Historisch Archief 1877-1940
TT*
jf
D K A M S T E R D A M M E R W E E K B
E D E R L^A'N D.
No. 1765
regel duurt een wintercursu* 5 a 6 maanden,
een «omercursus 3 maanden. De leerlingen
zijn jonge mannen en jonge meisjes, soms ook
?vrouwen van vol waaien leeftijd. By het
onderwü* wordt tusschen mannelijke en
vrouweljjke leerlingen geen scheiding gemaakt.
Dit gemeenschappelijk leren gedurende het
onderricht lessen" kan men het eigenlijk
Biet noemen heeft gedurende de eerste
jaren scherpe bestrijding gevonden in
ouderwetsch-christelijke kringen, maar men kan
ttauui ?eggea dat de critiek tot zwijgen is
gebracht door de omstandigheid, dat van
de ernstige gevolgen die men er van duchtte,
nooit iets ii gebleken, terwijl anderzijds de
oorsprong der .hooge. Nooraehe vrouwen
cultuur voor een goed deel tot de
volkshoogeseholen is terug te voeren.
Voor het leerprogramma een vergelijking
te trekken 'met een der onderw
s-iBrich1 in gen of schooltypen hier te lande, is niet
wel mogelijk. Uit den aard der omstandig
heid, dat het onderwijs maar betrekkelijk
wer kort gegeven kan worden, vloeit voort,
dat men neb ook tot een betrekkelijk
opjerrlakkig onderwijs, eigenlijk meer tot
een aantal lessen over verschillende onder
werpen, bepalen moet, waarbij evenwel de
leeraren ea leeraaresren bij de dëelne menden
een zeker peil aan algemeen begrip en alge
mene kennis hebben te onderstellen. De
beate- vergelijking met de wijze- waarop
getracht wordt, deze volkshoogescholen aan
kaar doel te doen beantwoorden, is nog: het
onderwijs aan de school voor vrouwenarbeid
te Amsterdam, waar het onderwijs eveneens
bestaat uit lessen, gedurende betrekkelijk
korten tijd door deskundigen gegeven. De
leervakken zijn: gezondheidsleer, economie,
staathuishoudkunde, literatuur, beschavings
geschiedenis, vakvereenigingswezen, en aan
tommige scholen ook: het woningvraagstuk,
voor de vrouwen speciaal: opyoedingsleer,
enz. Taai-onderwijs wordt niet gegeven,
omdat daartoe op andere wijze voldoende
gelegenheid bestaat, en voor dit onderwijs
de jongere leeftijd meer is aangewezen.
Daarentegen wordt op algemeene kennis
T*n literatuur, algemeene geschiedenis en
?enige kennis omtrent geschiedenis van
bouwstijlen de nadruk gelegd. En de licha
melijke ontwikkeling, althans het aan
tweeken _ van kennis omtrent, en liefde
Toor de lichamelijke ontwikkeling, waarin
iet Scandinavische volk zich zoo gunstig
onderscheidt, wordt niet vergeten: aan elke
«chool is verbonden een gymnastiek-lokali
teit, met afdeelingen voor mannen en vrou
wen, een bad-inrichting voor elk der beide
?exen, en worden onder leiding van leeraren
wandelingen ondernomen, die voor de j uiste
toepassing der methoden voor physiek,
100 wel als voor vermeerdering van kennis
«uitrent natuurwetenschappelijke onderwer
pen en industrieele ontwikkeling dienstbaar
?worden gemaakt.
Het onderwijs wordt, naast eenige vaste
leerkrachten, gegeven door vrijwilligers,
Biet zelden door studenten, die op deze
irijje eenerzijds hun kennis aan anderen
juededeelen, anderzijds zich zelf bekwamen
door de praktijk, door ds omstandigheid
dat zij er vóór geplaatst worden om voor
een aantal menschen te spreken, en zóó
ie- spreken, of te onderwijzen, dat het
goeden indruk maakt en vruchten nalaat.
Overigens zijn het geen klassen van
leerlingen en leeraren" in den gewonen zin
des woords, maar vormen zy zich tot
groepen van menschen van verschillenden
leeftijd, voor wie geen regelen van discipline
geschreven behoeven te worden, en die tot
de leeraren staan in vriendschappelijke
verhouding. Het is een vrij" onderwijs.
De meeste volkshoogescholen danken hun
ontstaan aan rijke schenkingen, zoodat
ijj over voldoende kapitaal beschikken,
en het bezoek zeer weinig kost, zoowel
in Denemarken als in Finland en Zweden.
In Denemarken genieten thans zoo
goed als alle Volksho ^gescholen subsidie
van den Staat, thans geregeld bij de
wet van 23 Mei 1902 Het minimum dezer
subsidie bedraagt thans per school 500,
het maximum 3000 kronen. De gezamenlijke
subsidie bedraagt thans ongeveer 140.000
Kronen. Bovendien wordt nog aan bezoekers
der scholen voor wie het noodig is, speciaal
subsidie verleend. Zweden telde in 1907
reeds 31 volkshoogescholen, met ongeveer
1600 leerlingen. Denemarken telt 85 volks
hoogescholen met 8000 leerlingen, voor wie
nog 390.000 Kronen extra subsidie voor
persoonlijke ondersteuning werd uitgetrok
ken. In Noorwegen, waar op het voorbeeld
van Denemarken eveneens deze
volkshoogegcholen werden gesticht, bestaan thans 15
scholen, met 800 leerlingen, waarvoor de
Staat een subsidie van 65000 Kronen toe
kent. In Finland bedroeg het aantal scholeu
in de laatste jaren reeds meer dan 30,
waaraan speciaal studenten als vrijwillige
leerkrachten verbonden waren. Welk lot
deze scholen is beschoren onder het Eussisohe
regiem van dit oogenblik, moet worden
afgewacht.
In het algemeen zijn deze volkshooge
scholen in Scandinaviëbronnen geworden
van uitbreiding der kennis voor het volk,
l
SCHAOOS.
DOOK
J. EVEKT8.
He', neem jij démee Dirrekie mee, as-ie
uitgaat."
Ik ga niet uit."
Je gaat wél uit, as ik 't zeg. Ea je neem
Dirrekie mee. Begrepen? Dat kind mot de
lucht '8 hebbe."
Hèjassus, waarom nou? . . . Hij speelt
nou net zoo liefies op het plaassie."
Omdat ik 't verkies, en daarmee uit!
Versta ja? . . . Drel van een meid, wat ver
heel' ie je wel? Jij, met je lamme smoessies
altijd. Eike-durig heef' ze wat. Je gadt, be
grepen?"
Hes keek gluiperig op naar haar moeder,
en zaz in het blinkerend wit van een paar
felle donkere oogen. Als die oogeu zóó ston
den, was Hes bang, ze wist wat dat
beteekeade: dan viel d'r niet met d'r te mallen,
zatte de flerren loa in de lucht.
Ja, goi .-. J"-?zei ze gedwee.
Doen ia haar vroeg-wijs hoofd bleef't
doormokken ... KOK zij weer met dat kind, dat
lamme Ter reiende wurm langs de straat gaan
dwijlen. Oroote kans, dat ze kletsnatwiere;
hef boomen mede tot verhooging van hei
intellectueele peil der breede volksmassa
IIIIHHIIIIIinillllllllHII
H. S.
iiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiiiimtfiimiiiui
Iets OTSP
Naar aanleiding van Zei f opvoeding, door prof
dr. PAUL DUBOIS, met een inleiding van
dr. A. W. VAN RBNTKEGHEM. Ver
taling van Titia v. d. Tnuk,
uitgave W. Hilarius, Almelo.
Nous n'avonspas conservéIe vieux
mot de pédagogie, parce que cette
science est reatée trop en dessons
de nog conceptions modernes, parce
qu'elle a des attaches trop fortes
avec la metapbygique et la
philosophie spiritnaliste, alors qu'elle
devrait re une branche da sciences
naturelles."
Arthnr Nyns, Echoolinapectenr te
Brussel, in zijn openingsrede van
de pedotechnieche colleges aldaar.
Zoo'n woord en de heele rede van Arthur
Nyns zy'n my' van de lippen genomen.
Juist: de paedagogie is een onde bes; zy
heeft zich niet intijds verjongd; ay is im
populair; weg er mee, zij tuste in vrede.
Lave de pedotechnie, kunst om mee kinderen
om te gaan.
Te oordeel en naar het gerucht, dat van tijd
tot tijd over de Zuidelijke grenzen tot ons
doordringt, 1) hebben onze buren, althans
in kleinen kring, het ware begrip van en de
ware geestdrift voor de har nonische opvoeding
te pakken: alle opvoeding moet bef innen aan
ds wieg en wij moeten de moeders winnen voor
onze denkbeelden, precies zooals de medicus
de moeders gewonnen heeft voor de hygiëme.
Laat mij trachten in zeer korte trekken
de kwestie bloot te leggen.
De harmonische opvoeding omvat; a. DE
LICHAMELIJKE OPVOEDING. Doel: gezondheid
kracht, weerstandsvermogen, levensgereedheid.
Tot voor 30 of 40 jaar kraaide de haan
van sleur, traditie en bekrompenheid koning
op dit gebied.
Voor zieken en z vakken preekte de
a^sculaap: melk, eieren, een glaa«je Port, en dan
vooral: je best doen, om sterk en gezond te wor
dent Zwakte? Och vtd'.l Malligheid! Als je
maar sterk wil zy'n.
Ook in ons land bagint aangaande deze
kwestie een beetje logica door te dringen.
Wy beginnen althans te begrijpen, waar de
pbyaische gesteldheid van den mensch om
draait:
J. een gezond kind kan alleen uit gezonde
ouiers geboren worden.
Consequentie: Contrvk op 't huwelijk tuischen
mannen en vrouwen, die onmogelijk gcnnde
kinderen kunnen voortbrengen.
2. uit een gezond ki:,d kan alleen een gezonde
man of vrouw groeien bij gezind, krachtig
votdiel, frissche lucht, veel beweging, een blijde
stemming en behotdzaam^eid.
Conseqientie: hyjiene en goedi zorg in de
prille jeugd ; kalm, gelukkig familieleven; later:
veelzijdige oefening (*pe), spoit, handenarbeid,
gymnastiek) Vojr arme kinderen:
schoolvoeding, tchuolbaden.
Dit alles klinkt n niet meer als revolutie
in de ooren
b. DE GEESTELIJKE OPVOEDING; doel: ontwikke
ling van het verstand, aanbrengen van kennis,
voorbïreiding voor het leven.
Op dit gebied is er een schemerlicht van
den nieuwen dag, maar sleur en kwakzalverij
vieren nog hoogtij, Tot het vijfde of zesde
jaar laat men roosje zorgen. Dan begint 'o
schoolleven: 30 50 kleumers by' elkaar, in
tellectueel een allegaartje. De school ver
andert 't kind ten kwade, maar wij zijn daar
aan gewend, evenals onze grootouders aan de
kindersterfte. Leeren kan je zoo h set het
als ja maar wil. Wie dom is, wordt door
menigeen nog steeds uitgescholden en gestraft.
Maar, zooals gezegd, het betere heeft den
strijd tegen sleur en bekrompenheid aange
bonden :
de verstandelijke opvoeding stelt geen
andere eischen dan de lichamelijke.
E'n kind wordt geboren met een
zekeren verstandslijkeu aanleg.
Aan dat gegeven werkkapitaal kan
de mensch met den besten wil ter wereld
niets toevoegen. Hij kan 't wel mear
of minder lendable maken.
Ook de zorg voor de verstandelijke op
voeding moet al in da prille jeugd be
ginnen. Voor 't overige kan de school
er ontzaglijk veel aan doen, het
intellecteele bedrijfskapitaal van het kind
rendabler te maken door een blijmoedig
schoolleven, doelmatige leermiddelen,
goede methodes, onderwy's, waarbij het
kind bezig is, een opgewekten leertoon.
De lagere school begrijpt dit o/er 't alge
meen; zy doet haar best; de overheid helpt
zeer onvoldoende.
't kon elk oogenblik gaan regenen . . .Hng!
die stoker, die nach' diens' had op het
meelfambriek mos' zeker weer kom me. Dan kon
je d'r vast op rekene, dat je d'r uit mos'.
Altijd had ze dan wat: Hes, haal is efeeen
onsie koffie, toe, as een meid, en neem Dir
rekie mee"... en be' lam, dan aaoat ze 't al
tijd van de kruijenier hebbe, die het verste
weg woonde; of, als ze 's een goeie bui had
(daar liep ze anders niet vanoverl): Wil jij voor
een cent balletjes gaan koope met Dirrekie?
Hier dan ... Nou kon d'r geen eens een cent
op overschieten. Zoo'n kale lef-hebber!.. En
zij wier'weer met die knul opgescheept.H
tjazzus! hètjazus!. ..Net zoolang, tot 't'r begon
te vervelen, en dan zou ze vader...
Ga je nou haast?1' werd ze plolseling
weer opgeschrikt.
«O ja, ja. Mot ik nou al?'
Wat doch-ie dan? Soms morgenoch
tend?"
Nee. Nou... ik ga al.
Ze liet de kous, die ze bezig was te stop
pen, liggen, waar ze zat, en ging baleorig voet
slierend en rok-zwierend de kamer uit.
En, ja, past goed op Dirrekie, hoor?"
Ja! Ja l"
Op het besloten plaatsje waar de woon
kamer op uitkeek, speelde Dirrekie, een
jongetje van drie jaar, en vermaakte zich
BtiUetjes door met een stokje geulen te
maken in de blauwe, zeeperige modderpoel
van een verstopt riool.
De Middelbare sahoal (Gymmasium) toont
nog weinig besef van haar roeping tot
onderwijsvolmaking ten nutte via de velen,
die o ver een klein intellectueel bedrijfskapitaal
beschikken en toch graag mee willen. Dair
sneuvelen de kinderen nog by rietjes. Maar
dit wordt dan toch algemeen begrepen:
een kind is niet aansprakelijk voor.de ontoe
reikendheid, zwakte of ziekelijkheid van zijn
verstandelijke vermogen»,
een bestaand tekort kan niet verholpen wor
den dior er bestraffend of liefderijk tegen te
preêken,
de verstandelijke opvoeding wordt gediend
net zorgend hdndelm, te beginnen aan de wieg,
C. DE OPVOEDING VAN HET GEMOED. Doel I
goede mentchen te rormtn.
Dit is van ouds 't domein van de kerk.
Eeuwenlang ig 'c hiermee in hoofdzaak zóó
gegaan: een kind ontwikkelt zich van zy'n
geboorte af, zonder dat iemand erg heeft in
zy'n moreelen aanleg, of direct en opzettelijk
iets aan zy'n moreele vorming doet. tornt de
de*gd of de ondeugd te voorschijn op een
voor de volwassen menschen hinderlijke
manier, dan krijgt 't kind er van langs. Doet
't iets, in strijd met de maatschappelijke orde
of tocht, dan wordt 't gestraft. Met dat al
hebben goed en k «raad zich gezet. Een jong
boompje kan men buigen, een ouden boom niet.
Op zekeren leeftijd komt 't kind onder de hoede
van de kerk; en voorzoo ver de modern- gods
dienstige richting betreft, tracht de kerk de
deugd er in te krijgen door 't prediken van
de deugd, het in uitzicht stellen van een
gelukkig hiernamaals voor een deugdzaam
leren en het bedreigen met straf voor een
zondig leven..
De ouderwetsche paedagogie heeft altijd
gevaren in het zog van de kerk.
Zij preekt de moraal aan af ge vormde men
schen, aan wie, om zoo te zeggen, geen zalf
meer te strijken ir.
DJ pedotechnie leert:
Ook moreel komt 't kind met zekere on
veranderlijke gegevens ter wereld.
Ook moreel moet de opvoeding beginnen
aan de wieg.
Wij moeten niet het goeie preeken, als 't te
laat ig; wij moeten 't goede doen, ais 't tijd
is. Dat goede bestaat, ook hier in: hygiëne,
voorzorg, moederleiding.
Navuurlyk is 't uitstekend, dat 't goede
van tijd tot tyd gezegd wordt, ook aan vol
wassen menschen, ik zal niet aan de fun
damenten van den godsdienst rukken. Voor al
wat er goeds en edels te zeggen valt, geeft
de bijbel nog altijd de beste motieven, en
dat schoone boek hoeft op alle bespiegelen
de paedagogipëu vóór, dat 't een gevestigd
gazag heeft. Maar laten we niet te hoojje
veiwachtingen soesleren van de prediking
vaa tut goede Djmosthen^s heef; met al
zy'n welsprekendheid dan ondergang vau
Griekenland niet kunnen verhoeden. Het
Caristendom heeft ondanks een bruisenden
stroom van kanselwelspreken ibeidde
mensehheid no£ niet kunnen voaren tot de onderste
trede "an de volmaaktheid. De historie leert
ons, hoe de volken opkomen door kracht;
vergódi doorras- en zeden bederf. Het eenige
middel om e ei volk te behouden is: de
groote en goede dingen te voltrekken aan
de j>!ugd; de groote raakwaliteiten in de jeugd
te doen herleven. Het reeële bezwaar, dat ik
voel tegen de bespiegelende paedagogie en de
moderne kanselwelsprekendheid, is dit:
Zj kunnen in abstracto een deugd formu
leeren, maar de manschen kuanea in con
creto die deugd nooit zuiver in eikaar her
kennen en nog minder obj actief waardeeren.
De samenleving adamt een voorzichtig wan
trouwen onder het masker van een vorme
lijke goedgeioorigheid. De aangeprezen
dengdea zijn dikwijls een beletsel voor gelukkig
samenleven. Zy worden onopzettelijk of op
zettelijk misverstaan, als zij da belangen van
anderen aantas'en. Zij komen dikwijls met
elkaar in cjnfl.ct. Dimtengevolge verliest een
goed mansch 't geloof, maar hy behoudeden
cwy'fel, terwijl de oppervlakkige leef-saaar-raak
van den vloek van den twijfel verschoond
blijft. Jtzus zelf ligt daar in zijn laatste
levensdagen een onomstootelijk getuigenis
van af.
Ziedaar in zeer korte trekken mijn geloofs
belijdenis, die onbewust myn pen bestuurt,
als ik schrijven moet over 't paedagogisch
werk van anderen.
* #
»
Ia de laatste dagen had ik Foersters boek:
L-vMiwandel 2) waaromtrent de uitgever mijn
oordeel gevraagd had, onder mya bereik
liggen, om er van tijd tot tyd een proefja
van te genieten. Het is een korte aan-vij^ing
van alle goede dingen, die een menach zic'a
eigen behoort te maken, en daartusachen
door een veroordeeling van alle kwaad.
Op zich zelf beschouwd is het eea goed
boek: ernstig bedoeld, frisch gaschreven.
Da kritioui zou er de gewone vriendelijke
phrasen over kunnen schry>en, zonder zich
zelf te blameereB.
Wat dr. H. L. Ojrt er in zy'n inleiding tot
de Ned. vertaling van zegt, kan is tot op
zekere hoogte onde-schrij ven, uitgezonderd
zijn oordeel omtrent Foersters behandeling
van het eexueele vraagstuk, luidende:
Zelden las ik bladzijden zóó forsuh en
Kom vort" zei Hes, het kind ruw bij
een arm op-trakkend.
Bedaar' jij met dat kind, hoor, stuk
ellende l" relde een schrille stem dreigend
boven van de trap.
Barst" mompelde Hap.
Gaanne me wandele, Hes?" vroeg
Dirrekie vlijend met zijn hoog stemmetje.
Ta. Hou je kop maar dicht, 't Is bedon
derd gfn^eg."
Ze hield het kind bij een handje en zoo
stapten ze samen de trieste armen-buurt uit:
twee nooddrufage figuren, verschoppelingen
van de maatschappij, die de wy'de wereld
indwaald3n op goed geluk, zonder te weten
waarheen of waarom.
Dirrekie dribbelde druk naast Hes, die veel
grootere passen nam. Hij droeg op zijn groot
schommelend kinderhoofd een afgetakeld, te
dein matrozenmutsje, en by gebrek aan een
as omhulde hem als een stolp van sijn hals
;ot zijn hielen een zwarte wollen omslagdoek.
Zijn voetjes schoffelden in veel te ruime
age schoenen.
Hes had een verschoten en tot op den
draad versleten blauwen mantel aan, die in
zijn goede dagen een minstens vier jaar ouder
meisje had gediend. Een goor wit bontje
sierde en beschutte haar hals en een muts
van dezelfde stof en kleur dekte haar schriele
rosaige haren. Haar voeten staken in
elastiek)ottines, waarvan de lussen als overbodige
itrikken eigenwijs naar buiten stonden. Al
zoo fijn, soo op den man af en toch 130 kie;ch.
Dat is groote kunst en zelden beraikt", ter
wijl ik deze bladzijden biadf en geheel in
den stijl vaa het ethisch modernisme ge
schreven vond, maar er noch forschheid en
fijnheid, noch groote kunst in heb vermogen
te ontdekken.
Voorts acht ik dit boek geknipt als ge
schenk aan jongelieden, die hun belijdenis
bij een modern predikant hebben gedaan.
Misschien zullen de besten onder hen 't
lezen.
Misschien verlevendigt die lectuur een
goede gedachte bij hen.
Maar overigens: de hemel beware ons
nuchter vaderland voor Foersterscie
Jngendlehre, want zübedreigt ons met den terug
keer van het brave Hendriktype en de
paedagogische zeurkousen.
***
En terwijl deze gedachten mij door het
hoofd gingen, ontving ik van de redactie van
dit blad het boek Zei f opvoeding, van prof.
Paul Dubois ter bespreking. Myn verwach
ting was hoog gespannen. Een boek over
opvoeding van een bekend psychiater, bij
het Nederlandjche publiek ingeleid door een
collega van naam, dat zou iets anders zijn
dan de gewone zedepreekery over deugd;
dat zou de in allerlei phrasen en sleur gan
getjes verwarde menschheid nu eens het
rechte spoor wijzen. Prof. Dnbois," zegt dr.
Van Rsnterghem in z\jn kort voorbericht,
is n der baanbrekers der psychische
geneeswy'ie, die ook in dit werkje weer voort
gaat, ons te leeren, hoe wy handelen moeten,
om zenuwziek worden te voorkomen en
zenuwziek zy'n te bes t r jj den en te genezen.
Op eene voor elkeen bevattelijke wijze leert
hy den mensch zichzelf kennen en hoe hy
door eigen kracht zich opbellen en vooruit
brengen kan."
Welnu, om niet ondankbaar te schijnen,
wil ik & priori zeggen, dat 't altijd een in
tellectueel genot geeft, te hooren, wat een
veelzijdig ontwikkeld en belezen man in het
midden te brengen heeft aangaande n der
groote vraagstukken van den dag. Dit boek
is geschreven in den levendige»,
onderhoudenden stijl van iemand, die niet alleen veel
aakelijks te zeggen heeft, maar het bovendien
gezellig weet te illustreeren met pakkende
voorbeelden en aardige anecdotes. Waarlijk,
ik zou er een vleiend zinnetje aan kunnen
wijden en myn taak daarmee afgedaan reke
nen, als ik niet zoo innig overtuigd was, dat
de klad juist in de paedagogie gebracht is,
door de mentenen te paaien met klinkklank
van mooie woorden en groote beweringen.
Ik sioeg 'o boek dan open op de inleiding
en om u de waarheid te zeggen, bracht reeds
de eerste zin iny in oppositie.
D; mfnsch is het eenige dier, dat niet weet
te leven."
N,et wét te leven?
O, dat kunt gg gemakkelijk zeggen, gij
allen, die in rustige bestaanszekerheid uw
gezaghebbende stem verheft tegen het arme,
ploeterende menschdom.
Maar ik zeg: de mensch is het eenige
dier, dat zich vaa kindsbeen af niet mag en
niet kaa uitleven.
Zy'n wüniet allen radertjes in n groot
mecnaniame? Worden wij aiet allen in be
weging gebracht door n veer: den stry'd
om het bestaan? Worden wy niet eenvoudig
weg uitgeschakeld, als wij niet mee willen
in den sleur der beweging, ook al achten
wij die verderfelijk voor ons zelf en voor
anderen? Ij het leven niet een dagelykeche
hordenren, waarin juist bij meedoogenloos
onder den vost gereden wordt, die maar
even laat blijken, dat 't zedelijs ideaal hem
geen doode letter is? Nsen, wilt gjj uitma
ken of de mensch in het algemeen wét
te leven, geef hem dan eerst bestaanszeker
heid, d. w. z ontdoe zijn vry'aeid van het
dwangbuis, en laat hem dan geruimen tijd
o/er aan het. rustige gevoel, niet getroffen
te kunnen worden in zijn broodja ....
De verovering vai het gtl'ük" is de titel
van het eerste hoofistuk. Niet waar? dat
klinkt als een oorlogskreet.
Hoe moeten wy' de begeerde veste naderen
en binnendringen?
De titels der volgende hoofdstukken wijzen
hiertoe den weg:
de gedachtu, de daad, lift geweien, de op
voeding, zedelijk doorzicht (egoïsme en)
altruïsme, zelf betrachting,
ve.rdraagzaamhtid, toegevendheid, n'derigheid, gematigd
heid, geduld, dapperheid, kuisehheid, op
rechtheid, goeihtid, idealisme
Ik hoop, dat ik er baa, maar heb ik een
titel overgeslagen, dan is dit te wijten aan
de vertaalster, die verzuimde, bij haar vloeiende
vertaling esn inhoudsopgave te vo9gen.
'c Recept vaa prof. Dubois komt nu hierop
neer: zijl 'jij zenuwziek, of hebt g (i aanleg het te
wordsn, dan kunt gij gezondheid e,u geluk verwer
ven, d'-or dit matige rijtje deugden te veroreien.
li het niet, alsof wij de echo van Foarster
en van den modernen kanselredenaar hooren?
Nu wil ik niets te kort doen aan de
beteekenis dar suggestie ook voor de psychische
geneeswijze, ik wil aannemen, dat prof.
l)iibois nog wel andere py'len op zijn boog heeft,
dan da in dit boek verechotene, maar als 't
bovengeformuleerderecept werkelijk
degronddezs kleedingatukken waren afleggertjes,
die moeder ia haar werkhuizen had
opgegcharre'.d: versleten weelde-dingen, waar
de armoe nu potsierlijk doorheen kwam
grijnzen.
't Was een grauwe kille voorjaarsdag. Laag
hing het dikke egale wolkenfloers, waaruit
voortdurend regen dreigde.
Lusteloos en doe'loos slenterden ze voort
door de drukke ttratea der groote stad.
Dirrekia was de eenige, die nu en dan wat zei;
meestal kreeg hij geen antwoord, of hoogstens
een snauw. Als hy zich wat liet sleepen, gaf
Hes een korten ny'digen ruk aan zijn arrn,
zoodat het kereltje al eenige keeren gestrui
keld was en ah een slappe vormelooze klomp
aan haar arm bungelde. Dan zette ze hem
onzacht weer op zy'n korte vermoeide beentjes
en schudde hem vinnig heen en weer, als
kon ze zoo nieuwe krachten in het verkom
merde lichaampje wekken. Dirrekie liet
dit gedwee met zich gebeuren; wel keek hy
na zoo'n bestraffing soms met een ongeluk
kige vragende uitdrukking in zy n flets blauwe
oogen op naar Hes, als begreep hij niet; doch
hij morde niet, hrj morde nooit. Hij was geen
zachte behandeling gewend, althans niet van
Hes, die hem haatte, zoo hevig en intens als
een kinderbart van veertien jaar maar haten
kan. 't Scheen, of het kereltje besefte, dat
hier op geen meelij te rekenen viel, en zich
dapper schikte in zy'n lot.
Langzamerhand waren ze zoo onwilkeurii
gedachte van deze geneeswijze bevat, d*« heb
ik groote bezwaren en ik hoop, dat dr. van
Banterghem 't niet beneden zich zal achten,
een lans met mij te breken.
Mij dunkt: deze psychische geneeswijze
brengt als middel naar voren, wat oorzaak
is. Da intellectueelen leveren stellig 't groote
percentage der zennwzieken en
zenuwzwakken, niet omdat ze intellectueelen zijn
want ik geloof beslist, dat de menschely'ke
krachten uitstekend berekend ssfn op veel
horsen ar beid maar omdat ze, 4 Is intellec
tueelen, in 't algemeen, dus ook moreel, ge
voeliger zy'n*n hun reeds gespannen krachten
dikwijls geschokt of gebroken worden door
moreele wrijvingen en conflicten in bun
intieme le?en: familiekrakeel, onbevredigde
verlangen», tegenspoed, gekrenkte eerzucht, ver
meende of wezenlijke verongelijking, enz.
Als de z.?. overwerkte menschen" hun
leven eens open en bloot voor ons legden,
hoe dikwijls zouden wy' dan zien, dat de
ziekelijke toestand veroorzaakt ia door om
standigheden, die met werken niets uitstaande
hebben, terwijl integendeel de arbeid het be
houd is geweest I
Wat helpt daartegen 't prediken van het
zedelijk ideaal?
Is niet 't criteriun van zwak of ziek zijn:
dat de normale krachten falen? dat
depiysieke en psychische organen niet gezond
f nnctioneeren ?
Zet maar eens een vuist, als je geen baad
kunt toonen.
Men hoeft niet met een zieke by' de pak
ken neer te gaan zitten! O, integendeel l
Maar men moet hem niet als geneesmiddel
vóór honden, wat op dat moment voor den
zieke juist absoluut onbereikbaar i». '
Cijfer, wat mij betreft, 't heele rijtje hier
boven geciteerde deugden maar weg, op n
na; behoud bijv.: idealisme; is het streven
daarnaar al niet meer dan voldoende om een
mensch zenuwziek te maken?
Zoodat ik het boek van prof. Dubois met
een gevoel van onvoldaanheid uit handen
heb gelegd. Maar bij wijze van reactie heeft
my'n eigen sluimerende opvatting van psy
chische geneeswijze het hoofd opgestoken:
een sanatorium, geleid door liefderijke men
schen, d f elke herinnering aan de ziekteoorzaken
verre van den patiënt houdgn en h*m nit.t om
de ooren zeuren m ft zedelijke idealen ; maar waar
op herstel wjrdt gewerkt, door veelzijdig gelegen
heid te openen voor arbeid, spel, lectuur, bewe
ging ondir uitstekend', leiding, en waar rust
gevonden wordt in een verkwikkende stilte.
J. KLEEFSTBA.
1) Men neme eens nota van het
Maandschrifc Zuid en Noord, uitgave J. van der
Poorten te Gant (België).
2) Levenswandel van Fr. W. Foerster, een
boek voor jonge menschen, mat een inleiding
van dr. H. L. Oort te Utrecht, uitgave J.
Ploegsma te Z volle.
De Hollandiche Vrowu in Iniië. Indruk
ken van een Zwervelinge, door M. C.
Kooc VAN ZEGGELEN. Uitgave ?an
Bcheltema en olkema te Amsterdam.
Dit is een boek over Indisch leven, dat
zich in gunstigen zin onderscheidt van het
meeste, dat tot dusver over Indiëwerd gepu
bliceerd. Het is geen litteratuur in den
zuive en zin van het woord, omdat het noch
in de keus der woorden, noch in de
overvloedige en wel eens wat banale beeld
spraak de blijken draagt van een sterk artis
tiek bewustzijn maar tegelijkertijd is het,
in een vlotten en huisalijien trant geschre
ven, vrij wat genietelyker dan wat maar al
te vaak als Indische roman" voor letter
kunde werd uitgegeven. Van de veelal
kunstelooze en bijkans immer onpersoonlijke reis
beschrijving onderscheidt het zich gunstig door
grooteren ernst en diepte, deze schrijfster
is zeer zeker een persoonlijkheid en dat ze
zich hier en daar van die waarheid wel eens
wat te veel doordrongen toont, viEdt eene
gereede verklaring in het feit, dat persoonlijk
heden dun gezaaid zyn onder de vrouwen in
Indië. Ze doet zich uit dit haar werk kennen
als ean kloeke vrouw van ontwikkeling, van
gezonden smaak en van een evenwicht, dat
haar voor eenzijdigheid bewaart, met zin voor
humor en een zuiver gevoel. Dus schrijft za
niet, wijsheid-luchtend, over stammen en
volkeren, hunne zeden en gewoonten", doch
over menschen, te midden waarvan ze heeft
geleefd en die ze heeft trachten te doorgron
den, en doorgrondand te waardeeren, ook in
hunne ons-vyandige daden en gevoelens. Zóó
moest ze dus wel komen tot die ervaring
welke na mijn kortstondig verblijf in ladi
eveneens de mijne was dat de Inlandur,
bij zij dan Ja Taan of Madoerees of
Boeginees, niet dat stereo'ype wezen is, dat ge
sloten, geheimzinnige griezelige schepsel uit
den dooranee-Iudischen roman, maar een
mensch als wy', met wien wy', onder onze
verschillende gewoonten, zér vaal
menscheIjjks gemeen hebben.
Ds Indrukken van een Zwervelinge"
(gedeeltelijk in het Veertiendaagsch blad
D i. Vrouw, onder den titel Brieven van een
Znerveünge" opgenomen) zijn in de eerste
plaats in zakelijken zin interessant. Het fait
IIIIUHEKIMftlllMIUIIIItll
naar de buitenwijken afgedwaald, toen Dirre
kie opeens voor zich uitwees en riep:
Tij is! Tij is! Tonia!"
Hes keek in de aangeduide richting en een
gevoel van vreugde sprong in haar op: ja
waarachtig, daar liep Tonia een eind voor
hen uit.
't Was een opgeschoten, spichtige meid van
een jiar of' vijftien, gekleed in een
blau>vkatoenen jak en een zwarten rok, met een
wit schort voor. Strak om haar schouders
had ze een zwart doekje. Sly'pend met haar
lange magere beenen ovar de straat, duwde
ze landerig, met raïken, een handkar voort,
waarop allerlei lorren lagen, die ze langs ds
huizen had opgehaald.
Nauwelijks was ze door Hes opgemerkt, of
deze was harder gaan loopen, zoodat Dirrekie
met zijn strompel beentjes, nog belemmerd
door de» grooten doek, alle moeite had haar
bij te houden. Maar de jongen scheen ook
door de ontmoeting opgewekt en huppelend
riep hy' al by' voorbaat bly: Tonia! Tonia!"
Hei, Tonia!" riep Hes, zoodra de ander
binnen het bereik van haar stem was.
De aangeroepene stond da lelijk stil, keek
om, zette haar wagen neer, wipte een heup
tot een zit op het d warshout, waaraan ze
geduwd had en wachtte de beide aankomenden
op, terwijl ze haar opgeheven been onver
schillig heen en weer liet slingeren.
Waar mot jij op af met ta' jong?"
Nergee. Zoo maar loope."