De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 26 maart pagina 10

26 maart 1911 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V'O O-R NEDERLAND. No. 1761 ganggperiode slechts van tijdelijken aard zijn, dan wél of het staatebeheer «p te ruimen voet k ingericht, zal de tijd moeten learen. In elk «e »»1 «eMjnt het peweneel der Italiaamche staatsspoorwegen nogal veeleiachend te zijn. 24/3 '11. V. D. 8. IIUIHIIIIIIIIlllllllMlllllflllHIllll Wedergeboorte. M. de E. De christelijke theologie puteenharer krachtigste elementen voor de werkelijk heid van de religie, de eenheid der menschheid met God, en de waarheid van den christelijken godsdienst uit het ware of vermeende feit der wedergeboorte. Er zijn van die uitverkoren vaten, die leeggeloopen, ja ranzig en stinkende geworden, plots volraken van het koste lijkst dru:vensap uit den wijngaard des Heeren. Menschen, die hunne kerkelijke plichten verwaarloosden, die den smat van lauwheid droegen, ja vrijdenkers en erger zie eenklaps gaat het lichten in hunne zielen, zij heffen zich op ex terrenis desideriis, en rijzen klapwiekend ad ooeleetes oontemplationes. Ba inen moet dit niet opvatten als de bevlieging van een dag, die 's morgens haar gonzenden loop begint, en 's avonds in den schemer geruischloos sterft; neen, «r zij n gevallen te over, dat dusdanige verlich ting hare zegeningen dor lange jaren heen uitbloeien deed. Men kan zich over die bekeeringen niet genoeg ver heugen ; niets is- meer in staat dan deze om den twijfelaar het geloof terug te geven aan een aardach bestier door hemelsche machten. In den zondigsten Kberaal,den spotzuchtigsten societeitsman, den vrrjziniiigsten pseudo-Katholiek, den modernsten dominee, den academisch meest besmetten medicus, den universitair gesproken meest onschuldigen half- en heel-ongeloovige schuilt een vonk van die hemelsche genade, die op het voor bestemde tijdstip het gansche wezen in de vlammen zet van geloof, hoop en vertrouwen. Men kan zich afvragen: wanneer, of wanneer het lichtst. Is de openbaring der wedergeboorte aan wetten of regels gebonden P En waarom ook niet ? Men heeft wel een verband ontdekt tusschen de toedeelingen van het heilig Sacrament des huwelijks en de fluctuaties der graanprijzen, wel tussehen den tragischen zelfmoord en het simpelnatuurkundig feit der menigvuldigheid van de zonnevlekken. Waarom niet ook tusschen de Christelijke wedergeboorte en-eene .reeks van -ervaringsfeiten! Het lust ons, hier eene hypothese op te werpen ter verklaring van het in ons land zoo sterk toenemen van het aantal wedergeboorte?. Want dit laatste treft ieder onbevooroordeeld toeschouwer. Ge durende de laatste dertig jaren ziet men met tusschenpoozen-?telkens de vlam men des geloofs door breede volkskripgen heenspelen. ? ' De Raadsheer, die Gods woord ver waarloosde en Gods priester miskende, wordt van den gloed bevangen en spoedt zich met lofwaardigen ijver weer ten biechtstoel en naar het H. Avondmaal. De advocaat, tot dusverre weinig geestdriftig-geloovige, die in de late «vonduren van het soosgesprek zoo moedig op de neepjesmutskecs, de begijntjes, de falievouw rs schimpte, wordt een boanergos, die christelijke vergaderingen belegt en getuigt van 's Heeren woord in staat, samenleving en gezin. De dokter, natuurwetenschappelijk ver heven boven theologische vooroordeelèn hoewel vooral binnenkamers om aan zijn patiënten geen aanstoot te geven eaat nu aanbinden met de geestelijken ; eiken morgen ziet men hem op de vroegmis, bij nacht nog, vooraa* op de eerste rij der schaarsche, maar juist daardoor in het oog vallende geloovigen, zijn aan dacht wenden naar den H. Dienst. De ministerie-ambtenaar, te beginnen nset den klerk, vervolgens de gestudeerde adjunct-commies, ja de refendaris,laten na irieven van oom Jodocus Baarde Neef! Sedert ik hem zoo geholpen heb in de moeilijkheden over den Marine-dominee, komt Johannes Canonicus mij nog al eens opzoeken, wanneer tenminste de zeemachtbeslommeringen hem in de buurt brengen. Heeft hij dan een namiddaguurtje over, dan gaat hij zoo tegen het theeuurtje bij mij voor anker. Vroeger, zoo heeft hij mij wel verteld dan moest het een sterke kerel zijn die hem van de soostafel weghaalde: mets boven een borrel! Maar zelfs in meer Jntiemen vriendenkring overal is immers de Heer tegenwoordig! in een dartelen, Yoltairiaansehen toon te spreken over de schrift, de kerk en den dominee; bij sommigen grijpen niet zelden opmerkelijke bekeeringen plaats, waarlijk verrassend voor wie hen vooraf gekend hadden maar daarom toch niet minder glorieus en verdienstelijk. Verder de onderwijzer, de leeraar, de burgemeester, de ambtenaar van den veiligheids- den gezondheids- den reini gingsdienst, de politieagent, inspecteur, commissaris, de Inspecteur van Land macht, Zeemacht, Spoorwegen, Onderwijs, Goddank geen enkele kategorie van staats- of gemeenteambtenaren is gelukkig uitgesloten van het Heil. Wij zouden geheele lijsten van namen kunnen publiceeren, enkel van hen, in wie gedurende de laatste drie jaren het "Woord is levend geworden; doch waar toe P wij zouden slechts de bescheidenheid dezer eenvoudige zielen kwetsen. Wij meeneu opgemerkt te hebben, dat bij de hoogste ambten, waar geen pro motie meer uit mogelijk is, zooals die van den Hoogen Raad, het leerambt der Universiteit zulke bekeeringen minder veelvuldig voorkomen, vooral bij kinderlooze ambtenaren. De reden hiervan ligt voor ons in het duister. Wat eindelijk de periodiciteit betreft der wedergeboorten: wie zal niet toe stemmen, dat daartoe opmerkelijker wijze vooral zijn gesteld : de tijdstippen, waarop aan ons land het geluk is beschoren geworden onder Christelijk regiment te komen staan. De bovenaardsche beweeg redenen hiertoe zijn niet moeilijk in te zien : 1. hoe opwekkend is niet het voor beeld van 's landsbestuurders ? 2. hoeveel te meer kans is er niet, dat er eene een heid kome tusschen den uitwendigen levensloop en het innerlijk geloof? 3. hoeveel te zegenrijker wordt niet voor het volk de aardsohe openbaring van Gods bestier, welke de overheid is, wanneer er harmonie zij tusachen de gezindheid der dienaren en het van Gode ingegeven beleid der heerschende mach'en P 4. Welk een kracht gaat er niet uit van het geloof, wanneer de geloovige, ja de nieuw-bekeerde voor de oogen der heidensche, liberale massa, reeds op aarde de belooningen, eere ambten enz. ontvangt, waarop zijn ver hoogde gezindheid hem een recht geeft. Ps. 31:20. enz. enz. Wij moeten summair zijn ; hebben wij eene k leine bijdrage kunnen geven tot het beter begrip van het goddelijk verband, van de liefelijke snoeren, die gelegd zijn tusschen het wonderlijke hart der menschen en Gods historische beslissin gen, dan is ons doel vooreerst bereikt. Later hopen we wellicht te toonen, hoe de wonderen, waarin wij ten huldigen dage leven, van onverwachte en tref fende bekeering, hiermede niet zijn uit geput. Weten we niet, hoe zelfs liberalen, geïntimideerd door de triomfen van Gods kerken en hare overwinningen in partibus infidelium, eene godsvrucht toonen gaan, die pleit voor hun betere inzichten ? H ETS J ES SnokeE-Statie. (uit Prille Jeugd) van Georg Giünenwald Kzn. 't Was een helderzonnige zomerdae, en moe van 't spelen, zeurden we bij elkaar om, gekropen op de bruggebank. D'én hing tegen de leuning, het hoofd achterover, en droomde zich wég hoog boven in de blauwe lucht. De ander zat bedelen met een vies stokje atreepen te griffen in 't stof van den weg. En d'overige twee, een slakkenhuifje tueschen de groezelise zweetdat was de zwarte tijd"; EU had hij liever thee; vél suiker en melk. en als hij die bij mij kon halen, en zoo boven dien een ernstig gesprek voeren, iüplaats van de lichtveerdige cantine-praat van voorheen, dan verheugde zijn hart zich mér dan hij kon uitdrukken En ik moet zeggen, die bezoeken bevallen rnij ook wel. De man heeft 200 iet j eenvoudig oprechts, zoo iets ongsrkunstelds en dat echt sympathieke van den in heiligen ijver ontstoken bekeerling bovendien. Ik zelf, die ook den eenen avond als paganist ben to bed gegaan en den volgenden morgen na een in weifelingen doorstreden nacht! als Ciiristen ontwaakte, ik voel mij, onweerstaanbaar haast, tot hem aangetrokken. En zoo bespreken wij dikwijls de belangen, die ons beiden ter harte gaan. Dan kan hij soms zoo zijn hart geheel bij mij uitstorten, klagende over al de miskenning, die hem ten deel valt. Men trekt mijn eerlijk zeemans woord in twijfel.'' zoo zucht hij dan, en dan komen uit zijn binnenzak nummers van den Notenkraker, en Uilenspiegel, van de N. lïdtterdamnter, het Volk en het Vaderland en waarlijk ook al prenten uit jouw Weekblad, U-iijn beste, alles wordt mij voordele<d, om te oordeelen en mij met hem boos te maken over al die grie vende paganistische spotternij met zijn be keering. Ik krije dan medelijden met hem, want daar kan bij in het geheel niet tegen. Heusch men moest hem wat sparen: hij gaat daaronder zoo gebukt. Het eenige middel heb ik hem eens gezegd, om aan dien twijfel voor goed een einde te maken, vingertjes, drensden het drenntje van slakje, s'akje, kom nit je huis". Onderwijl wierp ik mijn bloempjes in 't water, die dadelijk na 't plukken in mijn beste handje veiflensd waren: madelieven en boterbloemen en roode klaver, die zoo lekker ruikt. 't Was zoel en stil, en de groote zon brandde fel boven onze hoofdjes, en hield alles strak in zijn geweldig licht: de straat en da huizen bleek van hitte en daarachter de alles afsluitende m a t roode muur der kerk. Geen schepsel was er te zien in de ganache dorpskom, die daar beneden ons lag, ingemuurd tnsschen huizen en kerk als n lange oven van steen, waar de lucht gestoofd werd boven geele stiaa klinkertjes en tusschen roode gevelsteentjes. De rechtgeachoren lindeboom voor de smidse stond reeds ge schroeid en zijn stoffige blaren hingen slap. Mijn bloempjes rustten op 't roerlooze water; ik hief mijn oogen op en keek voor me uit. 't Was er vanaf de hooge brug zoo'n mooi gezicbt. Daar strekte zich het wijde, wijde veld, waardoor de bochtig? grindweg buitenwaarts voerde. De mieden lagen nog ongemaaid: groote vakken van geel en van rood en van bruin, maar bijeengehouden onder nvervige tint van stofng grijp. En daartnsschen, heller van kleur, de lichtgroene greiden, waarin zwartbonte koeien geknield lagen of droomerig stonden, gelaten verdragend de stille hitte der zon. Boven d'oneindige verien trilde de lucht, en haar heveling hief verre daken en boom gaarden omhoog als wapp'rende wimpels van groen en rood boven zilveren meeren. Daarvan droomde ik, gebogen tusschen de leuning der brug, vooruitatarend ver over 't water. Toen kwam het verschrikk'lijke, dat ik nooit heb vergeten. Onverwacht en geheel uit zichzelf, begon de torenklok te bommen. De stovende wereld in haar geheimzinnige stilte stoorde zich er niet aan, maar bleef roerloos. Dat was angstwekkend; want zoo maar op óns toch gaf de toren donder van geluid. Regelmatige golven van zwaar metaal, maar dre werden gevolgd door rog zwaardere en toen werd het daar boven het dorp plots een klokkengebom, dat neerviel Uit den hoogen toren als een stortbui van donderende, zware, donkere geluiden, die klonken als sombere zang uit diepe metaalkeelen; zóó bonsden en bamden daarboven door de kloks<aten van den hoogen toren de galmende klokken. En allea bleef stil; de zon stoofde de bleeke steenen van de dorpse om beneden ons, en geen schaduw verscheen daar van ccnig mensen die van uit de gevelrijen kwam kijken. Maar ik stond daar, kleine jongen op de hooge brug. verbaasd te blikken taar boven: naar den toren, die maar al, plechtig en somber, bleef bammen, en het onverklaarbre bearjgste mij: hoe de buurt leeg bleef en niemand verwonderd kwam aanbaasten uit de blaakrende huizen. Toen wen 1de ik het hoofd, den anderen kant uit, over het water naar de bocht van den grintweg. Ontzetting beving müen deed mij verstijfd staan. Want daar kwam, tusschen de mieden en greiden, volgend het Bschbleeke lint van den weg, een optocht, zóó aller-afgrüselijkst, : oó beangstigend-griezelin, dat mijn starende oogen als vaatgezogen werden van schrik, en ik moest kijker), zonder mij te kunnen verroeren, zonder te kunnen gillen, ik moest kijken naar die ppookachtige statie, die kwam aausluipen d< or de B'ille* h tte, geheimzinnig getrokken door 't spookachtig-on ver tlaarbre galmen der klok die ze noodde. Ik moèat kijken, en kon niet verroeren mij, noch gillen, en ik zag, star van ont zetting, hoe die epokenstoet calerkwam. largzaam, schuifelend voet voor voet, een geluidlooze rij fan zwarte gedaanten. En voor hen ftn reed een wonderlijke vragen: zwart, met een zwarte koeteier en een zwart paard, alles van wonderlijke gedaante. Ik meest kijken, en keek... totdat de spoken verdwenen waren achter de huizenrij, welke een deel van den grintweg ombocht. Maar toen bedacht ik, met klimmenden angst, dat straks zy weer te voorschijn zouden komen, en dan... hier vlak bijl, en zou wezen om eenvoudig-, met echte zeemansrondborstigbeid de geschiedenis van je bekeering te vertellen. En het verhaal dat ik toen hoorde, zoo treffend gelijkende op de oude geschiedenis van Paulu-i, en die van Augustinus, heeft mijn hart eens voor al voor hem ver overd. Het was in den laten avond ge beurd. De ministers van het kabinet-de Meester waren voor het laatst samen geweest en hadden besloten af te treden. In gedrukte stemming was ook hij huiswaarts gewandeld. Het Plein over, de Pooten door, de Heerengracht langs en toen het braede Bezuidenhout op. Daar lag dan die heele stad met al haar schoons achter hem, met haar liefelijke dreven en ach! met haar regeeringsgebouwen, met zijn eigen departementsgeboaw ook, waar op de tafel in zijn eigen kamer de ministersportefeuillo eenzaam was blijven liggen, terwijl op haar slechts het portret van Bestevaer Michiel Adriaenszoon (copie naar Bol) neerblikte. Dat alles had hij vaarwel gezegd, zou hij nooit weder zien, tenzij er een wonder gebeurde. En waarlijk, toen hij op het Juliana van Stolbergplein gekomen was dicht bij zijn woning toen gelimrdt' liet wonder l D;i;ir, waar nu de Julianavaas zich ver heft, daar verscheen opeens het beeld van Basteva r: in levende lijve was het de copie naar Bol. en in zijn eene vooruit(jcttokw Itand hield hij de achtergelaten minititerxportefetnlle! Behoud haar", waren de eenige woorden die Bostevaer sprak, maar in de portefeuille had hij een Statenbijbel gedaan! Dan volgenden dat ze hier langs moesten, lier... over de brug waar ik stond, om te komen b de torenklok die ze noodde, met nog steeds donderende galmen. Bier zouden ze langs komen, hisr,... waar ik stond! Verlamd van vrees kon ik nauwelijks, met toegeknepen O9gen en ingehouden adem, "wegsluipen van de brug, om me te verschuilen onder de bank, die er naast stond. Ik hoorde niet wat myn vriendjes me toeriepen, die op een rijtje waren gaan zitten, in nieuwsgierig afwachten, boven op de bank. .Ik kroop er onder, en wilde niets zien. Maar ik moest zien. Want de spoken, tijdelijk achter de huizen verscholen, traden nabij: ik hoorde het stappen van het, paard, geheimzinnig-gedempt in het mulle grintspoor, ik aoorde het opspatten van de steentjes onder de hoeven en het knerpen van de wielbanden. Maar al deze geluiden klonken wonderlijk gedempt en hél vreemd in de groote stilte. Hol jolde de wagen nabij, de vreemde zwarte wagen, en daarachter was het geechuifel van voeten, die tred voor tred langzaam zich voortsleepten, en de treden van een ieder-afzonderlijk volgden elkaar plechtig-langzaam, maar de ganeche rij schuiflende voeten hoorde ik eindeloos in snel tempo verward dooreen treden over het knerpende grint. Daartusschen ruiechtezwak geritsel van süjfgestreken waden die zich plooien. Waanzinnig werd ik, geteisterd door al die geluiden van zacht maar vastberaden voortslaipende spoken, en van de dofgalmende klok, die ze tot zich,... tot zich riep. Toen moest ik zier. En ik zag, van ooder de bruggebank, de geluidlooze statie voorbijschrijden. Ik zag het paard: n groot kleed van zwart, met mons'er-achtigo oogholten in den kop, en daar wuifde een zwerte pluim tusschen zijn platgelegde ooren. En onder het kleed stapten zwarte pooten, die de franje van het kleed rrytmisch bewoner. Ik zag den zonderlingen wagen, en daar achter de zwijgende schimmen n voor n plechtig voortschrijden, en geenén sprak een woord, en ze keken stroef en ernstig en schenen elkaar niet te kennen. En al maar schuifelden zwarte beenen voorbij, een eindelooze ri'. Totdat tenslotte, na de mannen, de vrouwen kwamen. Dit WES bet meest beklemmend van allee. Want deze hadden geen gezichten, maar waren elk niet anders dan n groot kleed van zwart, wasrin hoofd en armen bevouwen waren. Ea ook s ij schreden voorbij n voor n, stil en statijr, en bij eiken pas kwam een zwarte schoenpunt ^en te voorschijn van onder het lange, sleepende kleed. Zij schuifelden voorbij over het knerpende grint, en toen de laatste weg was, werd het plotseling vreemd stil. En ik staarde ze na zooals ze afdaalden in de dorpskom, en dadr kromp de einde looze rij eamen tot n compacte plek van tcbadnwzwart in de zonverbleekte straat. En n'i traden uit de huizen voorzichtig de menschen, en schaarden zich vol angstig ontzag aan weerskanten vóór de blaakrende gevels. Nog steeds bomde de klok zijn sombere galmen daarboven het stille dorp. Toen ontrukte ik mij ean mijn verlamming, en onder luiden gil van afgrijzen, rende ik met gesloten oogen, de vingers in de ooren, naar huis,... waar ik lang heb geschreid en gehuiverd. Dit is geweest mijn eerste kennismaking met den Dood. Ik was toen een kleine, bange jongen van vier jaar. Nooit beb ik de.'.en eersten indruk vergeten. Herderliiie teilispraal Het verhevenat te verklaren Voer 't eenvoudigste verstand, Daarvoor 't juiste beeld te vinden Ligt niet altijd voor de hand. Op de joncedochtersleering Leerde onze dominee, Hoe des Heeren tand in alles Merkbaar is in wel en wee. Meisjes, luistert nu met aandacht", iSptak de weloerwaardo man, Jullie weet wel hoe men kippen Van het enot genezen kan? morgen was, rii een nacht vol bijbellezing, de strijd gestreden. Doch dit ia maar een uitweiding, ik had je vnlien vertellen, ho-3 ook dezer dagen een bezoekje bij mij er af kon, hoe de belichaming der Christelijke Zeevaert". weder een uurtje bij mij kwam babbelen. K venwei, er was dit maal zeker iets bij zonders. Er lag over dat anders meestal wat sombere gelaat nu een glans van vergenoegen en er lichtte uit die oogen een ik zou haast gezegd hebben: Satanische triomf. Zóó Excellentie", | zei ik, h»bt gij een van de ppotzieke paganiüten zijn vet gegeven ?" Maar het bleek nog mooier: hij had Van Asbeck een beentje gelicht. .-Is dat zoo fraai," vroeg ik, ietwat verbijsterd door wat ik voor een tekort aan Christelijke zacht moedigheid hield. Toen bij aan het uit pakken, over Van Asbeck. Die brave man een echte man van rechts hnd het erop toegelegd orn heta, Johanncs CfiDonictis, te wippen en zijn plaats de van Bcstevaer gekregen portefeuille (mét den Statenbijhel) te torsenen. Toen mtt die zaak van den Marine-dominee bijvoorbeeld had hij braaf gestookt en dacht hij er al te wezen. En om vast te maken, dat bij in j aanmerking 7011 komen, had Van A«beck verteld, dut bij wegens zceziekte altijd aan land moest blijven eeu vaste plaats in het gebouw aan het Voorhout, begrijpt IL Zoo'n man is dan nog ge zien bij de officieren ook! En hij slaat een toon sa n of hij alleen het weer, alsof Bffstevaer-zelf niet mij de porte feuille overhandigd had! Dst kon zoo Ah een boer zijn kip ziet lüden Aan dit vreeselyk gebrek, Breekt hij haar den snavel open, Gooit een roetpil in haar bek. Zie het dier na tegenspartlen Walgend van het bitter roet l Ach, het kan ook niet begrijpen, Dat men 't voor zyn welzijn doet. Zijn wij niet des Heeren kippen? Als gij tegenspoed beleeft, O, bedenk dan, jonge dochters, Dat hu u een roerpil geeft!" Of de beeldspraak van den herder Door die kipjes werd verstaan? 'k Zag ze kakelend en lachend Na de leering huiswaarts gaan. Het verhevenst te verklaren Voor 't eenvoudigste verstaad, Dat was zeker wel gegeven Aan dien A... schen predikant. M. Mond m TlscMflen, De Beweging, Maart '11: Is. P. de Vooys, ^Opstandigheid en Dichtkunst. C. A. Wynschenk Dom, Deuteria, Drama in n Bedrijf. Albert Verwey, Breitner, Karsen en Verster. A. Lichtenberger, Negen zangen van B:litig, voor de eerste maal uit het Giieksoh in het Nederlandsch overgezet. M. S, Koetman, Park bij Avond. Alex Gutteling, Milton: Het Paradijs verloren, (VI). J. Molenma ker, De krakende molen. G. en N. Burger, Politieke gesprekken, V, enz. Viaamiche Arbeid, No. 2: Felix Timmer mans en Frans Thiry, De ivoren fluit. Eichard de Cneudt, Zondagnamiddag in Stad. Voelt gij niet de innigheid? J. Greshcff, De Toekomst. Paul Kenis, R'uaiBsance Sonnetten. Karel van den Oever, Sociale Kunst. Rinke Tolman, Dood Lief. Albert Besnard, Avond. De Samenleving, No. 37 : Is. Zeehande laar Jbzn., Geneeskundige Kroniek: Psychi sche geneeswijzen, III, Het magnetisme van onzen tjjd. H. G. van der Waals, We'ala piiïiawiDccati. C. C. van Siooten, Wat er gelezen wordt. J. Steynen, Litteraire Kro niek. Thelounel, Iets over het bedrijf der Telegrafie in de Hoof iatad. De trappen van bet vrouwelijk leven. De Haas Lorenfz, Telefotografle. Algemeene Kroniek. Weekblad voor Indtë, No, 42: Het een en ander over het wezen van de kunst des tooceelspelers en over het onderricht in declamatie en tooneelispel, door Pierre C. Bos. Spoorwegplannen in Midden-Java, door Laler. De legenden der volkeren I, door Ciio. De jongste aardfchuivineen in Weat-Java (met foto'c) Het einde van een gevallen grootheid (met een fito). door Makassaar. Indische Pankrasgen, XXI, door Ofoei. Een nieuwe verzekerings branche, door W. Kerremans. Ei Loco (Slot). Schets uit het Argentijnsche campoleven, door Carlop. Lize (Vervolg). Novelle van Marie van Noorden. Solhitoe (Ver volg), door J. Baehrends. Feuilleton. Van bet Bijblad voor Dames: Een vaeantiecursns in paedagcgiek, door M. C. JiooyVan Zeggelen. RondMik, LXXXI, door At ne-Marie. Mode te Parijs, door Mouny. De Plicht. Xaar het Fransen van Ar di Lichtenberger door J. P. W. V. R. Huis houdelijke praatjes, door E. M. F. Corres pondentie. Voor de Huisvrouw. Van het Bijblad voor Sport en Uitppanringslectuur: Voetbalsport. Hockey. Di I' difche Moppentrommel (Deli-idylle). Schaakrnbriek. Allerlei. De Nieuwe School, afl. II: P. J. Bol, Wan hoop. Th: J. Tbyaser, Kleine Natuur kunde (slot). Herm. J. Jacobs, Een zoeker in 't Noorden. Frid. Beren?, Nieuwe B)rdsledei>, Tweede bedrijf. Eigtn Haard: Op den Eikenhorch, door M. J. Salverda de Grave-Herderscbj VII, slot. Het Permanente Hof van Arbitrage en zijne werking, docr Henri vsn der Mandere, VI, met afb. Eeuwelingen, door D, J. van der Ven, met afb. naar foto's van Jos. Raemaekers, I. Het veilig bewaren en gebruiken van brandgevaarlijke vloei stoffen, f ysteem Martini & Hüneke, met afb. A. J. Nyland, met poitref. Smilde, door W. G., met -a<ft>. Feuilleton, Scheybeek. Huize De Roos te Amsterdam. De gordel van Hippoiyta bij R' vaard,-*. Jhr. Benthem van den Borgh. t Sportvreugde. Gsdenkteeken voor Clement van Maasdijk, alles met afb. niet. En nu er een benoeming tot Schout bij Nacht moest gebeuren, nu heb ik hem lekkertjes te pakken genomen, omdat hij immers last van zeeziekte heeft! Zoo is de bom in zijn eigen gezicht ge sprongen ! Het leukste van de mop is, dat ikzelf óók last van zeeziekte heb! zei hij er met zoo'n gullen zeemanslach bij, dat ik van harte begon mede te lachen, en in mijn verbeelding reeds al die vissehen-voederende vlag-ofticieren bezig zag met een in den zeeoorlog nog niet toegepaste methode van verdediging. Ea toen ging hij in de opwinding door met allerlei departementegeheincen te vertellen, die ik je niet zal overbrieven, want de echte pret, dat hij zijn ouden wederpartijder er zoo fijntjes had uitge werkt, maakte hem minder voorzichtig dan anders. En nog toen hij eeu half uurije later wegstapte, had hij iets van het triomfantelijke va/i Bestevaer-zelf toen hij thuiskwam van den slag bij Solesbay. Ik zelf trouwens was ook voldaan en gelukkig; telkens weer als ik zoo van nabij kennis maak met de Christelijke politiek stemt mij dat dankbaar, en zie ik weer met een blijden glimlach hoc de toekomst van ons Land en ons Volk mij tegenlicht. *) Als steeds Je oom JODOCUS. *) Niet die van Land en Volk, welke mij uiterst Bomher lijkt als het, zooalp d*» andere kranten berichten, de gedegen stsattmacrwijaheid en het beproefd inzicht van Maruhar.t zal gaan missen!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl