Historisch Archief 1877-1940
IV 1762
DE AMSTERBAMMBK
A°. 1911
WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
röcLa-otlo -VSLTL ZMJr. IE£. "F. L.
Uitgeyers: VAX HOLEEMA & WAEEJTDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ....... f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indie per jaar, bij vooruitbetaling ? . . . mail 10.
Abonda-Ujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/»
Zondag 2 April
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
. 0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ:
PaleieStadhuis. Kroniek. Een eenvoudige
geschiedenis van onrecht, door E. Het
tekort aan ambtenaren in Indië, door 6.
MarinsNieuwenhuii. FEUILLETON :
Eennomheid. Naar het Dnitich, van Carl Busse,
door 8. KUNST BN LETTEREN: Van
Ctaristen tot Anarchist. Gedenkschriften van
F. Domela Nieuwenhuis, beoordeeld door
Frana Coeneu. Nieuwe Boeken, beoor
deeld door Hessel Jougsma. BERICH
TEN. VROUWENBUBRIEK: Conventie
Naar het Engelscb, van John Galsworthy,
door Co». ALLERLEI, 'door Allegra.
UIT DE NATUUR, door E. Hei mans. Het
fcalre-eenw-getij van bet Koninkrijk Italië,
met af b., door prof. dr. Ta. Bugsemaker.
Merkwaardige uitingen over het Paleis op
den Dam, door J. H. K. Cbarivari.
FINANOEEELE EN OECONOMI8CHE
KROBIEK, door v. d. M. en v. d. 8. -- Harold
Baner, teekeniug van Ko Doncker. Jan
Maandag, door J. H. R. Kalender-ver
betering, door prof. dr. Kocka. SCHAAK
SPEL. DAMRUBRIEK. AD
VERTENTIEN.
Paleis?Stadhuis.
(EEN TREFFEND KEQUEST.)
Aan den gemeenteraad van Amsterdam
£6ven de ondergeteekenden, met
verechuldigde gevoelens, te kennen:
dat zij zeer op prijs stellen eiken
maatregel, door u genomen, om, bij de
toenemende welvaart der stad, haar ook
wat het uiterlijk aanzien betreft, haar
roemrijk Hstorisch verleden op den duur
waardig te maken; maar
dat hun, juist met het oog daarop,
de bestendiging hoogst onwenschelijk
voorkomt van den toestand, waarin zich
haar centraalgebouw, het stadhuis van
Jacob van Campen bevindt; een gebouw
in den tijd van Lodewijk Napoleon, en
derhalve ter kwader uur, als koninklijk
paleis betiteld, en sedert, ondanks zijne
ongeschiktheid, als zoodanig in gebruik
gebleven.
Hoe meer roem wij dragen op het
bezit van een monument, dat eenmaal als
's Werelts achtste wonder"
door landgenoot en vreemdeling geprezen
werd, hoe dieper wij betreuren, dat het
aan zijne eenige en eigenaardige bestem
ming voortdurend onttrokken blijft.
Wij achten het een onregt, aan de
burgerij gedaan, dat haar grootsch
kapitool 51 weken van het jaar ledig staat;
terwijl zoowel de inrigting als de
bouwTormen en de aard der beeldstoffaring
bet volkomen ongeschikt maken, om, al
is het ook maar gedurende ne week
des -jaars, tot verblijf te strekken voor
onzen geëerbiedigden koning.
Aan uwe wijsheid overlatende om ook
in het laastsgenoemde op waardige wijze
te voorzien, waarbij zeker op de warme
sympathie der burgerij zal kunnen ge
rekend worden, bepalen wij ons tot het
dringend verzoek, dat door uwe ver
gadering al het mogelijke zal worden
gedaan om Amsterdam te herstellen in
bet bezit van zijn stadhuis.
W$ gaan met te meer vertrouwen
er toe over thans uwe aandacht op dit
pnnt te vestigen, nu zoo vele groote
bouwplannen aan het verlicht oordeel
uwer vergadering zijn en zullen worden
onderworpen.
Indien echter, onverhoopt, na eene
volledige opneming, blijken mogt dat het
Stadhuis, vóór den franschen tijd in
overeenstemming met de behoeften eener
groote gemeente, niet meer bruikbaar is
voor het stadsbestuur onzer dagen, *) of
dat er andere bezwaren bestaan om aan
ons verlangen te voldoen, zouden wij
zeer wenschen, dat dit aan de burgerij
van Amsterdam, die zich altijd nog door
dit meesterstuk der oud-vaderlandsche
kunst vertegenwoordigd rekent, openlijk
en duidelijk wierd aangetoond.
Amsterdam, 19 November 1873.
J. A. Alberdingk Thijm.
H. de Veer.
A. L. van Gendt.
*) Zulk eene volledige opneming" heeft
in den zomer van 1910 plaats gehad door
«en van Raadswege ingestelde Commissie,
bestaande uit de heeren Dr. P. J. H.
Cuypera, H. P. Berlage Nzn., A. W. Bos, Prof.
dr. H. Brugman» en C. Mnysken. Met al
gemeene stemmen heeft deze Commissie
beslist, dat het Paleis" allerminst deugt voor
Paleis «n na eenige niet-ingrijpende verande
ringen nog steeds uitstekend geschikt is voor
den dienst der Stad.
Het reqnest vindt men afgedrukt in Het
JSKeuv» van den Dag van 2 December 1873.
RBD.
Joh. C. Zimmerman.
G. J. de Clercq.
W. W. van Lennep.
H. F. R. Hubrecht.
A; G. C. van Duyl.
J. G. van Gendt.
W. Doorenbos.
K. H. Schadd.
J. Domela Nieuwenhuis.
C. A. A. Dudok de Ifit.
Charles Boissevain.
E v. Slaghek.
J. ter Gouw.
C. W. E. Scholten Jr.
Dr. C. E. Daniel».
A. B. J. Sterck.
Fred. Muller.
I. Gosschalk.
D. van Lankeren Matthes.
N. G. Pierson.
L. A. Bienfait.
Dr. J. G. H. Rombouts.
E. J. Potgieter.
P. H. Hugenholtz Jr.
W. J. Hofdijk.
G. van Tienhoven.
Job. Hilman.
J. H. Rennefeld.
A. A. G. Guye."
KRONIEK.
MACIITSOVERSCHRI.IDING.
Wij schreven vorigen keer over den
Delftschen burgervader, die de opvoering
van Heijermans' Allerzielen" in zijne veste
verbiedt opgrond van den tegenzin, dien de
katholieken hebben tegen dat stuk: let wel,
de katholieken, die, gehoorzaam als ze aan
hun geestelijkheid zijn, niet gaan kijken
naar dat stuk. Omdat nu katholieken, in
hun huiskamers, onvriendelijk zitten te
babbelen over een hun onbekend kunstwerk,
moeten andersdenkenden een gesloten
schouwburg vinden. Machtsoverschrjjding
van een burgermeester.
Uit Bussum weer een ander bericht. W
citeeren De Telegraaf:
Naar wij vernemen, is de uitgever en
drukker van de Nieuwe Bussumsche ,
Courant" alhier, in welk blad op onge
regelde tijden, onder den titel Uithet
memoriaal van een Bussummer". arti
kelen verschijnen, waarin o.m. het beleid
van het gemeentebestuur, raadsbeslui
ten, toestanden of zaken in verband
met het gemeentebelang als anderszins,
aan critiek worden onderworpen, dezer
dagen gevraagd ter gemeente-secretarie
te verschijnen. Daar werd hem namens
het Dagelijksch Bestuur den wenk ge
geven met het opnemen van dergelijke
artikelen in zijn weekblad niet voort
te gaan. Indien aan dit verzoek niet
voldaan mocht worden, zou aan den
drukker-uitgever van dit blad in den
vervolge geen gemeentewerk meer
worden opgedragen.
Als wij het wel begrijpen is hier dus een
drukkerij, waarvan de eigenaar of de eige
naars
1°. zich beijveren zoo goed en zoo goed
koop mogelijk drukwerk te leveren aan de
gemeente Bussum;
2°, 3°, 4» en 5°allerlei andere zaken
hartigen;
6». eene courant uitgeven: dat wil o. a.
zeggen, aan een deel der publieke opinie
in hun stadje 'gelegenheid tot uiting
verleenen.
Er is wijders een burgemeester, die, naar
geen andere drukkerij loopend (het is dus de
beste drukkerij of: er is een nalatige bur
gemeester. ..) displeizier heeft in wat er nu
en dan verteld wordt door een medewerker
van de bewuste courant. De toon van dien
man hindert hem en hinderde de wethouders.
Dit nu is te mal. Zouden zij, Burg. en
Weth., zich iets laten aanleunen van zoo'n
schrijver die alleen schrijven kan bij de
gratie van een leverancier... een leveran
cier van Burg. en "Weth.? neen dat wel
niet, maar dan toch een leverancier van de
Gemeente.
En het allergezelligste college van Burg.
en Weth. (zeggende: L'état... Bussum ...
c'est moi) heeft den drukker ontboden"!
Men heeft ons verteld, maar wij staan
voor de 'waarheid niet in (er wordt zooveel
gejokt), dat B. en W. nog mér eischen van
bovengenoemden aard aan den op dit
appèl verschijnenden man hebben gesteld.
De Burgemeester verlangde n.l., dat de
zoons van den Gemeentedrukker niet
meer de deuntjes zouden fluiten die me
vrouw de Burgemeester (of was het eene
nicht van den Burgemeester ?) op de
piano] speelt. Een wethouder heeft gezegd,
dat hij weneehte de werkvrouw van
den Gemeentedrukker niet meer op de
kleine iteentjes voor zijn huis te zien
wandelen. En de tweede wethouder stelde
als conditie, dat de Gemeentedrukker bij
den kapper des Zaterdagsmiddags hém zou
laten voorgaan, behalve als hij reeds inge
zeept was. Men zal zeggen: zoo voert de
eene willekeur tot de andere. Wij geven
toe: als het nog niet zoover is, dan komt
het zoover. Het ligt in de logica.
Een studie over machtsoverschrijding,
zonder dat de heer Fop materiaal leverde,
zooiets zou langzamerhand wel niemand in
Nederland eene volledige studie vinden.
Zooals het op vaste tijden nieuwe maan is,
zoo verrast ons op vaste tijden onze
Pestmajoor". Een adsistent der Fosterijen te
Rotterdam, de heer B. van Stapele, zou
daar ter plaatse candidaat worden gesteld
voor den Gemeenteraad: candidaat vanwege
de sociaal-democraten. Op dit bericht spoedt
zich de heer Fop naar den administrateur
De Bloeme (waarom heeft deze nuchterder
natuur den onnadenkenden patroon voor de
nieuwe malligheid niet weten te hoeden ?!)
en laat hem schrijven aan den Directeur,
onmiddelijken chef van Van Stapele:
dat het bijwonen der Raadsver
gaderingen in eene stad als Rotterdam
en van de commissies waarin h\j even
tueel zou worden benoemd, een beletsel
zou zijn voor een goede waarneming
van zijne betrekking als adsistent der
posterijen."
Nietwaar, om nu alle publieke orga
nen n lijn te doen trekken, moet de
Burgemeester van Rotterdam, zoodra men
van Stapele candidaat komt stellen,
deze candidatuur pertinent weigeren: Hij
heeft eenvoudig (en hij doet het met even
veel recht!) Pops argumentatie te eopieeren:
.... dat eene goede waarneming van
zijne betrekking als adsistent der pos
terijen, zooals van den heer Van Sta
pele moet worden verondersteld, een
beletsel zou zijn voor het naar eisch
bijwonen der Raadsvergaderingen in
eene stad als Rotterdam en van de
commissies, waarin hij eventueel zou
worden benoemd."
Een geheel nieuw perspectief opent zich
vóór ons door al die gezags- en
machtscapriolen van onze steeds meer
fantazievolle autoriteiten!
Een eenvoudige geschiedenis van
onrecht.
Een kwart eeuw geleden verscheen er
een boekje onder den titel: Er is geen
recht in Nederland, waarin tal van gevallen
?werden medegedeeld, dat, kleine
burgermenschen vooral, niet in staat waren ge
weest recht te verkrijgen, omdat de weg
hun te moeilijk werd gemaakt door allerlei
formaliteiten, de kosten te hoog waren of
de rechterlijke macht hen met een kluitje
in 't riet stuurde.
Wanneer er ooit weer zoo'n boek ver
schijnt, kan het volgende daarin worden
opgenomen als een voorbeeld van de gru
welijke onverschilligheid, waarmede som
wijlen de belangen worden behartigd (niet
behartigd moest er eigenlijk staan) van
ongelukkigen, die zich zelf niet kunnen
verdedigen.
Op zekeren dag werd door de mare
chaussee eene vrouw vagabondeerend aan
getroffen en opgebracht naar de plaats,
waar zij opgaf thuis te behooren; zij werd
in voorlpppige bewaring gesteld en na
eenigen tijd eisehte de Officier van Justitie
voor de Rechtbank een straf tegen haar
als landloopster van drie maanden hech
tenis en een jaar opzending naar de Rijks
werkinrichting.
Er kwam op de zitting hoegenaamd niets
aan het licht van de eene of andere over
treding, slecht levensgedrag of iets van
dien aard.
Toevallig werd de Veneniging ter be
scherming van meisjes en vrouwen met het
geval bekend en door bemiddeling van
deze kwam het volgende aan het licht.
De persoon was van fatsoenlijke,
kleinburger familie en had als dienstbode onder;
scheidene nette diensten gehad, waarin zij
zich trouw en eerlijk had gedragen; zij
was bij haar werk vaak overdreven angst
vallig en van tijd tot tijd had zij buien
van zwaarmoedigheid, afwisselende vaak
met groote opgewektheid-, vrijers hield z\j
op een afstand, hoewel zij er knap uitzag,
en door spaarzaamheid en een kleine erfenis
een mooi stuivertje had op haar spaar
bankboekje.
Bij haar diensten hield zij echter nogal
van verandering, zoodat zij zelden lang
in n gezin bleef; zij veranderde soms
zonder ernstige redenen. Haar spaarduitjes
gaven haar gemakkelijk een onderkomen
bij het een of ander familielid, wanneer
zij tijdelijk buiten dienst was.
Op zekeren dag kwam zij er toe te trouwen
met een (linken werkman, niet jong meer,
zij zelf was ook al in de dertig. De eerste
week na het huwelijk trad haar zonderling
heid aan het licht; van huishouden had
zij geen begrip hoegenaamd; zij gaf roekeloos
haar geld uit, door fooien aan melkboer
en groentevrouw, vergat het middagmaal
gereed te maken en dergelijke onzinnigheden
meer. De man verliet haar weldra na het
inboeltje, dat zij had meegebracht, verkocht
te hebben. Zij trachtte toen weer een dienst
te krijgen, woonde een tijdje in bij een
getrouwde vriendin, doch ten slofte be
moeide de politie zich met haar als ver
moedelijk krankzinnig. Na behoorlijk onder
zoek werd dit door deskundigen bevestigd
en besloten haar van Rijkswege op te zenden
naar Medemblik. Toen de familie (broer en
zuster, elders woonachtig) dit vernam kwam
zij tusschen beiden met de toezegging, dat
zij haar wilde opnemen; een zeshonderd
gulden, die nog op de spaarbank was over
gebleven, gaf hierbij blijkbaar den doorslag.
Waarschijnlijk omdat het potje pp was,
lieten zij de zuster na eenigen tijd weer
in de a steek en deze kwam weer in een
dienst, waar zij gedeeltelijk uit medelijden
werd aangenomen en omdat zij niettegen
staande haar rusteloosheid en omzwerving
altijd een net fatsoenlijk persoon was ge
bleven en ieder de gunstigste verklaringen
gaf omtrent haar gedrag. Deze dienst was
echter in een andere omgeving en in eene
anderestreek en provincie dan waar zij bekend
wa« en tot dien tijd had geleefd. Toen de
zucht tot verandering weer kwam, wist zy
blijkbaar geen weg, kwam hier en daar by
vreemden onder dak en verteerde het laatste
wat haar was overgebleven, totdat zij op
straat stond zonder middelen van bestaan
en als landloopster in handen kwam van
de marechaussee.
E a tegen zulk een on gelukkige niet ge
brekkige geestvermogens, die nooit iemand
heeft kwaad gedaan, zich nooit heeft schuldig
gemaakt aan eenige overtreding, eischt in
Nederland de rechterlijke macht een straf
als voor een ernstige misdaad!
Voor ditmaal is het verdere onrecht door
toevallige tusschenkomst nog verhinderd,
doch de verregaande achteloosheid, waar
mede tegenover zulke burgers zonder
<middelen en zonder bescheiming kan worden
opgetreden, leert het vervolg.
Toen de bovengenoemde Vereeniging den
eisch op de openbare zitting had vernomen,
spoedde zich iemand naar den president
van de rechtbank om hem in kennis te
stellen met de bovenbeschreven lijdens
geschiedenis van de vrouw, om hem te
waarschuwen, dat vermoedelijk een krank
zinnige zou worden veroordeeld. Het bleek
nu, dat aan de rechtbank van dit alles
niets bekend was en niemand zich de
moeite had getroost bij de politie, in dezelfde
plaats nog wel, te vragen naar het verleden
der vrouw, waarbij zij o. a. had kunnen
vernemen, dat slechts enkele jaren geleden
de politie haar 01 nemen wegens krank
zinnigheid in een gesticht noodig had ge
acht. Nog erger, zoo het kan, was dat de
president van de rechtbank meende, dat er
niets meer aan te veranderen zou zijn,
omdat het vonnis, hoewel het pas over
eenige dagen in publieke zitting zou worden
uitgesproken, toch reeds gewezen was; de
reeds gezegelde stukken werden in zulke
eenvoudige zaken onmiddellijk na de eerste
zitting geteekend; zij konden nu toch niet
vernietigd worden, meende hij, en het was
immers voor zoo iemand toch hetzelfde of
zij in een werkinrichting (plus voorafgaande
gevangenis) kwam, dan of zij in een krank
zinnigengesticht werd opgesloten. Het kostte
waarlijk eenige moeite dit zeer belangrijk
onderscheid den rechter duidelijk temaken,
terwijl hij ten slotte slechts aarzelend scheen
te besluiten nog iets te doen, toen hem
werd medegedeeld, dat terstond na de ver
oordeeling een verzoek om gratie aan de
koningin zou worden gereed gemaakt met
uitvoerige toelichting van het ge TB! en van
de omstandigheden. Later bleek nog, dat
de geneesheer, die bij haar voorloopige
inbewaringstelling de vrouw had onderzocht,
aan den Officier van Justitie had doen
weten, dat een nader onderzoek omtrent
haar geestvermogens door hem wenschelijk
werd geacht.
Er was eenvoudig geen acht op geslagen;
waarom zooveel drukte voor zoo'n land
loopster, heeft men blijkbaar gedacht!
Intusschen heeft de toevallige tusschen
komst haar nut gehad; het vonnis is niet
uitgesproken en o gruwel voor den presi
dent ! de reeds geteekende stukken zijn
verscheurd en de zegels verloren gegaan.
Op de naastvolgende zitting is een verder
onderzoek naar de geestvermogens van de
beklaagde gelast met het gevolg, dat zij is
krankzinnig verklaard en thans als zoodanig
opgenomen in een rijksinrichting.
Toevallig werd dus in dit geval een
gerechtelijke dwaling (of past hier krasser
woord ?) verhinderd, doch waar de kans
daarop zoo groot is bij een zaak, waar de
waarheid onmiddellijk voor het grijpen ligt
en de eenvoudigste aandacht van den rechter
haar aan het licht had kunnen brengen,
op welke gronden wordt dan van ons leeken
eerbied voor de rechtspraak verlangd, wan
neer duidelijk blijkt met welk een achte
loosheid somwijlen wordt te werk gegaan?
Difftcile est satiram non scribere! het is
moeieiyk zijn pen te betoomen, daarom
willen wij ons van verdere commentaren
onthouden.
E.
Het tekort aan ambtenaren in
Indië.
In Indiëheerscht groot gebrek aan
civielingenieurs, dat kon men dezer dagen in
de bladen lezen. Misschien was 't voor velen
een verrassing, want zullen ze zeggen
in Indië, waar je immers zooveel geld
verdient, zal je de menschen stellig maar
voor het kiezen hebben. En toch valt er
zelden te kiezen.
Het zijn niet alleen de ingenieurs, die
men er niet heen kan krijgen, er heerscht
in Indiëgebrek aan ambtenaren in bijna
alle takken van dienst. Er is een groot
tekort aan bestuursambtenaren en men
laat de controleurs-plaatsen bezetten door
officieren of door gepensioneerden, die er
uit" gingen, omdat ze 't in hun eigen,
veelal gemakkelijker te vervullen betrek
kingen niet meer konden bolwerken. Ze
heeten dan nu ook maar civiel-gezag
hebber", wat in Indiën van de vele
vertalingen is van: het zal wel terecht
komen.
Daar is een tekort aan rechterlijke ambte
naren, en ook daarop heeft men wat
gevonden.
Maar op den duur zal bet met zulke
vindingen" toch niet kunnen gaan, want
de diensten, waarbij die tekorten voorkomen,
zullen er tenslotte toch te veel onder lijden.
Waarom zouden er zoo weinig liefhebbers
voor den Indischen dienst zijn ? Het salaris
is goed, de vooruitzichten zijn goed, het
land is goed al heerscht er wel eens
wat cholera en men krijgt nog een
flinke som voor uitrusting bovendien.
De Hollander is te hok-vast?
MisschienHet aantal Hollanders, dat men over de
wereld verspreid vindt, is toch volstrekt
niet klein.
Het zal, voor een groot deel, dan ook
wel ergens anders in schuilen. n dat is,
meen ik, in de eischen, die men in Indi
stelt wanneer het geen tijdelijke maat
regel" geldt. Het bewijs daarvoor wordt
juist weer geleverd, door de af «ijzende be
schikking pp het voorstel om in het tekort
aan ei viel-ingenieurs te voorzien door uit
zending van hen, die in het bezit zijn van
een buitenlandsch diploma. Die afwijzende
beschikking is hierop gegrond, dat het
Delftsch diploma moet voorgaan. In dit
geval een nogal zonderlinge redeneering,
want Delft kan bezwaarlijk voorgaan, als
Delft zich in het geheel niet aanmeldt.
Eigenaardige opvatting, die een groot
tekort ten ko»te van het land verkiest
boven aanvulling met minderwaardig ge
achte krachten!
En zouden nu werkelijk die jongelieden
met een Duitsch, of ander diploma het
land zooveel slechter dienen, dan zij die
in Delft hun opleiding hebben gehad? De
vele bekwame menichen, in particulieren
dienst, kunnen dat tegenspreken. Er is in
Nederland een overcompleet aan technische
menschec, omdat de zonen der voldane
burgerij", in het bezit van een Delftich
diploma, meerendeels in het land blijven,
terwijl zij die hun kennis elders opdeden
niet in de gelegenheid worden gesteld het
land te verlaten.
Maar in Indiëblijft men roepen: leve
het tekort! Delft moet voorgaan!
Het is niet mijn bedoeling te pleiten voor
de uitzending van mindere krachten naar
Indië, maar mij dunkt, dat het landsbelang
boven het principe gaat. Wanneer het tekort
van thans is aangevuld, dan eerst kan men
weer eens gaan spreken over voorgaan.
Zou men die tekorten in den dienst niet
hebben kunnen voorkomen, als men voor
aanvulling wat meer in het land zelf en
wat minder in Nederland had rondgekeken ?
De uoodige krachten zijn nu in Indiëniet
te vinden, maar als men tijdig Indische
jongelieden in de gelegenheid had gesteld,
het Delftsch diploma te verwerven, dan
zouden zy er nu wél zijn.
Thans is men in Indiëafhankelijk van
het moederland, dat zich bidden laat, ter
wijl in het eigen land de liefhebbers staan
te wachten op een gelegenheid om zich te
kunnen bekwamen. Er moet een andere
richting worden uitgegaan: eerst zoeke men
de krachten in Indiëen de aanvulling hale
men uit Nederland. E a niet omgekeerd.
Hoe grooter de tekorten aan ambtenaren
worden, zooveel duidelijker bewijs, dat men
deze richting uit moet.
Stelt zooveel mogelijk Indische jongelieden
in de gelegenheid in Nederland te studeeren,
en gaat dat om de een of andere reden
niet, geeft hun dan in het eigen land het
hooger onderwijs, waarom zg vtagen!
G. MARIUS NIEUWENHUIS.
Fan Christen tot Anarchitt. Gedenk
schriften van F. DOMELA NIEDWENHUIS
2 Dl. Amsterdam, Van Holkema en
Warendorf, 1911. 2e druk.
I.
Het is haast niet te gelooven, dat het
groote publitk deze Qedenkichrifttn om hun
literairen zelfswil lezen zou. Zjj zyn toch
zoo bijzonder slecht geschreven en slordig
gecorrigeerd! Eigenlijk juist wat men ver
wachten moet van een Strijder, die bet
Hul des Volks boven alles stelt en zulke
belletristieche qoaliteiten, als stijl en taa),
waarschijnlijk ijdele beuzelarij acht.
Maar intusschen is de gemiddelde Lezer
toch ook een menscb, van wien nauw te