De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 19 maart pagina 7

19 maart 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1760 D K AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. in de zaal van Pulchri op de Prinsen gracht. De oud-minister Mr. J. Heems kerk Az. was als groot vereerder der schrijfster bij de opening ervan tegen woordig. Het Gemeentebestuur van 's-Grarenhage heeft helaas nog geen straat of plein naar de geestige schrijf sters genoemd. Het in 1884 te Ylissingen onthulde monument ter nagedachtenis van B. W. «n A. D. was geplaatst midden op het Betje Wolffsplein, waaraan .de Agatha Dekenstraat grensde en de Coosje Buskenstraat op uit kwam. Na eenige jaren moest het worden verplaatst van den Badhuisweg naar de stad en werd het daarom tijdelijk opgeborgen. Toen hebben de cour anten berichte n er van gemaakt ?dat het niet m er werd opgericht. Maar toen de Bierkade gedempt was en her doopt werd in Bellamy-kade omdat daar het huis stond waar de vroeg gestorven dichter geboren was en waar ik in 1880 een steen in den gevel ter nagedachtenis heb onthuld, besloot het Gemeentebestuur ?der Scheldestad op het midden van dat plein het monument van B. W. en A. D. weer te plaatsen, maar niet meer als fontein; het bekken werd herschapen in een reuzenbloemenmand. Werkelijk fraai!" Aan bestrijding, maar ook aan waardee ring heeft het Aagje en Betje in haar leven niet ontbroken. Na beider dood, bleef slechts waardeering over, die zich openbaar het eerst uitte in een Lofrede" 14 April 1805 te Amsterdam gehouden door J. Konijnenburg namens de Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde", «ook in tegenwoordigheid van zeer veele, waardige vrouwen, welke tot dit feest hare r sexe genodigd waren." Tusschen het eerste en tweede deel der lofrede was toepasselijke muziek van den ver dienstelijken kunstminnaar J. Kuyper. De waardeering voor Betje en Aagje uitte zich ook, behalve in oprichting van een monument te Vlissingen, in naam geving. Beverwijk kreeg zijn Wolf- en Dekenstraat", in volksmond Wolledekenstraat" ; Amsterdam eene meisjesschool genaamd naar Aagje Daken en eene andere naar Betje Wolff; bovendien heeft men er in een nieuw stadsgedeelte straten naar beide schrijfsters genoemd. J. H. RÖSSING. fiiiiiiiiiiimutHiiiinniiiii In Memoriam Prof. Dr. J. M. van Bemmelen. Aan de uitnoodiging der Redactie om nog heden eenige woorden bijschrift te voegen bij het portret, dat ons de edele en diepzinnige trekken van het levendig gelaat van Dr. Jacob Maarten van Bem melen voor oogen brengt, geef ik gaarne gevolg om mijn diepe vereering voor den hooggeschatten en beminden doode uit te spreken. Wel is het gebied, waarop van Bemmelen's grootste verdiensten lig gen, niet mrjn vak, doch zijn invloed op 'imiiHiMiitMimmtimMHtiiimiHiinmiiiiMimiiMiiiiiMlliimiiMiimiii ETLNSWAPPEÜJKE PbaEocyte. De laagst ontwikkelde d eren, die op de wereld voorkomen zy'n de Eencellige dieren, d. w. z. dieren, die slechts uit een microscopisch kleine druppel bestaan van een taaivloeibare massa: het proloplasma. In dit protoplasma drijven verschillende onderdeelen, die by de hier noodige bespreking weinig ter zake doen. Het protoplasma is korrelij, behalre de buitensta laag, die geheel transparant is. De wijze, waarop deze wezens zich voeden is hoogst eenvoudig, en wordt weergegeven door g. 1. Zij bewegen zich n.l. voort door het maken van uitloopers", d. w. z. het plasma stioomt opeens een bepaalde richting uit zoodat de lichaamsvorm verandert. Da rest van het plasma stroomt er achteraan en zoo verplaatst zich het beele dier. Is er een voedseldeeltje in den weg gekomen dan eet het eencellige dier dit voedsel op door een paar uitloopers eromheen te laten stroomen, links en rechts, die zich achter het voedsel weer vereeuigen. Het voedsel is nu in het lichaam opgenomen en ligt meestal in een soort blaasje, gevuld met water. Het om ringende plasma geeft hieraan de stoffen af, -die het voed sel verteren, waarna de opgeloste voedseldeelen in het plasma overgaan en de rest weer uit gestoten wordt buiten den plasma drup pel. Men heeft gezocht maar een verklaring van deze voedgelopname en Rhumb'er heeft gemeend dat de oppervlak tespanning een rol erbij speelt, n.l. de krachten die heersenen in het opper- IIvlak van een vloeistof, dag UI. ook van het ons wetenschappelijk leven reikt ver buiten de engere grenzen der scheikunde, en velen, die op ander gebied werken, zullen met weemoed in deze dagen zich het beeld van Van Bammelen voor den geest brengen. Velen vereeren in hem den man, die op hun wetenschappelijk leven een diepgaanden invloed heeft uitgeoefend. En onder degenen wier schuld van dankbaarheid het hoogst te stellen is, heb ik mijzelf te rekenen. De Fig. 1. EENCELLIG DIEE, VOEDSEL OPNEMEND (VEHQKOOT). I. Het dier stroomt door mttooper-vorming naar het voed sel toe. II. H*t voediel is bereikt, en om het voedsel heen worden uitloopers gfmaakt, dir het insluiten. Het voediel is opgesloten door hel samenvloeien der uit loopers, en wordt verteerd. plasma. Hij meent dat door plaatselijk vloeibaarder worden van het plasma de oppervlaktespanning daar afneemt wat ten gevolde heeft dat het plasma daar voor uit stroomt en een uitlooper vormt. Neemt men nu aan dat het voedaeldeeltje een of andere scheikundige prikkel uitoefent op het plasma dan is het vloeibaarder worden, met alles wat er op volgt, wel aan te nemen. Rhumbler heeft hiervoor trouwens eenige bewijnproeven geleverd. Opmerkely'k is daarbij dat de gevolgtrekking voor de hand ligt dat een eencellig dier dus niet zijn voedsel kiezen kan, maar het op moet nemen als het dier voedsel tegenkomt. Dit is werkelijk zoo, want men kan in het water, waarin de diertjes leven, karmy'n oplossen, dat als zeer fijne korreltjes rondzweeft, en dat alleen een kleurstof, maar geen voedsel is. De dieren eten dan doorloopend karmyn tot zij er volgepropt mee zijn, geen plaats meer hebben voor beter voedsel, en sterven. Ook met fijne kooUtofdeeltjes is deze zelfde overeting te verkry'gen. D.t wijst er wel op, dat er geen kwestie is van voedselkeuze, maar een voudig van een natuurkundig verectiy'nsel, dat een levenlooze vloeistof ook zou vertoonen. RUumbler maakte drup sols van bepaalde vloeistoffsn, die deze voedselopname" even mooivertoonden als de levende eencellige dieren. Van deze eencellige veel-eters moeten wij overgaan op ons menschelyk bloed. Deze vloeistof is, bezien onder microscoop, slechts ten deele een vloeistof, daar er tallooze vaste deeltjes in ronddryven, de zoogenaamde bloedlichaampjes, rood van kleur of kleur loos. Deze laat ste, de leucocy ten, gelyken in bouw en eigen schappen erg veel op een cellige dieren. In flg. 2 ia een lencocyt getee kend, niet van een mansch, maar van een kikvorsch. Dui delijk ziet men daar het korre lige protoplas ma, naar alle zijden uitloo pers vormend. Men heeft daar om de leuco cyten wel eens beschouwd als zelfstandige dieren, die in ons lichaam le ven, rondkrui-Z2C gedachte aan Van Bemmelen roept een van af mijn vroege jeugd beginnende reeks van herinneringen aan belangrijke, genotrijke, aanvurende en bemoedigende, altijd verheffende gesprekken, raad gevingen en overleggingen, aan een weelde van heerlijke bewijzen van harte lijke toegenegenheid en vriendschappelijk vertrouwen, op, die door mijn geheele leven loopt, en die het rijkst en meest beteekenisvol werd sedert Van Bemmelen mij als jongere collega in dezelfde facul teit welkom heette. Naar hetgeen ik aan Van Bemmelen te danken heb, meen ik te mogen afmeten welk een invloed hij heeft uitgeoefend op zijne leerlingen in engeren zin, de jonge scheikundigen, die in zijne voetstappen zijn getreden. Hij was voor zijne leerlingen al leven, &1 vuur, al belangstelling. Daarbij lag zijn hart voor hen open en waren hunne zorgen zijne zorgen. Te Groningen, waar van Bemmelen van 1864?69 de R.H.B.S. voortreffelijk leidde, kon men reeds op merken, dat hij nimmer rekening hield met de kostbaarheid van zij i tijd, wan neer hij bij een leerling liefde voor wetenschappelijk werk kon aanwakkeren. Te Arnhem men behoeft slechts den naam van Lorentz te noemen was dit niet minder duidelijk. Hij schepte er zelfs behagen in door uitvoerige correspondentie belangstellende leer lingen, al waren zij nog slechts eerstbeginnende, met de nieuwste gezichts punten op zijn gebied en met zijne inzichten in de physische chemie bekend te maken. De toewijding aan en de belangstelling in wetenschappelijk streven, die Van Bemmelen reeds voor zijne benoeming te Leiden toonde, zijn ook het geheim van het buitengewoon succes van zijn professoraat. Zijn laboratorium is behalve door zijn eigen onderzoekingen door het werk van Roozeboom en Schreinemakers beroemd geworden. In de geschiedenis der scheikunde is het eene echoone blad zijde, waarop geschreven staat, hoe van Bemmelen, Bakhuis Roozeboom den weg effende, eerst tot wetenschappelijk onder zoek, later tot volle ontwikkeling van zijne buitengewone talenten, hoe Van Bemmelen gewaakt en gezorgd heeft opdat die ontwikkeling niet belemmerd werd en geijverd heeft voor al wat haar kon bevorderen. De eischen die Van Bemmelen zijne leerlingen zich leerde stellen, stelde hij ook zich zelf. Naast het werk van de school van Van Bemmelen staat zijn eigen onderzoek der colloïden als een monument van nauwgezet en scherp zinnig, baanbrekend onderzoek. Daarin zien wij Van Bemmelen schitteren in zijn volle kracht. Meer en meer is dit ernstige werk als grondslag der colloïdchemie ge waardeerd geworden, getuige het eer betoon, dat aan Van Bammelen de laatste jaren in klimmende mate laatstelijk nog door aanbieding van het eerelid maatschap van de Duitsche Chemische Vereeniging ten deel viel. Kwam dit eerbetoon ook eerst toen het verlies van zijne innig geliefde, hoogstaande vrouw Van Bemmelen's levenslust voor goed omfloersd had, toch heeft het door zijn glans bijgedragen om Van Bammelen's levensavond te verhelderen. pende in ona bloed zooals zij andera rond. kruipen in 't water van sloten en piasgenDe wijze van voedselopname is ook dezelfde bij de leucocyten als by' de gewone eencellige dieren. Deze leacocyten worden dikwijls in de gelegenheid gesteld hun eetlust bot te vieren, en aan die eetlust is ook het groote nut te wijten dat de leucocyten voor ons hebber. Zy vormen het verdedigend leger van ons lichaam. Wanneer wy aange vallen worden door ziektekiemen, die in ons lichaam binnendringen, verdedigen de leucocyten ons lichaam door on se aanvallers op te eten. Onderstel dat wij een wondje gekregen hebben, dan zullen in deze toe vallige opening verschillende ziektekiemen binnendringen uit de omringende lucht waarin zij steeds voorradig zijn. Terzelfiertijd begeven zich talrijke leucocyten, uit den omtrek van de wond, hierheen en een ge weldige slag begint, waarbij zeer eigenaardig gestreden wordt. De leucocyten eten de ziektekiemen op, verteren hen, en maken hen zoo onschade ijk; terwijl de ziektekiemen zich verdedigen door zich snel te vermenig vuldigen, n.l. door zich voortdurend in tweeën te splitsen. Gaat 't opeten gauwer dan ge neest de wond, gaat 't splijten gauwer dan wordt het lichaam ziek. Het opeten der ziektekiemen gaat op dezelfde wijze als boren beschreven is bij voedselopname door een cellige dieren. In fig. 2 is een dergelijke leucocy t geteekend, die een bakterie in zich opgesloten heeft (B), die verteerd wordt; deze bakterie ligt in een blaasje van water me' verteerende stollen. Omdat dit opeten de (uit een menschen- jogpunt) belangrijkste eigenschap is van deze leucocyten, worden zij ook wel phagocyten genoemd {ut beteekent: eetcellen}, terwyl het geheele eet-proces phagocytose ge noemd wordt. Hieruit volgt dat men bij de behandeling van een wond o. a. een methode kan kiezen, waarbij men de pbagocyten het werk laat verrichten en er zich toe bepaalt hen te helpen of ten minste niet te binderen. De wond wordt zooveel mogelijk geiuiverd en daarna verbonden om nieuwe ziektekiemtoevoer te vermyden. Bij dit verbinden wordt zeer dikwijls jodoform geiruikt, dat om zijn eigenaardige geur bij iedereen beken l zal zijn, die wel eens een wondje gehad heeft. Dit jodoform heeft een zeer gunstige werkin» bij verbanden en men paste het toe zonder bepaald te weten hoe het werkte. Er zijn echter wel theoriën O7er, en deze zijn met een vermeerderd, die zeker recht van bestaan heeft en door proeven gesteund wordt. In het verslag van de Wis- en Natuur kundige afdeeling der Koninklijke Academie v. Wet. van 23 Jan. 1911 staat een bijdrage van de onderzoekers Hamburger, de Hian en Bubanovic over den invloed van jodoform IN EKGELAND GEEN PAUPERS MEER Instantanévan ouden van dagen, die een armhuïs verlaten omdat zy gaan leven van hun ouderdomspensioen. Op 3L Dec. j.l. waren er in Groot-Brittaniëen Ierland 148 877 mannen en vrouwen, die omdat zy bedeelden" waren, tot dan toe geen pensioen hadden kunnen krijgen. De wet heeft hierin voorzien. Deze uit breiding verhoogt de lasten van het budget met 18 millioen gulden. De overtuiging, dat zijn door plichts gevoel geleid leven vruchten van hooge waarde had afgeworpen, werd er door versterkt, en dit heeft hem ongetwijfeld gesteund bij het dragen van zijn leed. Een welbesteed leven is het zijne ook in andere dan wetenschappelijke opzich ten geweest. Met weinige regelen in eenige korte uren het beeld daarvan te schetsen is natuurlijk niet mogelijk. Van Bemmelen stelde belang in alle groote vragen en wijdde zich aan menig maat schappelijk werk, hij wist het licht der geschiedenis op bet streven van den tegenwoordigen tijd te werpen en voelde vooruit, wat de toekomst zou brengen. Hij was een der eersten, die begrepen^ dat in de moderne maatschappij alle toe komstige werklieden een degelijke prak tische en theoretische schoolopleiding voor hun vak behooren te ontvangen. Wat hij door het mede ontwerpen, het tot stand brengen en het tot bloei ge raken van de materieel, intellectueel en vooral moreel zoo hoogst nuttige school opleiding van werklieden gedaan heeft, is op zich zelf het vervullen van eene levenstaak. Zoo, en nog op menige andere wijze, is het werken van Van Bemmelen aan velen ook buiten de wetenschap ten zegen geworden. Het is een diep weemoedige gedachte, dat wij niet meer tot dezen strijder voor al wat vooruitgang is kunnen gaan om steun, tot dezen geleerden denker en onderzoeker om voorlichting, tot dezen op phagocytose. Zij merken op dat er by jodoform geen sprake kan zijn van een antiseptische werking (vernieling der ziektekiemer) zooals bljjkt uit kweekproeven van ziektekiemen. Zij dachten nu aan de moge lijkheid dat jodoform niet de ziektekiemen zelf vernietigt, maar het werk der phagocyten verlicht. De proeven werden als volgt ge nomen : jodoformpoeder werd met een 0.9 pCt. oplossing van keukenzout geschud, waardoor een verzadigde jodoformoplossing ontstond. Verder werden leucocyten uit paardebloed zorgvuldig levend gehouden in een keukenzoutoplossing (0.9 pCt.). Naast elkaar werden gezet 1. leucocyten, waarbij jodoformoplossing gevoegd was en 2 leucocyten zonder jodoform. Na anderhalf uur wachten kregen beide leu cocyten afdeelingen eten in den vorm van koolstofdeeltjes. Microscopisch werd uitge maakt hoeveel procent van de beide groepen in een bepaalden tijd koolstof opgegeten hadden. Het bleek dat steeds de jodoform-leucocyten (om hen zoo kortweg te noemen) yveriger gegeten hadden, in zeer sterke mate. Dus blijkbaar bevordert de jodoform de phagocytose. Na eenigen tijd bleken echter beide leucocyten-groepen evenver te zy'n in 't eten, dus de jodoform heeft alleen een versnellende invloed, maar dat is toch al van groot be lang by' wonden. Bewaart men leucocyten bij lage kamertemperatuur dan verdwijnt hun eetlust, maar deze keert door jodofurmtoevoeging weer terug, met onverminderde kracht. Nagaande hoeveel jodoform noodig is om de phagocytose te vergemakkelijken, bleek uit de proeven dat een oplossing van l gram jodoform op 5000 L. water nog werk zaam is. Uit deze proeven mag afgeleid worden, dat by het gebruik van jodoform by wonden, de strijd tusschen phagocyten en ziektekiemen gemakkelijk gemaakt wordt voor eerstgenoemde, evenals bij enkele menechen de eetlust opgewekt wordt door een bittertje. De onderzoekers geven van dit verschijnsel de volgende verklaring: de phagocyt ia omgeven door een dun laagje, dat uit een vettige stof bestaat. Wordt dit laagje vloei baarder dan vermindert de oppervlaktespanning waardoor de uitlooper vorming bevorderd wordt, die voor het eten onmis baar is. Nu is jodoform in vetachtige stoffen oplosbaar dus het ligt voor de hand te ver moeden dat de jodoform in het vetlaapje oplost en dit daardoor bewegelijker maakt. Is dit juist dan moeten andere stoffen, die ook in vet oplossen, eveneens de phagocytose versnellen. Dit bleet werkelijk zoo te zijn; chloroform, benzol, kampfer, e. a. hadden bij de proeven hetzelfde effect. Alleen bleek, zooals vooruit verwacht werd, chloroform in sterke oplossing het plasma te verlammen; fijnen geest om uitwisseling van ge dachten, tot dezen trouwen vriend om de heerlijke weldaad* te genieten van in het diepst eener edele ziel te mogen zien. H. KAMERLING!! ONNES. 16 Maart 1911. E B K A T U M. Op den 7en regel ongeveer, van onderaf, in my'n artikel van verleden week over Japansche Houtsneden en Openbare Knnstverz., beging de zetter een fout waarvoor ik zelf door een minder gelukkige woordvorming mede aansprakelijk ben. Er staat... marde Ryksverz. van prenten en teekeningen in Amst. met haar aeïever beheer"; ik had geschreven actieve" (beter ware actief" geweest) beheer. W. S. Chariyari, Ds. van Noort zette uiteen (zonder hier mede iets onaangenaams van de godsdienstige vryheid te willen zeggen Red. Char.) hoe de Nederlanden de werkelijke vryheid, de godsdienstige vryheid en de nationale onaf hankelijkheid aan Willem van Oranje te danken hebben." (Hbl) * Een wapperend ministerie is alty'd een aanmoedigend voorbeeld voor een vlag. De stad levert onder het mooie zonlicht," schrijft de N. R. Ct., een feestelijken aanblik op door de vlaggen, die van vele particuliere ge bouwen wapperen, daarin vooraf gegaan door de ministerie u en openbare gebouwen." in sterk verdunde oplossing echter werkte chloroform niet meer verlammend op het plasma en nu kwam de op wek kende werking aan den dag, die het chloroform heeft door het losser maken der cel-gr en slaag. Hieraan knoopen de onderzoekers nog een opmerking vast over het feit dat enkele narcotica, zooals o. a. alcohol, in kleine hoe veelheden eerst opwekkend werken, maar in groote hoeveelheden verlammend. De verkla ring hiervan kan dan zy'n dat eerst de alcohol de cel-grenslaag vloeibaarder maakt, waar door exciteerende werking optreedt, terwyl daarna de alcohol in het plasma dringt, dat daardoor verlamd wordt. Fig. 2. LKUCOCYT (VAN EEN KIKVORSCH), DIE EEN UAKTERIE OPf.EGETEN HEEFT (sterk vergroot). P is het korrelige platma, dat overal uit loopers ( ) maakt, waardoor even te voren de bakterie (B) omstroomd i«. De bakterie ligt in de vlotistof, die voor de vertering zorgt. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl