Historisch Archief 1877-1940
*. 1763
DE AMSTERDAMMER
A°. 1911
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
On.cL©r r©cLa.crtL© -sran. IMx.
Wt nummer bevat een bqvoenel.
. L.
? : VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
flet auteursrecht Toor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden .
Voor Indiëper jaar, brj vooruitbetaling,
Aiiondcrlrjke Nummers aan de Kiosken
. . . / 1.50, fr. p.
rerkriiphaar . . .
post
mail
t
1.65
10.
0.121/»
Zondag
9
Apr
*- r
1
Advörtentiën van 1?^ regels / 1 25f elke regel meer .
A d verten tien op de finantieele* en kunstpagina per regel
. . . . f
0.25
030
0.40
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN N4BIJ: Pest in
lodië, door 6. Marius Nieuwenhuig, met
naschrift. Een verkeerd stelsel, door A.
B. deerekoper. De examens in vreemde
telen, door Nancydel. FEUILLETON:
Een nacbt in de Hampton-clnb, I. Naar R
L. Steveneen, door H. J. Bellen. KCTNST
EN LETTEBEN: *en hulde aan Cyriel
Bnyaae, door Gustaaf D'Hondr. l ieuwe
boeken van en vóór kinderen, door Hussel
JonjMma. BERICHTEN.
VROUWENBUBRIEK : De verkieebaarneid en bet be
noemen van vrouwen, door G. Wttewaall.
Vereeniging Voor de Jeugd," door Hessel
Jongsma. ALLERLEI, door A'leera.
UIT UE KATUTJR, door E. Heimans.
De pest op Java, met af b., dnor dr. J. J. van
Logbem. n memoriam prof. dr. I. M. J.
Valeton, door prof. H. van Gelder. Por
tret van Cyriel Buysse. Friedrich Haagse, t
met portret, door J. H. R. R-"-rodnctie's
KuuBtwprker, door W. Steenhofl De
Discipline in de Kunst, door R >Hin, vert.
P. W. Westra. WET NSCH. VARIA: Re
fractoren contra reflectoren, door dr. P. van
O at. Onze Hoogleeraren, II, door Ko
Doncker. Verg f erin p, door M. C.
Cbarivari. _ f INAN IEELE EN
OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. i M. en v. d. 8.
Conservatisme, door J. Knoppers W.Kzn.
Journalistiek in Japan, door NP. A
roplanep, door Urbain Mó Brieven van
Oom Jodocua. - - SCHAAKSPEL.
DAMK.
Fest in Indië.
Toen een paar maanden terug; door
de L disehe bladen het bericht verspreid
?werd, dat zich pest-gevallen op Java
hadden voorgedaan, kwam na gezetten
tijd" van regeringszijde de tegenspraak.
Het was geen pest, het was een vreemde
ziekte".
Nu zou men denken, dat toch in elk
geval de lodische regeering er werk van
gif g maken om achter den aard van die
vreemde ziekte" te komen. Maar dat
deed -zij niet; er komen in ladiëzooveel
vroemde ziekten voor, dus zou de
regeerine wel aan den gang kunnen blijven.
Een paar weken later kwamen opnieuw
berichten van pest-ge vallen, nu e nstiger.
Da Indische regeering k wam ditmaal niet
met een tegenspraak. Als' je al de be
richten in de Indische bladen wilde tegen
spreken, zou je immers wel aan den
gane kunnen blijven.
Misschien was er ook wel een andere
reden.
Maar, welke reden ook, wij mogen nu
toch wel zeggen, dat de Indische regee
ring gewaarschuwd was.
En onverwacht het meest, naar 't
schijnt voor de regeering komt nu
het bericht, dat de pest op Java al vele
slachtoffers heeft gemaakt. In het
Malangsche zijn, .volgens particuliere be
richten, 200 zieken en 140 sterfgevallen
voorgekomen; in het Soerabsjasche treedt
de ziekte eveneens ernstig op, en in
Rembang worden dagrapporten met
veertien dooden bekend gemaakt.
De regeering bracht?24 uur later?de
bevestiging der particuliere telegrammen.
E» daarbij de bemoedigende verzekering,
dat strenge maatregelen in het belang
van opsporing en bestrijding" in voor
bereiding zyn. Er wordt echter niet bij
vermeld of de ziekte ook in studie"
genomen is.
Maar in elk geval en dat is óók
een geruststelling schijnt de Indische
regeering thans overtuigd, dat de vreem
de ziekte" de pest is.
Men heeft al veroaderstellingen uitge
sproken, aangaande de wijze, waarop de
ziekte op Java kan zijn overgebracht.
Uit de schaarsche berichten is dat moei
lijk op te maken, en mogelijk weet
men het ook in Indiönog niet met ze
kerheid ; maar het is toch niet gewaaad,
aan te nemen, dat de hadji-booten hier
wederom een goede kans hebben de oor
zaak te zijn. En dan doet de vraag zich
op of (hadji-boot, dan wel andere boot)
het niet mogelijk wa»geweest de ziekte
buiten onze Indische gewesten te houden ?
Zeker, het is voor het oogenblik in de
eerste plaats zaak niet over deze quaestie
te philosofeeren maar aan bestrijding van
de ziekte, nu zij er eenmaal is, alle
krachten te wijden; toch lijkt het niet
geheel onverstandig er hier even bij stil
te staan, dat het bestuur in Indiëin het
nemen van voorzorgsmaatregelen niet...
sterk is. De cholera-epidemie, die nój
in Indiëheerscht, is er een sprekend
voorbeeld van.
Toan immers in Djambi de cholera
?uitbrak, werd op Java niets gedaan om
de ziekte buiten" te houden ; het scheep
vaartverkeer met Djambi bleef onge
stoord zijn gang gaan. Met dit gevolg,
dat toen in Djambi de ziekte epidemisch
was verklaard, kort daarna zich te Priok
gevallen van cholera voordeden. Daarna
werden krachtige maatregelen genomen
ter bestrijding, maar . . . die hebben niet
kunnen verhinderen, dat de cholera op
bijna geheel Java epidemisch werd en
er thans na ruim ander Half jaar
nog heerecht.
Het is in Indiënu eenmaal gemakke
lijker een ziekte buiten" te houden,
dan haar uit te drijven. En dat schijnt
men ook nu weer uit het oog te hebben
verloren.
Aan elke hadji-boot gaat de tijding
vooraf, dat de pest" in aantocht is,
want op elke boot haast doen zich onder
weg gevallen van ppst voor. Ea bij aan
komst van elke nieuwe bende
Mekkagangers vraagt men zich dan ook in
Indiëweer af : zou 't er nu van komen ?
Het feit, dat de eerste pest-gevallen
zich te Soerabaja hebben voorgedaan
immers van daar kwamen de eerste be
richten der vreemde ziekte" doet wel
als vast aannemen, dat hadji hier de
aanbrengers der ziekte zijn; te meer,
omdat deze zich nu voordoet in de streken,
waarin die hadjis z ch naar alle waar
schijnlijkheid verspreid hebben. En daar
uit mag dan zeker wel de gevolgtrekking
worden gemaakt, dat de pest buiten Java
had kunnen worden gehouden, als de
controle over de hadji-booten beter ware
geweest dan zij is.
Nu gaat men aan het voorbereiden der
bestrijding; het zou zeker niet kwaad
zijn als de Indisehe regeering tevens
dacht aan voorbereiding der voorko
ming", opdat zij niet, onverwacht, te
avond of morgen komt te staan voor
een derde vreemde ziekte", die uitdrij
ving behoeft".
G.
Laat da builenpest niet door
hadjibooten zijn aangebracht, zooals deze
inzender veronderstelt, maar door andere
schepen, de beroemde Indische zorgeloos
heid strekt zich o<?er die andere in even
sterke mate uit! Het zou een vraag zij a
ter overweging of 't niet eens ge wenscht
ware een parlementaire enquête te doen
houden naar de wijze waarop met quaran
taine en andere voorzorgsmaatregelen
voor de Pakketvaart-Maatschappijen de
hand wordt gelicht.
Aan het bovenstaande is echter in
't bijzonder toe te voegen een woord van
stille en bijna bewonderende verbazing
aan het adres van onze Indische en
Nederlandsche Regeeringen in engeren
zin.
Pest was er nietwaar ? tot voor een
dag of zes, zoover wij goed vertrouwen de
zielen weten mochten, in Indiëniet : en nu
leerde een dagbladtelegram, uit Batavia
afkomstig, ons plotseling, da1 ...nietéa
geval van pest, maar een epidemie,
in eene der schoonste residentiëa, rond
zich heengrijpt. Men legde het telegram
aan onze voortreffelijke Nederiandsche
Regeering voor. Zij bekeek het met
aandacht. Zij vond het een vreemd
telegram. Zij betuigde: in geenen deele
van zoo iets als een Malangsche epidemie
zich bewust te zijn. Pest in Indië?? Zij
zou eens om inlichtingen seinen.
Toen kwamen (met de leukheid van
het onontkoombare) particuliere
brieven uit S icrabaja, bijkans een
maand oud, vertellen dat ginds de pest
(op 6 Maart 11. ! uitgebroken was !
En toen? Toen seinde op aanmaning
van het Hollandsche, het Indische Gou
vernement, onverstoorbaar droog komiek,
dat... sedert twee maanden zus en
en zooveel pestgevallen waren voortge
komen: generale biecht dus (?nu maar
alles ineens !" heeft hij gedacht) van den
heer l denburg. Als tenminste zijn broeder
de Waal Milefijt ons goed en trouw de
volledige ministerieele waarheid gezegd
heeft en zijne Excellentieeven onkundig
bleef als wij ___ Zoodat, mag men
constateeren, of wel Idenburg zoowel ons als
zijn Minister voor den gek heeft gehouden,
óf wel de Minister ons voor slechte
lectuur" willens en wetens twee maanden
lang heeft beschermd.
Hoe het zij, dat deze Overheden, die
zulk een hoog idee hebben over den
oorsprong van hun Gezag, en die daar
zoo gaarne over uitweiden, ons betalen
met den valschen munt van hunne be
richten, staat thans toch wel vast. Men
behoeft maar even na te denken, om in
te zien tegenover welke en hoevele
menschen zij schuld hebben door hun
gebrek aan zorg: en later aan oprechtheid.
Een vraag diende toch eens ever dit
punt gesteld, daar ter plaatse waar het
zijn nut he*>ft: een vraag over de
afiakening der verantwoordelijkheid, óók
voor dit opzettelijk zwijgen.
Een verkeerd stelsel.
Er heeft in de vorige week voor de
Rechtbank te 's-Gravenhage een advo
caat terecht gestaan, die als curator in
een faillissement, de aan zijne handen toe
vertrouwde gelden, naar hij zelf erkende,
doodkalm mede naar de O >st had
g^nomen, om ze daar in Indische
cultuuronderneming n te beleggen.
D.*ze historie werpt weer eens'n schril
licht op een ernstigen misstand, welke
nog steeds in ons rechtsleven bestaat, tot
schade van de talloos-velen, die dag bij
dag, met en -tegen hun wil, in faillisse
menten worden betrokken. Die misstand
is, dat ieder Meester in de Rechten, die
zich als advocaat gelieft te vestigen,
dadelijk in aanmerking komt voor curator
in faillissementen, zoodat failliet n credi
teuren, voor wier gezamenlijke bulangen
de curator moet optreden, verplicht zijn,
ich aan dien particulier, die door de
Rechtbank wordt benoemd, toe te ver
trouwen.
Het is bekend, dat men voor elk civiel
proces, dat men voor 'n Ruchtöank of
Gerechtshof wenecht te voeren, de mede
werking moet vragen van een procureur,
omdat de wet niet gedoogt, dat de be
langhebbende zélf verschijnt (zooals hij
dat bij den kantonrecht r kan doeii) om
zijne belangen te bepleiten. Ook hier is
men dus gedwongen zich tot den advocaat
te wenden, maar dan kan men hem ten
minste zéf u'tzoeken. Doch als failliet
a als crediteur in een faillissement, heeft
men ook dat recht niet. Men heeft een
voudig zijn hebben-en-houden toe te ver
trouwen aan den toegewezen curator,
een particulier staatsburger gelijk wij
zelf zijn, en dan moet men voor het
overige maar hopen op de goeds kans,
dat men in bekwame en vertrouwde
handen is terecht gekomen.
Dat die hoop niet altijd wordt verwe
zenlijkt, leert bovenstaand geval, dat tot
publiciteit kwam, doordien de curator
daarin niet onzaakkundig maar oneerlijk
optrad. Maar er zijn nog een tal van
andere gevallen, waarin de failliet i a
de afwikkeling van zijn zaken voor goed
is geruïneerd, zonder dat zijne
schuldeischers daar wél bij zijn gevaren, en
waarin een zaakkundig curator een voor
alle partijen beter resultaat zou hebben
voor den dag gebracht. En dit is inder
daad in lijni-echten strijd met de bedoe
ling onzer Faillisaementawet, welke im
mers beoogt, dat het verbogen van ie Ier,
die is vastgeraakt, door den curator
worde geerepsn, opdat deze een voor
alle betrokkenen aannemelijke oplossing
tot stand brenge. Daartoe is niet allén,
en niet in de eerste plaats zelfs, juridische
kennis maar maatschappelijk inzicht en
levenservaring van uoode. En dat werk
het vervangen van den burger in
diens beheer van eigen verwarde zaken
laat m n over aan piepjonge men
schen, die dikwijls van het leven nog
niets hebben gezien dan de collegebanken
en de hoogleeraren. Bij de keuze der
curators speelt het toeval, de beurt, of
menige andere invloed een rol, en er
bestaat geenerlei waarborg voor de be
langhebbenden, dat de curator, die hun
wordt opgedrongen, het beheer van zijn
failliet inderdaad ten bite van allen kan
overnemen, en dat dit beter voor hen
is dan dat de failliet zélf baas zou zijn
gebleven in zijn desolaten boedel.
Ooze tijd, waarin de faillissementen
steeds toenemen in aantal, is er rijp
voor, om van het curatorschap een staats
ambt te maken. Denkt men daarbij aan
het vaak-geopperde denkbeeld, om de
kvstelooze toevoeging af te schaften, en
ook die te brengen bij slaits-advocaten,
dan zou door samenvoeging dier denk
beelden een methode kunnen ontstaan,
welke niet eens aan den Staat zoo heel
veel geld zou behoeven te kosten.
Immeer ook de Staat zoude de faillisse
menten niet gratis behoeven af te wik
kelen.
Wij geven het denkbeeld ter overwe
ging. Dat het niet nieuw is, bewijst
allén, dat de behoefte aan voorziening
op dit gebied reeds lang is gevoeld.
A. B. KLEEKEKOI-ER.
De examens in vreemde talen.
In een vorig artikel werd de aandacht
gevestigd op het exclusief karakter, waar
door met name de Duitsche middelbare
B-examen» zich zouden kenmerken.
Inmiddels zijn de verslagen der respect.
examencommissicu uitgebracht en gepubli
ceerd. Wie de moeite neemt, van'deze
rapport-n kennis te nemen, zal de juistheid
der gestelde diagnose officieel bevestigd
vinden
De Fransche commissie noemt den uitslag
harer examens gunstig" en geeft op mil
den toon eenige wenken", oppert ook
eenige bezwaren", wat aan volgende
candidaten ten goede zal kunnen komen".
Zoo wijst züer op, dat bij studie" het
in 't algemeen meer op de methode"
aankomt dan op de parate kennis" en dat
zij daarom op inkrimping" van de stof
bedacht is, anderzijds meerdere bronnen
studie" aanbeveelt, al kan zij bier niet zoo
ver gaan als wenschelijk zou zijn, immers:
Indien dit examen was, wat het behoorde,
namelijk bat besluit van een door de wet
geregelde studie en indien het werd afge
nomen door de meesters zelf van de candi
daten, zooals bij universitaire examens het
geval is, dan zou een onderzoek naar de
feitelijke kennis van de candidaten bijzaak
zijn. Dit is bij de tegenwoordige organisatie
niet mogelijk."
Ziehier een commissie, die, hoe ook over
tuigd van de gebreken in de huidige rege
ling, haar opdracht loyaal wenscht uit te
voeren, rekening wil houden met de be
staande omstandigheden; een commissie,
waarin alle candidaten vertrouwen kunnen
stellen. Het komt ons voor, dat het verslag
der Duitsche commissie tot minder gerust
stellende gevolgtrekkingen leidt. Daar heet
het resultaat ongunstig"; en wrevelig volgt
dan de opmerking, dat dit trouwens niet
te verwonderen is"; op de oorzaken heeft
de commissie immers de regeering reeds
zoo herhaaldelijk en zoo nadrukkelijk ge
wezen"; het is nog altijd mogelijk, dat zich
telkens opnieuw candidaten aanmelden, die
den grondslgg missen voor taal en letter
kundige studie", enz. En dan komt deze
beginselverklaring, die aan duidelijkheid
niets te wenschen overlaat: Alleen de
universiteit kan de opleiding van leerkrach
ten voor deze vakken met goed gevolg ter
hand nemen. Zoolang dit niet algemeen
wordt begrepen en door wettelijke bepa
lingen geregeld, kunnen er in de cijfers
wel eenige schommelingen iju, maar valt
er op resultaten als bij de akademische
examens niet te hopen."
Ig het niet, of deze heeren examinatoren,
zelf meerendeels hoo^leeraar of lector, de
middelbare B examens een welkome ge
legenheid achten, de juistheid dezer hunner
thesis jaarlijks eenmaal te demonstreeren ?
Zelfs b l onderlinge vergelijking blijkt
dus, hoezeer bij de Uuitsche commissie de
tendentie voorzit, de non academici van haar
examen te weren. En waar ons vorig artikel
besloot m*t een beroep op deze cnnmissie
en een waarschuwing tot die candidaten,
daar willen wij ons nu óók wenden tot de
Regeering en vragen: Zal er, zoolang Gij
uw MIDDELBAAR (>,i:arnen handhaaft, ouk etn
commissie zijn, die dit examen ALS /OOPANIG
afneemt?
Maart 1911. NAFC/YCIEL.
o,n
Een Mme aan Cjn.il Bnysse.
OF EEN BEETJE VAN DE PHYSIONOMIE ONZER
HEDENDAAGSCHE LETTERKUNDIGE WERELD.
Nogmaa's, in Holland zal men het
weten, daaraan doen de Vlaamsche
Katholieken in niets aan mes."
(KAREL VAN DUN OEVER: Van
onzen tijd, 5 Febr. 1911).
Het bluft dus bepaald: op 9 April e.k. zal
Cyriel Buysse te Antwerpen wor len gehul
digd door een groote soaare vrienden en
vereerders, letterkundigen, kunstenaars,
deletianti en menscben die, in deze tijden
van bedenkelijk wordende sportmanie of
meer en mear inkankerende onverschilligheid,
toch nog iets voelen voor het bedendaagscQe
intellectueel bedrijf.
Ik heb gemeend dat bet wel belang kon
opleveren hier te zeggen, eerst wat eigenlijk
en onrechtstreekech althans tot dit huldeblijk
aanleiding gaf, vervolgens op welke verbazing
wekkende manier het ontwerp van dit feest
in enkele Vlaameche literaire middens werd
onthaald.
En zoo ooit de gelegenheid zich voordeed
hier, zonder vooringenomenheid hoegenaamd
en bümiddel van ondunbel-.innige tekfter,
een beetje van de physionomie onzer
hedendaageche Vlaamsche literaire beweging in
baar zonneklaarjte daglicht te stellen en
terzelfder tijd te wijzen op eene in 'c oog
loopende peychologische eigenaardigheid bij
een deel der menschen welke tot die bewe
ging behooren, dan is het wel op dit oogenblik.
Wellicht is het u ook bekend dat Koning
Albert en Koningin Elisabeth, hoogst voor
komend en zeer formeel den wensch hadden
uitgedrukt tegenwoordig te zy'n bij de plech
tige" opening der afdeeling Fraaie Letteren
Fransche en Nederlandsche iy' de laatste
wereldtentoonstelling van Brusse).
Betrekkelijk weinigen onder onze
VlaamEche schrijvers waren daar Hij aanwezig. En
daar spraken, in 't Franscb, de dichter Emile
Verhaeren de algemeene voorzitter in
prachtig, mooi-klinkend proza, kranig; gezeid
en eren sonoor-beeldrijk als zijne
hoogopwiekende en zoo Vlaams ch- weelderige
pcëzie; senator Edmond Picard, de stylist
van diep bezonken kunst, handelend uitslui
tend over de zoogenaamde Uitérature beige
d'expression frarcaise", alhoewel meer opper
vlakkig toch dan daar, in die afzonderlijke
omstandigheid,gewenfcht bleek en van iemand
als de heer Picard kon verwacht worden;
een Luiker hoogleeraar. prof. Cnau dn, geloof
ik, sprekend o'er de Waalsche lette'kunde,
met eene zeer opgemerkte beweeglijkheid der
gelaat s-pieren en een aanhoudend plooien
en wringen van het bovenlijf, als ging bij
zich a'teme* orer het spreekgestoelte neer
strijken.
En eindelijk, in 't Vlaamsen ditmaal, de
heer Hago Verriest, de weieens alhier en
niet ten onrechte genaamde Tier, gerooisde
paster", die daar zeggen zou wat de
hedendaagëche Vlaamsche letterkunde was.
O, hij zei 'iet mooi, bijsonder mooi en in
dien origineelen, warm-geklenrden,
pchilderachtig-particular'stischen trant zooals, in
Vlaanderen, h\j allean dat kan, meen ik. En
voor hen die hem hoorden, voor het eerst,
moet het ongetwijfeld een groot genot zijn
geweest.
Maar . ..
Ea hier eig^nlyk be&int het huldeblijk
Cyriel Buysse.
i>e heer Verriest, in zijn overzicht on*er
letterkunde, bleef met blyïhare en onbe
wimpelde voorliefde stil bij den r (j keu oozst
van den Vlaamtctien WestOoek. En hij had
het natuurlijk, en met gttestdrif iqe
niibundigbeid, over Gizelle, zijn leermeester, over
Rodenbach, ziju leerling, ov»r Stijn Strenvelg,
zijn parochiaap. O ik over Van de Woeslyne
en enkele anderen nog.
Dnch bij die al te eenzijdig opgevatte be
schouwingen, ontsnapten hem vele namen.
Scüryyers van alpemeen erkend talent en
lang gevestigde faam, werden niet vermeld
of verden verbeten, zelfs onder dingen* die
later in zijn gedrukte redevoering voorkwa
men *), maar die den heer Verriest, in het
medcslepeDde zijner tintelende
improvisatiewant hij las slechts het eerste gedee'tezy'i.er
aanspraak waarschijnlijk niet tijd g in 't
geheugen waren gekomen. Zoo iets, immers,
is bejiry pelijk.
Dat vele schrijver i van mindere reputatie
niet werden vernoemd, <ida>, vóór d*n Koning
en de Koniigin, die toen opzettelijk waren
gekomen om te hooren uit d«n mond «aa
bevoegde mannen, wat eigenlijk de literaire
beteek^nia en de literaire kracht van hun
volk was kon bez*a rljjk eu»el worden
opgenomen. Maar dat de naam van den
schrijver dien velen onder ons terecit of
ten onrechte, dat komt er nu minder op
aan daar niet eens werd verme d en ook
niet later, in de gedrukte redevoering, dat
wekte onmiddellijk veel opschu iding.
Er was nog iets op die pUchtige"
»erga^rina dat ontstemming teweeg bracht en
dat ik hier, al heeft het ook minder Betrek
king op 't geval Baysse, terloops wil aan
stippen, omdat het niet van alle beteekenis
is ontbloot.
De Koning en de Koningin, zfi men ons,
hadden ook het verlangen uitgedrukt dat al
de aldaar aanwezige schrijvers dus ook de
Vlaamfc ie hen zouden worden voorgesteld.
Verhaeren en L^ononnier die, de eerste vooral,
op zeer jertrouwelijken voet tot ons Vorsten
paar schijnen te staan, stelden al de
franschschrij vendan voor, zelfs diegene "ao mindere
of nog zeer twü'felbare faam. Van de Vla
mingen werd alleen voorgesteld prof. G
Verriest, uit Leuven, den broeder van Hugo
Verriest. Dicater Karel van de Woest yi, e en
no? een paar anderen, gingen HET. MM.
bngroaten; de overigen, met Ang. Vur-neylfn
aan 't hoofd Lod. Scheltjens, Victor de,
M^ere, Lionce Dncatillon, Willem Gyssels,
e. a trokken links af, de zaal uit.
In Brnxelles-Kermesse*1 waar wij, kort
nadien, in ge^elligen groep onder elkaar zaten,
werd da gansche zaak druk besproken.
En zie, weinige dagen later 9 Juli 1910
schreef daarover de brusselsche tarief wisselaar
van de te Antwerpen verschonende
Volkttribune:
De kens van den spreker, M. Hugo Verriest,
pastoor van Ingooigem, werd ook beknibbeld.
Men zou liever Pol de Mont zien optreden
hebben dan een man die altijd koe ;oek n
zang zingt op het vooisken Gezelle, Albrecht
Rodenbach en Styn Streuvels en buiten die
kapel niets kent of niets wil kennen van
vrijzinnige en democratische dichters en
schrijvers."
... En zoo heeft hij te Brussel, voor den
Koning opnieuw op den tam tam geslagen,
een hoop katholieken genoemd, maar geen
woord gezegd van andersdenkenden als Pol
de Mont, Max Rooses, Vic'.or de Mcyere,
Lod. Baekelmana. Melis, Monet, Van Offel,
enz. om maar die Antwerpenaars, wier namen
mg uit de pen vloeien, aan te halen. Ander»
libera'e schriJTers zooals Lodewy'k Scheltjenp,
Gus'aaf D'Hondt, Maurits Sabbe en rooral
Cyriel Bny-se, den eenigen Vlaamechen
romanechrij ver, schenen voor dien pastoor
van te lande", die echter alle boerenknepen
schijnt te kennen, niet noemenswaardig of
niet te bestaan."
A*y Delen, de Antwerpsche letterkundige»
haalde die briefwissfliug gedeeltelijk aan in
De Week (16 Juli 1910) en besloot:
Streufels is voorzeker de machtige
prozaf childer van zijn land en volk, maar nevens
hem stondReimond Styns, staan Cyriel
Buyase(Hen M. Verrieet nooit noemde!) August
Vermeylen, Herman Teirlinck, MaaritsSabbe.
Lode Bakelmans, Vietor de Meyere "
En tijdens het zoo goed geslaagde algen: een
Vlaamsen Congres", van 17?20 September
1.1. te Antwerpen, was het dat Lode
Bakelmans, Ary Delen en ik Victor de Meyere
had reeds vroeger zijn medewerking toe gezeid
spontaan besloten Cyriel Bnysse te hul
digen. En wij deden het, omdat het ons zoo
*) Dietsche Warande en Belfort.