 22 ttemmen resp.) vertonen en niemand zal door de Hr. V. als gekozene worden toegelaten. Toch is het naar mijn mening hoogst gewenst, dat de tegenwoordige wijze van stemmen, altans in het verenigingsleven, zo spoedig mogelik door de evenredige verkiezingswy'ze worde vervangen, zowel om de bekende principiële redenen, als om het reeds door de Hr. V. zo terecht in het licht gestelde voordeel, dat door besparing van de toch reeds vaak krap toegemeten ver gader- of kongrestijd wordt verkregen. Dat men zich daartoe zal moeten getroosten, van het stembureau een weinig meer moeite en tijd te vergen, spreekt wel vanzelf, maar dat toch een zeer bevredigend resultaat ver kregen kan worden, zonder ia afbeuling" , of uitbuiting" van de arme stemopnemera te vervallen, moge blijken uit de navolgende proeve van een evenredig verkiezingssysteem, dat zonder veel omslag ook in kleine kring kan worden toegepast. De uiteenzetting zal zeker het gemakkelikst aan de hand van een bepaald voorbeeld te volgen zijn, waartoe wij de hierboveagenoamde verdeling in drie frakties van resp. 43, 35 en 22 leden tot grondslag zullen nemen, daarbij evenwel (om het beginsel der evenredigheid beter tot zy n recht te doen komen) het aantal te kiezen bestuurs- of kommissieleden op vijf inplaats van drie stellend. Gaven wij dan om te beginnen aan ieder lid een stembillet, dat, behalve de ruimte voor de namen bestemd, nog vijf vakjea bevat, die eik een stem voorstellen, en b.v. aldus ingericht is: Stembillet voor de verkiezing van vijf bestuursleden. [N.B. De namen in volgorde van voorkeur in te vullen]. N", l N". 2 K'. 3 X". 4 -X". 5 stem 2e atem ; 3C stem 4e stem ' 5« stem Van deze 100 biljetten zullen nu (als wij eenvoudigheidsbalve veronderstellen, dat in iedere fraktie volmaakte eensgezindheid heerst, ook ten aanzien van de volgorde) 43 ingevuld zijn met: No. l A. No. 2 B. No. 3 O. No. 4 No. 5 35 met: No. l P. No. 2 Q. No. 3 K. No. 4 No. 5 en 22 met: No. l X. No. 2 Y. No. 3 Z. No. 4 No. 5 Het totale aantal uitgebrachte stemmen is dus 500, en het, volgens het beginsel van evenredige vertegenwoordiging vereiste aantal stemmen van ieder (?bij eerste stemming", of liever bij eerste telling') te kiezen be stuurslid (ie biesnorm") is dus naasthoger dan i"'°/,: =: 83' j, of 84 stemmen. 1) Het stembureau turft" nu eerst enkel de bovenste namen (waarbij het tevens de billetten zelve soort bij soort legt) en verkrijgt dan, dat als bovenste beste" voorkomen: A op 43 biljetten, elk van 5 st. = 215 st., P 35 5 = 175 X 22 5 = 110^ Totaal . . . 50,i st., zoodat deze kandidaten alle drie reeds dadelik gekozen zijn. Er baataat evenwel een belangrijk verschil ten aanzien van de wijze waarop deze drie KllllllilllMIllllllllllllHlllllltllllMllllllllltllllHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIII openbaren: Gut, wij hebben zooveel... ala wij nu eens 'n paar van die wichtjes voor 'n week of wat bij ons namen".... O Lou, Lou", snikte opeens Bertha, wie de n-en dertig uur verkropte ontroericg overweldigde, ik ben zoo blij dat jij ook die gedachte heb.... Verbeeld je wat 'n zegen om zulks verachoppelingetjes te mogen ver troetelen. ... 0,o Fine, zeg, kan dat nu niet?... Van uit het prieel tikkelde kletterig 't ge luid van 'n thee-kopje dat onvast neergezet, te^en 't schoteltje riukinkte. Toen zei Fine: Ik heb er óók al zoo over loopen denken, maar ik wist niet hoe of jelui er over dacht.... 't Zou natuurlijk best kunnen, EÓD is 'c niet... . We zij a ons eigen baas, enne .. . als we een van allen getrouwd waren dan zouden we toch Ó3k misschien wel kinderen te verzorgen hebber...." Even loomde stihe, de toespeling op eigen kinderen werd der reels heftig ge-emotiouneerde bedaagde daoies téoverstelpend. Loiyse huilde zacht voor zich heen, dacht opeens weer aan dien zoeten toekomstdroom, zoo wreedelyk door dat mal-a-propos met Rienkje verstoord; Bertha slikte nerveus propjes in haar keel weg. Toen zei Fine: Laten wij er dan f.óiii gras over laten groeien, ea van avond nog aan Mevrouw Hennemeijer schrijven, dat we ... ja ... hoe willen jelui nou?''... .,.Vls we haar eens voorstelden om twee kiader'jVs. .. bijvoorbeeld vier wbkea bij ons Se nemen". . . opperde Louise. Wat denk jij Bartha?'' vroeg Fine, on danks alle zielsberoering toch pienter genoeg om zien eerst van de algeheele solidariteit; van 't zuaterpaar te verzekeren, alvorens do verantwoordelijkheid van 'n besluit op zich te nemen. i

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl