Historisch Archief 1877-1940
, 1764
DE AMSTERDAMMER
A°. 1911
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer berat een btfvoegrieL
recLfiLotLo -veLn. Zk£r. H. IE3. L.
Uitf«T«r«: VAK HOLKEMA ft WABENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht TOOT den inhoud van dit Blad wordt reriekerd oTereenkomitig de wet yan 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden .
Toor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling,
Afzonderlijk* Nummers aan de Kiosken
. . . / 1.50, fr.
Terkrügbaar .
p. post f 1.65
_ mail . 10.
0.121/»
Zondag
16
Apr
«_. f ^
1
Advertentiën
Advertentiën
ReclaiHes per
van 1?5 regels /
op de
finantieele
1.25, elke regel
en kunstpagina
. . f 0.25
. . . 0.30
. . , 0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VA.N NA.BIJ: Het
ontwerp-reglement op on'slag en straf voor
Amsterdamse hèGemeente-ambtenaren.
Krcjiiek. Haareche Brieven, XVIII, door Jan
Bnunaen. FEU LLETON: Een nacht in de
Hftmpton-clnb, II. Naar L. L. Sterenson, door
H. J. Bellen CÜN8T SN LETTE8EN:
V«n Christen tot Anarchist, Gedenkschriften
T*n F. Domela Nieawenhuis», beoordeeld door
Frans Coenen, Médée, Fransche Opera en
Pidelio, Beethoven-cyclus, door Ma thya Ver
meulen. BERICHTEN.
VROtTWENSUBRIEK : Het aanstaande Kongres van de
Wereldbond voer Vrouwenkiesrecht te Stock
holm, door Mariina G. K-amere.
A.LOKLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR,
floor B. Heimans. Juweeltje?. Dilemma,
door Feerke den Bel g. Het
Beethovenhuif, door Matthjjs Vermeulen. Kunsten
Wetenschap in het Vatikaao, door dr J. A.
F. Orbaan. Orthodoxie, door G. K.
CheatertOD, beoordeeld door F. H.
Hngenholt s Jr. 's Nachts, door Peerke den
Bel*. Charivari. - FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door v. i. M.
en v. d. 8. SCHAAKSPEL.
DAMBU3RIEK. AD VERTEN HEN.
?miHIllflIllllimillimillimillimillllllllllMinilllIIIMIimillllllHlllllini
Het ontwerp reglement op ontslag
en straf voor Amsterdamsche
Gemeente- ambtenaren.
In eene openbare vergadering, uit
gaande van de gecombineerde besturen
Tan Amsterdamsche ambtenaren
vereenigingen, en belegd naar aanleiding van
het vraarlqk al te spitsvondige
ontwerpReglement voor ontslag en straf, heeft
Mr. Treub 's heeren Schapers reeds klas
sieke uiting, onder de vroolijke instem
ming der aanwezigen, tot de zijne gemaakt,
dat hij maling had aan de juristerij".
Wij voor ons voelen eerlijk geaegd
ook een bizondere sympathie voor het
aardige gebeitelde woord van den
antijurist bij uitnemendheid Schaper, want
nietwaar, het is als de cri de coeur van
het leven, dat zich niet wil laten inwik
kelen en versmoren in de kunstige weef
sels van theorieën (die nu eenmaal net
zoo vele en net zoo verscheidene op het
weefgetouw kunnen gezet worden als
een goed theorieën-wever maar wenschen
kan!) Maling aan de juristerij" krijgt
elk, die al te vaak moet gewaar worden,
waarvoor zij wordt gebruikt! Middel
zrqnde, vervoert zij alle vrachtjes .
Het vrachtje, ditmaal, is de in drie
jaren uitgebroede wijsheid van een com
missie onder Mr. Zadok van don Bergh:
?ene commissie in zake de rechtspositie
der Gemeente-ambtenaren en-beambten",
maar die thans nog slechts, na die drie
jaren, inplaats van een ontwerp-rechts
positie een regeling heeft voorgesteld
voor ontslag en straf."
* *
Zooals men weet bestaat hier ter stede
een w e r k l i e d e n-reglement. Dit
werkliedenreglement stelt de beschikking over
ontslag en straf" in laatste instantie in
handen eener commissie van arbitrage,
welke, alle partijen gehoord, eene bin
dende uitspraak doet, maar en hier
zit een knoop eene bindende uitspraak
allén ten opzichte van de toelaatbaarheid
en de hoegrootheid van ontslag, schorsing,
waarschuwing enz. in hun karakter van
a t r a f. Zoodra echter Burgemeester en
Wethouders een arbeider willen ont
slaan, daders dan als straf, kunnen
zq steeds, vóór of na de uitspraak van
de onpartijdige commissie, van den man
kortaf zich ontdoen : mits tegen betaling
door de gemeente van een bepaaldelijk
aangewezen schadeloosstelling.
Het grondbeginsel van deze regeling,
op gemeente-werklieden toepasselijk, wil
thans de heer Treub zien aangenomen
óók voor de gemeente-ambtenaren. Het
grondbeginsel, dat al dus luidt: K e g e l: in
laatste instantie beslist, als een ambte
naar wordt voorgedragen voor straf of
ontslag, de arb'ter. Ve iligheidsklep
(voor het verantwoordelijksgevoel van
Burg. en Weth. noodzakelijk geacht): het
dagelijkach bestuur zendt vrijelijk, en
wanneer het dit wenscht, een ambtenaar
weg, (natuurlijk eervol"), maar doet hem
dan het maximum toekennen der voor
hem mogelijke schadeloosstelling (ineens,
of bij wijze van wachtgeld).
Dit nu is inderdaad een afgerond, over
zienbaar en aannemelijk systeem. Het
«enige wat wij zouden willen aan
merken is dit, dat, dit systeem zonder
wijziging aangenomen, hier toch nog
en (wat wij straks aantoonen) zeer
rerkérdelijk, aan B. en W. zou wor
den toegestaan een ambtenaar te ont
slaan, zij het dan eervol" en onder
toekenning der hoogste schadeloosstelling,
maar dan toch te ontslaan, zonder dat
die ambtenaar in de gelegenheid werd
gesteld een advies van de arbitrage
commissie uit te lokken, dat door zijn
moreele beteekenis natuurlijk op het
besluit van B. en W. nog invloed zou
kunnen uitoefenen.
Om de wenschelijkheid van deze in
voeging te zien, denke men zich een
quaestic-Gulden onder een Ambtenaren
reglement, als hierboven geschetst, maar
zonder dat het genoemd correctief de
werking ervan verzacht heeft. Natuur
lijk blijft in ieder geval uitgesloten
een quaestie-Gulden in den gr o ven
vorm waarin wij haar hebben beleefd:
het ontslag zonder behoorlijk onder
zoek, om een vlugschrift-artikel, waar
voor men de ontslagen ambtenaren eigen
lijk persoonlijk niet verantwoordelijk
kon stellen, zulk een onbekookte
rechtsschennis kan natuurlijk nooit meer voor
komen, zoomin onder het bedoelde regle
ment als onder het reglement-Van den
Bergh. Maar het doel, de drijfveer
van het college van B. en W. in Amster
dam, in wezen toentertijd geen ander
dan het toedienen van een Hinken knauw
aan een onbegrepen, maar daarom te
meer kriegelig makend, te hinderlijker
politiek element, die drijfveer, die inner
lijke beweegreden blijft a l t ij d be
staan! zij zal zich doen gelden, fijn, zoo
dra grof en plomp niet meer mogelijk is;
zij zal, met toestemming van de mee
gaande meerderheid in den Raad, tot het
doen betalen door de gemeente van een
fèms betrekkelijk slechts luttel bedrag
met alle gratie willen overgaan, als het
licht der ruim-onderzoekende o n p a
rt ij d i g e commissie daardoor bij zoo'n
politiek ontslag te ontgaan is.
Zij zal... zij kan...
Met een paar duizend gulden is dan
immers de jonge maar lastige" ambte
naar netjes" aan den dijk gezet.
* *
*
Het systeem-Zadok van den Bergh is
niet zoo eenvoudig als het systeem van
het werkliedenreglement. Met verschei
dene gedeelten van de ons geboÉ|n nieu
wigheid heeft de heer Treub op aange
name wijze den draak gestoken. Zoo,
naar ons duo kt terecht, met de bepaling,
dat ontslag voortaan nimmermeer zal
worden begrepen als straf, bijgevolg
nimmermeer eervol" of oneervol" zal
heeteo.
Dit zonderling en onnuttig bedenksel
staat in de toelichting" van het
Ontwerpreglement met kracht van sophistiek
verdedigd. De redenen voor ontslag zijn
zóó vele, zegt de opsteller van dit stuk,
dat een grens voor eervol" en
nieteervol" niet te vinden is... gelijk, zou
den wij kunnen voortgaan, er zooveel
graden van knapheid bestaan in iedere
klasse met scholieren, dat een grens voor
pvargaan" en n iet-o vergaan" niet te
vinden i?... Ontslag moet volgens dezelfde
Toelichting geen straf" heeten: Dit
schijnt ook daarom juist, omdat straf,
aan een ambtenaar opgelegd, toch
moeilijk anders dan als een tuchtmiddel,
als een poging om dien ambtenaar tot
betere plichtsvervulling te brengen, ka
worden opgevat. Kan, om welke reden
ook, een ambtenaar niet in den
gemeentedienst gehandhaafd worden, dan
is een tuchtmiddel niet meer noodig en
behoeft men den vertrekkenden
amVtenaar niet nog een brandmerk op
te drukken". De straf, niet als tucht
middel ten opzichte van den delinquent,
maar als tuchtmiddel, d. w. z. middelvan
waarschuwing, ten opzichte van een heel
corps, werd eenvoudig weggedacht".
En de heer Treub kon schertsend vragen,
of men voortaan den k»t den strop ver
oordeelde niet met nadruk er op zou
moe t es wijzen, dat hij geenszins een straf
(immers gén tuchtmiddel") onderging ?!
Het Ontwerp-reglement, van de juri
dische arabesken der toelichting ontdaan
(waaraan wij immers gezegd hebben
maling" te hebben), is tot het volgende
schema te herleiden.
Zal een ambtenaar voor straf worden
voorgedragen, zoo wordt hem dit tijdig
medegedeeld. Burg. en Wethouders,
kunnen de voordracht terzijde leggen,
maar zij kunnen ook den ambtenaar doen
weten, dat zij van plan zijn hem de straf,
in dezen of genen vorm op te leggen.
Alsnu bestaat beroep op een alle waar
borg gevende, gemengde commissie met
een door de Commissie gekozen
pnpartijdigen voorzitter. Deze commissie van
arbitrage heeft de eindbeslissing,
en dat wel zonder verder beroep.
Zal een ambtenaar niet voor straf,
maar voor ontslag (zooals men reeds
weet zonderlingerwijze geen straf')
worden voorgedragen, zoo volgt alles
denzelfden weg als de strafbepaling, met
deze beperking, dat de onpartijdige
commissie van de vraag van al of niet
ontslag het laatste woord niet heeft.
Het college van Burg. en Weth., dat
tot ontslag besloten heeft, kan dit ontslag
n.l. ondanks alle tegenkanting doorzetten,
mits het lo het advies afwachte der
arbitrage-commissie 2o. de schadeloos
stelling aan den ontslagene doe
uitkeeren, die door de arbitrage-commissie
is vastgesteld.
Dit is in twee<trekken het stelsel"
van Mr. v. d. Bergh.
M«n zal ontwaren, dat het geen
meerdere zekerheid geeft aan den ambte
naar, dan het eerstbt-schreven systeem.
Het is een nieuwe schors, geen nieuwe
kern. Het heeft slechts de nieuwigheid
van een o. i. OD ge wen ach te constructie,
waarin het ontslag geen straf mag wezen,
maar door de afschaffing van de
qualificatie eervol" een straf wordt l). Het
ia een omzetting,geen hervorming. En wat
het invoer t...is het onzalige boetestelsel.
En dan?alleen ontslag en straf' behan
delend, is deze regeling van omvang be
perkt. Zij is óók beperkt, naar wij tot ons
leedwezen zagen, i u hare toepassing op het
aantal ambtenaren. Waarom konden
thans niet ineens en voorgoed de brand
weerbeambten, het heele Burgerlijk Arm
bestuur en de klerken der politie (de
gelegenheid was nu toch gunstig) onder
de hoede worden gesteld van eece naar
haren aard algemeene regeling ?
Een groot deel der Amsterdamsche
ambtenarenvereenigingen is thans bezig
propaganda te maken voor een regeling,
waarin aan de commissie van arbitrage
ook, en in alle gevallen, het laatste woord
zou worden geschonken waar het geldt
het ontslag.
Wij moeten erkennen op dit punt geen
gevestigde meening te hebben omdat
wij niet den weg weten, die op bevredi
gende wijze voeis^ naar dit ons overigens
in alle opzichten sympathiek doel. Het
is waar, en bij de G. E. W. enquête is
het gebleken, dat het ontslagwapen, in
handen van door B. en W. om de een
of andere reden beschermde hoofdamb
tenaren, geenszins veilig if. Een openbaar
belang, wij erkennen htt gaarne, ligt
bijna altijd in het behoud zelfs van een
eenvoudig beambte, en desnoods ten koste
van de opoffering van een der grootere
hoeren, indien die ambtenaar, die be
ambte, zóó volkomen gelijk heeft, dat een
onpartijdige commissie hem ondanks alle
haar gegeven inlichtingen wenscht te
handhaven. Maar de commissie, ziehier
ons bezwaar, is geen verantwoordelijk
lichaam. En indien men, waar zij haar
gezag ontleent aan den Plaad, de eind
beslissing in alle bizondere gevallen, die
de commissie van arbitrage daarvoor
geschikt geacht, zou willen doen geven
aan den Raad zelf, zou men er weinig
bij winnen, omdat de meerderheid in den
Raad en B. en W. immers vrijwel
homogeen zijn....
Misschien zou in een beroep op een
nieuwe, speciale commissie een correctief
zijn te vinden. Misschien ook is er een
andere weg. Wij zien er geen zooals
wij zeiden die ons geheel de goede
voorkomt. En wij zouden er een willen
kennen; want bij de neiging die dag
aan dag mér duidelijk wordt, om de
ambtenaren in hun staatsburgerlijke
rechten te kortwieken, is een vast steun
punt, is bestaanszekerheid voor hen
gewenscht, ook maatscha ppelijk, d.w.z. in
't algemeen belang, gesproken.
1) Men wil nu wel op den ontslagbrief
mededeelen, dat Amsterdam de onderschei
ding van eervol" en oneervol" niet meer
kent, maar dit heeft natuurlijk op den werk
gever 't (ffeet, of iemand hem ean stuk
vertoont in dit genre b.v.: of deze man in
de gevangenis heeft gezeten of niet, zeggen
wüniet"!
KRONIEK.
Wi.i /IJK GEHMASES.
Wij lezen in het HU:
Verschenen is het eerste nummer van
de Deutsche Zeitung in Amsterdam,
Wochenblatt fiir Politik,
Volkswirtschaft, Literatur und Kunst". Dit blad
zal iederen Zaterdag versehiïnen. Hoofd
redacteur is de heer Heinricli Poeschl.
Het adres der administratie is Eokin 55.
Blijkens een inleidend woord van de
redactie is de aanleiding tot de uitgifte
van het blad de behoefte om de gemeen
schappelijke gevoelens en idealen
van Nederlanders en Duitschers te
bevorderen. De redactie zegt het
aldus: Wir werden alle Vorgiinge im
ft'entlichen Leben unter dem
Gesichtspunkte germanischer Weltanschauung
betrachten und beurteilen.
Germanisches Geistesleben soll in unseremBlatte
eine Heim- und Pflegestatte finden.
Der Solbstandigkeit und Eigenart bei
der Volkstamme, Jn der wir die Quelle
d«r Vplkskraft erkennen, werden wir
stets ein warmer Verteidiger sein Für
jede werktatige Arbeit, die den
Volkswolstand hebt und fördert wird unser
Auge ofi'en, unser Sinn empfiinglich
sein. "Wer aber an unsnren
gemeinsaraen germanischen Idealen zu i tteln
sich vermissen wollte, der dart in uns
nur seinen Gegner sehen."
De laatste zin is hartsterkend. Deze redac
teur van onze (thans reeds de tweede) Deutsche
Zeitung" in Amsterdam legt de armen om
ons heen e a zegt: Past op, gij buitenstaande: s
als gij oss GEBMAUEN (laar z\jn wij Neder
landers inbegrepen!) aan onze Idealen"
komt l
Waarom klinkt dat Duitsche gecourantier
in ons eigen land toch steeds zoo roman
tisch" ? Naar onze meemng: omdat in het
romantische" een element van onechtheid,
van valschheid steekt. Die bescherming van
onze ^emeinsaman gfrmaniechen Idealen",
zonder dat wij daarom vragen, ie
is niet echt, klinkt een beetje valsch!
Haagsche Brieven.
XVIII.
Den Haag verliest zijn burgemeester,
baron Ssreerts de landas Wyborgh, die
wylen den heer Patijn opvolgt als Com
missaris der Koningin in onze provincie.
De heer Sweerts verkeert inde benijdens
waardige positie, dat hij nergens, in geen
enkelen kring onzer gemeente, gevoelens
van wrok, of zelfs maar van anti-pathie
heeft gewekt. Hij laat als burgemeester
den indruk na van een man, wiens buiten
gewone vriendelijkheid en welwillendheid
in den omgang met mensehen van allerlei
maatschappelijke situatie, niet alleen uit
vloeisel waren van zijn persoonlijkheid,
maar ook het gevolg van zijn opvatting
omtrent de uitoefening van het ambt,
dat hij bekleedde. Deze opvatting leidde er
blijkbaar toe om zoo neutraal en verdraag
zaam mogelijk te staan zoowel tegenover de
politieke meerlingen, als tegenover het
tempe>araent van hen met wie hij ambtshalve in
aanraking had te komen. Twee omstandig
heden kwamen hem hierbij zeer te stade:
zijn aangeboren geestigheid en zijn gema
tigde onverschilligheid" ten opzichte van
de politiek.
Door zijn geestigheid *ist hij in den
Gemeenteraad dikwijls een opkomenden
storm te bezweren. En zyn passiviteit tegen
over de beginselen der verschillende poli
tieke partijen behoedde hem voor het nemen
van fanatieke maatregelen in een of ande
ren zin.
Toen hij hier als burgemeester optrad,
hield men hem voor een liberaal; later
bleek, dat hij man van rechts" was, of
geworden was. Maar noch als liberaal, noch
als man van rechts heeft hij ooit eenigen
aartstoct aan andersdenkenden gegeven.
Dit laatste is in deze tijden van felle
politieke bewogenheid, voor een burgemees
ter geen geringe lof. En het stempelt den
heer Sweerta tot een man van voortreffe
lijke ambtenaarskwaliteiten, die hem ook
in de nieuwe, hoogere positie, ^elke hij
zich heeft verworven, tot sieraad zullen
kunnen zijn.
* * *
De Hagenaars genieten, gelijk bekend is,
de reputatie dat zij gaarne goede sier
maken, ook al veroorloven hun geldmiddelen
hun dit niet. Ja, het populaire spreekwoord,
dat kaal en knap" tot een bij uitstek
Haagsche" mode stempelt, wijst er op, dat
noen deze nauwkeurige zorg voor hun
uiterlijken staat, den residentie-bewoners
eenigszing als een te misprijzen uiting van ijdel
heid aanrekent.
En toch, ware hier niet veeleer reden
voor lof dan voor blaam?
Bewijst het niet een meer dan gewone
achting voor zijn stadgenooten, wanneer
men zoozeer blijkt prijs te stellen op hun
oordeel, dat men al het mogelijke doet om
zich op z'n voordeeligst aan hen te
vertoonen, ook al moet dit geschieden ten
koste van eenige aangenaamheden des
levens die men zich anders had kunnen
verschaffen ? Het dragen van duurder
kleeren dan men eigenlijk kan bekostigen, het
kostbare en overbodige lidmaatschap van
een sociëteit, het geven van nog kostbaarder
en nog overbodiger soiréetjes het moet
alles worden bezuinigd op woning, voeding
en andere levensbehoeften.
Indien men nu dit alles over heeft voor
zijn medemenschen hetzij dan om hun
genoegen te geven, hetzij om hun de
oogen uit te steken", dan moge dit al
ijdelheid kunnen heeten, het moet tevens
een bewijs van zelfverloochening worden
genoemd.
Men ontzegt zich immers een reëel genot,
ten behoeve van een ideëel" doel, al is het
idee le" hier dan niet van erg belangrijk
allooi. Maar een oer-Hagenaar d. i. een
Hagenaar, die of ambtenaar of officier of con
ciërge aan een departement of museum is
zal u uitleggen, dat men hier heelemaal
geen recht heeft om van ijdelheid" te spre
ken, en dat het z.g. ideëele doel een heel
tastbare realiteit heeft.
Want heeft iemand die netjes voor den
dag komt en die de plaatsen frequenteert,
waar de beau-monde" verschijnt, niet veel
meer kansen op promotie dan een ander,
die zich nergens vertoont en zijn uiterlijk
niet soigneert ?
Zoo is dan kaal en knap" een omschrij
ving, die, wanneer zij door niet-Hagenaars
misschien min of meer als een hoon mocht
zijn bedoeld, door de Hagenaars zelven als
een eerend devies mag worden overgenomen,
zooals weleer met de benaming geuzen"
geschiedde.
Nu zal men vragen, hoe de Hagenaar
met een klein inkomen het dan aanlegt om
aan zijn Haagsche representatie-plichten te
kunnen voldoen.
Als hij getrouwd is, dan rust natuurlijk de
taak om dit vraagstuk op te lossen geheel op
de schouders van zijn vrouw. Welke wonde
ren van overleg, van ijver en abnegatie door
haar moeten worden verricht ten einde
deze taak naar eisch te vervullen, zal ik
hier niet beschrijven. Ik mag den sluier
niet oplichten, die zooveel voortreffelüks
omhult en onttrekt aan het oog van den
nieuwsgierigen buitenstaander; wijl immers
al deze verborgen toewijding slechts haar
doel kan bereiken op voor «aarde, dat haar
geheim ongeschonden blijft bewaard!
Maar wel kan ik verraden wat een aan
tal ongehuwden doen, om hier zoo goed
koop mogelijk te leven. Zij huren een
kamer in een der buitenwijken en zij eten
voar zoover zij tenminste niet bij hun
hospita en pension" zijn in een res
taurant, waar omtrent de voeding bepaalde
regelen van leerstelligen aard heersenen
en dat hier nu reeds gedurende een reeks
van jaren eiken dag zijn gastvrije deuren
opent voor het haagsehe publiek.
De bezoekers komen er zich te goed doen
aan boonen met sau?, aan rijst met boter
en suiker, aan schijngehakt en dergelijke
heerlijkheden, voornamelijk omdat het er
goedkoop en omdat het er netjes" is.
De goedkoopte zit hem niet zoozeer in de
prijzen die men er betaalt, ah wel in de
omstandigheid, dat men er niets behoeft
te drinken en geen fooien mag geven. En
wat de netheid" betreft, - wel, die heeft
het publiek er zelf gebracht. Omdat de in
richting voldeed aan een dringende behoefte
van bij uitstek nette" Hagenaars, drukten
deze toen zij er in grooten getale kwamen,
onmiddellijk hun eigen cachet er op.
Indien wij nu eens tusschen vijven en
achten een kijkje nemen in de tamelijk
groote en eenvoudig ingerichte zaal, dan
vinden wij een aantal stamgasten."
Daar zijn bijvoorbeeld de zes of acht jon
gelui, deels jonge ambtenaren, deels studen
ten, die daar dineeren voor ong«veer een
derde van den prijs welken zij elders zou
den, moeten besteden.
Daar is het viertal oude heeren, die sinds
jaar en dag het recht hebben verworven
om aan een tafeltje te zitten, dat expresselijk
voor hen gereserveerd wordt. Zelfs ep de
drukste uren blijft dit leeg staan en op ben
wachten, tot niet altijd onuitgesproken blij
vende ergenis van de bezoekers, die hoewel
zij geen plaats meer kunnen vinden, toch
steeds onverbiddelijk van dit tafeltje wor
den geweerd.
Daar zijn verder een aantal bejaarde
dames, die elkander kennen en van het
eene tafeltje naar het andere een
buurpraatje komen houden. Sommigen hebben
elkander hier rendez-vous gegeven en gaan
na attoop van het diner samen uit. Vooral
onder deze dames zijn zeer uiteenloppende
typen. Men vindt er onder van wie men
zweren zou, dat zij verarmde baronessen
zijn, die hier het middel hebben gevonden
om met hun inkomsten fatsoenlijk rond te
komen, zonder dat zij zich gedurende eenige
dagen per week van het genot van warm
eten behoeven te spenen. Anderen leest men
op hun gelaat, en uit hun wijze van bewegen,
dat aij in de vrouwenbeweging zijn en
m'sschien tot de bekende woordvoersters over
vrouwenkiesrecht behooren. Ook het
theosophen-type ontbreekt niet, een type dat
trouwens onder de mannelijke bezoekers
ook nog al veel voorkomt.
Maar ook de jeugd is onder de dames
bezoeksters sterk vertegenwoordigd.
Ziekenverpleegsters, studentinnen, onderwijzeres
sen, al deze kringen zenden eiken
middag een aantal zeer lief tallige vertegen
woordigsters naar het veelbezochte restau
rant.
Soms verdwaalt een enkele handelsreizi
ger, tooneelspeler, of winkelier onder de
gasten. Maar dezen worden bijna nooit
habitués. Het is hun aan te zien, dat zij
het gemis van steviger kost dan hier wordt
verstrekt niet lang kunnen dragen. En des
zomers ziet men nog al eens typische
vreemdelingen, als bijvoorbeeld
buitenlandsche studenten tijdelijk hun tenten
opslaan in het restaurant. Trouwens ook
den Haag levert, vooral Zondags, zijn
contigent occasionals"; het zijn de gezinnen,.
waarvan de meid uit is, zoodat mevrouw
zich de soesah, om zelf te moeten koken,
van den hals schuift, door met manlief en
kinderen maar buitenshuis te gaan middag
malen.
Zoo is dan dit restaurant een echt haag
sehe instelling geworden, waarvan het te
verwonderen is, dat zij hier nog geen con
currenten heeft.
JAN BRAMSEN.