Historisch Archief 1877-1940
No. 1764
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Beethoven op 19 jarigen leeftijd.
Het Beethoven-huis.
Terwijl de Franfchman F. Garaa Mes
Temples", de Duitschers Paul Matrop
Eine Bsethovenballe" en Ern?t Haiger
Die "Wiedergeburt des Tempels" ont
wierpen, aller geest geregeerd door den
Princeps musicac, beraadslaagde Willem
Hutschenruyter met Berlage over het
Beethoven-huis. Hollanders bouwden
nooit tempels, voor God, Mode, noch
Geld', zij hebben alles verhuiselijkt,
doch hier verbaast mij den naam huis,
waar men een werkelijken tempel moest
optrekken, om in de regionen te blijven
van het Ideaal.
Een criticus mag niet geestdriftig
worden, de embouchure van zijn instru
ment is lastig en de ranke klank slaat
gauw over in krieken. Ik ga dus niet
denken aan een nieuwen tijd (het blazoen
Ontwerp-Beethovenhuis naar de teakening van H. F. Barlage Nzn,
der kampioenen voor het idee draagt tot
«ymbool de rijzende zon'') dat konden
god in mijn hart wekken en zijn
enthousiasme. Maar wanneer ooit een
later geslacht epreekt van toen kwam
de nieuwe tijd", dan zal men wellicht
het Beethoven-huis of zijn nu levende
gedachte voor zinnebeeld houden van
die opstanding.
De essence dier gedachte is: eene
artistieke muziekzaal, uitzicht over een
landschap, en verborgen orkest. De strek
king voelt men onmiddellijk: opbeuring
der uit*oprenden,verheerlijkingderkunft,
vergemHkkelijking, sterking en verhtffing
der emotie.
Wie dit objectief beschouwt vraagt
in de eerste plaats: voegt dat het wezen
van den componist, en hij speurt 't
psychologisch na. Het antwoord vindt
me a voorshands moeielijker dan de be
denkingen, daar de voorkeur immer
individueel zal blijven, de resultaten
wisselvallig, zelfs wanneer de Tempel
er staat. De een toch mint in Beethoven
den fanatisch demonischen schepper en
menscb (hij was een orgiastisch droomer!)
en oordeelend naar de architectuur zocht
de bouwmeester niet naar belijning van
dronkene fantasma's van rythme en klank.
Dit neemt niet weg dat langs Berlage's
groot-rustige welving de schoone waan
zin kan sidderen, wat afhangt van den
dirigent. Da ander echter wenscht de
muziek strakker gestemd en vriendelijker
indrukken strooiend. Er zijn nu eenmaal
groote en kleine zielen. Dus ook dit
schraagt op epn toeval en kan telkens
veranderen. Waarom voorbarig geoor
deeld? Laten we liever afwachten.
In elk geval: wanneer de zon zinkt
in den zeenevel, terwijl het slot der
Missa Sjlemnis of eener symphonie
verruischt in de eindeloosheid der duinen,
dat kan de hooge schoonheid zijn, voor
welker aanschouwen men sterven wil.
Visionnair mysticus of koud realist, men
zal den kop bukken voor die macht.
Dan komt de transformatie, men ziet
Beethoren's studeervertrek.
Beethoven op 45-jarigen leeftijd.
een argelooze genoeglijk kwast zuigen
uit een rietje, m*m ontmoet een paar
badelaars, een lijkwagen met een dozijn
doodbidders, er gaat een fabriek uit, men
passeert een vale stadsstraat.... Waar
lijk, Siddharta Gautatna werd Boeddha
om minder zaaks! Zal men niet feller
vloeken tegen het wanstaltige leven ?
_ Gesteld, de volkomen verwezenlijking
van den opzet is eene utopistiscbfi in
beelding, goed voor Plato's Staat of Hugo
Wells toekomst-wereld, wat schaadt dit
de gedachte zelf? 't Volmaakte, het blijft
onbereikbaar. Men mag, waar diviene
muziek gespeeld wordt, vervoering bij de
zangers, violisten, houtblazers en zelfs
trompetters verwachten en vergen die
eisch reikt niet tot den paukenist! Zi>o
ook met de rest. Men is idealist en tracht
litfst naar een toppunt. Doch wanneer
een zich imponeerend dirigent (er is gén
die 't niet doet) verdwijnt in de
lagere orkest-ruimte, wanneer ik me niet
meer blind staar op tachtig glimmige
overhemden, op veertig krielende strijk
stokken, wanneer ik de roode koppen
niet meer zie als bazuin en trompet ge
stoken worden, wanneer dwaze zaal
versiering is herschapen in stemmig
decor, dan ben ik al heel tevreden met
den vooruitgang. Er zijn er die denken,
dat de mensch allengs zal verengelen,
en dat het dier langzaam rijpt tot mensch.
Zijn we eens zoo ver, dan bezitten we
elk ideaal en de alleruiterste consequenties
behoeven we niet meer te vreezen. Tot
zoolang oefene men geduld!
Men ver wondere zich niet over den
grondtoon van waardeering, welke klinkt
door deze bespreking. Ik begrijp, dat
sommieen aan het idee van een Beet
hoven-huis een min of meer absurde
kant zien. Maar men bede- ke dan even
dat het de eerste bemerkenswaardige
gedachte is, welke opkwam in het brein
van een Hollandsch musicus, na zooveel
Beethoven-medaille, naar E. Gatteaux.
eeuwen onvruohtbaarheid.Letterkundigen
schilders, architecten, zij garen sinds
heugenis uit den horen van overvloed
en feesten altijd van hemelsche vreug
de, terwijl voelen en deuken der
muzikanten verschrompelde. Zoo wil
het noodlot sinds den dood van Jan
Pieter*z. Sweelitck. Wij leven in zulk
een armoede, dat ons de cjofölste gestalte
als welgedaan verschijnt, en in ons
doodsch bestaan bonst nietige klank als
een gong. Wat nu de klank beduidt,
wie kan het zeggen? Voor mij is het
een veeg teeken, d*t elk doet alsof hy
hem niet hoort. Er werden feuilletons
geschreven, toen enkele j iren geleden de
bekende brochure uitkwam. Diarnao^eral
stilte. De schrijver bereisde Amerika en
hield er lezingen ; van resultaten vernam
men weiuig. Door middel van spot zelfs
niet. Amerika, het land van toeristen,
geldaan bidders, hyper-sensitivistea en
kantoor-menschen.
Zou waarlijk de tijd er zijn voor een
dergelijk wijd-strevend plan? EJ zoo
niet, is het een nabloeier of een
voorlooper? Dit zijn gewichtiger vragen dan:
behoeft de" tegenwoordige concertzaal
inderdaad veranderingen ? en dergelijke.
Ik wenschte Hutschecruyters reveille
gaarne uiiiverseeler geblazen, de nieuwe
vaan hooger gevlagd, verder zichtbaar.
Hij staat alleen. Ware de wording niet
logischer geschied ten tijde van Bülow,
Liszt en Wagner, toen Bdethovens gwst
vrij kwam uit het formalisme van diri
genten als Mendelrts.ihn?
Bij eiken grondtoon klinken
aliquottonen, onwelluidcnder naarmate zij stij
gen; de heer Hutschenruyter weet het
en zal ,me niet euvel duiden dat mijne
waardeering even dissoneert in de uiter
ste hoeken.
Hij schrijft op blz. 37 zijner brochure:
De zaal aan Beethoven's kamermuziek
gewijd, zal het intieme karakter hebben
te dragen, welke met deze muzikale
kunstuitiogin overeenstemming is, terwijl
de tegenoverliggende zaal vour de uit
voering der viool- en piano-concerten
bestemd, door baar inrich ing aan de
luist rrijke huizen zalmogen herinneren,
waar in een vroegere periole de
virtuozenkunst baar hoogtijd hield".
De gedachte, die in dezen zin ligt is
mij helder, de gegrondheid der gedachte
vaag en twijfelachtig. Ik zou willen
yrapen : l s het gehalte aan idee en gevoel
in Beethovens laatste quartettei), (z g.
knmer- muziek) minder onschatbaar dan
dat der vijfde of achtste symphonie?
Zijn de eerste en tweede symphoi'ie niet
vél intiemer van aard dan
klavierwerken ala de z.g. Waldstein-sonate ?
reiken die symphonieën in diepte en
menechelijkheid tot de Appassionata. da
Hammserklavier-sonate, opus 101, de 2de
in as ?
Waar is eigenlijk (en wat is) in Beet
hovens kamermuziek de noteintime" ?
D. w.z. de note intime," welke een intieme
zaal zou behoeven.
In welk viool-concert treedt de virtuoos
winder op den voorgrond dan in dat van
?
Kin men zich grooter verschil denken
dan tusschen 't eerste en 't vijfde piano
concert van Beethoven P Weliger groei
van 't leven zelf, wonderlijker
metamorphose en ontwikkeling eener
kunstenaarsziel?
Voerde Willem Hutschenruyter zijne
principes consequent door, dan zou hij
Het huis waarin Beethoven als kind gewoond
ttetfc en waarschijnlijk geboren is.
vonr de composities van elk der drie
periodes, welke Bettbovens levenswerk
scheidrn, een afzonderlijke zaal moeten
OLtwt-rpen.
M-in mag nog vragen : is het niet n
zelfde genius, di« Hiydn en Mozarts
syrnphonieë'i en Benthovens twee eerste
inspireerde? (oalanks alle onmiskenbaar
en zér merkbaar verschil van bewerking;
doch ik bedoel de psyche of geestelijke
temperatuur der muziek). Toch geeft
de beer Hutschenruyter toe, dat een
vertolking vau Hayda's ea Mozart's
symphonieën in het Beethoven-huis zou
strijden met hun karakter.
Ik weet niet of het
tWvormingsdenkbeeld ooit geheel zal kunnen stemmen
met de evolutie welke B ethovens leven
ken teekent; te meer daar op Beethovens
oeuvre die evolutie aliergn forscher in
werkte d«n ooit bij eenig hnder kun
stenaar. Twee scherp afgescheiden tijd
vakken iu B^ethiveus leven zijn niette
loochenen : De B etho 'en vaa het Ancien
jé^ime en de B etho ven van Hen
Repubhkeinschen tijd; zelftt drie: d** B-sethoven
der R-stHuration (-a 1814), doch de
laatste stroomiDg buuvloedde misschien
zijn denken, niet het we*en zijner kunst
zooals d« andere twee. Dit weer-piegelt
't duidelijkst iu den inhoud zijner
symphooieëo. Het Jij t mij daarom banst
onmogelijk, wan eer men een proiéd
volgt, dit toe te pussen zoowel op de
eerste ala op de negende; of op de
piano-sonate, opus 2 en opus 111.
Zie hier re.denteringen, welke mr n van
talloose vindt, wanneer men theoretiseert.
Zoolang Het Beetaoven-huis" een droom
is, een gedachte, zal het voor vel«n een
waan blijven. M«ar het is gevaar ijk eeo
droom te toetsen met speculatieve critiek ;
zeker een droom die werkelijkh' id m'»et
worden en dus ook zijn phasen doormaakt
MATTHIJS VERMEULEN.
LUDWIG VAN BEETHOVEN.
Het origineel van dit portret met Bpethovet'a handschrift werd voor
«enijje jaren g« 'Onden in een slot in epn der Biltit-che provincies van Rus'and,
na een plundering. Hno het er kwam, is onhekend. Het portret is
tegenwoordig het eigendom van Prof. Siegfried Oohs te Bailyn.