De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 26 maart pagina 2

26 maart 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R NEDERLAND. No. 1761 der oommissie verlegd naai1 het centrum der nieuwere philologie in ons land, naar Groningen; zoo zagen we de commissie bij het jongste examen nu ook het gebouw der academie betrekken; zoo zagen we, dat' van de 14 of 15 candidaten een zestal slaagden, waarvan 5 hun domicilie hadden in Groningen. Het lijdt geen twijfel, of op deze wijze wordt een bepaalde groep van candidaten allengs van de B-akte zoo goed als uitge sloten, nog vóór ter bevoegder plaatse eenige beslissing viel. Dit is te minder billijk, omdat het aan den anderea kant niet in 'de macht der commissie staat, de waarde van de A-akte te realiseeren, en haar be zitters althans den toegang tot da m o. te waarborgen, dat met de academische vorming zijner leerkrachten ge*ni<zins gediend is. Moge dan dit betoog de commissie in bepaalde gevallen tot eenige clementie be wegen en tevens den onderwijzersstand een welgemeende waarschuwing zijn, talenten en zilverlingen niet in argeloosheid op te offeren aan een schier onbereikbaar ideaal! Januari 1911. NAUCZYCIEL. Verlaine zei eens dat een kunstenaar moet anarchist zijn; ik meen het gelezen te hebben in zyn Quinze jo»r« en Hollande. Dat anarchiit ton ik willen veranderen in revolutionair, omdat het de dingen voller en bre«der omvat; de kern bluft eender. Wie durft onze componisten «eten naar dit zeer waarachtige apophthegma ? Een jwd c f katholiek schraagt niet vaster op gjjne traditie dan zij. Dat de heele hedendaagsche mnziek wortelt ia de Fransche Romantiek, weet ie Ier, maar ik wil dit toch even omschreven. Rtchard Wagners artisticiteit rijpte gedurende zijn hongerjaren te Parijs. Hy beëindigde daar zijn Rienzi onder den invloed der Groote Opera en Mayerbeer; hjj dichtte en compo neerde er dan Vliegenden Hollander. Liszt was door-en door Franschman. Beiden, de dragers der Duitsche richting, wier geest leeft in elk musicus min of mear, hij heete Ricaard8transs,Begerof Maaier (de Draeseke's en O:to Taubmann'd uitgezonderd) bouwden op Barliez' fondamenten. Daarmee is tevens aangetoond hoeRobert Scbn nann's kunst afstierf. Brahms, de voort zetter van diens klein systeem, volgens welk men zich verzadigt aan een kleine natuur, rauw omkringd, waar alle groot gevoel, groote gedachte en groote conceptie wordt geweerd met huivering en scbrik, Brahtns mag men desnoods besmonwen als een geniaal schepper, zjjn productie en die zijner aanbatgers vervloeit in den overvloed hun ner .antipoden : de Jong Franschi n, de Ruseen, de Italianen, de Vlamingen, de Hongarej, de Oostenrijkers, de 8 pa tij aards, 7/s der Doitschers, de Engelschen, ( neerendaele) wier aller knustenaarsstreven is gegrondvest op ie Framche Romantiek. Voor er op door te gaan hoe onwrikbaar de traditie onzer componisten vast zit in de Duitsche Romantiek, zocht ik te bewijzen dat deze geïsoleerd staat en dood zal loopen. Wilt ge de allesomvattende lyn van het Hollandscbe muzikale streven ? Vergelijk een lied van Kor Kuiler met een lied van Beroard Z *reers, een van Zseera met een van Sehumann. Dat verse nilt ternauwernood met elkaar. Een sterk voorbeeld van de uiterste be grenzing?: Aan de Ameteidamsche universi teit worde muziekgeschiedenis gedoceerd door een leeraar (Jacqnes Hartog) die niet enkel S.rauss en Mahler, doch zelfs Wagner uit den grond van 't nart verfoeit (behalve de Meistersinger I) Die omwankelbare traditie reikt verder dan de uiterlijke zijde van hnn arbeid. De oog levende voormannen zjjn opgebracht met Ten Kate, Nic. Beets, Smit Kleine, Tollens en dergelijke. De litteraire omwenteling is haar gang gegaan zonder belangstelling 't minst wakker te roepen bij hen. Men zal zeggen dat Zweers verzen becomponeert van P. C. Boutens. Jal Maar terzelfdertijd dat. hy Een oud Lied en Luat mij nimmermeer berutten (teksten van Bontens) uitgeeft, ver schijnt Mei,l, een ongelooflijk lijzig deuntje op woorden van? En Zweers musiceerde meer, geïnspireerd door G. W. Loven das l, Cosman e. d, wier hoedanigheid ieder kent, dan door poëzie van Biutens of Helene Swarth. Het is mosüijk redenen te gaven, op grond waarvan men iemand alle artisticiteit kan ontzeggen. Te lastiger wordt dit, daar er hier IIMIIMIIIIIIHIMtlimi PHILANTROPISCH DRAMA DOOR MINCA VER3TER?BOSCH REITZ. II. Die eerste dag was voor de dames Cnnssewinckel gelijk aan 'n oase in den woestijn, geluk 'n koele dronk na dagen lang smachtens. Ja, dat waren wel de wichtjes die zij steeds in hnn verbeelding voor oogen hadden gehad, de kwijnende plantjes die hnn ganschen leven, de zon der liefde, de lafenis van 't zorgend mededoogen hadden gemist.... Lonise bracht deze zooeven door haar geschapen beeldspraak in haar copy-boek over,... je kon nooit weten hoe 't je nog eens te pas kon komen.... Toen rustte haar blik weer welgevallig op 't stille jongske van ongeveer vijf jaar dat benepen een prentenboekje zat te bestaren. Ook Fine's oogen gleden langs 't heel smalle bleeke gezichtje, 't brooze lijfje, de magere bandjes Ja, Céline had gelijk, dat kind moest tot eiken prijs versterkt worden ... ook 't zusje dat verderop in den tuin, lang zaam met Bertha in de tninpaden drentelde... 't waa zoo kwijnend... zoo ... phémère. Wat 'n zegen, wat 'n zegen, dat ze aan die Schepseltjes hun zorgen konden en mochten wijden...." Ze leunde in haar stoel achterover; dat deed ze altijd als ze eenigzins zorgvol na dacht Lon", zei ze, toen ze klaarblijkelijk tot altijd eene categorie onaantastbaren be staat, wier werk onomstootelyk is als de tonale cadens. Maar nu eens afgezien van de fatale en fatalistische rij: Scbunann Verhulst?Hol?Zveers; wat zy missen is dat, wat allen pseudo-kunstenaars van alle tijden ontbroken aeeft: individualiteit en spontane voeling met het volle leven ; het almenschelyke en een stufeje goddelijkheid; de passie. Kan men by n onzer modische compo nisten (die den toon aangeven, bedoel ik) als eanmaal de leerjaren voorbij zijn, spreken van ontwikkeling? verruiming van hun wil len? groei van hnn geesteskracht; groei van hun innerlijk wezen ? Het is een zaas, welke niet enkel het ver leden en heden doch ook de toekomst raakt van ons muziek-leven. lader criticus, als men hem hoort onder vier oogen, zegt of erkent, dat Holland ranwelyks n noemenswaardig componist heeft, terwijl e:k hunner werken befeest wordt, de auteurs gevierd als mees ters tot zij 'c graf ingaan met de vergetelheid op de tielen. Vanaf Van Breetot en met Hol. Men vergt te weinig. En de criticus toont zich even luttel re/olutionnair als de maker. Mijn wijdloopigheid is naar aanleiding van Julius Rönigens Piolonoel concert en van een oespreking het onontbeerlijke voorspel. Men kan een kans t werk beoordeelen van tweeerlei standpunt: of een ideaal is de norm, of men houdt rekening met een milieu. Wanneer bij'. G ast a v Minier eene symphonie de wereld inzandt dan toste t men gewoonlijk haar waarde aan het meest dinene dat voorafging. Maar laat ik om in de regi onen te olyven vai Röatpen, minder hoog grijpen. Wanneer Emanuel Moor hier composities lanceert, dan staan rechts van hoorder en criticus de profeten der eeuwige schoonheid, libks Moor. Het is, m. i., de aleenig onbedriegelyke weegscnaal, de eenig rechtvaardige. Djjh men zy consequent. Wanneer men van Moor durft bawereu, dat zyn ('.g. slechte) musiek door geld of andere kuiperyen op onze programma's raakt, waarom geen billijkheid betracht en oorzaken nage zocht onder invloed van welke gelijksoortige of geringere muziek begunstigd wordt. Ik zon wel willen weten, in hoeverre men tot waardeering verplicht is, wanneer iemand na ongeveer 25 jaren practische muziekbeoefening eene ordentelijke faga kan samen stellen ; hoe zwaar het eigenlijk weegt, wan neer hij dan een 1ste of 2de thema, door voeling en hernaling elkaar '.eer logisch kau laten volgen; wanneer de toonsoorten- 'erwantschap onberispelijk is in acht genouen, wanneer de melodieën feilloos gebouwd blij ken; wanneer de harmonie den inhoud van een leerboek van Jadassohn b.v. niet te boven gaat; wanneer de instrumentatie wordt be handeld volgens de gebruikeliJKe en doel matige methode; dit alles na 25 j iren practyk ? Dat man in Röatgens noloncel-concert geen greintje persoonlijkheid trefc, behoef ik niet te zeggen ; dat het sentiment ouderwetsch en temperamentloos is, de geest klein en gering ligt voor de hand. Röntgen geeft zijn' werken graag een schijn van organisme. Uit het eene thema wringt hy het andere, alle metamorphoseeren bearteüngs, hy combineert ze met voorliefde, van het eerste tot het laatste. Miar overal merkt men, dat niet het doel doch het middel de drijfveer is van zyn voortdurend geknoedel. Wat kan er dan terecht komen van het organisme? Oadanks alle uiterlijk verband wordt zulk werk niet meer dan een serie kinematograaf-prentjes. Waarom zou Röitgen b.v. die Oad-Iartche volksmelodie genomen hebben? In zyne bewerking bezit zy vol strekt geen eigen physionomie. Waarom bouwt hij er dan de heele tweede helft van zyn concert op ? Brengt het ook maar de geringste emotie of zelf i eene impressie, wan neer twee hoofdthema's uit het begin, even gevarieerd terugieeren bij 't slot ? n zoo verder. Den vertolker (Pablo Oasale) laat ik er buiten met voorbedachten rade; omdat ik den kunstenaar zeer groote vereering toedraag. MATTIIIJS VEKMBULEN. Ter inleiding. En al die aangezichten waren overto^en met n gloed, n verrukking, nen stralenden wil, alle aan elkaar gelijk ... (De Opstandelingen tweede bedrijf) Het verdoek dat da redactie van 'De Amsterdammer' tot mij richtte, iets te schreven o var het lyrisch treurspel 'De Opstandelingen'doorHenriëtte Roland Holst Van der Schalk, (ter inleiding van de vertooning op 26 Maart) waardeer ik zeer. Want die redactie weet wel dat ik voor de strekking van dit stuk bijsonder weinig voelen moet, MiimiiMiimii 'n besluit was gekomen, want ze zat nu weer kaarsrecht, Lou, met 't oog op de kinders moesten we voortaan een lijst aanleggen ... ik bedoel 'n soort dagverieeling.,.'nrooster weet-je . .. van bezigheden, uitspanning en maaltijden.... Céline zei dat ze dat in 'n Sanatorium ook hebben...." Louise keek haar zuster over 't bamboetafeltje, 't miezerige jongetje en 't prenten boek, verwachtingsvol aan, en Fine vervolgde: 't zijn hél teere wezentjes... we moeten dan ook maar alles in 't werk stellen... alles doen wat in ons vermogen is om de lievelingen te versterken,..." Ja" knikte Lou wat hulpeloos, omdat zy wel 't doel, maar niet de middelen, duidelijk voor oogen zag. Zie je," vervolgde Fine weer, ik heb zóó gedacht,... voortaan moeten wij om half zeven opstaan... dan moeten de kleintjes dadelijk iets hebben... dan wasschen en aankleeden, dan ontbijten ... dan wat kalme bezigheden, dan... dan ja me dunkt dan melk of chocolaad met wat koek of zoo ... dan wandelen... dan wordt 'e zoowat kofliatp ... dan" Maar toen zakte Fine weer achterover in haar stoel om de rest van 't nieuw arbeidsreoster in zijn nog chaotischen wordings toestand te bepeinzen. 't Was zeven uur 's morgens; er stonlen twee bekers melk in 'n kom met heet water. Fine stak haar pink in de melk. Hij is op temperatuur" zei ze apodictisch. Toen stak Louise de hare in de andere beker: Ik zon zeggen dat-ie te heet is," zei ze beschroomd. A.ls-ie te koud is," zei Fine, dan ver en dat er onder hare geregelde medewerkers weinigen te vinden zijn, wier politiek e o vertuiging zóó ver van oie der schrijfster afstaat als de mijne. Toch kan zy met haar opdracht niet bedoeld noch gemeend hebben, in dit blad, verschijnende den dag vóó: de opvoering, een soort van philippica tegen die geestdriftvol voorbereide vertooning te doen drukken. Eer zou ik denken, dat zy prijs stelde op de kenschetsing van n die staat buiten wat onder de mannen van het ware geloof 'di Party' heet; een vér-buiten staander, die als zoodanig allicht critisch zuiverder kan zien dan hy, wien de instemming met den inhoud van het te bespreken werk de uit drukkingswijze van zy'n woordvoerster minder belangrijk maakt. Mijnerzijds dan gevoel ik zesr het ver trouwen dat in deze opdracht ligt, te moeten reciproceeren met een poging tot volledig begrypen van datgene dat daar in leze lyrischdramatischen vorm stuwt naar ds voor der schrijfster blik hoogst bereikbare schoon heid: die van het Socialisme. Niet om over myjelf te praten ze< ik dit alles ik voel socialistisch genoeg om die individualiteit gering te achten maar om voor de lezers van de Groene mijn stand punt van beoordeeling aan te wijzen; en voornamelijk, om hen de grootte en de zuiverheid mijner bewondering voor dit werk klaar te doen inzien. Ik hoop zeer, dat de leiders van deze ver tooning-voor geestverwanten de opvoering voor een met minder exelnsivisme bijeen gebracht publiek zullen herhalen. Ik voor my zou zelf j liefst eens zien welke de indruk was op een publiek van nietgeestverwanten; van tegenstanders van het socialisme. Welk een triomf voor de propa gandiste, 61 voor de schrijfster, wanneer dan de schoonheid van haar werk eeuoogenblik stom sloeg allen politieken geeit van tegen spraak. Dat zulk een triomf mogelijk is, heb ik aan mijzelf ervaren Inderdaad, de schoon heid die men hier tot dienares wil gebruiken, is van zoo hoogen adal, dat zy, in dienst baarheid, haar meesters doet vergeten door het indrukwekkende van haar eigen wezen. De zielescfeoonheid der schrijfster, die zich geheel in dienst stelde van haar leer, open baart zich in dit werk meermalen op een wijze, zoo verheven, dat de vervoerde lui steraar in een toestand van ontroering ge raakt, die verre superieur is aan dien, waarin men een economisch stelsel beoordeelt; en wie dan hun innigsten bijval betuigen, doen het der zienster van galuksvisioenei, niet der vrouw die overtuigend aantoonde, dat zy van de vele wegen naar bet Ideaal zoo i n lichtelijk den naasten te kiezen wist. Wat de mawa'd in oeweging brengt is da schoon heid van een visie, niet de kracht van een beioog, dat aan die visie door de apostelen verbonden wordt, gelijk visie en betoog zich in die apostelen verbonden. Welnu, de visie kunnen alle schoonheidgevoeligen wairdeeren, als ze helder is. E a zoo zullen ook alle schoonheid- ?evoeligen a moment tot geloovige volgelingen van de apostel Roland Holst behooren. Wat stelt die visie ons voor oogen ? De schoonheid dar verbroe lering van alle zwoegers; verbonden in a hoog levens gevoel. En al die aangezichten waren o ver togen met n gloed, n vcrrukkin », nen stralenden wii, alle aan elkaar gelijk.. .. De inhoud van 'De Opstandelingen' ? Ziehier : Het stuk speelt in een Zuldrussisehe haven stad, gedurende de revolutie; de handeling omvat verscheidene maanden <m valt gedeelte'ijk buiten dan reëalen tyd." Ia het eerste bedry'f wonen we een beraadslaging by tusschen Chrystaloff, een leider der arbei ders, Petroff, een der grondvesters van de sociaal-damokratie in llisland, Maria, eaa propagandiste, Badom, een afgevaardigde van den Patersburgsehen Arbeiders-gedepu teerden-raad, Ismaïl, een jongeling, en de afgevaardigden der mijnwerkers, der trans portarbeiders en der fabrieksarbeiders. Een beraadslaging? Ternauwernood mag het zoo hes-ten. Het is niet dan een opwek king tot den opstand en een instemming, alzijdig. Het tweede bedry'f brengt een her denking van hen die in den opstand vielen; de aansluiting van een deel der soldaten bij de revolutionnairen ; het bericht dat de meer derheid der militatren het gezag trouw blijft; en, tot slot, de gevangenneming van de leiders en van hen die met hen zijn. Het derde bedrijf.: den krijgsraad, het getuigen"' der socialisten voor hun leer, de veroordeeling der leiders, het afscheid, de wegvoering. Daze inhoudsopgave dost dunkt my vol doende gevoelen, dat by de qualifisatie 'iyrisch treurspel', die Mevrouw Roland Holst aan haar werk gaf, het accent niet teeren die zwakke kinderjiaagjas de melk niet... dan wordt 't niks dan wrongel... 't staat in de Moe Ier-Verpleegster" ... daar heb ik mij van de week op geabonneerd. Gut," zei Louise spijtig, daar heb j e niks van gezegd" ... Vergeten"... antwoordde Fine wat ver legen met 't geval; toen bijleggerig, 't is voor jelui ook 'n heele steun, zoo'n vakblad by kinder verzorging." Toen stak zij nog eens haar pink in de melk, en Louise deed 't zelfde. Als we de koortsthermometer er eens in hielden, dan hadden we zeker de go3ie temperatuur... 't moet 35D zijn" ... pre velde Fine. Louiae haalde uit de huisapotheek den koortsthermometer, stak hem voorzichtig in 't roomige vocht. Hij moet er tien minuten in blijven,1' doceerde Fine, ... dat is altijd ... met tem peratuur opnemen".... Gut mensen dan is je water al lang kond," meende Bartha, die zich in 'c melkdrama kwam mengen. Ook zij stak haar pink in de beker, toen in de andere, likte hem af en verklaarde hij is best hoor l" Zou je denken?" vroeg Fine, haar ziel vol bangen twijfel; toen haalde zy den ther mometer er uit... Geen spoor van ryzing of daling. In 's hemelsnaam, dan maar voor deze keer zóó" ... suste ze haar geweten, maar dat moeten wy morgen toch meer consciën tieus doen." Zoo kregen de kinderen dien morgen hun och t end melk een uur later dan 'c pas in werking zijnde rooster aangaf. Dien morgen waren de zusters een en al op 'treurspel' moet vallen. Immere, al wordt hier een conflict getoond, het 'drama' geeft geenszins van die botsing de uiterlijke en innerlijke voorbereiding. Men kan in meerdere of mindere spanning verkeeren, of de opstand zal gelukken; maar 't is duidelijk dat een dergelyk gevoel by den lezer-toe chouwer nog geenszins de dramatische kracht van 't kunstwerk bewijst; als spanning per se dra matiek beduidde, was da roulettetafel meer dan Sophokles en Shakspeare samen. In zooverre ook laat zich het .lyrisch drama van Mevrouw Roland Holst met d* roulette vergelijken, als we bij beide slechts met n der botsende partijen meeleven; want het gezag, voor zoover we daar iets van merken in het drama 'Da Opstandelingen', blijft ons n wat zijn uiterlijke en innerlijke kracht n wat zy'n psychologe betreft, een even en onbe rekenbare en onbekende conflictfactor als het toeval bij 'tspeL Men hoort op't slot dat dat gezag uiterlyk de overwinnaar blijft maar die overwinning, dat is: de ontknooping van het stuk, is zoomin met 't inzicht van haar innerlijke noodzakelijkheid voorbereid .. als het vóór-komen van rouge of noir voor den blik van den toekijker te Monte Carlo. En geeft dien toeschouwer, zoo hij zich niet partij gevoelt, een sensatie van even geringe bet eekenis. Zoo hy zich niet party gevoelt... Daar raken we een kapitale fout in het stuk. Want een fout is het toch zeker, wanneer een werk alleen hen ontroert, die zich eenigszins in hetzelfde geval gevoelen als de ten tooneeie gevoerden. Miar, kunnen we dan niet allen mee-gevoelen met deze lielen ? Kannen we niet róó met hen meeleven, dat die andere conflictfactor voor ons wordt als voor hen: 't Fatum? We zouden het kunnen, zoo ze reëeler waren; zoo ons menscaen werden getoond in plaats van deze broederschapsmarionetten, deze levende leuzen. Levende menscheu in wie we, by verschillende geaardheid n ideaal gewaar werden; rnenschen mat ge breken en deugden; met liefde en zwak heid... Misschien is die alles de jen lie den eigen, maar we merken er zoo weinig van, en wat we er van merken, heeft zoo absoluut niets met dramatische ontwikkeling te maken. We zien hen niet dan in n tweeeenheid van gevoelens: broederschap en gezaïjshaar. Dit uiten ze... tot zij vallen. En dan valt ook het gordijn. Inderdaad, krygt zoo niet deze dubbele val voor dei toescfiouw:r dien de tendenz koud laat de beteekenis van een verlossing? Ean verlossing van het aldoor kijkea naar die lieden, steeds in n houding? Neen, tósh niet, voor mij althans. Om lat die houding er Jeene is van zo o groote lyrische schoonheid, dat het mij nooit verdrie;, er naar te zien ... Maar hierover straks. Nu wil ik allereerst even resumeeren, dat »1 die aangezichten overtogen met n aloed, n verrukking, nen stralenden wil" mij een schoonen, maar geenszins dramatischen indruk geven. Als we ons met een Hollandsca socialisten drama bezig houden, komt ons natuurlyk dadelyk een andere naam in de gedachte: Heijermsns. Welk een merkwaardige tegen stelling tusschen deze twee partij- en kunstGaschwister! Heyermans: realist en iooneelman in hart en nieren m9vrouw Roland Holst idealist en lyrica. Zoo ziet Heijermans voortdurend den stryd van 't heden; voor mevrouw Roland Holst, als kunstenares, is die stryd zelf eigenlijk bijzaak; zij ziet er over heen naar 't verre glanzend ideaal, dat spiegelt in haar woord, en nu zy het denk beeld uitwerkte om een drama te schrijven, in het woord van al haar dramatis personae. En verlangen we nu by Heijermans wel zeer vaak naar meer positieve schoonheid, naar wat verhevenheid in zyn revolutionnaire hoofdporj nen, wier wrevel-van-verzet, op zichzelf iets óiechoona, hij 't meest voelbaar maakt, bij mevrouw Roland Holst wordt het hoogdichterlyk idealisme, haar idealisme, ia den mond van den transportarbeider, den mijn werker, den fabrieksarbeider, al te irreëel, en in zyn eenstemmige en climaxlooze her haling, te ondramatiscb. Alles goed en wel maar er is een lyriek die in zichzelve zóó schoon is, dat men ze aanhoorend niets ervaart dan genot en ver rukking. En dat geldt van deze lyriek. Of mevrouw Holst er nu voorzet: Petrof, of de transportarbeider", of zy in verkeerden mond ha»r schoonheid plaatste, vóór alles treft die schoonheid door de eigen waarde. Al is het te betreuren, dat Da Nachtwacht jaren lang ongunstig geplaatst is geweest, wie waarlijk de schoonheid liefhebben, voel den toch van die zoo geplaatste schilderij het verrukkelijke wel; en de aandoening daarover sloeg toen een wijle stom hun aan merkingen over de tekortkomingen om-dieschoonheid-heen. De lyriek van Henriette Roland Holst is de waarde van dit zoo genaamde drama. Die lyriek heeft dat onbedrij vigheid in verband met de physieke nooden van 't phémère tweetal dat, beduusd, zoo niet wantrouwig, in al 't hun onbekende haspelen en vertroetelen berustte; geen woord kwam o/er hun benepen lipjes, geen vreugde glinsterde in de schuwe oogjes; ze verzwol gen met navrante gelatenheid, melk, haver mout, weer melk, racahout, boterhammen ... en met 'n rustpoos van anderhalf uur, die zij uitgestrekt, de een op 'n rustbank, de ander op 'n stoel n 'n leunstoel doorbrachten. .. bouillon met geklutste eieren,... melk, mid dageten, rijstebrij, melk, pap ... totdat de stuapers uitgekleed en naar bed gebracht werden. Totdat op 'n dag 't oproer losbrak, niet met gehuil, noch met andere luidruchtige teekenen van revolutie, maar met kalm, koel, hardnekkig verzet. 't Geheele gezondheidsrooster lag in duigen; Mientje en Lsendert zaten 's morgens om half twaalf nog voor de havermout die vol gens 't genoemde rooster om negen uur al op had moeten ziJE, ze waren dus 't derde n vierde nummer van 't dagelijksch pro gramma, melk en racahout, ver ten achter. Ze haalden 't dien dag niet meer in. Den volgenden dag bleef dezelfde mis dadige woeling te constateeren! 't Was duidelijk, de kinderen bleken onwillig om 't hun toegedachte regime te volgen. Bartha praatte, Louise fleemde, Fine dreigde, maar Mientje's en Laendert's gemoed was en bleef ongeroerd. Toen proclameerde Fine dat voortaan geen der kinderen meer naar buiten mocht om te spelen, voordat hun borden waren leeggegeten. sterfelijke pathos, dat alle verschillen van maatscnappü-inzicht overitraalt. Zoo min als het pathos van den Jungen Werther waar deloos geworden is, toen men de levens visie van den gevoeligen lijder-aac-wereldwee te boven was, zoo min is de schoon heid van 'De Opstandelingen' afhankelijk van het levensinzicht. En omdat ik dit zoo vind, had ik dit werk een zuiver artistiek succes gegund, al had de vloer dan ook minder gedreund dan hy na waarschijnlijk Zondag middag doen zal onder 't spektakel, dat toch niet erger zal zijn dan dat waarmee mende scheld- en zwetsoraties van sommige propa gandisten te huid gen pleagt. De schoonheid van Mevrouw Holst's lyriek is, als al wat ontroert, van religieuzen aard. In haar hoogste verheffiagen is de ziel im mers in een sfeer van leven en dood o ver zwe vende eeuwigheid: 't Is alsof grenzen worden uitgewischt, die tusschen dood en leren altijd rezen of alle starheid vervliet in een glan*. Myn hart dijt zoo... mg n hart vult heel de wereld, of de wereld mjjn hart... Ik kan niet spreken, makkers .. Liat ons nu, nu gaan tot dan dood. Dood lacht ons toe van de toppen des levens... Wat ligt het leven wijd en grenzeloos! Het heeft, schijnt mij, dood in zich opgezogen als een licht schaduw... Djud en leven vloeien glanzend ineen, en van dien glans omsloten staan wy.... O, liefste makkers, ik moet weenen van levensliefje, en lust tot den dood .... Zoo spreekt de Ismaël-incarnatie dar schrijfster; de overeenkomst in visie n accent met onze middeleen wsche mystische auteurs is treft and. Op de toppen des levens lacht dood ons toe" 'dood' hier gevoeld als het diep-in-zich onveranderlijke stil ver anderen, zonder het nutteloos-nervens be wegen, dat des levens is; 'dood' in zich sluitend des levens kern. Op de toppen des levens steeg de schrijfster toen zij ditschreaf en zoo zag zg hetzelfde wat anderen in, 'orewoet', in extase, ook moesten ontwaren: Ueber allen G.pfaln ist Rah! Bijzonder tref, het stamelende van den regel: makkers... Liat ons nu, nu gaan tot den dood; het stamelende van alle myitiei op de wónder-momenten van hun leven. Zaer bepaaldelyk aan de dichteres Hadewych moest ik denkeu bij regels als de volgende cursieve: (Er wordt gesproken ovar een socialistgeworden jood) Twintig eeuwen van knechtschap had len hun stinkende moer opgehoopt in zijn bloed: Socialisme sïreek over heai mat haar blinkende vlerke' en ayn lafheid werd moed; Socialisme heeft hem ganech gereinigd: er is geen wonder, dat zij niet doel. Het dichtergeloof zoekt steun in een dichterlijke fl osofla. En 't is niet vreemd, dat we telkens aan de groote geesten van allerlei tijd worden herinnerd l doet u dit volgende niet denken aan Lucretius? (De lyken der gevallen opstandelingen zijn door hun makkers verbrand. Dan zingt een stem uit het koor. Hoor ook het plechtige rhythme in de eerste strophe, de soepel-zachte dein van 'c woord, n met 't gevoel, in de tweede:) Da vlammen namen hun broze lichamen verteerden wat eenmaal henzelven was ; op winden vlieg uit nu, worde der winden buit nu, de lichte asch. Hunner oogen lichtglans, de rytmische dans van het bloed door hnn zachte leden, zullen overgaan, bloem, in geurig bestaan en grashalm, tot wuivende vrede. En een andere stem: Eeuwig-barende schoot van het Al, ied're loot komt uit u, zinkt in u weer zijn droom, en de wisseling is het eenig ding dat beklijf; in des levens stroom. De eerste stem: Maar geen ding vergaat zonder kroost van werkingen; onder duikt geen ding in het eeuwige zy'rj, of een spoor blijft van zijne werken achter; een kleine rimpel in het levens gedein. Han geoffarde krachten, hnn daden, hnn trachten, limiMMMtll illllHIMIIIIIIII Vin je 't niet wel wat kras... zoo'n maatregel?" droeg Fine tot in haar ziel ge schokt door de zieke zeehond-achtige uit drukking van Laendert'a oogjes. 't Is wel 'n paardenmiddel," beaamde Bertha, met de herinnering van 'n even meewarigen blik, opgevangen uit de schuwe oogjes van Mientje. Doet er niet toe," zei Fine strijdlustig, kinderen moeten weten wie de baas is... toegeven is in dit geval zwakte... en zwak heid van opvoeding kweekt zwakke kin deren, ... 't S :aat in de Moeder-Verpleegster." Die dag sloomde in loodzware onweersbroeiing voorbij. Om half vijf 's middags waren de twaalf uur's boterhammen pas op; de bouillon met geklutste eieren, melk enz., moesten dien dag van 't programma worden afgevoerd.... Dien dag zagen de kinderen, Dolce-farniente's tnin, de stralende zon en de blauwe zomerhemel, slechts door de er ome kanten gordijnen van Dolce-far-niente's eetkamer. Maar de volgende dag bracht een opmer kelijke verbetering. Toen de kinderen weer niet opschoten, nam Bertha plotseling Mientja met 't nog volle bordje mee naar haar kamer, en Louise deed, zonder eenige voorafgaande ruggespraak met haar zuster, volkomen 't zelfde met Leendertje.... En ... na 'n slordig kwartier... o zoete vrouwelijke invloed, o lieflijke overreding.... Fine zélf zei aan genaam verrast: zie j e wel... heb ik geen gelijk, je moet je prestige weten te be waren". ... na een slordig kwartier traden de beide zusters, elk met haar beschermeling

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl