De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 23 april pagina 2

23 april 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

TT* jf D K A M S T E R D A M M E R W E E K B E D E R L^A'N D. No. 1765 regel duurt een wintercursu* 5 a 6 maanden, een «omercursus 3 maanden. De leerlingen zijn jonge mannen en jonge meisjes, soms ook ?vrouwen van vol waaien leeftijd. By het onderwü* wordt tusschen mannelijke en vrouweljjke leerlingen geen scheiding gemaakt. Dit gemeenschappelijk leren gedurende het onderricht lessen" kan men het eigenlijk Biet noemen heeft gedurende de eerste jaren scherpe bestrijding gevonden in ouderwetsch-christelijke kringen, maar men kan ttauui ?eggea dat de critiek tot zwijgen is gebracht door de omstandigheid, dat van de ernstige gevolgen die men er van duchtte, nooit iets ii gebleken, terwijl anderzijds de oorsprong der .hooge. Nooraehe vrouwen cultuur voor een goed deel tot de volkshoogeseholen is terug te voeren. Voor het leerprogramma een vergelijking te trekken 'met een der onderw s-iBrich1 in gen of schooltypen hier te lande, is niet wel mogelijk. Uit den aard der omstandig heid, dat het onderwijs maar betrekkelijk wer kort gegeven kan worden, vloeit voort, dat men neb ook tot een betrekkelijk opjerrlakkig onderwijs, eigenlijk meer tot een aantal lessen over verschillende onder werpen, bepalen moet, waarbij evenwel de leeraren ea leeraaresren bij de dëelne menden een zeker peil aan algemeen begrip en alge mene kennis hebben te onderstellen. De beate- vergelijking met de wijze- waarop getracht wordt, deze volkshoogescholen aan kaar doel te doen beantwoorden, is nog: het onderwijs aan de school voor vrouwenarbeid te Amsterdam, waar het onderwijs eveneens bestaat uit lessen, gedurende betrekkelijk korten tijd door deskundigen gegeven. De leervakken zijn: gezondheidsleer, economie, staathuishoudkunde, literatuur, beschavings geschiedenis, vakvereenigingswezen, en aan tommige scholen ook: het woningvraagstuk, voor de vrouwen speciaal: opyoedingsleer, enz. Taai-onderwijs wordt niet gegeven, omdat daartoe op andere wijze voldoende gelegenheid bestaat, en voor dit onderwijs de jongere leeftijd meer is aangewezen. Daarentegen wordt op algemeene kennis T*n literatuur, algemeene geschiedenis en ?enige kennis omtrent geschiedenis van bouwstijlen de nadruk gelegd. En de licha melijke ontwikkeling, althans het aan tweeken _ van kennis omtrent, en liefde Toor de lichamelijke ontwikkeling, waarin iet Scandinavische volk zich zoo gunstig onderscheidt, wordt niet vergeten: aan elke «chool is verbonden een gymnastiek-lokali teit, met afdeelingen voor mannen en vrou wen, een bad-inrichting voor elk der beide ?exen, en worden onder leiding van leeraren wandelingen ondernomen, die voor de j uiste toepassing der methoden voor physiek, 100 wel als voor vermeerdering van kennis «uitrent natuurwetenschappelijke onderwer pen en industrieele ontwikkeling dienstbaar ?worden gemaakt. Het onderwijs wordt, naast eenige vaste leerkrachten, gegeven door vrijwilligers, Biet zelden door studenten, die op deze irijje eenerzijds hun kennis aan anderen juededeelen, anderzijds zich zelf bekwamen door de praktijk, door ds omstandigheid dat zij er vóór geplaatst worden om voor een aantal menschen te spreken, en zóó ie- spreken, of te onderwijzen, dat het goeden indruk maakt en vruchten nalaat. Overigens zijn het geen klassen van leerlingen en leeraren" in den gewonen zin des woords, maar vormen zy zich tot groepen van menschen van verschillenden leeftijd, voor wie geen regelen van discipline geschreven behoeven te worden, en die tot de leeraren staan in vriendschappelijke verhouding. Het is een vrij" onderwijs. De meeste volkshoogescholen danken hun ontstaan aan rijke schenkingen, zoodat ijj over voldoende kapitaal beschikken, en het bezoek zeer weinig kost, zoowel in Denemarken als in Finland en Zweden. In Denemarken genieten thans zoo goed als alle Volksho ^gescholen subsidie van den Staat, thans geregeld bij de wet van 23 Mei 1902 Het minimum dezer subsidie bedraagt thans per school 500, het maximum 3000 kronen. De gezamenlijke subsidie bedraagt thans ongeveer 140.000 Kronen. Bovendien wordt nog aan bezoekers der scholen voor wie het noodig is, speciaal subsidie verleend. Zweden telde in 1907 reeds 31 volkshoogescholen, met ongeveer 1600 leerlingen. Denemarken telt 85 volks hoogescholen met 8000 leerlingen, voor wie nog 390.000 Kronen extra subsidie voor persoonlijke ondersteuning werd uitgetrok ken. In Noorwegen, waar op het voorbeeld van Denemarken eveneens deze volkshoogegcholen werden gesticht, bestaan thans 15 scholen, met 800 leerlingen, waarvoor de Staat een subsidie van 65000 Kronen toe kent. In Finland bedroeg het aantal scholeu in de laatste jaren reeds meer dan 30, waaraan speciaal studenten als vrijwillige leerkrachten verbonden waren. Welk lot deze scholen is beschoren onder het Eussisohe regiem van dit oogenblik, moet worden afgewacht. In het algemeen zijn deze volkshooge scholen in Scandinaviëbronnen geworden van uitbreiding der kennis voor het volk, l SCHAOOS. DOOK J. EVEKT8. He', neem jij démee Dirrekie mee, as-ie uitgaat." Ik ga niet uit." Je gaat wél uit, as ik 't zeg. Ea je neem Dirrekie mee. Begrepen? Dat kind mot de lucht '8 hebbe." Hèjassus, waarom nou? . . . Hij speelt nou net zoo liefies op het plaassie." Omdat ik 't verkies, en daarmee uit! Versta ja? . . . Drel van een meid, wat ver heel' ie je wel? Jij, met je lamme smoessies altijd. Eike-durig heef' ze wat. Je gadt, be grepen?" Hes keek gluiperig op naar haar moeder, en zaz in het blinkerend wit van een paar felle donkere oogen. Als die oogeu zóó ston den, was Hes bang, ze wist wat dat beteekeade: dan viel d'r niet met d'r te mallen, zatte de flerren loa in de lucht. Ja, goi .-. J"-?zei ze gedwee. Doen ia haar vroeg-wijs hoofd bleef't doormokken ... KOK zij weer met dat kind, dat lamme Ter reiende wurm langs de straat gaan dwijlen. Oroote kans, dat ze kletsnatwiere; hef boomen mede tot verhooging van hei intellectueele peil der breede volksmassa IIIIHHIIIIIinillllllllHII H. S. iiiiiiitmiiiiiiiiiiiiiiiiimtfiimiiiui Iets OTSP Naar aanleiding van Zei f opvoeding, door prof dr. PAUL DUBOIS, met een inleiding van dr. A. W. VAN RBNTKEGHEM. Ver taling van Titia v. d. Tnuk, uitgave W. Hilarius, Almelo. Nous n'avonspas conservéIe vieux mot de pédagogie, parce que cette science est reatée trop en dessons de nog conceptions modernes, parce qu'elle a des attaches trop fortes avec la metapbygique et la philosophie spiritnaliste, alors qu'elle devrait re une branche da sciences naturelles." Arthnr Nyns, Echoolinapectenr te Brussel, in zijn openingsrede van de pedotechnieche colleges aldaar. Zoo'n woord en de heele rede van Arthur Nyns zy'n my' van de lippen genomen. Juist: de paedagogie is een onde bes; zy heeft zich niet intijds verjongd; ay is im populair; weg er mee, zij tuste in vrede. Lave de pedotechnie, kunst om mee kinderen om te gaan. Te oordeel en naar het gerucht, dat van tijd tot tijd over de Zuidelijke grenzen tot ons doordringt, 1) hebben onze buren, althans in kleinen kring, het ware begrip van en de ware geestdrift voor de har nonische opvoeding te pakken: alle opvoeding moet bef innen aan ds wieg en wij moeten de moeders winnen voor onze denkbeelden, precies zooals de medicus de moeders gewonnen heeft voor de hygiëme. Laat mij trachten in zeer korte trekken de kwestie bloot te leggen. De harmonische opvoeding omvat; a. DE LICHAMELIJKE OPVOEDING. Doel: gezondheid kracht, weerstandsvermogen, levensgereedheid. Tot voor 30 of 40 jaar kraaide de haan van sleur, traditie en bekrompenheid koning op dit gebied. Voor zieken en z vakken preekte de a^sculaap: melk, eieren, een glaa«je Port, en dan vooral: je best doen, om sterk en gezond te wor dent Zwakte? Och vtd'.l Malligheid! Als je maar sterk wil zy'n. Ook in ons land bagint aangaande deze kwestie een beetje logica door te dringen. Wy beginnen althans te begrijpen, waar de pbyaische gesteldheid van den mensch om draait: J. een gezond kind kan alleen uit gezonde ouiers geboren worden. Consequentie: Contrvk op 't huwelijk tuischen mannen en vrouwen, die onmogelijk gcnnde kinderen kunnen voortbrengen. 2. uit een gezond ki:,d kan alleen een gezonde man of vrouw groeien bij gezind, krachtig votdiel, frissche lucht, veel beweging, een blijde stemming en behotdzaam^eid. Conseqientie: hyjiene en goedi zorg in de prille jeugd ; kalm, gelukkig familieleven; later: veelzijdige oefening (*pe), spoit, handenarbeid, gymnastiek) Vojr arme kinderen: schoolvoeding, tchuolbaden. Dit alles klinkt n niet meer als revolutie in de ooren b. DE GEESTELIJKE OPVOEDING; doel: ontwikke ling van het verstand, aanbrengen van kennis, voorbïreiding voor het leven. Op dit gebied is er een schemerlicht van den nieuwen dag, maar sleur en kwakzalverij vieren nog hoogtij, Tot het vijfde of zesde jaar laat men roosje zorgen. Dan begint 'o schoolleven: 30 50 kleumers by' elkaar, in tellectueel een allegaartje. De school ver andert 't kind ten kwade, maar wij zijn daar aan gewend, evenals onze grootouders aan de kindersterfte. Leeren kan je zoo h set het als ja maar wil. Wie dom is, wordt door menigeen nog steeds uitgescholden en gestraft. Maar, zooals gezegd, het betere heeft den strijd tegen sleur en bekrompenheid aange bonden : de verstandelijke opvoeding stelt geen andere eischen dan de lichamelijke. E'n kind wordt geboren met een zekeren verstandslijkeu aanleg. Aan dat gegeven werkkapitaal kan de mensch met den besten wil ter wereld niets toevoegen. Hij kan 't wel mear of minder lendable maken. Ook de zorg voor de verstandelijke op voeding moet al in da prille jeugd be ginnen. Voor 't overige kan de school er ontzaglijk veel aan doen, het intellecteele bedrijfskapitaal van het kind rendabler te maken door een blijmoedig schoolleven, doelmatige leermiddelen, goede methodes, onderwy's, waarbij het kind bezig is, een opgewekten leertoon. De lagere school begrijpt dit o/er 't alge meen; zy doet haar best; de overheid helpt zeer onvoldoende. 't kon elk oogenblik gaan regenen . . .Hng! die stoker, die nach' diens' had op het meelfambriek mos' zeker weer kom me. Dan kon je d'r vast op rekene, dat je d'r uit mos'. Altijd had ze dan wat: Hes, haal is efeeen onsie koffie, toe, as een meid, en neem Dir rekie mee"... en be' lam, dan aaoat ze 't al tijd van de kruijenier hebbe, die het verste weg woonde; of, als ze 's een goeie bui had (daar liep ze anders niet vanoverl): Wil jij voor een cent balletjes gaan koope met Dirrekie? Hier dan ... Nou kon d'r geen eens een cent op overschieten. Zoo'n kale lef-hebber!.. En zij wier'weer met die knul opgescheept.H tjazzus! hètjazus!. ..Net zoolang, tot 't'r begon te vervelen, en dan zou ze vader... Ga je nou haast?1' werd ze plolseling weer opgeschrikt. «O ja, ja. Mot ik nou al?' Wat doch-ie dan? Soms morgenoch tend?" Nee. Nou... ik ga al. Ze liet de kous, die ze bezig was te stop pen, liggen, waar ze zat, en ging baleorig voet slierend en rok-zwierend de kamer uit. En, ja, past goed op Dirrekie, hoor?" Ja! Ja l" Op het besloten plaatsje waar de woon kamer op uitkeek, speelde Dirrekie, een jongetje van drie jaar, en vermaakte zich BtiUetjes door met een stokje geulen te maken in de blauwe, zeeperige modderpoel van een verstopt riool. De Middelbare sahoal (Gymmasium) toont nog weinig besef van haar roeping tot onderwijsvolmaking ten nutte via de velen, die o ver een klein intellectueel bedrijfskapitaal beschikken en toch graag mee willen. Dair sneuvelen de kinderen nog by rietjes. Maar dit wordt dan toch algemeen begrepen: een kind is niet aansprakelijk voor.de ontoe reikendheid, zwakte of ziekelijkheid van zijn verstandelijke vermogen», een bestaand tekort kan niet verholpen wor den dior er bestraffend of liefderijk tegen te preêken, de verstandelijke opvoeding wordt gediend net zorgend hdndelm, te beginnen aan de wieg, C. DE OPVOEDING VAN HET GEMOED. Doel I goede mentchen te rormtn. Dit is van ouds 't domein van de kerk. Eeuwenlang ig 'c hiermee in hoofdzaak zóó gegaan: een kind ontwikkelt zich van zy'n geboorte af, zonder dat iemand erg heeft in zy'n moreelen aanleg, of direct en opzettelijk iets aan zy'n moreele vorming doet. tornt de de*gd of de ondeugd te voorschijn op een voor de volwassen menschen hinderlijke manier, dan krijgt 't kind er van langs. Doet 't iets, in strijd met de maatschappelijke orde of tocht, dan wordt 't gestraft. Met dat al hebben goed en k «raad zich gezet. Een jong boompje kan men buigen, een ouden boom niet. Op zekeren leeftijd komt 't kind onder de hoede van de kerk; en voorzoo ver de modern- gods dienstige richting betreft, tracht de kerk de deugd er in te krijgen door 't prediken van de deugd, het in uitzicht stellen van een gelukkig hiernamaals voor een deugdzaam leren en het bedreigen met straf voor een zondig leven.. De ouderwetsche paedagogie heeft altijd gevaren in het zog van de kerk. Zij preekt de moraal aan af ge vormde men schen, aan wie, om zoo te zeggen, geen zalf meer te strijken ir. DJ pedotechnie leert: Ook moreel komt 't kind met zekere on veranderlijke gegevens ter wereld. Ook moreel moet de opvoeding beginnen aan de wieg. Wij moeten niet het goeie preeken, als 't te laat ig; wij moeten 't goede doen, ais 't tijd is. Dat goede bestaat, ook hier in: hygiëne, voorzorg, moederleiding. Navuurlyk is 't uitstekend, dat 't goede van tijd tot tyd gezegd wordt, ook aan vol wassen menschen, ik zal niet aan de fun damenten van den godsdienst rukken. Voor al wat er goeds en edels te zeggen valt, geeft de bijbel nog altijd de beste motieven, en dat schoone boek hoeft op alle bespiegelen de paedagogipëu vóór, dat 't een gevestigd gazag heeft. Maar laten we niet te hoojje veiwachtingen soesleren van de prediking vaa tut goede Djmosthen^s heef; met al zy'n welsprekendheid dan ondergang vau Griekenland niet kunnen verhoeden. Het Caristendom heeft ondanks een bruisenden stroom van kanselwelspreken ibeidde mensehheid no£ niet kunnen voaren tot de onderste trede "an de volmaaktheid. De historie leert ons, hoe de volken opkomen door kracht; vergódi doorras- en zeden bederf. Het eenige middel om e ei volk te behouden is: de groote en goede dingen te voltrekken aan de j>!ugd; de groote raakwaliteiten in de jeugd te doen herleven. Het reeële bezwaar, dat ik voel tegen de bespiegelende paedagogie en de moderne kanselwelsprekendheid, is dit: Zj kunnen in abstracto een deugd formu leeren, maar de manschen kuanea in con creto die deugd nooit zuiver in eikaar her kennen en nog minder obj actief waardeeren. De samenleving adamt een voorzichtig wan trouwen onder het masker van een vorme lijke goedgeioorigheid. De aangeprezen dengdea zijn dikwijls een beletsel voor gelukkig samenleven. Zy worden onopzettelijk of op zettelijk misverstaan, als zij da belangen van anderen aantas'en. Zij komen dikwijls met elkaar in cjnfl.ct. Dimtengevolge verliest een goed mansch 't geloof, maar hy behoudeden cwy'fel, terwijl de oppervlakkige leef-saaar-raak van den vloek van den twijfel verschoond blijft. Jtzus zelf ligt daar in zijn laatste levensdagen een onomstootelijk getuigenis van af. Ziedaar in zeer korte trekken mijn geloofs belijdenis, die onbewust myn pen bestuurt, als ik schrijven moet over 't paedagogisch werk van anderen. * # » Ia de laatste dagen had ik Foersters boek: L-vMiwandel 2) waaromtrent de uitgever mijn oordeel gevraagd had, onder mya bereik liggen, om er van tijd tot tyd een proefja van te genieten. Het is een korte aan-vij^ing van alle goede dingen, die een menach zic'a eigen behoort te maken, en daartusachen door een veroordeeling van alle kwaad. Op zich zelf beschouwd is het eea goed boek: ernstig bedoeld, frisch gaschreven. Da kritioui zou er de gewone vriendelijke phrasen over kunnen schry>en, zonder zich zelf te blameereB. Wat dr. H. L. Ojrt er in zy'n inleiding tot de Ned. vertaling van zegt, kan is tot op zekere hoogte onde-schrij ven, uitgezonderd zijn oordeel omtrent Foersters behandeling van het eexueele vraagstuk, luidende: Zelden las ik bladzijden zóó forsuh en Kom vort" zei Hes, het kind ruw bij een arm op-trakkend. Bedaar' jij met dat kind, hoor, stuk ellende l" relde een schrille stem dreigend boven van de trap. Barst" mompelde Hap. Gaanne me wandele, Hes?" vroeg Dirrekie vlijend met zijn hoog stemmetje. Ta. Hou je kop maar dicht, 't Is bedon derd gfn^eg." Ze hield het kind bij een handje en zoo stapten ze samen de trieste armen-buurt uit: twee nooddrufage figuren, verschoppelingen van de maatschappij, die de wy'de wereld indwaald3n op goed geluk, zonder te weten waarheen of waarom. Dirrekie dribbelde druk naast Hes, die veel grootere passen nam. Hij droeg op zijn groot schommelend kinderhoofd een afgetakeld, te dein matrozenmutsje, en by gebrek aan een as omhulde hem als een stolp van sijn hals ;ot zijn hielen een zwarte wollen omslagdoek. Zijn voetjes schoffelden in veel te ruime age schoenen. Hes had een verschoten en tot op den draad versleten blauwen mantel aan, die in zijn goede dagen een minstens vier jaar ouder meisje had gediend. Een goor wit bontje sierde en beschutte haar hals en een muts van dezelfde stof en kleur dekte haar schriele rosaige haren. Haar voeten staken in elastiek)ottines, waarvan de lussen als overbodige itrikken eigenwijs naar buiten stonden. Al zoo fijn, soo op den man af en toch 130 kie;ch. Dat is groote kunst en zelden beraikt", ter wijl ik deze bladzijden biadf en geheel in den stijl vaa het ethisch modernisme ge schreven vond, maar er noch forschheid en fijnheid, noch groote kunst in heb vermogen te ontdekken. Voorts acht ik dit boek geknipt als ge schenk aan jongelieden, die hun belijdenis bij een modern predikant hebben gedaan. Misschien zullen de besten onder hen 't lezen. Misschien verlevendigt die lectuur een goede gedachte bij hen. Maar overigens: de hemel beware ons nuchter vaderland voor Foersterscie Jngendlehre, want zübedreigt ons met den terug keer van het brave Hendriktype en de paedagogische zeurkousen. *** En terwijl deze gedachten mij door het hoofd gingen, ontving ik van de redactie van dit blad het boek Zei f opvoeding, van prof. Paul Dubois ter bespreking. Myn verwach ting was hoog gespannen. Een boek over opvoeding van een bekend psychiater, bij het Nederlandjche publiek ingeleid door een collega van naam, dat zou iets anders zijn dan de gewone zedepreekery over deugd; dat zou de in allerlei phrasen en sleur gan getjes verwarde menschheid nu eens het rechte spoor wijzen. Prof. Dnbois," zegt dr. Van Rsnterghem in z\jn kort voorbericht, is n der baanbrekers der psychische geneeswy'ie, die ook in dit werkje weer voort gaat, ons te leeren, hoe wy handelen moeten, om zenuwziek worden te voorkomen en zenuwziek zy'n te bes t r jj den en te genezen. Op eene voor elkeen bevattelijke wijze leert hy den mensch zichzelf kennen en hoe hy door eigen kracht zich opbellen en vooruit brengen kan." Welnu, om niet ondankbaar te schijnen, wil ik & priori zeggen, dat 't altijd een in tellectueel genot geeft, te hooren, wat een veelzijdig ontwikkeld en belezen man in het midden te brengen heeft aangaande n der groote vraagstukken van den dag. Dit boek is geschreven in den levendige», onderhoudenden stijl van iemand, die niet alleen veel aakelijks te zeggen heeft, maar het bovendien gezellig weet te illustreeren met pakkende voorbeelden en aardige anecdotes. Waarlijk, ik zou er een vleiend zinnetje aan kunnen wijden en myn taak daarmee afgedaan reke nen, als ik niet zoo innig overtuigd was, dat de klad juist in de paedagogie gebracht is, door de mentenen te paaien met klinkklank van mooie woorden en groote beweringen. Ik sioeg 'o boek dan open op de inleiding en om u de waarheid te zeggen, bracht reeds de eerste zin iny in oppositie. D; mfnsch is het eenige dier, dat niet weet te leven." N,et wét te leven? O, dat kunt gg gemakkelijk zeggen, gij allen, die in rustige bestaanszekerheid uw gezaghebbende stem verheft tegen het arme, ploeterende menschdom. Maar ik zeg: de mensch is het eenige dier, dat zich vaa kindsbeen af niet mag en niet kaa uitleven. Zy'n wüniet allen radertjes in n groot mecnaniame? Worden wij aiet allen in be weging gebracht door n veer: den stry'd om het bestaan? Worden wy niet eenvoudig weg uitgeschakeld, als wij niet mee willen in den sleur der beweging, ook al achten wij die verderfelijk voor ons zelf en voor anderen? Ij het leven niet een dagelykeche hordenren, waarin juist bij meedoogenloos onder den vost gereden wordt, die maar even laat blijken, dat 't zedelijs ideaal hem geen doode letter is? Nsen, wilt gjj uitma ken of de mensch in het algemeen wét te leven, geef hem dan eerst bestaanszeker heid, d. w. z ontdoe zijn vry'aeid van het dwangbuis, en laat hem dan geruimen tijd o/er aan het. rustige gevoel, niet getroffen te kunnen worden in zijn broodja .... De verovering vai het gtl'ük" is de titel van het eerste hoofistuk. Niet waar? dat klinkt als een oorlogskreet. Hoe moeten wy' de begeerde veste naderen en binnendringen? De titels der volgende hoofdstukken wijzen hiertoe den weg: de gedachtu, de daad, lift geweien, de op voeding, zedelijk doorzicht (egoïsme en) altruïsme, zelf betrachting, ve.rdraagzaamhtid, toegevendheid, n'derigheid, gematigd heid, geduld, dapperheid, kuisehheid, op rechtheid, goeihtid, idealisme Ik hoop, dat ik er baa, maar heb ik een titel overgeslagen, dan is dit te wijten aan de vertaalster, die verzuimde, bij haar vloeiende vertaling esn inhoudsopgave te vo9gen. 'c Recept vaa prof. Dubois komt nu hierop neer: zijl 'jij zenuwziek, of hebt g (i aanleg het te wordsn, dan kunt gij gezondheid e,u geluk verwer ven, d'-or dit matige rijtje deugden te veroreien. li het niet, alsof wij de echo van Foarster en van den modernen kanselredenaar hooren? Nu wil ik niets te kort doen aan de beteekenis dar suggestie ook voor de psychische geneeswijze, ik wil aannemen, dat prof. l)iibois nog wel andere py'len op zijn boog heeft, dan da in dit boek verechotene, maar als 't bovengeformuleerderecept werkelijk degronddezs kleedingatukken waren afleggertjes, die moeder ia haar werkhuizen had opgegcharre'.d: versleten weelde-dingen, waar de armoe nu potsierlijk doorheen kwam grijnzen. 't Was een grauwe kille voorjaarsdag. Laag hing het dikke egale wolkenfloers, waaruit voortdurend regen dreigde. Lusteloos en doe'loos slenterden ze voort door de drukke ttratea der groote stad. Dirrekia was de eenige, die nu en dan wat zei; meestal kreeg hij geen antwoord, of hoogstens een snauw. Als hy zich wat liet sleepen, gaf Hes een korten ny'digen ruk aan zijn arrn, zoodat het kereltje al eenige keeren gestrui keld was en ah een slappe vormelooze klomp aan haar arm bungelde. Dan zette ze hem onzacht weer op zy'n korte vermoeide beentjes en schudde hem vinnig heen en weer, als kon ze zoo nieuwe krachten in het verkom merde lichaampje wekken. Dirrekie liet dit gedwee met zich gebeuren; wel keek hy na zoo'n bestraffing soms met een ongeluk kige vragende uitdrukking in zy n flets blauwe oogen op naar Hes, als begreep hij niet; doch hij morde niet, hrj morde nooit. Hij was geen zachte behandeling gewend, althans niet van Hes, die hem haatte, zoo hevig en intens als een kinderbart van veertien jaar maar haten kan. 't Scheen, of het kereltje besefte, dat hier op geen meelij te rekenen viel, en zich dapper schikte in zy'n lot. Langzamerhand waren ze zoo onwilkeurii gedachte van deze geneeswijze bevat, d*« heb ik groote bezwaren en ik hoop, dat dr. van Banterghem 't niet beneden zich zal achten, een lans met mij te breken. Mij dunkt: deze psychische geneeswijze brengt als middel naar voren, wat oorzaak is. Da intellectueelen leveren stellig 't groote percentage der zennwzieken en zenuwzwakken, niet omdat ze intellectueelen zijn want ik geloof beslist, dat de menschely'ke krachten uitstekend berekend ssfn op veel horsen ar beid maar omdat ze, 4 Is intellec tueelen, in 't algemeen, dus ook moreel, ge voeliger zy'n*n hun reeds gespannen krachten dikwijls geschokt of gebroken worden door moreele wrijvingen en conflicten in bun intieme le?en: familiekrakeel, onbevredigde verlangen», tegenspoed, gekrenkte eerzucht, ver meende of wezenlijke verongelijking, enz. Als de z.?. overwerkte menschen" hun leven eens open en bloot voor ons legden, hoe dikwijls zouden wy' dan zien, dat de ziekelijke toestand veroorzaakt ia door om standigheden, die met werken niets uitstaande hebben, terwijl integendeel de arbeid het be houd is geweest I Wat helpt daartegen 't prediken van het zedelijk ideaal? Is niet 't criteriun van zwak of ziek zijn: dat de normale krachten falen? dat depiysieke en psychische organen niet gezond f nnctioneeren ? Zet maar eens een vuist, als je geen baad kunt toonen. Men hoeft niet met een zieke by' de pak ken neer te gaan zitten! O, integendeel l Maar men moet hem niet als geneesmiddel vóór honden, wat op dat moment voor den zieke juist absoluut onbereikbaar i». ' Cijfer, wat mij betreft, 't heele rijtje hier boven geciteerde deugden maar weg, op n na; behoud bijv.: idealisme; is het streven daarnaar al niet meer dan voldoende om een mensch zenuwziek te maken? Zoodat ik het boek van prof. Dubois met een gevoel van onvoldaanheid uit handen heb gelegd. Maar bij wijze van reactie heeft my'n eigen sluimerende opvatting van psy chische geneeswijze het hoofd opgestoken: een sanatorium, geleid door liefderijke men schen, d f elke herinnering aan de ziekteoorzaken verre van den patiënt houdgn en h*m nit.t om de ooren zeuren m ft zedelijke idealen ; maar waar op herstel wjrdt gewerkt, door veelzijdig gelegen heid te openen voor arbeid, spel, lectuur, bewe ging ondir uitstekend', leiding, en waar rust gevonden wordt in een verkwikkende stilte. J. KLEEFSTBA. 1) Men neme eens nota van het Maandschrifc Zuid en Noord, uitgave J. van der Poorten te Gant (België). 2) Levenswandel van Fr. W. Foerster, een boek voor jonge menschen, mat een inleiding van dr. H. L. Oort te Utrecht, uitgave J. Ploegsma te Z volle. De Hollandiche Vrowu in Iniië. Indruk ken van een Zwervelinge, door M. C. Kooc VAN ZEGGELEN. Uitgave ?an Bcheltema en olkema te Amsterdam. Dit is een boek over Indisch leven, dat zich in gunstigen zin onderscheidt van het meeste, dat tot dusver over Indiëwerd gepu bliceerd. Het is geen litteratuur in den zuive en zin van het woord, omdat het noch in de keus der woorden, noch in de overvloedige en wel eens wat banale beeld spraak de blijken draagt van een sterk artis tiek bewustzijn maar tegelijkertijd is het, in een vlotten en huisalijien trant geschre ven, vrij wat genietelyker dan wat maar al te vaak als Indische roman" voor letter kunde werd uitgegeven. Van de veelal kunstelooze en bijkans immer onpersoonlijke reis beschrijving onderscheidt het zich gunstig door grooteren ernst en diepte, deze schrijfster is zeer zeker een persoonlijkheid en dat ze zich hier en daar van die waarheid wel eens wat te veel doordrongen toont, viEdt eene gereede verklaring in het feit, dat persoonlijk heden dun gezaaid zyn onder de vrouwen in Indië. Ze doet zich uit dit haar werk kennen als ean kloeke vrouw van ontwikkeling, van gezonden smaak en van een evenwicht, dat haar voor eenzijdigheid bewaart, met zin voor humor en een zuiver gevoel. Dus schrijft za niet, wijsheid-luchtend, over stammen en volkeren, hunne zeden en gewoonten", doch over menschen, te midden waarvan ze heeft geleefd en die ze heeft trachten te doorgron den, en doorgrondand te waardeeren, ook in hunne ons-vyandige daden en gevoelens. Zóó moest ze dus wel komen tot die ervaring welke na mijn kortstondig verblijf in ladi eveneens de mijne was dat de Inlandur, bij zij dan Ja Taan of Madoerees of Boeginees, niet dat stereo'ype wezen is, dat ge sloten, geheimzinnige griezelige schepsel uit den dooranee-Iudischen roman, maar een mensch als wy', met wien wy', onder onze verschillende gewoonten, zér vaal menscheIjjks gemeen hebben. Ds Indrukken van een Zwervelinge" (gedeeltelijk in het Veertiendaagsch blad D i. Vrouw, onder den titel Brieven van een Znerveünge" opgenomen) zijn in de eerste plaats in zakelijken zin interessant. Het fait IIIIUHEKIMftlllMIUIIIItll naar de buitenwijken afgedwaald, toen Dirre kie opeens voor zich uitwees en riep: Tij is! Tij is! Tonia!" Hes keek in de aangeduide richting en een gevoel van vreugde sprong in haar op: ja waarachtig, daar liep Tonia een eind voor hen uit. 't Was een opgeschoten, spichtige meid van een jiar of' vijftien, gekleed in een blau>vkatoenen jak en een zwarten rok, met een wit schort voor. Strak om haar schouders had ze een zwart doekje. Sly'pend met haar lange magere beenen ovar de straat, duwde ze landerig, met raïken, een handkar voort, waarop allerlei lorren lagen, die ze langs ds huizen had opgehaald. Nauwelijks was ze door Hes opgemerkt, of deze was harder gaan loopen, zoodat Dirrekie met zijn strompel beentjes, nog belemmerd door de» grooten doek, alle moeite had haar bij te houden. Maar de jongen scheen ook door de ontmoeting opgewekt en huppelend riep hy' al by' voorbaat bly: Tonia! Tonia!" Hei, Tonia!" riep Hes, zoodra de ander binnen het bereik van haar stem was. De aangeroepene stond da lelijk stil, keek om, zette haar wagen neer, wipte een heup tot een zit op het d warshout, waaraan ze geduwd had en wachtte de beide aankomenden op, terwijl ze haar opgeheven been onver schillig heen en weer liet slingeren. Waar mot jij op af met ta' jong?" Nergee. Zoo maar loope."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl