Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R NEDERLAND.
No. 1761
der oommissie verlegd naai1 het centrum
der nieuwere philologie in ons land, naar
Groningen; zoo zagen we de commissie bij
het jongste examen nu ook het gebouw
der academie betrekken; zoo zagen we, dat'
van de 14 of 15 candidaten een zestal
slaagden, waarvan 5 hun domicilie hadden
in Groningen.
Het lijdt geen twijfel, of op deze wijze
wordt een bepaalde groep van candidaten
allengs van de B-akte zoo goed als uitge
sloten, nog vóór ter bevoegder plaatse eenige
beslissing viel. Dit is te minder billijk,
omdat het aan den anderea kant niet in
'de macht der commissie staat, de waarde
van de A-akte te realiseeren, en haar be
zitters althans den toegang tot da m o. te
waarborgen, dat met de academische vorming
zijner leerkrachten ge*ni<zins gediend is.
Moge dan dit betoog de commissie in
bepaalde gevallen tot eenige clementie be
wegen en tevens den onderwijzersstand een
welgemeende waarschuwing zijn, talenten
en zilverlingen niet in argeloosheid op te
offeren aan een schier onbereikbaar ideaal!
Januari 1911.
NAUCZYCIEL.
Verlaine zei eens dat een kunstenaar
moet anarchist zijn; ik meen het gelezen te
hebben in zyn Quinze jo»r« en Hollande.
Dat anarchiit ton ik willen veranderen in
revolutionair, omdat het de dingen voller en
bre«der omvat; de kern bluft eender.
Wie durft onze componisten «eten naar
dit zeer waarachtige apophthegma ? Een
jwd c f katholiek schraagt niet vaster op
gjjne traditie dan zij.
Dat de heele hedendaagsche mnziek wortelt
ia de Fransche Romantiek, weet ie Ier, maar
ik wil dit toch even omschreven. Rtchard
Wagners artisticiteit rijpte gedurende zijn
hongerjaren te Parijs. Hy beëindigde daar
zijn Rienzi onder den invloed der Groote
Opera en Mayerbeer; hjj dichtte en compo
neerde er dan Vliegenden Hollander. Liszt
was door-en door Franschman. Beiden, de
dragers der Duitsche richting, wier geest
leeft in elk musicus min of mear, hij heete
Ricaard8transs,Begerof Maaier (de Draeseke's
en O:to Taubmann'd uitgezonderd) bouwden
op Barliez' fondamenten.
Daarmee is tevens aangetoond hoeRobert
Scbn nann's kunst afstierf. Brahms, de voort
zetter van diens klein systeem, volgens welk
men zich verzadigt aan een kleine natuur,
rauw omkringd, waar alle groot gevoel,
groote gedachte en groote conceptie wordt
geweerd met huivering en scbrik, Brahtns
mag men desnoods besmonwen als een
geniaal schepper, zjjn productie en die zijner
aanbatgers vervloeit in den overvloed hun
ner .antipoden : de Jong Franschi n, de
Ruseen, de Italianen, de Vlamingen, de
Hongarej, de Oostenrijkers, de 8 pa tij aards, 7/s
der Doitschers, de Engelschen, ( neerendaele)
wier aller knustenaarsstreven is gegrondvest
op ie Framche Romantiek.
Voor er op door te gaan hoe onwrikbaar
de traditie onzer componisten vast zit in de
Duitsche Romantiek, zocht ik te bewijzen
dat deze geïsoleerd staat en dood zal loopen.
Wilt ge de allesomvattende lyn van het
Hollandscbe muzikale streven ? Vergelijk een
lied van Kor Kuiler met een lied van Beroard
Z *reers, een van Zseera met een van
Sehumann. Dat verse nilt ternauwernood met elkaar.
Een sterk voorbeeld van de uiterste be
grenzing?: Aan de Ameteidamsche universi
teit worde muziekgeschiedenis gedoceerd door
een leeraar (Jacqnes Hartog) die niet enkel
S.rauss en Mahler, doch zelfs Wagner uit
den grond van 't nart verfoeit (behalve de
Meistersinger I)
Die omwankelbare traditie reikt verder
dan de uiterlijke zijde van hnn arbeid. De
oog levende voormannen zjjn opgebracht met
Ten Kate, Nic. Beets, Smit Kleine, Tollens
en dergelijke. De litteraire omwenteling is
haar gang gegaan zonder belangstelling 't
minst wakker te roepen bij hen. Men zal
zeggen dat Zweers verzen becomponeert van
P. C. Boutens. Jal Maar terzelfdertijd dat.
hy Een oud Lied en Luat mij nimmermeer
berutten (teksten van Bontens) uitgeeft, ver
schijnt Mei,l, een ongelooflijk lijzig deuntje
op woorden van? En Zweers musiceerde meer,
geïnspireerd door G. W. Loven das l, Cosman
e. d, wier hoedanigheid ieder kent, dan door
poëzie van Biutens of Helene Swarth.
Het is mosüijk redenen te gaven, op grond
waarvan men iemand alle artisticiteit kan
ontzeggen. Te lastiger wordt dit, daar er hier
IIMIIMIIIIIIHIMtlimi
PHILANTROPISCH DRAMA
DOOR
MINCA VER3TER?BOSCH REITZ.
II.
Die eerste dag was voor de dames
Cnnssewinckel gelijk aan 'n oase in den woestijn,
geluk 'n koele dronk na dagen lang smachtens.
Ja, dat waren wel de wichtjes die zij steeds
in hnn verbeelding voor oogen hadden gehad,
de kwijnende plantjes die hnn ganschen
leven, de zon der liefde, de lafenis van 't
zorgend mededoogen hadden gemist....
Lonise bracht deze zooeven door haar
geschapen beeldspraak in haar copy-boek
over,... je kon nooit weten hoe 't je nog
eens te pas kon komen....
Toen rustte haar blik weer welgevallig op
't stille jongske van ongeveer vijf jaar dat
benepen een prentenboekje zat te bestaren.
Ook Fine's oogen gleden langs 't heel smalle
bleeke gezichtje, 't brooze lijfje, de magere
bandjes Ja, Céline had gelijk, dat kind
moest tot eiken prijs versterkt worden ...
ook 't zusje dat verderop in den tuin, lang
zaam met Bertha in de tninpaden drentelde...
't waa zoo kwijnend... zoo ... phémère.
Wat 'n zegen, wat 'n zegen, dat ze aan die
Schepseltjes hun zorgen konden en mochten
wijden...."
Ze leunde in haar stoel achterover; dat
deed ze altijd als ze eenigzins zorgvol na
dacht
Lon", zei ze, toen ze klaarblijkelijk tot
altijd eene categorie onaantastbaren be
staat, wier werk onomstootelyk is als de
tonale cadens. Maar nu eens afgezien van de
fatale en fatalistische rij: Scbunann
Verhulst?Hol?Zveers; wat zy missen is dat,
wat allen pseudo-kunstenaars van alle tijden
ontbroken aeeft: individualiteit en spontane
voeling met het volle leven ; het
almenschelyke en een stufeje goddelijkheid; de passie.
Kan men by n onzer modische compo
nisten (die den toon aangeven, bedoel ik)
als eanmaal de leerjaren voorbij zijn, spreken
van ontwikkeling? verruiming van hun wil
len? groei van hnn geesteskracht; groei van
hun innerlijk wezen ?
Het is een zaas, welke niet enkel het ver
leden en heden doch ook de toekomst raakt
van ons muziek-leven. lader criticus, als men
hem hoort onder vier oogen, zegt of erkent,
dat Holland ranwelyks n noemenswaardig
componist heeft, terwijl e:k hunner werken
befeest wordt, de auteurs gevierd als mees
ters tot zij 'c graf ingaan met de vergetelheid
op de tielen. Vanaf Van Breetot en met Hol.
Men vergt te weinig. En de criticus toont
zich even luttel re/olutionnair als de maker.
Mijn wijdloopigheid is naar aanleiding
van Julius Rönigens Piolonoel concert en van
een oespreking het onontbeerlijke voorspel.
Men kan een kans t werk beoordeelen van
tweeerlei standpunt: of een ideaal is de
norm, of men houdt rekening met een milieu.
Wanneer bij'. G ast a v Minier eene symphonie
de wereld inzandt dan toste t men gewoonlijk
haar waarde aan het meest dinene dat
voorafging. Maar laat ik om in de regi
onen te olyven vai Röatpen, minder hoog
grijpen. Wanneer Emanuel Moor hier
composities lanceert, dan staan rechts van
hoorder en criticus de profeten der eeuwige
schoonheid, libks Moor. Het is, m. i., de
aleenig onbedriegelyke weegscnaal, de eenig
rechtvaardige. Djjh men zy consequent.
Wanneer men van Moor durft bawereu, dat
zyn ('.g. slechte) musiek door geld of andere
kuiperyen op onze programma's raakt, waarom
geen billijkheid betracht en oorzaken nage
zocht onder invloed van welke gelijksoortige
of geringere muziek begunstigd wordt.
Ik zon wel willen weten, in hoeverre men
tot waardeering verplicht is, wanneer iemand
na ongeveer 25 jaren practische
muziekbeoefening eene ordentelijke faga kan samen
stellen ; hoe zwaar het eigenlijk weegt, wan
neer hij dan een 1ste of 2de thema, door
voeling en hernaling elkaar '.eer logisch kau
laten volgen; wanneer de toonsoorten-
'erwantschap onberispelijk is in acht genouen,
wanneer de melodieën feilloos gebouwd blij
ken; wanneer de harmonie den inhoud van
een leerboek van Jadassohn b.v. niet te boven
gaat; wanneer de instrumentatie wordt be
handeld volgens de gebruikeliJKe en doel
matige methode; dit alles na 25 j iren
practyk ?
Dat man in Röatgens noloncel-concert
geen greintje persoonlijkheid trefc, behoef
ik niet te zeggen ; dat het sentiment
ouderwetsch en temperamentloos is, de geest klein
en gering ligt voor de hand.
Röntgen geeft zijn' werken graag een schijn
van organisme. Uit het eene thema wringt
hy het andere, alle metamorphoseeren
bearteüngs, hy combineert ze met voorliefde, van
het eerste tot het laatste. Miar overal merkt
men, dat niet het doel doch het middel de
drijfveer is van zyn voortdurend geknoedel.
Wat kan er dan terecht komen van het
organisme? Oadanks alle uiterlijk verband
wordt zulk werk niet meer dan een serie
kinematograaf-prentjes. Waarom zou Röitgen
b.v. die Oad-Iartche volksmelodie genomen
hebben? In zyne bewerking bezit zy vol
strekt geen eigen physionomie. Waarom
bouwt hij er dan de heele tweede helft van
zyn concert op ? Brengt het ook maar de
geringste emotie of zelf i eene impressie, wan
neer twee hoofdthema's uit het begin, even
gevarieerd terugieeren bij 't slot ? n zoo
verder.
Den vertolker (Pablo Oasale) laat ik er
buiten met voorbedachten rade; omdat ik
den kunstenaar zeer groote vereering toedraag.
MATTIIIJS VEKMBULEN.
Ter inleiding.
En al die aangezichten waren
overto^en met n gloed, n verrukking,
nen
stralenden wil, alle aan elkaar gelijk ...
(De Opstandelingen
tweede bedrijf)
Het verdoek dat da redactie van 'De
Amsterdammer' tot mij richtte, iets te
schreven o var het lyrisch treurspel 'De
Opstandelingen'doorHenriëtte Roland Holst
Van der Schalk, (ter inleiding van de
vertooning op 26 Maart) waardeer ik zeer. Want
die redactie weet wel dat ik voor de strekking
van dit stuk bijsonder weinig voelen moet,
MiimiiMiimii
'n besluit was gekomen, want ze zat nu weer
kaarsrecht, Lou, met 't oog op de kinders
moesten we voortaan een lijst aanleggen ...
ik bedoel 'n soort dagverieeling.,.'nrooster
weet-je . .. van bezigheden, uitspanning en
maaltijden.... Céline zei dat ze dat in 'n
Sanatorium ook hebben...."
Louise keek haar zuster over 't
bamboetafeltje, 't miezerige jongetje en 't prenten
boek, verwachtingsvol aan, en Fine vervolgde:
't zijn hél teere wezentjes... we moeten
dan ook maar alles in 't werk stellen...
alles doen wat in ons vermogen is om de
lievelingen te versterken,..."
Ja" knikte Lou wat hulpeloos, omdat zy
wel 't doel, maar niet de middelen, duidelijk
voor oogen zag.
Zie je," vervolgde Fine weer, ik heb zóó
gedacht,... voortaan moeten wij om half
zeven opstaan... dan moeten de kleintjes
dadelijk iets hebben... dan wasschen en
aankleeden, dan ontbijten ... dan wat kalme
bezigheden, dan... dan ja me dunkt dan
melk of chocolaad met wat koek of zoo ...
dan wandelen... dan wordt 'e zoowat
kofliatp ... dan"
Maar toen zakte Fine weer achterover in
haar stoel om de rest van 't nieuw
arbeidsreoster in zijn nog chaotischen wordings
toestand te bepeinzen.
't Was zeven uur 's morgens; er stonlen
twee bekers melk in 'n kom met heet water.
Fine stak haar pink in de melk. Hij is op
temperatuur" zei ze apodictisch.
Toen stak Louise de hare in de andere
beker: Ik zon zeggen dat-ie te heet is," zei
ze beschroomd.
A.ls-ie te koud is," zei Fine, dan ver
en dat er onder hare geregelde medewerkers
weinigen te vinden zijn, wier politiek e o
vertuiging zóó ver van oie der schrijfster afstaat
als de mijne. Toch kan zy met haar opdracht
niet bedoeld noch gemeend hebben, in dit
blad, verschijnende den dag vóó: de opvoering,
een soort van philippica tegen die
geestdriftvol voorbereide vertooning te doen
drukken. Eer zou ik denken, dat zy prijs
stelde op de kenschetsing van n die staat
buiten wat onder de mannen van het ware
geloof 'di Party' heet; een vér-buiten staander,
die als zoodanig allicht critisch zuiverder
kan zien dan hy, wien de instemming met den
inhoud van het te bespreken werk de uit
drukkingswijze van zy'n woordvoerster minder
belangrijk maakt.
Mijnerzijds dan gevoel ik zesr het ver
trouwen dat in deze opdracht ligt, te moeten
reciproceeren met een poging tot volledig
begrypen van datgene dat daar in leze
lyrischdramatischen vorm stuwt naar ds voor der
schrijfster blik hoogst bereikbare schoon
heid: die van het Socialisme.
Niet om over myjelf te praten ze< ik dit
alles ik voel socialistisch genoeg om die
individualiteit gering te achten maar om
voor de lezers van de Groene mijn stand
punt van beoordeeling aan te wijzen; en
voornamelijk, om hen de grootte en de
zuiverheid mijner bewondering voor dit werk
klaar te doen inzien.
Ik hoop zeer, dat de leiders van deze ver
tooning-voor geestverwanten de opvoering
voor een met minder exelnsivisme bijeen
gebracht publiek zullen herhalen.
Ik voor my zou zelf j liefst eens zien welke
de indruk was op een publiek van
nietgeestverwanten; van tegenstanders van het
socialisme. Welk een triomf voor de propa
gandiste, 61 voor de schrijfster, wanneer dan
de schoonheid van haar werk eeuoogenblik
stom sloeg allen politieken geeit van tegen
spraak. Dat zulk een triomf mogelijk is, heb
ik aan mijzelf ervaren Inderdaad, de schoon
heid die men hier tot dienares wil gebruiken,
is van zoo hoogen adal, dat zy, in dienst
baarheid, haar meesters doet vergeten door
het indrukwekkende van haar eigen wezen.
De zielescfeoonheid der schrijfster, die zich
geheel in dienst stelde van haar leer, open
baart zich in dit werk meermalen op een
wijze, zoo verheven, dat de vervoerde lui
steraar in een toestand van ontroering ge
raakt, die verre superieur is aan dien, waarin
men een economisch stelsel beoordeelt; en
wie dan hun innigsten bijval betuigen, doen
het der zienster van galuksvisioenei, niet
der vrouw die overtuigend aantoonde, dat
zy van de vele wegen naar bet Ideaal zoo
i n lichtelijk den naasten te kiezen wist. Wat
de mawa'd in oeweging brengt is da schoon
heid van een visie, niet de kracht van een
beioog, dat aan die visie door de apostelen
verbonden wordt, gelijk visie en betoog zich
in die apostelen verbonden. Welnu, de visie
kunnen alle schoonheidgevoeligen wairdeeren,
als ze helder is.
E a zoo zullen ook alle schoonheid- ?evoeligen
a moment tot geloovige volgelingen van
de apostel Roland Holst behooren.
Wat stelt die visie ons voor oogen ? De
schoonheid dar verbroe lering van alle
zwoegers; verbonden in a hoog levens
gevoel.
En al die aangezichten waren o ver
togen met n gloed, n vcrrukkin », nen
stralenden wii, alle aan elkaar gelijk.. ..
De inhoud van 'De Opstandelingen' ?
Ziehier :
Het stuk speelt in een Zuldrussisehe haven
stad, gedurende de revolutie; de handeling
omvat verscheidene maanden <m valt
gedeelte'ijk buiten dan reëalen tyd." Ia het
eerste bedry'f wonen we een beraadslaging
by tusschen Chrystaloff, een leider der arbei
ders, Petroff, een der grondvesters van de
sociaal-damokratie in llisland, Maria, eaa
propagandiste, Badom, een afgevaardigde
van den Patersburgsehen Arbeiders-gedepu
teerden-raad, Ismaïl, een jongeling, en de
afgevaardigden der mijnwerkers, der trans
portarbeiders en der fabrieksarbeiders.
Een beraadslaging? Ternauwernood mag
het zoo hes-ten. Het is niet dan een opwek
king tot den opstand en een instemming,
alzijdig. Het tweede bedry'f brengt een her
denking van hen die in den opstand vielen;
de aansluiting van een deel der soldaten bij
de revolutionnairen ; het bericht dat de meer
derheid der militatren het gezag trouw blijft;
en, tot slot, de gevangenneming van de leiders
en van hen die met hen zijn. Het derde bedrijf.:
den krijgsraad, het getuigen"' der socialisten
voor hun leer, de veroordeeling der leiders,
het afscheid, de wegvoering.
Daze inhoudsopgave dost dunkt my vol
doende gevoelen, dat by de qualifisatie
'iyrisch treurspel', die Mevrouw Roland
Holst aan haar werk gaf, het accent niet
teeren die zwakke kinderjiaagjas de melk
niet... dan wordt 't niks dan wrongel...
't staat in de Moe Ier-Verpleegster" ... daar
heb ik mij van de week op geabonneerd.
Gut," zei Louise spijtig, daar heb j e niks
van gezegd" ...
Vergeten"... antwoordde Fine wat ver
legen met 't geval; toen bijleggerig, 't is voor
jelui ook 'n heele steun, zoo'n vakblad by
kinder verzorging."
Toen stak zij nog eens haar pink in de
melk, en Louise deed 't zelfde.
Als we de koortsthermometer er eens
in hielden, dan hadden we zeker de go3ie
temperatuur... 't moet 35D zijn" ... pre
velde Fine.
Louiae haalde uit de huisapotheek den
koortsthermometer, stak hem voorzichtig in
't roomige vocht.
Hij moet er tien minuten in blijven,1'
doceerde Fine, ... dat is altijd ... met tem
peratuur opnemen"....
Gut mensen dan is je water al lang kond,"
meende Bartha, die zich in 'c melkdrama
kwam mengen. Ook zij stak haar pink in de
beker, toen in de andere, likte hem af en
verklaarde hij is best hoor l"
Zou je denken?" vroeg Fine, haar ziel
vol bangen twijfel; toen haalde zy den ther
mometer er uit... Geen spoor van ryzing
of daling.
In 's hemelsnaam, dan maar voor deze
keer zóó" ... suste ze haar geweten, maar
dat moeten wy morgen toch meer consciën
tieus doen."
Zoo kregen de kinderen dien morgen hun
och t end melk een uur later dan 'c pas in
werking zijnde rooster aangaf.
Dien morgen waren de zusters een en al
op 'treurspel' moet vallen. Immere, al wordt
hier een conflict getoond, het 'drama' geeft
geenszins van die botsing de uiterlijke en
innerlijke voorbereiding. Men kan in meerdere
of mindere spanning verkeeren, of de opstand
zal gelukken; maar 't is duidelijk dat een
dergelyk gevoel by den lezer-toe chouwer
nog geenszins de dramatische kracht van 't
kunstwerk bewijst; als spanning per se dra
matiek beduidde, was da roulettetafel meer
dan Sophokles en Shakspeare samen. In
zooverre ook laat zich het .lyrisch drama
van Mevrouw Roland Holst met d* roulette
vergelijken, als we bij beide slechts met n
der botsende partijen meeleven; want het
gezag, voor zoover we daar iets van merken
in het drama 'Da Opstandelingen', blijft ons
n wat zijn uiterlijke en innerlijke kracht n
wat zy'n psychologe betreft, een even en onbe
rekenbare en onbekende conflictfactor als het
toeval bij 'tspeL Men hoort op't slot dat dat
gezag uiterlyk de overwinnaar blijft maar
die overwinning, dat is: de ontknooping van
het stuk, is zoomin met 't inzicht van haar
innerlijke noodzakelijkheid voorbereid .. als
het vóór-komen van rouge of noir voor den
blik van den toekijker te Monte Carlo. En
geeft dien toeschouwer, zoo hij zich niet partij
gevoelt, een sensatie van even geringe
bet eekenis.
Zoo hy zich niet party gevoelt... Daar
raken we een kapitale fout in het stuk. Want
een fout is het toch zeker, wanneer een werk
alleen hen ontroert, die zich eenigszins
in hetzelfde geval gevoelen als de ten
tooneeie gevoerden. Miar, kunnen we dan niet
allen mee-gevoelen met deze lielen ? Kannen
we niet róó met hen meeleven, dat die
andere conflictfactor voor ons wordt als voor
hen: 't Fatum?
We zouden het kunnen, zoo ze reëeler
waren; zoo ons menscaen werden getoond
in plaats van deze broederschapsmarionetten,
deze levende leuzen. Levende menscheu in
wie we, by verschillende geaardheid n
ideaal gewaar werden; rnenschen mat ge
breken en deugden; met liefde en zwak
heid... Misschien is die alles de jen lie
den eigen, maar we merken er zoo weinig
van, en wat we er van merken, heeft zoo
absoluut niets met dramatische ontwikkeling
te maken. We zien hen niet dan in n
tweeeenheid van gevoelens: broederschap en
gezaïjshaar. Dit uiten ze... tot zij vallen. En
dan valt ook het gordijn. Inderdaad, krygt
zoo niet deze dubbele val voor dei
toescfiouw:r dien de tendenz koud laat de
beteekenis van een verlossing? Ean verlossing
van het aldoor kijkea naar die lieden, steeds
in n houding?
Neen, tósh niet, voor mij althans. Om lat
die houding er Jeene is van zo o groote lyrische
schoonheid, dat het mij nooit verdrie;, er naar
te zien ... Maar hierover straks. Nu wil
ik allereerst even resumeeren, dat »1 die
aangezichten overtogen met n aloed, n
verrukking, nen stralenden wil" mij een
schoonen, maar geenszins dramatischen
indruk geven.
Als we ons met een Hollandsca socialisten
drama bezig houden, komt ons natuurlyk
dadelyk een andere naam in de gedachte:
Heijermsns. Welk een merkwaardige tegen
stelling tusschen deze twee partij- en
kunstGaschwister! Heyermans: realist en
iooneelman in hart en nieren m9vrouw Roland
Holst idealist en lyrica. Zoo ziet Heijermans
voortdurend den stryd van 't heden; voor
mevrouw Roland Holst, als kunstenares, is
die stryd zelf eigenlijk bijzaak; zij ziet er
over heen naar 't verre glanzend ideaal, dat
spiegelt in haar woord, en nu zy het denk
beeld uitwerkte om een drama te schrijven,
in het woord van al haar dramatis personae.
En verlangen we nu by Heijermans wel zeer
vaak naar meer positieve schoonheid, naar wat
verhevenheid in zyn revolutionnaire
hoofdporj nen, wier wrevel-van-verzet, op zichzelf
iets óiechoona, hij 't meest voelbaar maakt,
bij mevrouw Roland Holst wordt het
hoogdichterlyk idealisme, haar idealisme, ia den
mond van den transportarbeider, den mijn
werker, den fabrieksarbeider, al te irreëel,
en in zyn eenstemmige en climaxlooze her
haling, te ondramatiscb.
Alles goed en wel maar er is een lyriek
die in zichzelve zóó schoon is, dat men ze
aanhoorend niets ervaart dan genot en ver
rukking. En dat geldt van deze lyriek. Of
mevrouw Holst er nu voorzet: Petrof, of de
transportarbeider", of zy in verkeerden
mond ha»r schoonheid plaatste, vóór alles
treft die schoonheid door de eigen waarde.
Al is het te betreuren, dat Da Nachtwacht
jaren lang ongunstig geplaatst is geweest,
wie waarlijk de schoonheid liefhebben, voel
den toch van die zoo geplaatste schilderij
het verrukkelijke wel; en de aandoening
daarover sloeg toen een wijle stom hun aan
merkingen over de tekortkomingen
om-dieschoonheid-heen. De lyriek van Henriette
Roland Holst is de waarde van dit zoo
genaamde drama. Die lyriek heeft dat
onbedrij vigheid in verband met de physieke
nooden van 't phémère tweetal dat, beduusd,
zoo niet wantrouwig, in al 't hun onbekende
haspelen en vertroetelen berustte; geen woord
kwam o/er hun benepen lipjes, geen vreugde
glinsterde in de schuwe oogjes; ze verzwol
gen met navrante gelatenheid, melk, haver
mout, weer melk, racahout, boterhammen ...
en met 'n rustpoos van anderhalf uur, die
zij uitgestrekt, de een op 'n rustbank, de ander
op 'n stoel n 'n leunstoel doorbrachten. ..
bouillon met geklutste eieren,... melk, mid
dageten, rijstebrij, melk, pap ... totdat de
stuapers uitgekleed en naar bed gebracht
werden.
Totdat op 'n dag 't oproer losbrak, niet
met gehuil, noch met andere luidruchtige
teekenen van revolutie, maar met kalm,
koel, hardnekkig verzet.
't Geheele gezondheidsrooster lag in duigen;
Mientje en Lsendert zaten 's morgens om
half twaalf nog voor de havermout die vol
gens 't genoemde rooster om negen uur al
op had moeten ziJE, ze waren dus 't derde
n vierde nummer van 't dagelijksch pro
gramma, melk en racahout, ver ten achter.
Ze haalden 't dien dag niet meer in.
Den volgenden dag bleef dezelfde mis
dadige woeling te constateeren! 't Was
duidelijk, de kinderen bleken onwillig om
't hun toegedachte regime te volgen. Bartha
praatte, Louise fleemde, Fine dreigde, maar
Mientje's en Laendert's gemoed was en bleef
ongeroerd.
Toen proclameerde Fine dat voortaan
geen der kinderen meer naar buiten mocht
om te spelen, voordat hun borden waren
leeggegeten.
sterfelijke pathos, dat alle verschillen van
maatscnappü-inzicht overitraalt. Zoo min als
het pathos van den Jungen Werther waar
deloos geworden is, toen men de levens
visie van den gevoeligen
lijder-aac-wereldwee te boven was, zoo min is de schoon
heid van 'De Opstandelingen' afhankelijk van
het levensinzicht. En omdat ik dit zoo vind,
had ik dit werk een zuiver artistiek succes
gegund, al had de vloer dan ook minder
gedreund dan hy na waarschijnlijk Zondag
middag doen zal onder 't spektakel, dat toch
niet erger zal zijn dan dat waarmee mende
scheld- en zwetsoraties van sommige propa
gandisten te huid gen pleagt.
De schoonheid van Mevrouw Holst's lyriek
is, als al wat ontroert, van religieuzen aard.
In haar hoogste verheffiagen is de ziel im
mers in een sfeer van leven en dood o ver zwe
vende eeuwigheid:
't Is alsof grenzen worden uitgewischt,
die tusschen dood en leren altijd rezen
of alle starheid vervliet in een glan*.
Myn hart dijt zoo... mg n hart vult heel
de wereld,
of de wereld mjjn hart... Ik kan niet spreken,
makkers .. Liat ons nu, nu gaan tot dan dood.
Dood lacht ons toe van de toppen des
levens...
Wat ligt het leven wijd en grenzeloos!
Het heeft, schijnt mij, dood in zich opgezogen
als een licht schaduw... Djud en leven
vloeien
glanzend ineen, en van dien glans omsloten
staan wy.... O, liefste makkers, ik moet
weenen
van levensliefje, en lust tot den dood ....
Zoo spreekt de Ismaël-incarnatie dar
schrijfster; de overeenkomst in visie n
accent met onze middeleen wsche mystische
auteurs is treft and. Op de toppen des levens
lacht dood ons toe" 'dood' hier gevoeld
als het diep-in-zich onveranderlijke stil ver
anderen, zonder het nutteloos-nervens be
wegen, dat des levens is; 'dood' in zich
sluitend des levens kern. Op de toppen des
levens steeg de schrijfster toen zij ditschreaf
en zoo zag zg hetzelfde wat anderen in,
'orewoet', in extase, ook moesten ontwaren:
Ueber allen G.pfaln ist Rah!
Bijzonder tref, het stamelende van den regel:
makkers... Liat ons nu, nu gaan tot den
dood;
het stamelende van alle myitiei op de
wónder-momenten van hun leven. Zaer
bepaaldelyk aan de dichteres Hadewych moest
ik denkeu bij regels als de volgende cursieve:
(Er wordt gesproken ovar een
socialistgeworden jood)
Twintig eeuwen van knechtschap had len
hun stinkende
moer opgehoopt in zijn bloed:
Socialisme sïreek over heai mat haar
blinkende
vlerke' en ayn lafheid werd moed;
Socialisme heeft hem ganech gereinigd:
er is geen wonder, dat zij niet doel.
Het dichtergeloof zoekt steun in een
dichterlijke fl osofla. En 't is niet vreemd,
dat we telkens aan de groote geesten van
allerlei tijd worden herinnerd l doet u dit
volgende niet denken aan Lucretius?
(De lyken der gevallen opstandelingen zijn
door hun makkers verbrand.
Dan zingt een stem uit het koor.
Hoor ook het plechtige rhythme in de
eerste strophe, de soepel-zachte dein van 'c
woord, n met 't gevoel, in de tweede:)
Da vlammen namen
hun broze lichamen
verteerden wat eenmaal henzelven was ;
op winden vlieg uit nu,
worde der winden buit nu,
de lichte asch.
Hunner oogen lichtglans,
de rytmische dans
van het bloed door hnn zachte leden,
zullen overgaan,
bloem, in geurig bestaan
en grashalm, tot wuivende vrede.
En een andere stem:
Eeuwig-barende schoot
van het Al, ied're loot
komt uit u, zinkt in u weer zijn droom,
en de wisseling
is het eenig ding
dat beklijf; in des levens stroom.
De eerste stem:
Maar geen ding vergaat zonder
kroost van werkingen; onder
duikt geen ding in het eeuwige zy'rj,
of een spoor blijft van zijne
werken achter; een kleine
rimpel in het levens gedein.
Han geoffarde krachten,
hnn daden, hnn trachten,
limiMMMtll illllHIMIIIIIIII
Vin je 't niet wel wat kras... zoo'n
maatregel?" droeg Fine tot in haar ziel ge
schokt door de zieke zeehond-achtige uit
drukking van Laendert'a oogjes.
't Is wel 'n paardenmiddel," beaamde
Bertha, met de herinnering van 'n even
meewarigen blik, opgevangen uit de schuwe
oogjes van Mientje.
Doet er niet toe," zei Fine strijdlustig,
kinderen moeten weten wie de baas is...
toegeven is in dit geval zwakte... en zwak
heid van opvoeding kweekt zwakke kin
deren, ... 't S :aat in de Moeder-Verpleegster."
Die dag sloomde in loodzware
onweersbroeiing voorbij. Om half vijf 's middags
waren de twaalf uur's boterhammen pas op;
de bouillon met geklutste eieren, melk enz.,
moesten dien dag van 't programma worden
afgevoerd....
Dien dag zagen de kinderen,
Dolce-farniente's tnin, de stralende zon en de blauwe
zomerhemel, slechts door de er ome kanten
gordijnen van Dolce-far-niente's eetkamer.
Maar de volgende dag bracht een opmer
kelijke verbetering. Toen de kinderen weer
niet opschoten, nam Bertha plotseling Mientja
met 't nog volle bordje mee naar haar kamer,
en Louise deed, zonder eenige voorafgaande
ruggespraak met haar zuster, volkomen 't
zelfde met Leendertje.... En ... na 'n slordig
kwartier... o zoete vrouwelijke invloed, o
lieflijke overreding.... Fine zélf zei aan
genaam verrast: zie j e wel... heb ik geen
gelijk, je moet je prestige weten te be
waren". ... na een slordig kwartier traden
de beide zusters, elk met haar beschermeling