De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 2 april pagina 1

2 april 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

IV 1762 DE AMSTERBAMMBK A°. 1911 WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. röcLa-otlo -VSLTL ZMJr. IE£. "F. L. Uitgeyers: VAX HOLEEMA & WAEEJTDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ....... f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indie per jaar, bij vooruitbetaling ? . . . mail 10. Abonda-Ujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/» Zondag 2 April Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 . 0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: PaleieStadhuis. Kroniek. Een eenvoudige geschiedenis van onrecht, door E. Het tekort aan ambtenaren in Indië, door 6. MarinsNieuwenhuii. FEUILLETON : Eennomheid. Naar het Dnitich, van Carl Busse, door 8. KUNST BN LETTEREN: Van Ctaristen tot Anarchist. Gedenkschriften van F. Domela Nieuwenhuis, beoordeeld door Frana Coeneu. Nieuwe Boeken, beoor deeld door Hessel Jougsma. BERICH TEN. VROUWENBUBRIEK: Conventie Naar het Engelscb, van John Galsworthy, door Co». ALLERLEI, 'door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Hei mans. Het fcalre-eenw-getij van bet Koninkrijk Italië, met af b., door prof. dr. Ta. Bugsemaker. Merkwaardige uitingen over het Paleis op den Dam, door J. H. K. Cbarivari. FINANOEEELE EN OECONOMI8CHE KROBIEK, door v. d. M. en v. d. 8. -- Harold Baner, teekeniug van Ko Doncker. Jan Maandag, door J. H. R. Kalender-ver betering, door prof. dr. Kocka. SCHAAK SPEL. DAMRUBRIEK. AD VERTENTIEN. Paleis?Stadhuis. (EEN TREFFEND KEQUEST.) Aan den gemeenteraad van Amsterdam £6ven de ondergeteekenden, met verechuldigde gevoelens, te kennen: dat zij zeer op prijs stellen eiken maatregel, door u genomen, om, bij de toenemende welvaart der stad, haar ook wat het uiterlijk aanzien betreft, haar roemrijk Hstorisch verleden op den duur waardig te maken; maar dat hun, juist met het oog daarop, de bestendiging hoogst onwenschelijk voorkomt van den toestand, waarin zich haar centraalgebouw, het stadhuis van Jacob van Campen bevindt; een gebouw in den tijd van Lodewijk Napoleon, en derhalve ter kwader uur, als koninklijk paleis betiteld, en sedert, ondanks zijne ongeschiktheid, als zoodanig in gebruik gebleven. Hoe meer roem wij dragen op het bezit van een monument, dat eenmaal als 's Werelts achtste wonder" door landgenoot en vreemdeling geprezen werd, hoe dieper wij betreuren, dat het aan zijne eenige en eigenaardige bestem ming voortdurend onttrokken blijft. Wij achten het een onregt, aan de burgerij gedaan, dat haar grootsch kapitool 51 weken van het jaar ledig staat; terwijl zoowel de inrigting als de bouwTormen en de aard der beeldstoffaring bet volkomen ongeschikt maken, om, al is het ook maar gedurende ne week des -jaars, tot verblijf te strekken voor onzen geëerbiedigden koning. Aan uwe wijsheid overlatende om ook in het laastsgenoemde op waardige wijze te voorzien, waarbij zeker op de warme sympathie der burgerij zal kunnen ge rekend worden, bepalen wij ons tot het dringend verzoek, dat door uwe ver gadering al het mogelijke zal worden gedaan om Amsterdam te herstellen in bet bezit van zijn stadhuis. W$ gaan met te meer vertrouwen er toe over thans uwe aandacht op dit pnnt te vestigen, nu zoo vele groote bouwplannen aan het verlicht oordeel uwer vergadering zijn en zullen worden onderworpen. Indien echter, onverhoopt, na eene volledige opneming, blijken mogt dat het Stadhuis, vóór den franschen tijd in overeenstemming met de behoeften eener groote gemeente, niet meer bruikbaar is voor het stadsbestuur onzer dagen, *) of dat er andere bezwaren bestaan om aan ons verlangen te voldoen, zouden wij zeer wenschen, dat dit aan de burgerij van Amsterdam, die zich altijd nog door dit meesterstuk der oud-vaderlandsche kunst vertegenwoordigd rekent, openlijk en duidelijk wierd aangetoond. Amsterdam, 19 November 1873. J. A. Alberdingk Thijm. H. de Veer. A. L. van Gendt. *) Zulk eene volledige opneming" heeft in den zomer van 1910 plaats gehad door «en van Raadswege ingestelde Commissie, bestaande uit de heeren Dr. P. J. H. Cuypera, H. P. Berlage Nzn., A. W. Bos, Prof. dr. H. Brugman» en C. Mnysken. Met al gemeene stemmen heeft deze Commissie beslist, dat het Paleis" allerminst deugt voor Paleis «n na eenige niet-ingrijpende verande ringen nog steeds uitstekend geschikt is voor den dienst der Stad. Het reqnest vindt men afgedrukt in Het JSKeuv» van den Dag van 2 December 1873. RBD. Joh. C. Zimmerman. G. J. de Clercq. W. W. van Lennep. H. F. R. Hubrecht. A; G. C. van Duyl. J. G. van Gendt. W. Doorenbos. K. H. Schadd. J. Domela Nieuwenhuis. C. A. A. Dudok de Ifit. Charles Boissevain. E v. Slaghek. J. ter Gouw. C. W. E. Scholten Jr. Dr. C. E. Daniel». A. B. J. Sterck. Fred. Muller. I. Gosschalk. D. van Lankeren Matthes. N. G. Pierson. L. A. Bienfait. Dr. J. G. H. Rombouts. E. J. Potgieter. P. H. Hugenholtz Jr. W. J. Hofdijk. G. van Tienhoven. Job. Hilman. J. H. Rennefeld. A. A. G. Guye." KRONIEK. MACIITSOVERSCHRI.IDING. Wij schreven vorigen keer over den Delftschen burgervader, die de opvoering van Heijermans' Allerzielen" in zijne veste verbiedt opgrond van den tegenzin, dien de katholieken hebben tegen dat stuk: let wel, de katholieken, die, gehoorzaam als ze aan hun geestelijkheid zijn, niet gaan kijken naar dat stuk. Omdat nu katholieken, in hun huiskamers, onvriendelijk zitten te babbelen over een hun onbekend kunstwerk, moeten andersdenkenden een gesloten schouwburg vinden. Machtsoverschrjjding van een burgermeester. Uit Bussum weer een ander bericht. W citeeren De Telegraaf: Naar wij vernemen, is de uitgever en drukker van de Nieuwe Bussumsche , Courant" alhier, in welk blad op onge regelde tijden, onder den titel Uithet memoriaal van een Bussummer". arti kelen verschijnen, waarin o.m. het beleid van het gemeentebestuur, raadsbeslui ten, toestanden of zaken in verband met het gemeentebelang als anderszins, aan critiek worden onderworpen, dezer dagen gevraagd ter gemeente-secretarie te verschijnen. Daar werd hem namens het Dagelijksch Bestuur den wenk ge geven met het opnemen van dergelijke artikelen in zijn weekblad niet voort te gaan. Indien aan dit verzoek niet voldaan mocht worden, zou aan den drukker-uitgever van dit blad in den vervolge geen gemeentewerk meer worden opgedragen. Als wij het wel begrijpen is hier dus een drukkerij, waarvan de eigenaar of de eige naars 1°. zich beijveren zoo goed en zoo goed koop mogelijk drukwerk te leveren aan de gemeente Bussum; 2°, 3°, 4» en 5°allerlei andere zaken hartigen; 6». eene courant uitgeven: dat wil o. a. zeggen, aan een deel der publieke opinie in hun stadje 'gelegenheid tot uiting verleenen. Er is wijders een burgemeester, die, naar geen andere drukkerij loopend (het is dus de beste drukkerij of: er is een nalatige bur gemeester. ..) displeizier heeft in wat er nu en dan verteld wordt door een medewerker van de bewuste courant. De toon van dien man hindert hem en hinderde de wethouders. Dit nu is te mal. Zouden zij, Burg. en Weth., zich iets laten aanleunen van zoo'n schrijver die alleen schrijven kan bij de gratie van een leverancier... een leveran cier van Burg. en "Weth.? neen dat wel niet, maar dan toch een leverancier van de Gemeente. En het allergezelligste college van Burg. en Weth. (zeggende: L'état... Bussum ... c'est moi) heeft den drukker ontboden"! Men heeft ons verteld, maar wij staan voor de 'waarheid niet in (er wordt zooveel gejokt), dat B. en W. nog mér eischen van bovengenoemden aard aan den op dit appèl verschijnenden man hebben gesteld. De Burgemeester verlangde n.l., dat de zoons van den Gemeentedrukker niet meer de deuntjes zouden fluiten die me vrouw de Burgemeester (of was het eene nicht van den Burgemeester ?) op de piano] speelt. Een wethouder heeft gezegd, dat hij weneehte de werkvrouw van den Gemeentedrukker niet meer op de kleine iteentjes voor zijn huis te zien wandelen. En de tweede wethouder stelde als conditie, dat de Gemeentedrukker bij den kapper des Zaterdagsmiddags hém zou laten voorgaan, behalve als hij reeds inge zeept was. Men zal zeggen: zoo voert de eene willekeur tot de andere. Wij geven toe: als het nog niet zoover is, dan komt het zoover. Het ligt in de logica. Een studie over machtsoverschrijding, zonder dat de heer Fop materiaal leverde, zooiets zou langzamerhand wel niemand in Nederland eene volledige studie vinden. Zooals het op vaste tijden nieuwe maan is, zoo verrast ons op vaste tijden onze Pestmajoor". Een adsistent der Fosterijen te Rotterdam, de heer B. van Stapele, zou daar ter plaatse candidaat worden gesteld voor den Gemeenteraad: candidaat vanwege de sociaal-democraten. Op dit bericht spoedt zich de heer Fop naar den administrateur De Bloeme (waarom heeft deze nuchterder natuur den onnadenkenden patroon voor de nieuwe malligheid niet weten te hoeden ?!) en laat hem schrijven aan den Directeur, onmiddelijken chef van Van Stapele: dat het bijwonen der Raadsver gaderingen in eene stad als Rotterdam en van de commissies waarin h\j even tueel zou worden benoemd, een beletsel zou zijn voor een goede waarneming van zijne betrekking als adsistent der posterijen." Nietwaar, om nu alle publieke orga nen n lijn te doen trekken, moet de Burgemeester van Rotterdam, zoodra men van Stapele candidaat komt stellen, deze candidatuur pertinent weigeren: Hij heeft eenvoudig (en hij doet het met even veel recht!) Pops argumentatie te eopieeren: .... dat eene goede waarneming van zijne betrekking als adsistent der pos terijen, zooals van den heer Van Sta pele moet worden verondersteld, een beletsel zou zijn voor het naar eisch bijwonen der Raadsvergaderingen in eene stad als Rotterdam en van de commissies, waarin hij eventueel zou worden benoemd." Een geheel nieuw perspectief opent zich vóór ons door al die gezags- en machtscapriolen van onze steeds meer fantazievolle autoriteiten! Een eenvoudige geschiedenis van onrecht. Een kwart eeuw geleden verscheen er een boekje onder den titel: Er is geen recht in Nederland, waarin tal van gevallen ?werden medegedeeld, dat, kleine burgermenschen vooral, niet in staat waren ge weest recht te verkrijgen, omdat de weg hun te moeilijk werd gemaakt door allerlei formaliteiten, de kosten te hoog waren of de rechterlijke macht hen met een kluitje in 't riet stuurde. Wanneer er ooit weer zoo'n boek ver schijnt, kan het volgende daarin worden opgenomen als een voorbeeld van de gru welijke onverschilligheid, waarmede som wijlen de belangen worden behartigd (niet behartigd moest er eigenlijk staan) van ongelukkigen, die zich zelf niet kunnen verdedigen. Op zekeren dag werd door de mare chaussee eene vrouw vagabondeerend aan getroffen en opgebracht naar de plaats, waar zij opgaf thuis te behooren; zij werd in voorlpppige bewaring gesteld en na eenigen tijd eisehte de Officier van Justitie voor de Rechtbank een straf tegen haar als landloopster van drie maanden hech tenis en een jaar opzending naar de Rijks werkinrichting. Er kwam op de zitting hoegenaamd niets aan het licht van de eene of andere over treding, slecht levensgedrag of iets van dien aard. Toevallig werd de Veneniging ter be scherming van meisjes en vrouwen met het geval bekend en door bemiddeling van deze kwam het volgende aan het licht. De persoon was van fatsoenlijke, kleinburger familie en had als dienstbode onder; scheidene nette diensten gehad, waarin zij zich trouw en eerlijk had gedragen; zij was bij haar werk vaak overdreven angst vallig en van tijd tot tijd had zij buien van zwaarmoedigheid, afwisselende vaak met groote opgewektheid-, vrijers hield z\j op een afstand, hoewel zij er knap uitzag, en door spaarzaamheid en een kleine erfenis een mooi stuivertje had op haar spaar bankboekje. Bij haar diensten hield zij echter nogal van verandering, zoodat zij zelden lang in n gezin bleef; zij veranderde soms zonder ernstige redenen. Haar spaarduitjes gaven haar gemakkelijk een onderkomen bij het een of ander familielid, wanneer zij tijdelijk buiten dienst was. Op zekeren dag kwam zij er toe te trouwen met een (linken werkman, niet jong meer, zij zelf was ook al in de dertig. De eerste week na het huwelijk trad haar zonderling heid aan het licht; van huishouden had zij geen begrip hoegenaamd; zij gaf roekeloos haar geld uit, door fooien aan melkboer en groentevrouw, vergat het middagmaal gereed te maken en dergelijke onzinnigheden meer. De man verliet haar weldra na het inboeltje, dat zij had meegebracht, verkocht te hebben. Zij trachtte toen weer een dienst te krijgen, woonde een tijdje in bij een getrouwde vriendin, doch ten slofte be moeide de politie zich met haar als ver moedelijk krankzinnig. Na behoorlijk onder zoek werd dit door deskundigen bevestigd en besloten haar van Rijkswege op te zenden naar Medemblik. Toen de familie (broer en zuster, elders woonachtig) dit vernam kwam zij tusschen beiden met de toezegging, dat zij haar wilde opnemen; een zeshonderd gulden, die nog op de spaarbank was over gebleven, gaf hierbij blijkbaar den doorslag. Waarschijnlijk omdat het potje pp was, lieten zij de zuster na eenigen tijd weer in de a steek en deze kwam weer in een dienst, waar zij gedeeltelijk uit medelijden werd aangenomen en omdat zij niettegen staande haar rusteloosheid en omzwerving altijd een net fatsoenlijk persoon was ge bleven en ieder de gunstigste verklaringen gaf omtrent haar gedrag. Deze dienst was echter in een andere omgeving en in eene anderestreek en provincie dan waar zij bekend wa« en tot dien tijd had geleefd. Toen de zucht tot verandering weer kwam, wist zy blijkbaar geen weg, kwam hier en daar by vreemden onder dak en verteerde het laatste wat haar was overgebleven, totdat zij op straat stond zonder middelen van bestaan en als landloopster in handen kwam van de marechaussee. E a tegen zulk een on gelukkige niet ge brekkige geestvermogens, die nooit iemand heeft kwaad gedaan, zich nooit heeft schuldig gemaakt aan eenige overtreding, eischt in Nederland de rechterlijke macht een straf als voor een ernstige misdaad! Voor ditmaal is het verdere onrecht door toevallige tusschenkomst nog verhinderd, doch de verregaande achteloosheid, waar mede tegenover zulke burgers zonder <middelen en zonder bescheiming kan worden opgetreden, leert het vervolg. Toen de bovengenoemde Vereeniging den eisch op de openbare zitting had vernomen, spoedde zich iemand naar den president van de rechtbank om hem in kennis te stellen met de bovenbeschreven lijdens geschiedenis van de vrouw, om hem te waarschuwen, dat vermoedelijk een krank zinnige zou worden veroordeeld. Het bleek nu, dat aan de rechtbank van dit alles niets bekend was en niemand zich de moeite had getroost bij de politie, in dezelfde plaats nog wel, te vragen naar het verleden der vrouw, waarbij zij o. a. had kunnen vernemen, dat slechts enkele jaren geleden de politie haar 01 nemen wegens krank zinnigheid in een gesticht noodig had ge acht. Nog erger, zoo het kan, was dat de president van de rechtbank meende, dat er niets meer aan te veranderen zou zijn, omdat het vonnis, hoewel het pas over eenige dagen in publieke zitting zou worden uitgesproken, toch reeds gewezen was; de reeds gezegelde stukken werden in zulke eenvoudige zaken onmiddellijk na de eerste zitting geteekend; zij konden nu toch niet vernietigd worden, meende hij, en het was immers voor zoo iemand toch hetzelfde of zij in een werkinrichting (plus voorafgaande gevangenis) kwam, dan of zij in een krank zinnigengesticht werd opgesloten. Het kostte waarlijk eenige moeite dit zeer belangrijk onderscheid den rechter duidelijk temaken, terwijl hij ten slotte slechts aarzelend scheen te besluiten nog iets te doen, toen hem werd medegedeeld, dat terstond na de ver oordeeling een verzoek om gratie aan de koningin zou worden gereed gemaakt met uitvoerige toelichting van het ge TB! en van de omstandigheden. Later bleek nog, dat de geneesheer, die bij haar voorloopige inbewaringstelling de vrouw had onderzocht, aan den Officier van Justitie had doen weten, dat een nader onderzoek omtrent haar geestvermogens door hem wenschelijk werd geacht. Er was eenvoudig geen acht op geslagen; waarom zooveel drukte voor zoo'n land loopster, heeft men blijkbaar gedacht! Intusschen heeft de toevallige tusschen komst haar nut gehad; het vonnis is niet uitgesproken en o gruwel voor den presi dent ! de reeds geteekende stukken zijn verscheurd en de zegels verloren gegaan. Op de naastvolgende zitting is een verder onderzoek naar de geestvermogens van de beklaagde gelast met het gevolg, dat zij is krankzinnig verklaard en thans als zoodanig opgenomen in een rijksinrichting. Toevallig werd dus in dit geval een gerechtelijke dwaling (of past hier krasser woord ?) verhinderd, doch waar de kans daarop zoo groot is bij een zaak, waar de waarheid onmiddellijk voor het grijpen ligt en de eenvoudigste aandacht van den rechter haar aan het licht had kunnen brengen, op welke gronden wordt dan van ons leeken eerbied voor de rechtspraak verlangd, wan neer duidelijk blijkt met welk een achte loosheid somwijlen wordt te werk gegaan? Difftcile est satiram non scribere! het is moeieiyk zijn pen te betoomen, daarom willen wij ons van verdere commentaren onthouden. E. Het tekort aan ambtenaren in Indië. In Indiëheerscht groot gebrek aan civielingenieurs, dat kon men dezer dagen in de bladen lezen. Misschien was 't voor velen een verrassing, want zullen ze zeggen in Indië, waar je immers zooveel geld verdient, zal je de menschen stellig maar voor het kiezen hebben. En toch valt er zelden te kiezen. Het zijn niet alleen de ingenieurs, die men er niet heen kan krijgen, er heerscht in Indiëgebrek aan ambtenaren in bijna alle takken van dienst. Er is een groot tekort aan bestuursambtenaren en men laat de controleurs-plaatsen bezetten door officieren of door gepensioneerden, die er uit" gingen, omdat ze 't in hun eigen, veelal gemakkelijker te vervullen betrek kingen niet meer konden bolwerken. Ze heeten dan nu ook maar civiel-gezag hebber", wat in Indiën van de vele vertalingen is van: het zal wel terecht komen. Daar is een tekort aan rechterlijke ambte naren, en ook daarop heeft men wat gevonden. Maar op den duur zal bet met zulke vindingen" toch niet kunnen gaan, want de diensten, waarbij die tekorten voorkomen, zullen er tenslotte toch te veel onder lijden. Waarom zouden er zoo weinig liefhebbers voor den Indischen dienst zijn ? Het salaris is goed, de vooruitzichten zijn goed, het land is goed al heerscht er wel eens wat cholera en men krijgt nog een flinke som voor uitrusting bovendien. De Hollander is te hok-vast? MisschienHet aantal Hollanders, dat men over de wereld verspreid vindt, is toch volstrekt niet klein. Het zal, voor een groot deel, dan ook wel ergens anders in schuilen. n dat is, meen ik, in de eischen, die men in Indi stelt wanneer het geen tijdelijke maat regel" geldt. Het bewijs daarvoor wordt juist weer geleverd, door de af «ijzende be schikking pp het voorstel om in het tekort aan ei viel-ingenieurs te voorzien door uit zending van hen, die in het bezit zijn van een buitenlandsch diploma. Die afwijzende beschikking is hierop gegrond, dat het Delftsch diploma moet voorgaan. In dit geval een nogal zonderlinge redeneering, want Delft kan bezwaarlijk voorgaan, als Delft zich in het geheel niet aanmeldt. Eigenaardige opvatting, die een groot tekort ten ko»te van het land verkiest boven aanvulling met minderwaardig ge achte krachten! En zouden nu werkelijk die jongelieden met een Duitsch, of ander diploma het land zooveel slechter dienen, dan zij die in Delft hun opleiding hebben gehad? De vele bekwame menichen, in particulieren dienst, kunnen dat tegenspreken. Er is in Nederland een overcompleet aan technische menschec, omdat de zonen der voldane burgerij", in het bezit van een Delftich diploma, meerendeels in het land blijven, terwijl zij die hun kennis elders opdeden niet in de gelegenheid worden gesteld het land te verlaten. Maar in Indiëblijft men roepen: leve het tekort! Delft moet voorgaan! Het is niet mijn bedoeling te pleiten voor de uitzending van mindere krachten naar Indië, maar mij dunkt, dat het landsbelang boven het principe gaat. Wanneer het tekort van thans is aangevuld, dan eerst kan men weer eens gaan spreken over voorgaan. Zou men die tekorten in den dienst niet hebben kunnen voorkomen, als men voor aanvulling wat meer in het land zelf en wat minder in Nederland had rondgekeken ? De uoodige krachten zijn nu in Indiëniet te vinden, maar als men tijdig Indische jongelieden in de gelegenheid had gesteld, het Delftsch diploma te verwerven, dan zouden zy er nu wél zijn. Thans is men in Indiëafhankelijk van het moederland, dat zich bidden laat, ter wijl in het eigen land de liefhebbers staan te wachten op een gelegenheid om zich te kunnen bekwamen. Er moet een andere richting worden uitgegaan: eerst zoeke men de krachten in Indiëen de aanvulling hale men uit Nederland. E a niet omgekeerd. Hoe grooter de tekorten aan ambtenaren worden, zooveel duidelijker bewijs, dat men deze richting uit moet. Stelt zooveel mogelijk Indische jongelieden in de gelegenheid in Nederland te studeeren, en gaat dat om de een of andere reden niet, geeft hun dan in het eigen land het hooger onderwijs, waarom zg vtagen! G. MARIUS NIEUWENHUIS. Fan Christen tot Anarchitt. Gedenk schriften van F. DOMELA NIEDWENHUIS 2 Dl. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf, 1911. 2e druk. I. Het is haast niet te gelooven, dat het groote publitk deze Qedenkichrifttn om hun literairen zelfswil lezen zou. Zjj zyn toch zoo bijzonder slecht geschreven en slordig gecorrigeerd! Eigenlijk juist wat men ver wachten moet van een Strijder, die bet Hul des Volks boven alles stelt en zulke belletristieche qoaliteiten, als stijl en taa), waarschijnlijk ijdele beuzelarij acht. Maar intusschen is de gemiddelde Lezer toch ook een menscb, van wien nauw te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl