De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 9 april pagina 2

9 april 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. N o. 1763 oprecht speet dat de heer Hugo Verrieat op die hooger vermelde plechtigheid der Brug eelachn World'a fiir, verwaarloosd had o: vergeten had wat ik liever soa willen aanne men den naam en het gewrocht te T ei melden van Cyriel Buysse; w|j deden het omdat. Buysse te weinig wordt gewaardeerd, ten minste ten onzent; omdit men hem te graag en te stelselmatig doodzwijgt en hem niet datgene gunde waarop hij zoo ontegensprekelijk recht het-f e want wat werd er reeds over hem gezeid, buiten een paar tijdschrift artikelen en de zeer verdienstelijke franse hèbrochuur van Vtctor de Meyere?t) ; wy deden het omdat de verschijning van zijn 25e boekdeel van cjn prachtige in en door Vlaams che Ez-lken het Ez-lken dat de ergernis enden wrevel en den baat heeft opgewekt van eenige zich se nuchter (?) voordoende zielen ons daartoe een gepaste gelegenheid bleek te zijn. Anderen stemden met onze zienswijze in en alzoo kwam een Comiteit tot stand, met afgevaardigde Louis Franck, de sierlijke nederlandsche redenaar, als voorzitter, werden 40 allereerste werkzaamheden aangevat «n eindelijk ruchtbaarheid aan 'tont werp gegeven. ' Een proepedus werd verspreid waarin o. oo., wordt gereid: Zij (ie hulde n.l) moet zyn in de aller eerste plaats een e dankbare getuigenis van tympathie «n bewondering aan een dier schrijvers wier werk ia de spontane, zuivere uiting vao den gee*t van ons land; aan den knoaUnaar die, krachtvo), met fier onafhan kelijk talent de waarheid heeft durven «ten en uitdrukken; aaa den dichter die't vlaam«ehe landaehap schilderde in *y'n tragischen een voed; aan dea men? ch dia »ch meelijdend neerboog over nederigen en zwakken en woorden uitsprak van hoop en vertroosting." Ata werd het in eens wakker geschud, begon ons ontwikkeld publiek zjjn plicht te begrijpen: het gevoelde sympathie voorden grooten schrijver. Het wilde er niet meer aan denken dat Buy-ise, in een artikel jaren -geleden ia De Amsterdammer verschenen en in hetwelk hu sica vrij ongunstig; meende te moeten uitlaten over de beteekenis der YUamsche beweging van te dien tijde Bnysse, trouwens, heeft onlangs in een Brnsselech blad het verkeerde zijner opvat ting bekend en eerlijk toegelicht het wilde na alleen nog zijne onbewimpelde balde brengen aan den man die eene eerste, zooniet de allereerste plaats inneemt onder onze hedrndaagsche schrijvers. En wie sou het geluoven? Onmiddellijk ontstond, in zekere literaire middens, mipnoegdheid, zich eerst uitend in een aarzelend gemopper en langzamerhand o verslaande tot kleinzielig gepenter aan Bnyesp's faam en ten 8 lot te tot onverholen vijandelijkheid. 't Was eerst in Hooger Ltven, van Leuven, dat reeds op 28 Januari gcireef: Veel en goed werk gaf bij, jammer dat hu blijkbaar voortdurend s<reeft naar Teniersche of liever Jef Lambeaax^che virtuositeit, ook schertst bij, grof soms, op kwezel of pastoor. .... Zoo kan hij bij zijn betooging, nu al tonr, wel een gevoel van bewondering"" om zijn talent, doch moeiely'k een oprechte erkentelijkheid" " van 't immer nog zedig ene h r ie ten gebleven Vlaanderen verwachten." Dit, nu, is fatsoenlijk gezeid. Vervolgens kwam aan de beurt de heer Karel Vsn den Oever, in het hollandsche weekblad Fan 01,2 n tijd (5 Februari 1911). Vooral uitgaande van zij a zuiver katholiek standpnm en zonder meer boosaardigheid dan daar waar hu spreekt van een meneer die somtijds in automobiel van uit Den Huag over Vlaanderen naar Frankrijk rijdt", be weert hij dat Bnysse overhoop ligt met de ethifche waarheid van het vlaamsche volk, f) En dezer dagen nog twee andere studies: een e van den heer D. Steyns en eene van den heer Van Puymbroek. Een nacht in d« HiuptoBlnl). Naar R. L. STBVENSON, door H. J. BELLEN. I. Ia het artistiek gemeubileerde rook aal onne'ja van de flampton-club heerechte de gewone voorname gezelligheid. In een hoek zat Sir Archibald en dronk met slaperige oogen z\jn whisky soda. Professor Triggs zat als altijd een courant te lezen, terwijl de president, in tegenstelling met de andere bezoekers die moeite deden een zekere ge jaagdheid te verbergen, met een sigaar in den mond en de handen in de zakken on verschillig op en neer liep. Doctor Owens en Colville lieten de dobbelsteenen rollen. Dat zijn er zeven", pufte de doctor. Nou, ik" verdubbel den inzet", zei Colville en streek met zijn hand door het haar. Negen. U heeft verloren", herbaalde 0*ens terwijl hij de s t een en naar Colville schoof- en Sir Archibald een nieuw glas whisky-soJa be stelde. De president naai zijn sigaar uit den mond en ging by Triggs staan. Veel nieuws, professor?" Little Torn hetft den National" ge wonnen met zee lengten", antwoordde Triggs geeuwend. De president haalde de schouders op. Bemoeit n zich daar nu nog steeds mee?" 't Is de gewoonte, waarde voorzitter". O ja, 't is waar ook, de wedrennen heb ben u geruïneerd, niet waar?" Totaal...." Kom, daar zullen we bet maar niet verder over hebben. Een sigaar?" Aan het speeltafeltje rolden de dobbel steenen voort. «Wat heeft u vanavond een veine, doctor!" zei Colville toen de worp van zijn tegenstander weer negen punten aanwees. Daar ben ik eigenlijk niets mee op mijn gemak. Op die manier moet ik straks natuurliik ongelukkig spelen bij de groote party l" De laatste woorden sprak dr. Owens met gedempte stem uit. Op dit oogenblik werd de deur geopend en trad een nieuwe bezoeker binnen. Het was mijnheer Gurnbridge, elegant gekleed om door een ringetje te balen, ook al moeite doende een achteloos air te toonen. Bonsoir, heerenl" zeide hij, de toegestoken handen drukkende. Beste voorzitter l Wat een onzettende temperatuur l Londen wordt gewoonweg onbewoonbaar I.... Ah, mijnheer Triggs, heeft n den uitslag ge hoord van den match Thamson Jenkins?.... Zijn jullie nu waarachtig weer aan 't do ti en dat de inwendige grondsda van Bnyase's werk on-Vlaamsca en on-waar blijft". Omdat in riaam»ehe Arbnd" 1910, bit. 415, Karel Van aen ook Oever geichieven had: I t zou schaamrood worden tot over de ooren moest ik n zeggen ho9veel exemplaren hunner werken Cyriel Buysse en Karel van de Woestyne in Vlaandeien aan aen man brachten. Eo toch is Bnysse onze beste verhaler na Streuvels en van de Woesty'ne lang niet een gewoon poëet", antwoordt Jozef de Cock in hetzelfde tijdsc-irifo (1911, I, blz. 36): Buysse en Vlaanderen! Niemand zal betwisten dat de vlaamsche bevolking Vlaamech is, en wat den godsdienst betreft, overwegend katholiek. Hoe wilt ge nu dat Buyése, die het verre van nauw Leemt met het kristelijk geloof en de kristelijke sedeleer, hoe wilt ge dat hij met zijn Doeken welkom weze bij de katholieke meeiderneid der Vlamingen ? Maar zijn godsdienstig en zede lijk gehalte daargelaten, is Buy-se wel Viaamsch? Is zyn vlamingschap wel zuiver op de graai? Kan zelfs 't ongeloovig en halfgeloovig gedeelte van Vlaanderen nem liefnebben? Baysse's boeken beminnen Vlaan deren niet. BuyJ8e haait aagich voornaam (de cnrsiveermg is van MÜ), den ueas op voor net boersch-lompe Vlaanderen waa>uit hu geboren is; hu besteedt zijn ledigen m liannairêtijd (ik cursiveer nogmaals, D'ti.) en zyn onmiskenbaar groot talent aan 't senrgven van bladzijden die eea spot- en zoedeJbeeid sjjn van het Vlaamsche Volk en dan duwt hq dat beeld grinnikend onder den iieas van sjjn landgenooten" (Vgl. 't Bolleken) en zegt: Zie, coo sy't ge; ny schopt den L-«o w van Vlaanderen en spuwt op de VlaaoMche Beweging met al henr hooge reine volksidealen. Kan Vlaanderen de boeken koopen van cou'n man? Neen, zoolang het nog een greintje ,zelfrespect" heeft;, zoolang hut nog den drang voelt tot zelfbehoud, zal het die verderfelijke tchimp- en latterboeken weren. (Ik cursiveer, D'H.) Een schrijver kan maar Viaamsch zijn e- i i Vlaanderen welkom, wanneer hu schrijvende toont dat hu Vlaanderen lief heeft, wanneer hy' zich n voelt met, zich als een vertegenwoor diger voelt van zijn Viaamsch volk, van zijn denken en leven, sy'n streven en strijden, wanneer hij schrijft van den Viaamschen volksgeest uit, «ns dem Gfeist des F.amentnms heraas" gelijk Adoif Bar te s zeggen zon. Znlfce tchryver* waren, ouder de dioden, Conscience, Gezelle en Rodeubacb, zij r, ouder de levenden, 8 renvels en Da Clercq En die worden dan ook wel geleien. Maar Buysse behoort tot dat nationale slag niet. EQ daarom alleen reeds kan hij niet opge nomen worden onder de Vlaamsche Koppen van den echt Viaamschen pastoor Verriest, gesteld dat het ooit de bedogling van den pastoor geweest waa om andere dan Westvlaamsche koppen te teekenen, wat ik niet aanneem.. Men is nog geen Viaamach fchryver omdat men in 'c viaacn-ch acsrijff. Ook in nationale dingen is 't de spiritus qui vivificat, is 't de geest die vlaamsch maakt." Het citaat is wellicht wat lang; aoca ik moest het wel volledig geven om u te toonen hoe een der voormannen van de zich kattioliek noemende viaam«che letterkundige baweging want als dusdanig wordt toch de heer Ut- Cock in zijn midden beschouwd over niet aan zuiver katholieke knust mee doende vlaamsche schrijvers denkt. Waar hebben al die menschen gelezen en dit geldt ook voor artikelen die ia andere bladen verschenen dat Bnysie net ka tholieke dogma, het kristelyk geloof en de kristelijke zedeleer" in zijne boeken aan valt? Hy heef c er zich bij bepaald, en dat, meen ik, was toch wel zijn onbetwistbaar recht, enkele voor hekelarij vatbare en aan alle dogma eigene naief heden zooals bijgeloof, vooroordeelen, enz., aan het onweerstaanbare vaii zijn gezonden, puur-v aamschen hu nor te toetsen. Klinkt hét horresno rtfereni! van iMmiiiiiMmiiiMiiMiliiiitmiiiMiiiiMiMimiiiiliimiiHiiiiiiiiiiHiimiiiiii beien l Hoeveel whisky's vandaag, 3ir Archibald?" Die kerel is vanavoad weer een en al zenuwachtigheidl" flaisterde Colville met een tioonend lachje tot 0*ens. Dat doet de gedachte aan het spel. Goeie hemel, 'c is ook nog maar een nieuwe ing l Pas drie dagen hier!" Sam, nog een whisky!" klonk de stem van Sir Archibald. Allemachtig l Die man kan ook wat naar biinen werken", zei Gurnbridge tot Triggs. Hij is ook nog niet heelemaal ter hoogte van zijn theewater", meende deze ironisch. Dronk hy ook al vóór hy lid was van de club?" informeerde Gurnbridge. Minder dan nu", waa h* t antwoord ; maar moet zich nu telkens moed indrinken voor de kaart party. Hij beeft onder het spel, aat de kaarten vallen ... zenuwachtig!! l... daar is het eind van weg !:' God l Wat een doorsnêa-mensch l" znchte Gnrnbridge. Een beetje toegeeflijker als 't u belieft, jonge mai", zei Trijigs en keek Gurnbridge eeuigszics bestraffend aan. U heeft nog maar tweekeer gespeeld en u al totaal gedérangeerd!" Ik ?" riep Gurnbridge. Ja, u ! U babbelt er maar op los I... U snydt op l Alleen maar om ons niet te laten zien dat u bang is!" Wou u zeggen dat ik bang was?" lachte ari bridge balf medelijdend. U Is taag!" Dit werd met nadruk en ijzige kalmte gezegd. Mijnheer!" riep Gurnbridge opgewonden, ,,'k heb eerbied voor uw grijze haren, maar laders...." Na een diepe ademhaling wilde dij den zin eindigen, maar de president kwam tusichenbeide. Ei. ei, heeren!?.... Wat is er aan de hand ?" Waarde president" zei Triggs met een zuur zoeten glimlach, onze neophiet plaagde me een bee;je en...." Wou u vechten ? Duelleeren ? Kom, onze statuten maken zoo iets immers heelemaal overbodig [ Wacht het spel af, mijne heeren, 't zal zoo lang niet meer duren, dan is u iccoord." De president draaide zich om en as een kaart die de bediende hem ter hand stelde. Ik win een sigaar van u!" zei dr. Divens, terwy'l hy' Colville volgde mar de galerij. Gurnbridge sloot zich bij hen aan en zoo waren de president, Sir Archibald en professor Triggs alleen. Heeren", zei de eerste plechtstatig, onze lollega R i ver s brengt ons een heer die lid van onze club wil worden." Een nieuwe?' zei Triggs, dat is uit stekend l" Dat maakt de kansen weer beter van onze katholieke scirijversnieteenigszinsalte ge wild-verontwaardigd bij zoo'n onsc nldige scherts? Of wekt het zoo vlaamsch-humoristische uitgebeelde Etelk-n om toch maar eens op dat afdchu velyse (?) boek .terug te komen ' ij slot van rekening ook niet in zekere mate ons meelijden op ? Want zie, j ui Kt dóa> waar hij, toegevend aan zijn vrijzinnigen aard, zich we kant en schrap kon zrttm tegen het dogma, was namö'jjk in Matsier Gtveri, die pyniy'ke, meewaringwekkeudébladzijde uit wat men hier placht te noemen den schoolstryd in Vlaanderen. Maar hy deed het niet en wiet zich te houden in eeiie boog-Bt reene tfeer van kalme en onpartijdige objectiviteit. Ik heb er mij bij bepaald, in den heer De Cock's opstel, enkele uitdrukkingen als Haag-cb-voornaam" tegenover boerschlumpe Vlaanderen", ledigen millioEnairsty'a" en verderfelijke icbimp- en lasterboeken", waarvan liet hatelykeaanniemandoatsiiappan kan, te curoiceeren. IK ken Buys-ie tégoed en télang om aan zoo iets meer belaig te hechten aan aan tiet triestige resultaat eener puur ant -vry'zinnue bekommering. De be»eriug van den neer DO Cock als zou Buy-se niet Viaamsch zyn, als zouden er, buiten Streuvels ea Bene De Ciercq, geen Viaamsche schrijvers zyn ik ban overtuigd dat myn vriend De Clercq de eerste zal zyn om die enormiteit tegen te spreken be wijst eens te meer h«t gegronde van mijn scüry ven, altijd naar oorzaak van de Bnyssekleiriesring, uit Gent?XXe etuw (Augustus 1910) en dat hier volgi: Wan; ook in onze letterkundige wereld scbijnt snobisme te willen nestelen. De wind waait te veel uit een en hetselfde hoekje van OES landeken; te veel menschen, hoe verdienstelijk soms ook, wordt het wierooK?at geeatdiiftig op den neus veroryzeld en te veel personen praten te onnadenkend na wat zij bij anderen hebben geleten of door atderen hebban hooren orakelen. Openhartig: ik neb, persoonlijk, de meeste vereering voor het vele goede dat door de zoogenaamde West- Vlaamscbe School, in het algemeen genomen, wordt voortgebracht; maar ik m aen dat het toch tijd w.irdt paal en perk te stellen aan die zich sieeds meer en meer luchcgu/ende manier tot monopoliseeren, aan dit zoetjes aan opdringen by den volke van die alleen heiligende kunst". Wat men dus wil i* dat de quintessence van den Viaamschen volssaard, hut zuiverste, meest onverbasterde van het Vlaam-che ras, besloten ligt enkel en aile^n in die doorgaans zoo mcoi ges y eerde en breed-uitgezougene bladzijden vau Siijn Slreuvels, waarvan ik toen ooï, zoowel als de neor De Cock en zijne geestesverwanten, en zeer bewon lerend zelfs, de groote bekoring onderga, Maar Streuvels' boeren zija niet de Viaamscne menscceu die wy kennen, Buysse en ik en an deren. Strtuvels geeft ons eigenlijk selectedmenscheu," zich bij voorkeur bewegend in de aureoleering, van zyn mild en eigenaardig optimisme, terwy'l bet aantal der mtnscaen uit Buysse's gewrocht legio is ten onzent, zoowei in Uost- als in West-Viaanderen. Buyase en ik zyn nagenoeg uit dezelfde stieek. Zijne wieg stond aan gene iy'de, de myne aan deze zijde van de Leie, waar wij beiden, tot voor enkele jaren nog, woon den. Q weinig scheelde het of wy' kon den elkanders Kerktoren daar zien staan droomen, even boren die uitbundige weelde van struiken en boomen waartuascaen zich de L316 kronkelt en slingert in haar sianke sieriy'sheid van gracielyke poëzie Eawel, daar is geen persoon ons door Bnys-ie voor gesteld waarop ik niet onmiddellijk bijna een naam uit myn vroegere omgeving zou kunnen plaatsen. De typen die bij zoo talrijk rond om hem aantrof en zoo natuar-getrouw te voeien uit schetste, ken ik zoo goed als hy', kennen al de Ooat-Vlamingen die maar eerly'k willen bekennen hoe het ten bunnent ia gesteld. Die door den heer De Cock en avond", voegde Sir Arcbibald er by met zware tocg. Een oogenblifeje, waarde heeren, u weet by ondervinding dat ik niet zoo erg gemakkelyk ben met het aannemen van nieuwe leden; het eigenaardige karakter van de club eischt minitieuse overwegingen en ik zal myn gewoon onderzoek instellen... U wilt wel zoo goed zjjn in de galery te gaan?... Dan zat ik hier de heeren te woord staan." De president legde zijn sigaar op een aschbakje en Triggs Troeg: Maar waarom niet op uw bureau, mijnheer de president?" Dat heef D de ongelukkige mijnheer Taylor in gebruik genomen", antwoordde de presi dent, on «lleieurig zijn stem dempende. De gelukkige winner van gisteren," lachte Sir Archibald. Ze heoben hem nog niet weggehaald," zei de president opgewekt, maar ik ver wacht myn mannen ieder oogenblik ... Excuseerr, heeren, in een paar minuten is de zaak afgeloopen... Ik zal n even hiernaast brengen. Sam! laat de heeren binnen!" Het diietal verliet het vertrek en een oogenblik later opende de bediende de deur voor twee andere heeren. Hè, zei de jongste met een verwonderd gezic it, zoo gezellig had is het me hier niet voorgesteld, mijnheer Riversl" U dacQt zeier, hier allerlei sinistere symooien te vinden aan de maren? Neer?, waarde heer Hopkinson, dat zou den indruk van het griezelige juist bederven!" Ja", vervolgde de ander, ik had me een of ander speciaal decor voorgesteld,... wie weet... huiveringwekkende schilderijen, ge raamten, een groenachtige verlichting ..." Wat een dwaling! U is niet in een of andere kermisten! I En als u houdt van heftige indrukken ..." 01 Ik dweep er meel" ,,Het spel zal ze u verschaffen. Tenminste als u aangenomen wordt! Maar nog eens, alles is hier heilige ernst en als u soms nog wilt terugkomen op uw besluit?" O neen, dat is onherroepelijk!" Op dit oogenblik trad de president binnen. Bonjour heeren l Hoe maakt u het, mijn heer Rivers?" Dank u, waarde president, ik breng u een recruut!" Ah," wendde de president zich tot Hopkinson, mynheer wil deel uitmaken van de Hampton-Club? Gaat u zitten... Och, mijn heer Rivers, wil zoo beleefd zijn me te zeggen waar en wanneer u mynheer heeft leeren kennen!" En daarna tot Hopkinson: Ik vraag u wel excuus, maar onze reglementen eischen die formaliteit." O, laat ik u niet storen mynheer l" ant woordde deze beleefd. anderen zoo stelselmatig luid nitgeklaroende kristelijk geloof en kristely ke «edeleer" ty'n, in opzicht van onze volkseigeoaardigheid wellicht meer een fictie. Zy zy'n, in allen gevalle, ni-t by' machte te onderdrukken wat, onge ukkiglijk, bij zoovelen onztr plat telanders fog lijk onuitrukbaar in 't bloed en in 't merg vergroeid zit. Want da^r, waar de moderne tijdgeest, of wat wij daaronder plachten te verstaan, nog niet die o vereenwsche" complexie heeft gelouterd, d dar waar hfzindering of mangel aan ve keer met meer ontwikkelden, het instinct nog niet beboen ombolstejd van de ietwat o ?ergeëifde primi tief neid, d air kan het soms nog treurig zyn gesteld. En ik ook voel er schaamte over dit hier te moet-tn zeggen van mijn volk, van mijn landgenooten, omdat men Buysse bedoelingen aanwryft die nooit de zijne waren, hy, die zoo eerlijk, zoo moedig openhartig weergeeft wat bij zag, wat hy' weet te zyn, hy die zoo lang geleefd heeft onder die menscben welke by', in zyn werk, zoo onmeedoogend legt onder de snee zy'ner psychologisch-juiste ontleding. Ia Vlaanderen is de zuiver plattelaudsche mensen eigenlijk vreesachtig van aard: hij ziet meestal oatmoodig op tegen twee groote machten in zyn bestaan : die van den pastoor en die van zijn landeigenaar. Doch wanneer de drank e a drankmisbruik toch komt hier in even groote mate voor als elders hem zijn verhitting naar den kop oplaait, dan komt vaak in hem iete van den oermensen boven, la tée humaiae. En dan zqn 't de lagere instincten, altemet brutaal ge weld die, ongelukkiglijk, moeten beslechten wat het gebrek aan vrediger argumentatie bij sommigen dier stumperds niet toelaat anders te bewijzen. Dat is nu juist geen toestand die alleen en uitsluitend voor on:' plattelandeche be volking moet gelden. Elders ook &omt hij voor. Maar ik wilde er op wijzen in tegen stelling met de bewering als zouden alleen de menschtn van Streuvels zuiver Vlammiche raa-menschen zij r. Dat bijna eensgezind en driestig optreden, zoo specifiek vijandig, van de gansene v>aamsch-katbolieke literatuur tegen een schrijver als Bnyase, wiens groot talent zjj toch niet negeeren kan, is een kenmeikend feit in onze h* dendaagsche literaire beweging. Het is terzelfderty'J bedroevend voor al wie, zonder vooringenomenheid hoegenaamd, daar over wil oordeelen. Wy' zijn een klein land. Sinds 1830 staan onzs schrijvers sterk verkleineerd tegenover de WaaUcoe of diegene welke men hier noemt d'txpression frat(. iise". We licht omdat da meesten onder ÓJLB minder schijnen te bahooien tot die a ene balge", die nog niet zoolang werd ontdekt. Ea boe wij, vrij zinnigen, staan tegenover de Katholieke kunst", cf beter hoe deze kunst tegen ons ge sant staat, moge onloochenbaar en in al hare triestige waarheid blijken uit de talryke citaten die ie biervoren heb aangehaald. Want wij toch hebben nooit minacntend neerge.ien op hen die, bij hunne kunstuiting, eene aandere overtuiging huldigden dan de onse, op hen die, in hunne gewrochten, luid en overweldigend soms lucat gaven aan hunne wijsgeerige levensbeschouwing. By hen bebben wij steeds den kunstenaar gezien, nooit den mensen. En wie genoegzaam op de hoogte is onzer toestanden weet welk een over wegend aandeel de vrijzinnigen hadden aan de artistieke huldiging van Guido Gazelle, Albrecht Rodenbacb, Hugo Verriest, om mij enkel bij deze namen te bepalen. Waar de Katholieke regeering ona stelsel matig den rug toekeert, als waren wy harer opmerkzaamheid onwaardig, den wij niet eene uitsluitend vry'zinnige bestendige Depu tatie als die van den provincieraad van Bra bant, een volbloed katholiek letterkundige als de Antwerpscha dichter Constant Eeckels, Rivers begon: ,. Eergisteren heb ik mjjnbeer ontmoet in de Carlton-Club. Hy tafelde met me en ik liet me een paar uitdrukkingen ontvallen, die zijn opmerkzaamheid moeten hebben getrokken." Wat voor uitirukkingen waren dat?" vroeg de president, terwyl zyn voorhoofd zich rimpelde. Goede hemel!... Ik had nogal wat ge dronken en myn geheugen, ik verzeker u ... Eufin, ik hfcb over onze club moeten praten, maar verstaat u me wel, ik heb geen enkel detail aangeroerd!" Hij hield op toen bij het misnoegde ge naar zag van den president. Ga voort, mijnheer Riversl" Toen meende Hopkinson zich in het ge sprek te moeten insngen: De woorden van mijnheer Riders zouden me geen enkele aan wijzing hebben gegeven, mijnheer de presi dent; maar ik had al herhaaldelijk geboord van uw club en daarom ging ik door op mynheers toespelingen." Dus er wordt gesproken van onze club..." Ja, «f eigenlijk neen; men grijpt in het onzekere... men praat er over als over iets dav, men niet graag hardop uitspreekt." Maar wïB vertelt men dan?" drong de president aan, Hopkinson stak een sigaret op, die Rivers hem presenteerde en zei met een lichten iach op het intelligente gelaat: Men vertelt dat de Hampton-Club het top punt ia van het moderne comfort. In onze eeuw geldt het beginsel, het aantal niet direct noodige bewegingen tot de kleinst mogelijke waarde te beperken. Maar n uitoefening van arbeidsvermogen was tot nog toe onvermijdelijk, namelijk het zich los maken van het leven als men er genoeg van heeft. Spoorwegen, automobielen, luchtschepen hebben het besef van aardsche af standen weggenomen... maar is men van plan zich te verplaatsen naar de overzy' van het graf, dan kan men dat in verreweg de meeste gevallen slechts op een manier, na melijk door ze!f de desbetreffende manipulutie uit te voeren. En nu heeft niet ieder een den moed zich een ijskoude revolver monding tegen de siaap te drukken, of vóór het naar bed gaan de gaskraan open te draaien... In elk geval, wat my' betreft, ik ben er absoluut niet toe in staat. De HamptonClub nu is, naar men fluistert, opgericht met het doel dat bezwaar uit den weg te ruimen." En mijnheer Rivers heeft die vertellingen bevestigd?" vroeg de president haastig. O, pardoDl" ging Hopkinson voort; myn heer Rivers heeft geen enkele bevestiging uitgesproken. Hij stelde als eenig antwoord voor, mij met u in kennis te brengen. En dus verzoek ik u onderdanigst, mij als lid uwer club aan te nemen!' eene aanmoediging van 500 fr. toe kennen? En heb oen wij, vry'ünnigen, de verwaarloos den, daartegen het minste verzet aan ge t ee kend? Integendeel. En wanneer ik nu be weer dat geen enkele katholieke Deputatie ooit zoo handelen zon, dan zal, meen ik, niemand my tegenspreker. Want ten onzent is de puur-katholieke kunstopvatting op den keper beschouwd, iets als een gevaarlijk particularisme, omdat zij alleen huldigt wat tot haren geestelijken ge zichtskring beboart, omdat zij alleen litf leeft wat niet in strijd is met hare wy'sgeerige levensbeschouwing, omdat zij alleen duldt datgene wat besloten ligt in den eng afgeteekenden cirkel harer levensvisie. Vandaar haar onmeedoogendexclusivisme, antccratisch als 't ware en minachtend altemet der massa opgedrong n als alleen louterende essence. En omdat Buysse zoover buiten en zoo hoog daarboven staat, willen zij beletten dat hij gevierd worde zooals hij het ver dient, niet omdat zij aan zijn groot talent twijfelen, ik herbaal het, maar nit haat tegen den mensen, par haine de l'homme, het werd gezeid uit haat tegen zijn idee, tegen zyn vrijzinnig, hoog-openhartig idee, wars van alle dogmatische of politieke bij bedoeling. En wel l het zal niet lukken! Buysse tal gevierd worden, door ons die zyne kunst hoogschatten, door velen uit de literatuur, nit de kunst, uit de wetenschap, door velen uit het volk zelf, maar die nog zelf standigheid en onaf aankely'kheid genoeg hebben bewaard om niet toe te geven aaa het lawaaierige, soms ietwat achril- schreeu werige getoeter van enkelen die de artistieke beweging ten onzent zonden willen monopo liseeren of beperken tot den laag aan-dengrondi-chen gezichtseinder hunner eenigszino dweepzuchtige mentaliteit. Wanneer, enkele weken geleden (26 Febr. 'LI) uw talentvolle romanschrijver Herman Robbers hier, in dit zelfde blad, zoo waar deerend gewaagde over Buyaae's laatste gawrocht, Het Ezelken, besloot hij: In Vlaanderen bereiden zyne kunstbroe ders den prachtigen novellist een hnldefeest. Laten wy hoilanders daar althans in geest en gemoed niet bij ontbreken! 't Ia waarlijk niet alleen om zijn redactenrschap dat wg Brjysse's talenten mogen beschouw «n als een roem voor gansch Groot-Neder land". Mochten velen, in Vlaanderen, deze har telijke en broederly'k-behartigende woorden van een groot schrijver, overwegen! Langzamerhand toch ontwikkelt zich onze literatuur tot eene kracht van weelderigen bloei die daar niet meer zoo schuciter in de zonne hoeft te s aan blozen. Stilaan heeft zij zich weten op te worstelen, hooger steeds en hooger, en een plaitvja, hoe be scheiden 03k, weten tn te nemen nevens andere literaturen van Europa. Met Vermeylen, Streuvels en anderen nog onder de levenden, is Baysse eene dier figuren die schitterend da literaire faam van hun land vermochten te helpen vestigen. Wat kan het ons schelen of zyne kunst nu kan geclassificeerd" worden tot deze of gene richting, als zy maar kunst is en kunst blijft P Waarom aan soms niet al te sympathiek gestemde omstaanders zooals het, ten onzent, 't geval kan zyn het schouwspel geleverd van dat pietluttig ge harrewar, van die triestige kleinzieligheid en dat kltindorpscbe gedoe en daar zoo onbe zonnen blootgelegd die mentaliteit van engdenkende zielen, die zich niet, voor n oogenblik slechts, weten te verheffen boven het alledaagsche gewurm en gepenter van een armzalige politieke bezorgdheid of be rekening ? Gent, Mrt. 1911 GUSTAAP D'HONDT. A.UQ", zei de president lachende, terwijl hij opstond, nu begrijp ik waarom uw vriend u hier heeft gebracht. Hij heeft het koloaaal leuk gevonden, zich ten uwen koste een grap te veroorloven ea hij rekent op mij om de misleiding voort te zetten l Kom, kom, waarde heer Rivers", toen deze protesteerde, u heeft er nu spijt van en u traciit de klucht thans op een andere manier verder te spelen S Maar het komt me niet gelegen u een handj s te helpen.... Z et u eens hier mjjnheer", zich weer tot Hoi kinson wendend, de club waarvan u spreekt, tenminste ala ze behalve in uw verbeelding ook werkelijk bestaat, heeft in het geheel niets gemeen met het correcte gezelschap waarvan ik de eer heb, voorzitter te zyn l" Uitmuntend, mynheer", antwoordde Hop kinson beleef;!, en als ik n dan verzocht lid te mogen worden van uwe club, de Hampton-Club ?" ,,Dan zon ik u antwoorden dat we voltallig war n en dat er geen nieuwe leden meer konden worden aangenomen!" Wee'i u er niets op te vinden, mijnheer Rivers?" vroeg Uopkinion. Rivers echter meende dat bij zich slechts had neer te leggen bij de uitspraak van den president. Maar", zei Hopkinson eenigszins heftig, u begrijpt toch wel, heeren, dat ik het ailes behalve prettig kan vinden dat u me zoo maar botweg de toatreding tot uw club weigert I" Wat belieft u ?" vroeg de president uit de hoogte. Op geprikkelden toon ging Hop kinson voort: Mynheer de president, ik ben niet van plan de dupe te worden van uw zoogenaamde grap. Mijnheer Rivers heeft me niet hier gebracht om u te laten lachen over myn hchtgeloovigheid.... De club, waarover wij het hebben, bestaat wis en waarachtig. De president en een van haar leden zitten vóór me... en nog eens, ik verzoek, of liever ik eisch lid te worden iran uw kring.'' U eischt het?" vroeg de president met groote oogen. Znker mijnheer! En u heeft ongetwijfeld te veel menschen ontmoet om niet te be seffen, dat het een fout zou zijn, mij te weigeren. Mijn geestestoestand gedoogt niet dat u zich verzet tegen mijn heiligste ideaal!" En toen de president toch nog een af werend ;ebaar maakte: A.ls n mijn verzoek van de baad wy'st, zult u er berouw over hebben!... Dat zweer ik u! Al zon ik het in alle straten moeten uitschreeuwen dat hier in de Hamp;on-club vreemdsoortige dingen gebeuren !" My'n waarde heer," antwoordde de presi dent op gedweeën toon, tegen zulke argu menten kan verdere tegenstand mij niet veel meer baten."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl