De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 26 maart pagina 7

26 maart 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1761 DE A M S T E R D A M M E K W E E K B L A D VOOR NE 1) K R L A N D. "Wïllem Maris in den Larensche Kunsthandel". Aan den Larensche Kunsthandel" ?kom' den lof toe, zich reeds bij herha ling ingespannen te hebben om den kunstlievenden Amsterdammers te vergaeten en te verrassen. Tevens valt erbij te erkennen, dat de ondernemendheid van de Directie er op gericht is, aan eenzijdigheid in keus bij het opzetten van tentoonstellingen, te ontkomen. Ook dit is op prijs te stellen, en het gaat ons verder niet aan in welke mate het ?eigenbelang drijfveer is van die activiteit. Wij behouden van onzen kant recht op «ritjek. Deze tentoonstelling van Wille m Maris beeft het voordeel van beperktheid, (als critische opmerking zet ik hier naast, dat niet wat onder deze omstandig heid zoozeer wenschelij k was alle aan wezige exemplaren met fijne keuring zijn gekozen). Bij dit beperkte aantal zijn echter door het samenbrengen van vroegere en latere werken, de mijl palen in de ontwikkeling van den meester aan te duiden. Het is bijna een tentoonstelling van enkele stalen uit onderscheidene tijdperken. WILLBM MABIS: Zonneschijn. Waarschijnlijk met deze representatieve bedoeling, werden dan ook in de groote zaal op standaards twee schilderijen naast elkaar geplaatst, die den grooten afstand aanschouwelijk maken tusschen den debuteerenden (maar reeds ge vorm den) en den volwassen Maris. Het vroege is een weidelandschap met een tot aan het verschiet oploopende kreek; nabij den oever, brokkelig en welig begroeid, staan drie koeien: een zwarte, een donker bruine en de andere gansch en al wit; daze komt uit tegen een opgeklaarde, zich strakkende lucht een egaal lichtveld. De teekening der dieren is zorg vuldig, kundig en bekwaam, van het landschap zelf, stellig en fijn verklarend met ongebroken belijning, die aan Gabriel kan doen denken. Maar het motief van dit zorgvuldig doorgevoerde schilderijtje, is de teedere toon werking, de zuivere klank van blankheid tegen blankheid in twee onderscheidene graden; en hier van uit melodieeren de fijne toon ver houdingen in alle overige deelen der schilderij. Er naast het late, zeer late, schilderij. 't Is een der stoutste ondernemingen van Willem Maris. la tegenstelling met het vorige (en met zijn meeste werken) is het geval hier in de hoogte genomen, de conceptie van het tafereel met zeer lagen horizon, 't Is weer een weide met koeien aan een plas, eerder befiikkerd dan belicht door een zon, die hoog staat, schuil is gegaan achter een duane wolkflarde met hevigen lichtschamp aan de boorden een stuurloos zeilend gevaarte over het azuren luchtruim. Dit schilderij met zijn knallende licht werking is een uiterste der kunst van Willem Maris; 't is als een schrille op vlamming van drift op vergevorderden leeftijd, tot verbastering schier gedreven als ook wel bij anderen, en grooten, valt waar te nemen. (Denk bijv. aan Rembrandt's ets: de drie Kruizen.) Tegenover deze onstuimige uiting, is het weer merkwaardig te stellen een van sentiment zoo teer besnaarde, tech nisch zoo fijn uitgeweven schilderijtje in de voorzaal. Da voorstelling: wat wilgjes met weelderige bladerpluimen bij een slootkant en wat eendjes. (Da koe'tjes zijn er haast overtollig in, althans iets te zwaar.) Meer onmiddellijke ver gelijking bij een overzichtelijke beschou wing biedt hier de er naast hangende groote aquarel van later tijd. Bij de navorsching van Maris ontPrent voorstellende een episode uit den grooten watersnood in den Bommelerwaard, nu juist 60 jaren geleden, Op den achtergrond het kasteel Ammerzode, dat tot wijkplaats diende voor de vluchtelingen. Teekeniag van M. W. Hekking. De GoTiel m Hippolyta" bij HetTfloneel." Da heer Royaaris is een kunstenaar van b ij sonderen durf. Ziehier nu al het tweede in Grieksche oudheid spelend drama, dat de directeur van Het Tooneel" in den loop van dit seizoen geeft, hoewel de reeds «en paar jaar geleden beloofde Iphigeneia van Goethe, in Boatens' vertaling, nog steeds vergeefs gewacht wordt I... Onwillekeurig dringt zich een vergelijking op der thans vertoonde fantazie van den heer H. C. J. Roelvink Met Mxrsyas, de mythische comedie van den heer B. Ver hagen, en dan valt dit voor den eerstge noemde niet gunstig uit. Want wat er aan geestigheid, aan tooneel-bakwaamheid en rymvaardigheid was in het stak van den heer Verhagen, dat missen wij ten-eenenmale in 'a heeren Roelvink's Qordelvan Hippo'yta. De bedoelingen van den schrijver dich ter" ware een te fraai woord zijn niet zeer duidelijk. Men blijft voortdurend vragen: wat wil dit tooneelspel, deze fantazie" ? gelijk de heer Eoelvink het zelf noemt. Heeft de auteur iets diepzinnige bedoeld? Doch dit stukje maakte slechts den indruk van luchtigheid helaas wat al te lang gerekt, van ean spel in den düettantischen zin des woords. Of trachtte hij een klacht, een karikatuur te geven? Dan zeker was het gebrek aan Attisch zout, in een comedie waar de Atheeneche Taeseus optreedt, aller minst te vergoeden door het grove effect bejag van Liothöa's optreden, dat, volkomen noodelooa, slechts boert van den fl-iuwsten smaak vertoonde. Hetgeen er nog aan komi sche kracht in deze opvoering zich uitte, was te danken aan het uitnemend spel van den heer Jan Muach, den terecht reeds vaak geprezen veelzydigen acteur, die de rol van oude heerschzuchtige koningin-tante in wel begrepen mate, zonder overdrijving, vervulde; aan den gemoedelijken humor van den heer Van Kerekhoren, die den slaaf Lykomedes speelde met een ouden verlopen filosofenkop; en aan het, gelyk altijd, fijn-ge voelde zeggen en bakoorlij k-geestig bewegen van mevr. Roy aards-Band berg. De zoo-even genoemde heeren, en ook Willem Royaards zelven om zijn waardig en rustig spel uitzonderend, kan men niet zeggen dat de overige mannen-rollen schit terende vertolkers vonden. Het scheen mij toe dat het scheepsvolk wel wat te veel herrie maakte; en da hier-en-daar in koor gezegde frasen, het oproetig gemompel tegen Taeseus, deden te zeer denken aan een slechte parodie op de Luciferisten. Waarschijnlijk was het ook aan het onvaste karakter van deze dramatische fantazie" te wyten, dat de anders prijzenswaardige krachten, die de rollen van Hippolyta en Aïthra droegen, nu zoo weinig tot haar recht kwamen en tusschen ernst en luim schenen te weifelen. De aankleeding van het stuk was, voor zoover het de kostuums aangaat, niet anders dan men van 's hearen Royaards' gezelschap gewoon is, zoodra mej. Bronger daarvoor de leiding op zich neemt. Bij de enscèneering werd naar iets bijzonders gestreefd door den auteur; men zou echter deze harde B ckliuiacbe kleuren enkel kannen aanvaarden als karikatuur van Grieksche kunst, indian dan ook de luchtige klucht zelve maar een dolle sollery met antieke elementen ware geweest. Of verbeeldden deze stemminglooze tafereelen waarlijk Grieksche land- en zeeschappen in Grieksche sfeer? Ik kan het niet gelooven. Felheid van zon en zuiverheid van zuidelijke kleur i* iets gansch anders dan harde bout heid. Voor het tafereel van Tbeseus' schip was in zake mise-en-scène een aardige op lossing bereikt; maar de galanterie-achtige nieuwheid van al het verfsel, en dat nogal op een oorlogsschip, deed aan de schoonheid der gewaden zeer veel afbreuk. Volkomen mislukt was het tooneel met de ruïnes van den liefde-tempel; de by zonder on-Grieksche zuil links had bedenkelijk veel van eau nog maagdelijken reclame-kolom; doch van een bouwval-indruk, ondanks het tooneel-loover dat langs het plafond siIhoustteerde, geen spoor. Het beste was dan nog, met zijn statige plooien, het roode gordijn van den Artemistempel in het vierde bedryf. Voor da vele en groote zorgen, aan het uiterlijk van I)i Gtrdel van Hippolyta be steed, is het te betreuren dat de inhoud van het vertoonde niet belangryker, niet sterker of geestvoller was, P. H. VAX MOERKERKEN Jr. wikkelings-phasen, valt, ondanks het groote verschil van zijn aanvankelijke en late productie, toch een geleidelijkheid in groei te constateeren. En, al mocht het lijken dat zijn vroegste werken duiden op de ontkiemiag van stabieler elementen dan wij in zijn hartstochtelijke uiting zagen gedijen, (als ik reeds vroeger betoogde) in den kern is de geaardheid van deze kunst zich toch geljjk gebleven. In den aanvang overheerscht de liefde tot studie, de doordringende vestiging van het oog op het kleurwezen, de neiging i tot het grondig verkennen van het karakter der vormen. Daarbij de genotvolle technische oefening, zich vermeiend in geestige speelsche toets bij de behan deling van het vederend gebladerte of struikgewas met de stionkige tak kengroei, van grassprieten over den bodem, van het flitsige riet in het water. E a de lenigheid der vingers wint geleidelijk aan ruimte en beweging, bij veruiming van opvatting; de teekening wordt broeder met zwiepander uithaal van lijnen: de delicaatheid van toets gaat over in forschen slag, van magistrale bestier in g. Ka de parelende schijnsels van een grijzen toonaard in vroeger werk, waar het licht stil gezegen is over groenende landen, sprankelend tusschen de grillige bladermassa's, omstreelend de gave plas tiek der dieren, verglij dend over het donzig gevederte van eenden de klaterende lichtval van de zon, die het al omdruischt, die hooglichten schroeit op de schonkige vormen der koeien, het groen der weiden doet ontbranden, die fonken schept waar het paarsig-getinte water aan de opper vlakte rilt, en rimpelend zich stuit aan volle plokken 'van donker wier langs den oever, kringelend om rietstengels en kroos. De struiken hebben Huweelea schaduwen, met schielijke blinkingen van licht. De lucht trilt in de vlam ming van den zomersenen zonnedag; schichten van wolken glanzen af de hitte van de atmosfeer. Maar, in de teere fijngetinte schil derijtjes van voorheen, is dezelfde mild heid van geest en vloeiende behandeling, als in de van licht klaterende en van kleur druipende werken. De arbeid van de fijn toetsende vingers, die betrachtte een klare bestendigheid in het brooze weefsel van tinten, van kleur bedauwd, is van gelijke spanning als deze wijdscher technische greep, waarin zich uitvierde de wellust van het heerschend Impressionnisme, in de perHolland?A merika. Amerika is 'n groot land, maar klein, zoals Holland 'n klein land is, maar groot. Op weg het misschien auf ewig" te ver laten, voel ik me gedrongen tot 'n woord van waardeering. Zoals ik zei: het is heel groot van oppervlakte en heel oppervlakkig van grootheid, 't kan ook wel niet anders; wat Holland in breedte van opvatting en techniek mist, dat bezit A merika in extenso, maar wat Holland mist in het extense, dat vergoedt het ruimelik in intensiteit, dat compenseert het niet alleen, maar dat overcompenseert liet. Amerika is intens extens en Holland is extens intens. En wat frappeert 'n vreemdeling nu wel 't meest bij 'n bezoek aan de Staten? De techniek en de vrouwen. Wat het eerste betreft, het practiese, de toegepaste wetenschap, 'n Hollander staat daar gewoon paf' van en dat is wel het grootste compliment, dat 'n Amerikaan kan ten deel vallen; zijn hele leven is er op ingericht dingen te doen, waardoor z'n medemensen overdonderd worden. Hij heeft de grootste bruggen van de wereld, de hoogste huizen van de wereld, en zelfs z'n president is the biggeat of the world, de goeie Taft van bjj de 100 X.G. Dat is z'n manie, hij zwelgt in afmetingen en getallen. Amerika heeft bibliotheken, natuurlijk the biggest of' the world. In de nieuwste, N. Y., kan het paleis van de koningin wel rondwandelen, daarin zijn de duurste boeken en het grootste aantal of the world. En Amerka heeft veel burgers, die daar erg trots op ziju, maar nog veel meer die naar de moderne bandjes en het goud op snee kijken en voor wie de schoonheid om de mooiheid verborgen blijft. Het verkeer is er zóó en zooveel beter dan in Holland, dat 'n vergelijking niet snel te maken is. Het verkeer in Holland staat tot dat in Amerika als 'n trekschuit tot 'n automobiel. In New-1'ork kan men z'n opbreken van een onaangename a vond partij Biet met de laatste tram" verontschuldigen, omdat de laatste tram nooit gaat, evenmin als de eerste, en 's nachts om 3 uur zijn de trams evengoed vol, maar overdag zijn ze overvol, dan hangen de mensen er buiten aan, of staan in de doorgangen en hangen aan de straps. Waar de Amerikaan bizonder veel werk van maakt, zijn z'n schoenen; geen wonder dan, dat die the best of the world er het sterkst, goedkoopst etc. zijn; hierbij neme men de dollar niet in z'n intrensieke en in Hollans geld omgezette waarde van / 2.50, maar in z'n standaard waarde. Men kan in Amerika voor $ f.?evenveel kopen als in Holland voor f 1.25: vandaar dat de uit Amerika geïmporteerde schoenen in Holland duur worden, en in landen waar de standaardmunt nog kleiner is (franc, mark, lire, kroon) nog duurder. En dan de vrouwen ze zijn overweldi gend, akelig mooi, verblindend, onberispelik en het is hun enige fout, dat ze foutloos zijn, maar 'n onvergeeflike fout is dat. Men moet naar de Metropolitan Opera gaan, 't is 'n feest voor de ogen, de perfecte beauties in hun flatterende toiletten en omgeving. Hoe zal ik ze beschrijven 'i Neem het voortrell'elikste van Diana en Venus, de hartstocht uit schoonheid gebo ren, getemperd door de kuisheid en daardoor verhoogd: het aanlokkende dat afstoot, de geincarneerde verleiding, kortom lreiuis en eoon van een machtig schilderstalent. En mocht de praktijk in overvloed van weelde, sommige eigenschappen van het talent verkwist hebben, niettemin is de geest er achter in verruiming gestegen. In de latere werken (ik zeg niet uit de allerlaatste jaren) heeft Willem Maris den toch zijn eind woord gesproken en de klank er van zal voor zijn grootheid blijven getuigen, zoo er slechts naar geluisterd wil worden. We raken misschien te veel geneigd om met koel hoofd een beoordeelende houding tegenover een kunstuiting aan te nemen; of wel hare waarde naar hoedanigheden van het schilderkunstig uiterlijk te schatten. Er mogen de oogenblikken zijn van dit meten in de lengte en breedte, maar de productie van een groot kunstenaar moet niet bovenal zijn' stof tot esthetische studie, of technische ontleding, we kunnen hierdoor alleen ons slechts waardig n-aken tot de volle openbaring van hare heerlijkheid. En welke levenshouding ons ook eigen werd, of welke kunstformule we weer eens toegedaan raken uit intellectueele ont wikkeling, de verrukkingen, eens onder vonden voor de verheerlijking van den stralenden zomerschen dag door een groot mensch, kunnen immer levend blijven. Want in deze hollandsche weideland schappen met koeien is betracht: de samenhang van onbepaaldheden dat, wat buiten bedachtheid op dienstige of mooie schilderij-motieven ons aan vreugde volle gewaarwordingen doorstroomt, oog in oog met de stralende wijdten van velden en plassen in ons hollandsche land, waar niets op zich zelf dan afzon derlijk bestaat, alles zich oplost in de gouden nevels, verwekt door de groote Levenwekker, de Zon, waar we de muzi kaliteit vernemen van klaterend licht en kleurluister, waar we diepst in ons her kennen de zalige onverzadigbaarheid der ziel aan den Toover der oneindige combinatie's in het mysteriespel van het Leven. Maar velen weten hun voordeel niet te vinden, want op een tentoonstelling als deze, waar toch meerdere werken waarachtige vreugde-ervaringen kunnen brengen, ziet men nog niet het publiek zich verdringen als in een Concertzaal. De tentoonstelling blijft niet langer geopend dan tot 2 April. W. STKE.VHOI-T. Diana, dat is het ideaal-type van de Ameri kaanse vrouw, ideaal en toch bestaand, voeg de karakteristieke eigenschappen van het Galliese, Angelsaksiese en het Germaansche ras bij elkaar, het geestige, voorname en ingetogene, condenseer die in een vrouw en ge krijgt de essence van het Amerikaangche ras. Ge komt in N.-Y. tientallen vrouwen tegen met klassieke mond, neus, ogen enz. zonder dat hun gelaat klassiek is; als ge ongemerkt n hunner kunt fixeren krijgt ge een gevoel alsof dat gezicht niet leeft, of 't een levenloos masker is en dat niet alleen, maar ook of er achter dat masker zelfs niets levends verborgen is; 't is of ge een mooi rose en wit geverfd poppengezicht voor u hebt, dat na 't verdwijnen uit uw gezichtsveld niet de minste herinnering, laat staan emotie achterlaat; hierom kan het geen schoonheid, hoogstens mooiheid zijn. En de mannen voor hun ideaal zouden we ook 'n formule kunnen vinden: Mercuritis, 't zijn bluffende gumkauwers en schreeuwende geld makers, maar knappe zakenlui, knap met opzijzetting van alle moraal, volkomen gewetenloze dollaraan bidders, die u trachten te intimideren door hun Christelike jongelingsverenigingen, hun Boards for the protection of wotnen", Leagues for the prevention of cruelty" enz. Als ge aan een Amerikaanse vrouw vraagt, wat haar ideaal van 'n man is, zal ze u ongetwijfeld antwoorden: Een man die de kunst verstaat zooveel mogelik geld te Maken (n.b. niet verdienen) en't zoo gauw mogelik weer uit te j;even. In zaken is de Amerikaan onbetrouwbaar. Eerlik en dom, en oneerlik en slim, zijn voor hem synoniemen. Kwaad maakt hij zich nooit, als hij gekrenkt is, laat hij 't niet merken, maar hij vergeet 't niet. Omgekeerd heeft hij een grote angst u te kwetsen, die op lafheid neerkomt, want hoe vriendelik ook in uw bijzijn, nauweliks zijt ge verdwenen of hij zal u op alle manieren tegenover derden afbreken, en u desnoods schriftelik en op 'n afstand z'n opinie zeggen. De gegoede Amerikaan maakt op den Hollander een gunstige indruk met z'n gemanicuurde handen, z'n gemasseerde ge zicht en heel z'n gesoigneerde uiterlik; wat hij daaraan door physical culture kan doen, zal hij niet nalaten. Het resultaat is, dat hij meestal de indruk maakt van 'n fatsoentik mens met enige uiterlike onhebbelikheden; bij nadere ken nismaking is hij 'n innerlik onhebbelik mens met enige uiterlike fatsoenlikheden, hij valt altijd tegen, is op den duur minder dan hij schijnt. In schijn is 'n Amerikaan alle goeie din gen en in werkelikheid, op den keper be schouwd, is hij niets van dat alles. In schijn looft hij God en Christus zijn zoon en dient hem, maar waardoor? Door 't gaan naar de kerken, waar de dames komen om te pronken met hun Parijse nouveautés, de heren in de hoop dat hun chef die ook?kerkjes pakt" hun aanwezigheid zal opmerken; een winkelier kerkt in die gemeente, waar de meeste van z'n klanten kerken, en zoo nu en dan worden de lezers van leading papers ver gast op 'n foto van den heer Morgan of Van der Bilt gaande naar ... of komende van de kerk". .Als de man bij de hemel poort enige twijfel bij Petrus opmerkt zal hij denkelijk zoo'n exemplaar uit de zak van z'n geklede jas halen. In schijn dus dient hij Christus, maar in wer kelikheid treedt hij het gronddogtna van de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl