De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 16 april pagina 7

16 april 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1764 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Beethoven op 19 jarigen leeftijd. Het Beethoven-huis. Terwijl de Franfchman F. Garaa Mes Temples", de Duitschers Paul Matrop Eine Bsethovenballe" en Ern?t Haiger Die "Wiedergeburt des Tempels" ont wierpen, aller geest geregeerd door den Princeps musicac, beraadslaagde Willem Hutschenruyter met Berlage over het Beethoven-huis. Hollanders bouwden nooit tempels, voor God, Mode, noch Geld', zij hebben alles verhuiselijkt, doch hier verbaast mij den naam huis, waar men een werkelijken tempel moest optrekken, om in de regionen te blijven van het Ideaal. Een criticus mag niet geestdriftig worden, de embouchure van zijn instru ment is lastig en de ranke klank slaat gauw over in krieken. Ik ga dus niet denken aan een nieuwen tijd (het blazoen Ontwerp-Beethovenhuis naar de teakening van H. F. Barlage Nzn, der kampioenen voor het idee draagt tot «ymbool de rijzende zon'') dat konden god in mijn hart wekken en zijn enthousiasme. Maar wanneer ooit een later geslacht epreekt van toen kwam de nieuwe tijd", dan zal men wellicht het Beethoven-huis of zijn nu levende gedachte voor zinnebeeld houden van die opstanding. De essence dier gedachte is: eene artistieke muziekzaal, uitzicht over een landschap, en verborgen orkest. De strek king voelt men onmiddellijk: opbeuring der uit*oprenden,verheerlijkingderkunft, vergemHkkelijking, sterking en verhtffing der emotie. Wie dit objectief beschouwt vraagt in de eerste plaats: voegt dat het wezen van den componist, en hij speurt 't psychologisch na. Het antwoord vindt me a voorshands moeielijker dan de be denkingen, daar de voorkeur immer individueel zal blijven, de resultaten wisselvallig, zelfs wanneer de Tempel er staat. De een toch mint in Beethoven den fanatisch demonischen schepper en menscb (hij was een orgiastisch droomer!) en oordeelend naar de architectuur zocht de bouwmeester niet naar belijning van dronkene fantasma's van rythme en klank. Dit neemt niet weg dat langs Berlage's groot-rustige welving de schoone waan zin kan sidderen, wat afhangt van den dirigent. Da ander echter wenscht de muziek strakker gestemd en vriendelijker indrukken strooiend. Er zijn nu eenmaal groote en kleine zielen. Dus ook dit schraagt op epn toeval en kan telkens veranderen. Waarom voorbarig geoor deeld? Laten we liever afwachten. In elk geval: wanneer de zon zinkt in den zeenevel, terwijl het slot der Missa Sjlemnis of eener symphonie verruischt in de eindeloosheid der duinen, dat kan de hooge schoonheid zijn, voor welker aanschouwen men sterven wil. Visionnair mysticus of koud realist, men zal den kop bukken voor die macht. Dan komt de transformatie, men ziet Beethoren's studeervertrek. Beethoven op 45-jarigen leeftijd. een argelooze genoeglijk kwast zuigen uit een rietje, m*m ontmoet een paar badelaars, een lijkwagen met een dozijn doodbidders, er gaat een fabriek uit, men passeert een vale stadsstraat.... Waar lijk, Siddharta Gautatna werd Boeddha om minder zaaks! Zal men niet feller vloeken tegen het wanstaltige leven ? _ Gesteld, de volkomen verwezenlijking van den opzet is eene utopistiscbfi in beelding, goed voor Plato's Staat of Hugo Wells toekomst-wereld, wat schaadt dit de gedachte zelf? 't Volmaakte, het blijft onbereikbaar. Men mag, waar diviene muziek gespeeld wordt, vervoering bij de zangers, violisten, houtblazers en zelfs trompetters verwachten en vergen die eisch reikt niet tot den paukenist! Zi>o ook met de rest. Men is idealist en tracht litfst naar een toppunt. Doch wanneer een zich imponeerend dirigent (er is gén die 't niet doet) verdwijnt in de lagere orkest-ruimte, wanneer ik me niet meer blind staar op tachtig glimmige overhemden, op veertig krielende strijk stokken, wanneer ik de roode koppen niet meer zie als bazuin en trompet ge stoken worden, wanneer dwaze zaal versiering is herschapen in stemmig decor, dan ben ik al heel tevreden met den vooruitgang. Er zijn er die denken, dat de mensch allengs zal verengelen, en dat het dier langzaam rijpt tot mensch. Zijn we eens zoo ver, dan bezitten we elk ideaal en de alleruiterste consequenties behoeven we niet meer te vreezen. Tot zoolang oefene men geduld! Men ver wondere zich niet over den grondtoon van waardeering, welke klinkt door deze bespreking. Ik begrijp, dat sommieen aan het idee van een Beet hoven-huis een min of meer absurde kant zien. Maar men bede- ke dan even dat het de eerste bemerkenswaardige gedachte is, welke opkwam in het brein van een Hollandsch musicus, na zooveel Beethoven-medaille, naar E. Gatteaux. eeuwen onvruohtbaarheid.Letterkundigen schilders, architecten, zij garen sinds heugenis uit den horen van overvloed en feesten altijd van hemelsche vreug de, terwijl voelen en deuken der muzikanten verschrompelde. Zoo wil het noodlot sinds den dood van Jan Pieter*z. Sweelitck. Wij leven in zulk een armoede, dat ons de cjofölste gestalte als welgedaan verschijnt, en in ons doodsch bestaan bonst nietige klank als een gong. Wat nu de klank beduidt, wie kan het zeggen? Voor mij is het een veeg teeken, d*t elk doet alsof hy hem niet hoort. Er werden feuilletons geschreven, toen enkele j iren geleden de bekende brochure uitkwam. Diarnao^eral stilte. De schrijver bereisde Amerika en hield er lezingen ; van resultaten vernam men weiuig. Door middel van spot zelfs niet. Amerika, het land van toeristen, geldaan bidders, hyper-sensitivistea en kantoor-menschen. Zou waarlijk de tijd er zijn voor een dergelijk wijd-strevend plan? EJ zoo niet, is het een nabloeier of een voorlooper? Dit zijn gewichtiger vragen dan: behoeft de" tegenwoordige concertzaal inderdaad veranderingen ? en dergelijke. Ik wenschte Hutschecruyters reveille gaarne uiiiverseeler geblazen, de nieuwe vaan hooger gevlagd, verder zichtbaar. Hij staat alleen. Ware de wording niet logischer geschied ten tijde van Bülow, Liszt en Wagner, toen Bdethovens gwst vrij kwam uit het formalisme van diri genten als Mendelrts.ihn? Bij eiken grondtoon klinken aliquottonen, onwelluidcnder naarmate zij stij gen; de heer Hutschenruyter weet het en zal ,me niet euvel duiden dat mijne waardeering even dissoneert in de uiter ste hoeken. Hij schrijft op blz. 37 zijner brochure: De zaal aan Beethoven's kamermuziek gewijd, zal het intieme karakter hebben te dragen, welke met deze muzikale kunstuitiogin overeenstemming is, terwijl de tegenoverliggende zaal vour de uit voering der viool- en piano-concerten bestemd, door baar inrich ing aan de luist rrijke huizen zalmogen herinneren, waar in een vroegere periole de virtuozenkunst baar hoogtijd hield". De gedachte, die in dezen zin ligt is mij helder, de gegrondheid der gedachte vaag en twijfelachtig. Ik zou willen yrapen : l s het gehalte aan idee en gevoel in Beethovens laatste quartettei), (z g. knmer- muziek) minder onschatbaar dan dat der vijfde of achtste symphonie? Zijn de eerste en tweede symphoi'ie niet vél intiemer van aard dan klavierwerken ala de z.g. Waldstein-sonate ? reiken die symphonieën in diepte en menechelijkheid tot de Appassionata. da Hammserklavier-sonate, opus 101, de 2de in as ? Waar is eigenlijk (en wat is) in Beet hovens kamermuziek de noteintime" ? D. w.z. de note intime," welke een intieme zaal zou behoeven. In welk viool-concert treedt de virtuoos winder op den voorgrond dan in dat van ? Kin men zich grooter verschil denken dan tusschen 't eerste en 't vijfde piano concert van Beethoven P Weliger groei van 't leven zelf, wonderlijker metamorphose en ontwikkeling eener kunstenaarsziel? Voerde Willem Hutschenruyter zijne principes consequent door, dan zou hij Het huis waarin Beethoven als kind gewoond ttetfc en waarschijnlijk geboren is. vonr de composities van elk der drie periodes, welke Bettbovens levenswerk scheidrn, een afzonderlijke zaal moeten OLtwt-rpen. M-in mag nog vragen : is het niet n zelfde genius, di« Hiydn en Mozarts syrnphonieë'i en Benthovens twee eerste inspireerde? (oalanks alle onmiskenbaar en zér merkbaar verschil van bewerking; doch ik bedoel de psyche of geestelijke temperatuur der muziek). Toch geeft de beer Hutschenruyter toe, dat een vertolking vau Hayda's ea Mozart's symphonieën in het Beethoven-huis zou strijden met hun karakter. Ik weet niet of het tWvormingsdenkbeeld ooit geheel zal kunnen stemmen met de evolutie welke B ethovens leven ken teekent; te meer daar op Beethovens oeuvre die evolutie aliergn forscher in werkte d«n ooit bij eenig hnder kun stenaar. Twee scherp afgescheiden tijd vakken iu B^ethiveus leven zijn niette loochenen : De B etho 'en vaa het Ancien jé^ime en de B etho ven van Hen Repubhkeinschen tijd; zelftt drie: d** B-sethoven der R-stHuration (-a 1814), doch de laatste stroomiDg buuvloedde misschien zijn denken, niet het we*en zijner kunst zooals d« andere twee. Dit weer-piegelt 't duidelijkst iu den inhoud zijner symphooieëo. Het Jij t mij daarom banst onmogelijk, wan eer men een proiéd volgt, dit toe te pussen zoowel op de eerste ala op de negende; of op de piano-sonate, opus 2 en opus 111. Zie hier re.denteringen, welke mr n van talloose vindt, wanneer men theoretiseert. Zoolang Het Beetaoven-huis" een droom is, een gedachte, zal het voor vel«n een waan blijven. M«ar het is gevaar ijk eeo droom te toetsen met speculatieve critiek ; zeker een droom die werkelijkh' id m'»et worden en dus ook zijn phasen doormaakt MATTHIJS VERMEULEN. LUDWIG VAN BEETHOVEN. Het origineel van dit portret met Bpethovet'a handschrift werd voor «enijje jaren g« 'Onden in een slot in epn der Biltit-che provincies van Rus'and, na een plundering. Hno het er kwam, is onhekend. Het portret is tegenwoordig het eigendom van Prof. Siegfried Oohs te Bailyn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl