Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1765
In Memoriam Frof. Dr. J. Bosscha.
Wij moeten, hoe bedroefd ook, vrede
hebben met het overlijden van den,
schoon hoogbejaarden nog volij verigen,
man, die meer dan iemand andera invloed
heeft gehad op den tegenwoordigen bloei
van de exacte wetenschappen hier te
lande.
Reeds lang had Bosacha's gezondheid
ernstige bezorgdheid gewekt. De onver
wachte dood in den a rond van ISApnl
kwam hem beschermen tegen veel mogelijk
geacht lijden, 's Middags had hij nog,
voor 't eerst na langen tijd weer, in een
rqtuig mogen uitgaan. Op de
studeertafel lag de logarithmentafel openge
slagen en uit een pas geraadpleegde
aanteekening omtrent eene verhandeling
van Fireau bleek, dat hij nog kort te
voren zich had bezig gehouden met de
thermometrische onderzoekingen, die hem
Cb, F. owteilf Bell t.
Ch. F. Mowberly Bel), de onlangs overleden
directenr-noofdredacteur van De Times. In
'47 geboren te Alexandrië, ging by', na in
Engeland onderwys genoten te heb oen, op
IVjarigen leeftijd naar Epypte terug en in de
business". Het volgend jaar, in 1865, gaf
hy' de Time» te verstaan op welke wij se zij
drie dagen vroeger dan tot dan toe haar
berichten uit Egypte ontvangen kon. Na en
dan trad hu op als Egyptisch correspondent
van de Time» en bad als zoodanig invloed.
In 1890 werd hij naar Londen geroepen om
aan 't hoofd te staan van het geduchte
Londensehe cityblad.
steeds hebben aangetrokken. Onverzwakt
in geestkracht, in bezieling, in gave van
waardeering en in hooggestemd streven
heeft Bosscha tot het laatst van zijn
leven gedacht, gewerkt en gestreden en
zich gehandhaafd op het hooge standpunt
dat hij van af zijn jonge jaren heeft
ingenomen.
Toen ik voor 33 jaren als assistent
van Bosscha den buitengewonen invloed,
die van hem uitging, uit persoonlijke
ervaring mocht leeren kennen, was
Bosscha reeds twintig jaar een beroemd
man. Als student reeds had hij op ver
schillende wijzen uitgeblonken, en ken
schetsend voor hem is het zeker, dat op
zijn voorstel het Leidsche studentencorps
met eene som van f 500 krachtig bijdroeg
tot de stichting van Kaiser's sterren
wacht. Zijne dissertatie en verschillende
Roie.
n.
Het Institut de France, de Villa Medici, ziet
wijd dit over de stad. Aan de andere zijde
van bet huis, en er naast, liet een tuin vol
rustige plekken en teedre kleine iwei-tjes;
een fontein-bekken loopt over naar een
dieper bekken, met n blanke visch; een
witte en een zwarte bat marcheeren onge
regeld met den wandelende méof wrijven
zicb, om de lente, aan de wat stekelige hagen.
Een atelier, met de herinnering aan Kenner
er-op, ligt als afwezig en alleen; een poortje,
zooals er na vele zijn in 't Gooi, geeft toegang
tot de kleine grasvlakte er-voor. Het is in
den tuin vol van vogels, vol van stilte en
TO! van e in vochtigheid, die niet kil nog is.
Het ia alles rechthoekig en toch innig. Een
groene d-mr, grys wat geworden, geeft een
bolland-che intimiteit aan de overdekte paden;
of een grieksch of romeinsch beeld staat
onder de kleur der eigen boomen als zeer
schoon. Een paar pins parasols" en wat
palmen lijn het architektonische groen in
dezen tuin, die verder genoeg fijnen wilden
groei bevat om al het regelmatige, dat er ie,
te breken tot een wat minder duidelijk,
kunstvoller, geheel... Er moet altijd bij een
kunstwerk iets van een ombestemdheid zijn;
het houdt dan den ademhaal van het levende
waarvan het een geordend geheel geworden
is... Als achter een wand verscholen vindt
ge er verder de ateliers der pensionnaires".
Eu ia hun, en al den prix-de Rome", dit
Rome van eenvoud en statiigheid, of van
warlende standbeelden tot nut of worden ze
er berangt-n van gehoon leden die ze niet tot
de hnnne kunnen maken?...
Het is een bekend iets dat de Akadeories
der Beelden 1e Kunsten niet meer leeren wat
ze hoorden te leeren, noch het nuttige doen
wat ze konden doen. Een Akademie zooals
we die tegenwoordig kennen, moest het
handwerk grondig onderwijzen, de gewone
pra tische vaardigheid; de eischen en de
manieren der verf behandeling. Ze moest de
perspec'itf een ruim uur geven en ze moest
sommige algemeenheden beter tot recht laten
komen d»n het na gebenrt. De Akademie
is een school, «en lagere school die gaat tot
een middeibar«, soms tot en met een mid
delbare. Er zyn leerlingen op haar; het zijn
verhandelingen hadden de aandacht van
buitenlandsche geleerden getrokken. Met
zijn onderzoek over de mechanische
theorie der electrolyse had hij de toe
passing van de wet van het behoud van
arbeidsvermogen bij de beschouwing van
alle natuurverschijnselen bevorderd en
mede den grond gelegd voor het thans
algemeen in de electrotechniek aangeno
men absolute maatstelsel. En niet alleen
door zijn wetenschappelijken roem was
Bosscha toen reeds een man van beteekenis.
Hij had een belangrijk aandeel gehad
in de organisatie der Hoogere Burger
scholen, een tak van onderwijs die ons
land in hooge mate ten zegen is ge
worden. Op het tijdstip, waarover ik
spreek begon men reeds te bespeuren,
hetgeen later zoo duidelijk is gebleken,
dat de Hoogere Burger Scholen de
begeen ecbilders die haar lessen volgen. Ze
moet de persoonlijkheden niet ontzien, omdat
ze niets nog leeren dat met de persoonlijk
heden te maken heeft: een Akademie van
B seldende Kunst leere streng en eenvoudig
en duidelijk ten eerste dat wat den leer
lingen later van noode zal zijn: het vak van
't schilderen en 'c teekenen ; het waarnemen
der eerste noodzakelijkheden in de schilder
kunst, der elementae. Ze levere geen schilders
af, maar aanstaande schilders. De persoon
lijkheden komen later,op enkle uitzonderingen
na. De groote persoonlijkheden komen soms
zeer laat. Zij, de school, kweekt die niet.
Eigen ontdekking en inwerking van het
leven rondo u, tyd-richting en gaestlyk uur,
beïnvloeden en maken de persoon, den Mees
ter of het Talent. De Akademie heeft dus
niet tot schilders" te formeereo, die haar
bezoeken. Nooit mag haar doel zijn dit te
verhaasten: het ontbloeie, het persoonlijke,
als een eenzame bloei aan den cactus. De
Akademie moet niet terughouden, maar mag
niet opjagen. Ik herhaal: zy is dikwijls
slechts, en meestentijds zelfs, de lagere school
voor den kunstenaar.
Eenigzins schijnt deze waarheid erkend in
wat de prix de Rome was en soms is. Ze
erkent daarin, de Akademie, dat nu |eerst
de werklijkheid begint het ontdekken
van den eigen geest en ze zendt uit, wie
haar g >ed lijkt, naar de groote centra, naar
de middenpnnten, naar de knoopen der
schoonheid, die in sommige steden gelegd
lijken te zijn. Maar ook daarin is naar mijne
overtuiging, een dwaling: in het op dien
leeftijd naar Rome zenden. Rome baat, en
Italiëbaat, maar niet op achttien-,
twintigjarigen leeftyd. Het buigt dan in een
onnatnnrlyken wrong; het kweekt de altijd te
haten Akademici; pedanten zonder bloed en
vaardige handswerklui zonder geest. Rome
en Italiëzyn factoren, noodig in ieder kun
stenaarsleven dat tot het universeele wil wor
den. De schilderijen der Renaissance niet
alleen zijn hiermee bedoeld, en met den naam
Rome is meer dan de stad, de geest bedoeld.
De Klassieken zijn eenvoudig en groot. Ze
gebruiken niet meer dan noodig is. Soms
zoo weinig mogelijk. Maar ze zijn daarin zelf
een toppunt. De Klassieken zijn zij, die een
voudig en groot zyn en een gevoel der vrij
heid ge >er. Het zijn niet alleen de Romeinen
en de Giieken ; sommige Aegyptenaren zijn
oefening der natuurwetenschap in ons
Vaderland een nieuwe vlucht deden
nemen en dat zij een der belangrijkste
voorwaarden vervulden voor het hier
te lande tot bloei geraken der techniek.
Een zelfde taak als door Bosscha voor
de Hoogere Burgerscholen vervuld was,
had hij daarna weder gevonden in de
reorganisatie van het onderwijs aan de
Polytechnische School, tot de verheffing
van welke hu, eerst als hoogleeraar,
later als hoogleeraar-directeur zoo veel
heeft bijgedragen, dat men in hare
eindelij ke officieele verheffing tot Tech
nische Hoogeschool de kroon op door
hem ingeleid werk mag zien.
Voor de beoefening der natuurkunde
had Bosscha een groot voordeel bedon
gen door aan zijne aanvaarding van het
hoogleeraarschap te Delft de voorwaarde
te verbinden, dat een geheel nieuw
physisch laboratorium volgens de
toenmal ge eiachen der wetenschap zou ge
bouwd worden. Zulk een laboratorium
moest een aankomend natuurkundige wel
aanlokken.
Maar meer dan dit laboratorium trok
mij Bosscha als voortreffelijke leermeester.
Reeds op de schoolbanken had zijn Leer
boek, dat bij menigeen den zin voor
experimenteel werk als dat van Regnault,
gewekt heeft, tot mij van Bosscha'a liefde
voor metend onderzoek gesproken. Een
van Bosscha's onderzoekingen omtrent
de vraagstukken, die het verkrijgen van
nieuwe standaardmeters deed rijzen, was
reeds genoeg gepubliceerd of bekend om
het duidelijk te maken, dat men als
assistent van Bosscha in de gelegenheid
zou komen het tot stand brengen van
een natuurkundig werk van hooge be
teekenis van nabij te volgen. Het assis
tentschap bij Bosscha overtrof echter
nog mijne verwachtingen.
De wijze waarop Bosscha zijne glashel
dere en boeiende college's voorbereidde,
de organisatie van de practische oefe
ningen, het diep indringen in de kritiek
van waarnemingen en in de discussie
van uitkomsten, het was alles even leer
zaam. Het werken volgens Bosscha's
aanwijzingen en de gedachtenwisseling
over allerlei vraagpunten, waartoe hij
altijd bereid was, hebben onvergetelijke
indrukken van die jaren bij mij achter
gelaten. Daarbij schonk hij mij zijne
bezielende leiding met eene vaderlijke
hartelijkheid, die eene vriendschap voor
het leven deed ontluiken. Door zijne ver
trouwelijkheid wist ik van nabij hoe het
hem om wetenschap en om deze alleen
zonder bijoogmerken te doen was en
mocht ik zien hoe hij in gloed kwam
voor waarheid en recht.
Treffend heeft onze H. G. van de Sande
Bakhuijzen, Bosscha's trouwe vriend en
dikwijls zijn medestrijder, dezen
grondtrek van Bosscha's karakter doen uitko
men toen hij aan de geopende groeve
Boss ha's goed recht in den strijd her
dacht, die bij het vervaardigen van de
nieuwe meters was ontbrand en die diep
in Boaacha's leven heeft ingegrepen.
In verband met het verkrijgen der
nieuwe standaarden heeft Bosscha
alleruitnemendst werk verricht. Wij danken
aan hem een reeks van metrologische
onderzoekingen, wier geheel ia de ge
schiedenis der wetenschap een belangrijke
plaats zal blij ven innemen. Door de ver
gelijking van den meter der Archives
met de Nederlandsche en van deze met
de door de internationale conventie aan
genomen nieuwen meter zijn de
Nederlandsche standaarden, afgescheiden van
de beteekenis, die zij als zoodanig heb
ben, tot voorwerpen van groote weten
schappelijke waarde geworden.
Het streven de eer van Nederland op
wetenschappelijk gebied hoog te houden
van nog statiger macht, en even simpel, en
van even groote
noodzakelijkheid-jegens-zichzelve. Maar deze die met een uitgebreider
naam de klassieken te noemen zijn en waar
van sommige uitingen, meer speciaal dezen
naam dragee, zijn een middaghoogte, een top
punt van een aantal jaren, eeuwen van kunst.
Wat hun klassiciteit heet en is, is de be
zinning van den rijpen leeftijd en soms al
een glimlach tegen dat het avend wordt.
En het gevoel van de jonge aanstaande kun
stenaars erkent hun waarde, maar niet zuiver
in hen, dat ook deze slechts schakeeringen
zijn van dat, waarvan andere echakeeriagen
even schoon en even rijk mogelijk zijn. En
omdat de jonge schilders niets dan
hanlwerkslui nog behooren te zijn, trekt hen in
deze het volleerde, het gerealiseerde. Zij vin
den wat een gevolg is, en zoeken de oorzaak
niet. Zij vinden wat mee ging rnet het
andere, dat werklijker was, Zij worden daar
door wellicbt nog vaaidiger, maar met
de vaardigheid van anderen. Ze zien het
essentieele niet, maar ze vinden iets dat hun
niet past. Ze worden getrcüan eer door het
accidenteele dan door hetgeen de pit Is. Ze
nemen manieren over en ernst, die in hun
jong bloed niet zijn. Ze kleeden zich voor
de rostr», terwijl ze nog speelsch zijn als
katten. Ze zijn nog niet in staat zuiver te
waardeeren. Ze moeten eerst zichzelven
eenigSiins hervonden hebben, voordat ze
wetan kunnen wat ze missen of hoe ze op
ruime Rhythmen zich zelven kunnen geren
in schilder-verk. Tot waardeeren zijn ze be
reid op hun dertigste, veertigste jaar. Op
hun veertigste zeker. Ze weten dan onge
veer wie ze zijn, en ongeveer bedachten ze
wat ze wouden. Ze zyn geen windvaan die
de kunst der onderen alleen naar dier ouderen
richting draait, alsof niets anders mogelijk
waar ! Za zyn anders dan op hun twintigste.
Ze hebben het wilde bloed ondervonden en
ze zetten zich tot het dragen van vruchten.
Ze voelen dikwijls dat hun iets ontbreekt,
dat dezen tijd in zijne uitingen iets ontbreekt,
wat andere perioden bezaten. Ze willen en
zyn willig over te gaan van het levende naar
het kunetyolle. Ze weten niet juist hoe dat
het gemakkelijkst hun komen kan, maar ze
vermoeden de mogelijkheden. En dan baat
Rome, en baat Italië, en baat aommig
Aegypte, en baat wat ik noem klassiciteit.
Ze zullen dan begrypen dat ze zichzelf niet
vervulde ook verder Boaacha's leven.
Toen hij, no« voor het zooeven genoemde
werk voltooid te hebben, d >or een hevige
ziekte zich genoodzaakt bal gevoeld als
Directeur van de Polytechnische School
af te treden en hij als Secretaris
zijn krachten ging wijden aan de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschap
pen, -van welke hij weldra de ziel werd,
was het opnieuw om de beoefening van
de Natuurkunde en van hare zuster
wetenschappen aan te moedigen, haar
invloed uit te breiden en sympathie
voor de Nederlandsche wetenschap
in het buitenland te wekken. De
veelzijdigheid dier bemoeiingen te
schetsen, de vruchten, die zij hebben
opgeleverd, aan te wijzen ligt gelijk zoo
veel, dat ik reeds terzijde liet, buiten
mijn bestek. Niet voorbijgaan mag ik
echter, dat de Nederlandsche natuur
kundigen, bij zijn 70n verjaardag de
voldoening hadden hunne gevoelens voor
Bosscha, dien zij steeds als hun hoofd
bleven eeren, gedeeld te zien door vele,
waaronder enkele der meest beroemde
buitenlandsche geleerden. En diepen
indruk maakte daarbij de hulde door
den hoogbejaarden Keivin, toen de
grootste onder de grooten, mede aaa
Bosscha gebracht.
Bosscha's laatste jaren waren voor
namelijk gewijd aan de uitgave van de
briefwisseling en de werken van Huygens.
Diep drong hij door in al wat op den
tijd en de omgeving van onzen groptsten
natuurkundige betrekking had en in het
leven en werken van Huygens zelf, voor
wien hij een steeds grootere bewondering
en vereering ging koesteren. Men heeft
waarlijk niet ten onrechte gezegd, dat
Huygens in Bosscha herleefde. Er was
iemand van Bosscha's gaven noodig om
alles van Huygens hand in den vorm,
beantwoordende aan Huygens grootheid,
voor de wetenschappelijke wereld toe
gankelijk te maken.
Het waren heerlijke gaven, naast zijne
buitengewone denkkracht, met welke
Bosscha ons bekoorde, boeide en mee
sleepte. Al zijne gedachten droegen den
stempel van een voornamen geeat, naast
welken voor het banale geen plaats was.
Zijne voorname en artistieke omgeving
was in harmonie met zijne rustige ver
schijning, die gebiedend kon zijn, wan
neer hij u niet, zooals hij gewoon was,
stralend van blijdschap met uitgestoken
handen te gerroet kwam. Scherts was hem
lief en gemakkelijk vond hij aanleiding tot
een zwierig, misschien wel Latijnsch ge
dicht. Hij rustte niet voor hij in woord
en geschrift een volmaakte uitdrukking
van zijne gedachten in schoonen vorm be
reikt had. In het Fransch te stellen was
voor hem een genot. Het was een
groot voorrecht Bosscha iets ter lezing
te mogen geven, hem een plan of eene
redeneering te mogen uiteenzetten.
Al wat niet helder daarin gedacht of
gezegd was moest dan verdwijnen, wat
goed was scheen onder zijn invloed te
kristalliseeren. Een ingewikkelde vraag
werd soms door een gesprek met hem
tot haren eenvoudigsten vorm terugge
bracht. Maar het geheim van zijn grooten
invloed lag vooral in zijn onbegrensd
optimisme, in zijn vast vertrouwen
daarbij, dat de toekomst aan de groote
denkbeelden behoort. Geen tegenspoed
kon Bosscha's optimisme ter neer slaan.
Van hem ging kracht uit, want naast
waarheidsliefde, oprechtheid en
schoonheidszin woonde moed en doorzettings
vermogen in dit kinderlijke, edele hart.
H. KAMERLID « u ONNES.
moeten ontkennen omdat ze het recht der
persoonlijkheid onbetwistbaar aan en in
zichzelven voelen. Ze zullen dan tien wat
het werkelijke is, en niet wat accidenteel
was. Ze zullen niet Grieksch, niet Romeinsch,
niet van de Renaissance, niet van Aegypte
zijn, maar ze willen hebben en zich ver
werven wat deze allen het ruime geeft, en
het noodzakelijke, en het organische. Ze
zullen inzien dat ze zich moeten ver
eenvoudigen, wat niet hetzelfde hun dan
meer zal lijken als ver-armen. Het zal hun
blijken dat het integendeel intenaifieeren is.
Ze zullen de eischen beter leeren waardeeren
van iedere afmeting. Ze zullen overzienbaar
heid erkennen als een eiech. Ze zullen niet
bevreesd zyn voor de gedachte, omdat ze
van zelve die als schilder zullen geven. Ze
zullen hervinden dat een portret boven het
toevallige het karakteristieke moet geven,
Ze weigeren dan niet meer te erkennen dat
rust noodig ie, opdat het kunstwerk voldoe
aan den eisch: onafhankelijk geheel. Wat
nu schaadt, zal dan baten... Wat na een
reis ter slavernij is, zal dan een tocht ter
onafhankelijkheid worden.
De zoo-geheeten Prix de Rome worde dus
vervangen door iets anders, door het vol
gende : de S aat of de stad of de Akademie
geve, in het veertigste jaar, een reis-beurs
aan hen die zich die wenschen en die aan
daarvoor te stellen eif chen voldoen. Die beurs
worde gegeven aan den schilder en aan den
beeldhouwer, en aan den kunstkritikus. Het
eigenaardig feit dat zoo weinig Prix-de Rome's
het tot iets brengen zal worden voorkomen.
Het is een uitzondering dat men op zyn
veertigste jaar niet, zy het slechts een blijk
gegeven heef c van wat er in je is. De
reisbeurs zij voor n jaar, een paar duizend
gulden (b.v. 2401) en worde zonder verdere
bepaling gegeven.
Het zij een eere-gift. Het rjjk speculeere niet,
maar het verwachte heil van deze eere-gif i en.
Wie het geld zóó geeft, loopt van zelve min
der risico dan met den jongeling van twintig
jaar, die door den gever het gevaar ingezonden
wordt en raar de onpersoonlykheid.
Ik denk dat by zulke regeling de Prix de
Rome meer aan kunstenaars zal komen dan
aan jonge soma nog te bederven, schooleche
lieden.
PJ.ASSCHASRT.