De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 16 april pagina 1

16 april 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

, 1764 DE AMSTERDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer berat een btfvoegrieL recLfiLotLo -veLn. Zk£r. H. IE3. L. Uitf«T«r«: VAK HOLKEMA ft WABENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht TOOT den inhoud van dit Blad wordt reriekerd oTereenkomitig de wet yan 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . Toor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling, Afzonderlijk* Nummers aan de Kiosken . . . / 1.50, fr. Terkrügbaar . p. post f 1.65 _ mail . 10. 0.121/» Zondag 16 Apr «_. f ^ 1 Advertentiën Advertentiën ReclaiHes per van 1?5 regels / op de finantieele 1.25, elke regel en kunstpagina . . f 0.25 . . . 0.30 . . , 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VA.N NA.BIJ: Het ontwerp-reglement op on'slag en straf voor Amsterdamse hèGemeente-ambtenaren. Krcjiiek. Haareche Brieven, XVIII, door Jan Bnunaen. FEU LLETON: Een nacht in de Hftmpton-clnb, II. Naar L. L. Sterenson, door H. J. Bellen CÜN8T SN LETTE8EN: V«n Christen tot Anarchist, Gedenkschriften T*n F. Domela Nieawenhuis», beoordeeld door Frans Coenen, Médée, Fransche Opera en Pidelio, Beethoven-cyclus, door Ma thya Ver meulen. BERICHTEN. VROtTWENSUBRIEK : Het aanstaande Kongres van de Wereldbond voer Vrouwenkiesrecht te Stock holm, door Mariina G. K-amere. A.LOKLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, floor B. Heimans. Juweeltje?. Dilemma, door Feerke den Bel g. Het Beethovenhuif, door Matthjjs Vermeulen. Kunsten Wetenschap in het Vatikaao, door dr J. A. F. Orbaan. Orthodoxie, door G. K. CheatertOD, beoordeeld door F. H. Hngenholt s Jr. 's Nachts, door Peerke den Bel*. Charivari. - FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. i. M. en v. d. 8. SCHAAKSPEL. DAMBU3RIEK. AD VERTEN HEN. ?miHIllflIllllimillimillimillimillllllllllMinilllIIIMIimillllllHlllllini Het ontwerp reglement op ontslag en straf voor Amsterdamsche Gemeente- ambtenaren. In eene openbare vergadering, uit gaande van de gecombineerde besturen Tan Amsterdamsche ambtenaren vereenigingen, en belegd naar aanleiding van het vraarlqk al te spitsvondige ontwerpReglement voor ontslag en straf, heeft Mr. Treub 's heeren Schapers reeds klas sieke uiting, onder de vroolijke instem ming der aanwezigen, tot de zijne gemaakt, dat hij maling had aan de juristerij". Wij voor ons voelen eerlijk geaegd ook een bizondere sympathie voor het aardige gebeitelde woord van den antijurist bij uitnemendheid Schaper, want nietwaar, het is als de cri de coeur van het leven, dat zich niet wil laten inwik kelen en versmoren in de kunstige weef sels van theorieën (die nu eenmaal net zoo vele en net zoo verscheidene op het weefgetouw kunnen gezet worden als een goed theorieën-wever maar wenschen kan!) Maling aan de juristerij" krijgt elk, die al te vaak moet gewaar worden, waarvoor zij wordt gebruikt! Middel zrqnde, vervoert zij alle vrachtjes . Het vrachtje, ditmaal, is de in drie jaren uitgebroede wijsheid van een com missie onder Mr. Zadok van don Bergh: ?ene commissie in zake de rechtspositie der Gemeente-ambtenaren en-beambten", maar die thans nog slechts, na die drie jaren, inplaats van een ontwerp-rechts positie een regeling heeft voorgesteld voor ontslag en straf." * * Zooals men weet bestaat hier ter stede een w e r k l i e d e n-reglement. Dit werkliedenreglement stelt de beschikking over ontslag en straf" in laatste instantie in handen eener commissie van arbitrage, welke, alle partijen gehoord, eene bin dende uitspraak doet, maar en hier zit een knoop eene bindende uitspraak allén ten opzichte van de toelaatbaarheid en de hoegrootheid van ontslag, schorsing, waarschuwing enz. in hun karakter van a t r a f. Zoodra echter Burgemeester en Wethouders een arbeider willen ont slaan, daders dan als straf, kunnen zq steeds, vóór of na de uitspraak van de onpartijdige commissie, van den man kortaf zich ontdoen : mits tegen betaling door de gemeente van een bepaaldelijk aangewezen schadeloosstelling. Het grondbeginsel van deze regeling, op gemeente-werklieden toepasselijk, wil thans de heer Treub zien aangenomen óók voor de gemeente-ambtenaren. Het grondbeginsel, dat al dus luidt: K e g e l: in laatste instantie beslist, als een ambte naar wordt voorgedragen voor straf of ontslag, de arb'ter. Ve iligheidsklep (voor het verantwoordelijksgevoel van Burg. en Weth. noodzakelijk geacht): het dagelijkach bestuur zendt vrijelijk, en wanneer het dit wenscht, een ambtenaar weg, (natuurlijk eervol"), maar doet hem dan het maximum toekennen der voor hem mogelijke schadeloosstelling (ineens, of bij wijze van wachtgeld). Dit nu is inderdaad een afgerond, over zienbaar en aannemelijk systeem. Het «enige wat wij zouden willen aan merken is dit, dat, dit systeem zonder wijziging aangenomen, hier toch nog en (wat wij straks aantoonen) zeer rerkérdelijk, aan B. en W. zou wor den toegestaan een ambtenaar te ont slaan, zij het dan eervol" en onder toekenning der hoogste schadeloosstelling, maar dan toch te ontslaan, zonder dat die ambtenaar in de gelegenheid werd gesteld een advies van de arbitrage commissie uit te lokken, dat door zijn moreele beteekenis natuurlijk op het besluit van B. en W. nog invloed zou kunnen uitoefenen. Om de wenschelijkheid van deze in voeging te zien, denke men zich een quaestic-Gulden onder een Ambtenaren reglement, als hierboven geschetst, maar zonder dat het genoemd correctief de werking ervan verzacht heeft. Natuur lijk blijft in ieder geval uitgesloten een quaestie-Gulden in den gr o ven vorm waarin wij haar hebben beleefd: het ontslag zonder behoorlijk onder zoek, om een vlugschrift-artikel, waar voor men de ontslagen ambtenaren eigen lijk persoonlijk niet verantwoordelijk kon stellen, zulk een onbekookte rechtsschennis kan natuurlijk nooit meer voor komen, zoomin onder het bedoelde regle ment als onder het reglement-Van den Bergh. Maar het doel, de drijfveer van het college van B. en W. in Amster dam, in wezen toentertijd geen ander dan het toedienen van een Hinken knauw aan een onbegrepen, maar daarom te meer kriegelig makend, te hinderlijker politiek element, die drijfveer, die inner lijke beweegreden blijft a l t ij d be staan! zij zal zich doen gelden, fijn, zoo dra grof en plomp niet meer mogelijk is; zij zal, met toestemming van de mee gaande meerderheid in den Raad, tot het doen betalen door de gemeente van een fèms betrekkelijk slechts luttel bedrag met alle gratie willen overgaan, als het licht der ruim-onderzoekende o n p a rt ij d i g e commissie daardoor bij zoo'n politiek ontslag te ontgaan is. Zij zal... zij kan... Met een paar duizend gulden is dan immers de jonge maar lastige" ambte naar netjes" aan den dijk gezet. * * * Het systeem-Zadok van den Bergh is niet zoo eenvoudig als het systeem van het werkliedenreglement. Met verschei dene gedeelten van de ons geboÉ|n nieu wigheid heeft de heer Treub op aange name wijze den draak gestoken. Zoo, naar ons duo kt terecht, met de bepaling, dat ontslag voortaan nimmermeer zal worden begrepen als straf, bijgevolg nimmermeer eervol" of oneervol" zal heeteo. Dit zonderling en onnuttig bedenksel staat in de toelichting" van het Ontwerpreglement met kracht van sophistiek verdedigd. De redenen voor ontslag zijn zóó vele, zegt de opsteller van dit stuk, dat een grens voor eervol" en nieteervol" niet te vinden is... gelijk, zou den wij kunnen voortgaan, er zooveel graden van knapheid bestaan in iedere klasse met scholieren, dat een grens voor pvargaan" en n iet-o vergaan" niet te vinden i?... Ontslag moet volgens dezelfde Toelichting geen straf" heeten: Dit schijnt ook daarom juist, omdat straf, aan een ambtenaar opgelegd, toch moeilijk anders dan als een tuchtmiddel, als een poging om dien ambtenaar tot betere plichtsvervulling te brengen, ka worden opgevat. Kan, om welke reden ook, een ambtenaar niet in den gemeentedienst gehandhaafd worden, dan is een tuchtmiddel niet meer noodig en behoeft men den vertrekkenden amVtenaar niet nog een brandmerk op te drukken". De straf, niet als tucht middel ten opzichte van den delinquent, maar als tuchtmiddel, d. w. z. middelvan waarschuwing, ten opzichte van een heel corps, werd eenvoudig weggedacht". En de heer Treub kon schertsend vragen, of men voortaan den k»t den strop ver oordeelde niet met nadruk er op zou moe t es wijzen, dat hij geenszins een straf (immers gén tuchtmiddel") onderging ?! Het Ontwerp-reglement, van de juri dische arabesken der toelichting ontdaan (waaraan wij immers gezegd hebben maling" te hebben), is tot het volgende schema te herleiden. Zal een ambtenaar voor straf worden voorgedragen, zoo wordt hem dit tijdig medegedeeld. Burg. en Wethouders, kunnen de voordracht terzijde leggen, maar zij kunnen ook den ambtenaar doen weten, dat zij van plan zijn hem de straf, in dezen of genen vorm op te leggen. Alsnu bestaat beroep op een alle waar borg gevende, gemengde commissie met een door de Commissie gekozen pnpartijdigen voorzitter. Deze commissie van arbitrage heeft de eindbeslissing, en dat wel zonder verder beroep. Zal een ambtenaar niet voor straf, maar voor ontslag (zooals men reeds weet zonderlingerwijze geen straf') worden voorgedragen, zoo volgt alles denzelfden weg als de strafbepaling, met deze beperking, dat de onpartijdige commissie van de vraag van al of niet ontslag het laatste woord niet heeft. Het college van Burg. en Weth., dat tot ontslag besloten heeft, kan dit ontslag n.l. ondanks alle tegenkanting doorzetten, mits het lo het advies afwachte der arbitrage-commissie 2o. de schadeloos stelling aan den ontslagene doe uitkeeren, die door de arbitrage-commissie is vastgesteld. Dit is in twee<trekken het stelsel" van Mr. v. d. Bergh. M«n zal ontwaren, dat het geen meerdere zekerheid geeft aan den ambte naar, dan het eerstbt-schreven systeem. Het is een nieuwe schors, geen nieuwe kern. Het heeft slechts de nieuwigheid van een o. i. OD ge wen ach te constructie, waarin het ontslag geen straf mag wezen, maar door de afschaffing van de qualificatie eervol" een straf wordt l). Het ia een omzetting,geen hervorming. En wat het invoer t...is het onzalige boetestelsel. En dan?alleen ontslag en straf' behan delend, is deze regeling van omvang be perkt. Zij is óók beperkt, naar wij tot ons leedwezen zagen, i u hare toepassing op het aantal ambtenaren. Waarom konden thans niet ineens en voorgoed de brand weerbeambten, het heele Burgerlijk Arm bestuur en de klerken der politie (de gelegenheid was nu toch gunstig) onder de hoede worden gesteld van eece naar haren aard algemeene regeling ? Een groot deel der Amsterdamsche ambtenarenvereenigingen is thans bezig propaganda te maken voor een regeling, waarin aan de commissie van arbitrage ook, en in alle gevallen, het laatste woord zou worden geschonken waar het geldt het ontslag. Wij moeten erkennen op dit punt geen gevestigde meening te hebben omdat wij niet den weg weten, die op bevredi gende wijze voeis^ naar dit ons overigens in alle opzichten sympathiek doel. Het is waar, en bij de G. E. W. enquête is het gebleken, dat het ontslagwapen, in handen van door B. en W. om de een of andere reden beschermde hoofdamb tenaren, geenszins veilig if. Een openbaar belang, wij erkennen htt gaarne, ligt bijna altijd in het behoud zelfs van een eenvoudig beambte, en desnoods ten koste van de opoffering van een der grootere hoeren, indien die ambtenaar, die be ambte, zóó volkomen gelijk heeft, dat een onpartijdige commissie hem ondanks alle haar gegeven inlichtingen wenscht te handhaven. Maar de commissie, ziehier ons bezwaar, is geen verantwoordelijk lichaam. En indien men, waar zij haar gezag ontleent aan den Plaad, de eind beslissing in alle bizondere gevallen, die de commissie van arbitrage daarvoor geschikt geacht, zou willen doen geven aan den Raad zelf, zou men er weinig bij winnen, omdat de meerderheid in den Raad en B. en W. immers vrijwel homogeen zijn.... Misschien zou in een beroep op een nieuwe, speciale commissie een correctief zijn te vinden. Misschien ook is er een andere weg. Wij zien er geen zooals wij zeiden die ons geheel de goede voorkomt. En wij zouden er een willen kennen; want bij de neiging die dag aan dag mér duidelijk wordt, om de ambtenaren in hun staatsburgerlijke rechten te kortwieken, is een vast steun punt, is bestaanszekerheid voor hen gewenscht, ook maatscha ppelijk, d.w.z. in 't algemeen belang, gesproken. 1) Men wil nu wel op den ontslagbrief mededeelen, dat Amsterdam de onderschei ding van eervol" en oneervol" niet meer kent, maar dit heeft natuurlijk op den werk gever 't (ffeet, of iemand hem ean stuk vertoont in dit genre b.v.: of deze man in de gevangenis heeft gezeten of niet, zeggen wüniet"! KRONIEK. Wi.i /IJK GEHMASES. Wij lezen in het HU: Verschenen is het eerste nummer van de Deutsche Zeitung in Amsterdam, Wochenblatt fiir Politik, Volkswirtschaft, Literatur und Kunst". Dit blad zal iederen Zaterdag versehiïnen. Hoofd redacteur is de heer Heinricli Poeschl. Het adres der administratie is Eokin 55. Blijkens een inleidend woord van de redactie is de aanleiding tot de uitgifte van het blad de behoefte om de gemeen schappelijke gevoelens en idealen van Nederlanders en Duitschers te bevorderen. De redactie zegt het aldus: Wir werden alle Vorgiinge im ft'entlichen Leben unter dem Gesichtspunkte germanischer Weltanschauung betrachten und beurteilen. Germanisches Geistesleben soll in unseremBlatte eine Heim- und Pflegestatte finden. Der Solbstandigkeit und Eigenart bei der Volkstamme, Jn der wir die Quelle d«r Vplkskraft erkennen, werden wir stets ein warmer Verteidiger sein Für jede werktatige Arbeit, die den Volkswolstand hebt und fördert wird unser Auge ofi'en, unser Sinn empfiinglich sein. "Wer aber an unsnren gemeinsaraen germanischen Idealen zu i tteln sich vermissen wollte, der dart in uns nur seinen Gegner sehen." De laatste zin is hartsterkend. Deze redac teur van onze (thans reeds de tweede) Deutsche Zeitung" in Amsterdam legt de armen om ons heen e a zegt: Past op, gij buitenstaande: s als gij oss GEBMAUEN (laar z\jn wij Neder landers inbegrepen!) aan onze Idealen" komt l Waarom klinkt dat Duitsche gecourantier in ons eigen land toch steeds zoo roman tisch" ? Naar onze meemng: omdat in het romantische" een element van onechtheid, van valschheid steekt. Die bescherming van onze ^emeinsaman gfrmaniechen Idealen", zonder dat wij daarom vragen, ie is niet echt, klinkt een beetje valsch! Haagsche Brieven. XVIII. Den Haag verliest zijn burgemeester, baron Ssreerts de landas Wyborgh, die wylen den heer Patijn opvolgt als Com missaris der Koningin in onze provincie. De heer Sweerts verkeert inde benijdens waardige positie, dat hij nergens, in geen enkelen kring onzer gemeente, gevoelens van wrok, of zelfs maar van anti-pathie heeft gewekt. Hij laat als burgemeester den indruk na van een man, wiens buiten gewone vriendelijkheid en welwillendheid in den omgang met mensehen van allerlei maatschappelijke situatie, niet alleen uit vloeisel waren van zijn persoonlijkheid, maar ook het gevolg van zijn opvatting omtrent de uitoefening van het ambt, dat hij bekleedde. Deze opvatting leidde er blijkbaar toe om zoo neutraal en verdraag zaam mogelijk te staan zoowel tegenover de politieke meerlingen, als tegenover het tempe>araent van hen met wie hij ambtshalve in aanraking had te komen. Twee omstandig heden kwamen hem hierbij zeer te stade: zijn aangeboren geestigheid en zijn gema tigde onverschilligheid" ten opzichte van de politiek. Door zijn geestigheid *ist hij in den Gemeenteraad dikwijls een opkomenden storm te bezweren. En zyn passiviteit tegen over de beginselen der verschillende poli tieke partijen behoedde hem voor het nemen van fanatieke maatregelen in een of ande ren zin. Toen hij hier als burgemeester optrad, hield men hem voor een liberaal; later bleek, dat hij man van rechts" was, of geworden was. Maar noch als liberaal, noch als man van rechts heeft hij ooit eenigen aartstoct aan andersdenkenden gegeven. Dit laatste is in deze tijden van felle politieke bewogenheid, voor een burgemees ter geen geringe lof. En het stempelt den heer Sweerta tot een man van voortreffe lijke ambtenaarskwaliteiten, die hem ook in de nieuwe, hoogere positie, ^elke hij zich heeft verworven, tot sieraad zullen kunnen zijn. * * * De Hagenaars genieten, gelijk bekend is, de reputatie dat zij gaarne goede sier maken, ook al veroorloven hun geldmiddelen hun dit niet. Ja, het populaire spreekwoord, dat kaal en knap" tot een bij uitstek Haagsche" mode stempelt, wijst er op, dat noen deze nauwkeurige zorg voor hun uiterlijken staat, den residentie-bewoners eenigszing als een te misprijzen uiting van ijdel heid aanrekent. En toch, ware hier niet veeleer reden voor lof dan voor blaam? Bewijst het niet een meer dan gewone achting voor zijn stadgenooten, wanneer men zoozeer blijkt prijs te stellen op hun oordeel, dat men al het mogelijke doet om zich op z'n voordeeligst aan hen te vertoonen, ook al moet dit geschieden ten koste van eenige aangenaamheden des levens die men zich anders had kunnen verschaffen ? Het dragen van duurder kleeren dan men eigenlijk kan bekostigen, het kostbare en overbodige lidmaatschap van een sociëteit, het geven van nog kostbaarder en nog overbodiger soiréetjes het moet alles worden bezuinigd op woning, voeding en andere levensbehoeften. Indien men nu dit alles over heeft voor zijn medemenschen hetzij dan om hun genoegen te geven, hetzij om hun de oogen uit te steken", dan moge dit al ijdelheid kunnen heeten, het moet tevens een bewijs van zelfverloochening worden genoemd. Men ontzegt zich immers een reëel genot, ten behoeve van een ideëel" doel, al is het idee le" hier dan niet van erg belangrijk allooi. Maar een oer-Hagenaar d. i. een Hagenaar, die of ambtenaar of officier of con ciërge aan een departement of museum is zal u uitleggen, dat men hier heelemaal geen recht heeft om van ijdelheid" te spre ken, en dat het z.g. ideëele doel een heel tastbare realiteit heeft. Want heeft iemand die netjes voor den dag komt en die de plaatsen frequenteert, waar de beau-monde" verschijnt, niet veel meer kansen op promotie dan een ander, die zich nergens vertoont en zijn uiterlijk niet soigneert ? Zoo is dan kaal en knap" een omschrij ving, die, wanneer zij door niet-Hagenaars misschien min of meer als een hoon mocht zijn bedoeld, door de Hagenaars zelven als een eerend devies mag worden overgenomen, zooals weleer met de benaming geuzen" geschiedde. Nu zal men vragen, hoe de Hagenaar met een klein inkomen het dan aanlegt om aan zijn Haagsche representatie-plichten te kunnen voldoen. Als hij getrouwd is, dan rust natuurlijk de taak om dit vraagstuk op te lossen geheel op de schouders van zijn vrouw. Welke wonde ren van overleg, van ijver en abnegatie door haar moeten worden verricht ten einde deze taak naar eisch te vervullen, zal ik hier niet beschrijven. Ik mag den sluier niet oplichten, die zooveel voortreffelüks omhult en onttrekt aan het oog van den nieuwsgierigen buitenstaander; wijl immers al deze verborgen toewijding slechts haar doel kan bereiken op voor «aarde, dat haar geheim ongeschonden blijft bewaard! Maar wel kan ik verraden wat een aan tal ongehuwden doen, om hier zoo goed koop mogelijk te leven. Zij huren een kamer in een der buitenwijken en zij eten voar zoover zij tenminste niet bij hun hospita en pension" zijn in een res taurant, waar omtrent de voeding bepaalde regelen van leerstelligen aard heersenen en dat hier nu reeds gedurende een reeks van jaren eiken dag zijn gastvrije deuren opent voor het haagsehe publiek. De bezoekers komen er zich te goed doen aan boonen met sau?, aan rijst met boter en suiker, aan schijngehakt en dergelijke heerlijkheden, voornamelijk omdat het er goedkoop en omdat het er netjes" is. De goedkoopte zit hem niet zoozeer in de prijzen die men er betaalt, ah wel in de omstandigheid, dat men er niets behoeft te drinken en geen fooien mag geven. En wat de netheid" betreft, - wel, die heeft het publiek er zelf gebracht. Omdat de in richting voldeed aan een dringende behoefte van bij uitstek nette" Hagenaars, drukten deze toen zij er in grooten getale kwamen, onmiddellijk hun eigen cachet er op. Indien wij nu eens tusschen vijven en achten een kijkje nemen in de tamelijk groote en eenvoudig ingerichte zaal, dan vinden wij een aantal stamgasten." Daar zijn bijvoorbeeld de zes of acht jon gelui, deels jonge ambtenaren, deels studen ten, die daar dineeren voor ong«veer een derde van den prijs welken zij elders zou den, moeten besteden. Daar is het viertal oude heeren, die sinds jaar en dag het recht hebben verworven om aan een tafeltje te zitten, dat expresselijk voor hen gereserveerd wordt. Zelfs ep de drukste uren blijft dit leeg staan en op ben wachten, tot niet altijd onuitgesproken blij vende ergenis van de bezoekers, die hoewel zij geen plaats meer kunnen vinden, toch steeds onverbiddelijk van dit tafeltje wor den geweerd. Daar zijn verder een aantal bejaarde dames, die elkander kennen en van het eene tafeltje naar het andere een buurpraatje komen houden. Sommigen hebben elkander hier rendez-vous gegeven en gaan na attoop van het diner samen uit. Vooral onder deze dames zijn zeer uiteenloppende typen. Men vindt er onder van wie men zweren zou, dat zij verarmde baronessen zijn, die hier het middel hebben gevonden om met hun inkomsten fatsoenlijk rond te komen, zonder dat zij zich gedurende eenige dagen per week van het genot van warm eten behoeven te spenen. Anderen leest men op hun gelaat, en uit hun wijze van bewegen, dat aij in de vrouwenbeweging zijn en m'sschien tot de bekende woordvoersters over vrouwenkiesrecht behooren. Ook het theosophen-type ontbreekt niet, een type dat trouwens onder de mannelijke bezoekers ook nog al veel voorkomt. Maar ook de jeugd is onder de dames bezoeksters sterk vertegenwoordigd. Ziekenverpleegsters, studentinnen, onderwijzeres sen, al deze kringen zenden eiken middag een aantal zeer lief tallige vertegen woordigsters naar het veelbezochte restau rant. Soms verdwaalt een enkele handelsreizi ger, tooneelspeler, of winkelier onder de gasten. Maar dezen worden bijna nooit habitués. Het is hun aan te zien, dat zij het gemis van steviger kost dan hier wordt verstrekt niet lang kunnen dragen. En des zomers ziet men nog al eens typische vreemdelingen, als bijvoorbeeld buitenlandsche studenten tijdelijk hun tenten opslaan in het restaurant. Trouwens ook den Haag levert, vooral Zondags, zijn contigent occasionals"; het zijn de gezinnen,. waarvan de meid uit is, zoodat mevrouw zich de soesah, om zelf te moeten koken, van den hals schuift, door met manlief en kinderen maar buitenshuis te gaan middag malen. Zoo is dan dit restaurant een echt haag sehe instelling geworden, waarvan het te verwonderen is, dat zij hier nog geen con currenten heeft. JAN BRAMSEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl