De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 30 april pagina 7

30 april 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

H* 1766. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. «ekil ?Ia hoofdpartg' en domineerende _ . «id, twee Trouwen. De rechtache la naakt met een roode doek naast het lichaam en heet de hemelsche. De linkache ?diédie de aardache liefde genoemd wordt la gekleed ia wit en gomd, met roode onder aowwen, en ia gekandachoend. Ze ritten b$ «n op een sarkofaag vel water waarin een kind roert, dat, aan de achterzijde daarvan, den toeschouwer overhangt. Meer water pt uit een buis. Bechta van dit belangdeel riet ge in de verte een herder «et achapen, liggend fooala die herders van fiorgione liggen. Vandaar naar het midden tévindt ge een kerk ender de blauwe lucht bedekt met grijrige wolken. Het is de ver heven lucht. In het midden en naar links staat aditer de aarkofaag een groep boomen; op ?den aarkofaag ia .O.B. een paard-uitmuntend «a lerendig geacbilderd. Links ia het berg.' landschap met het stadje en het volk daar voor en de twee konijnen, meer .naar voren. Bet groen ia overal donker geworden en bruin... Dit alles ia de voorstelling die als werkelijkheid de nut van dien gansenen «uiden avondstond heeft. Wat is naast dit alles, dit natuurlijk verhevene nog het eigen?dige van dit werk, dat eens gezien, blij ven de ia ? IsThet een invloed van Qiorgione? Is het te vee) détail nog, waardoor dit schilderij erkend kan worden als niet een der laatste van de schildert Ia het de naakte vrouw, geschilderd zooals dese dat alleen Ijjkt te kannen: vleeach «n luchten gooden schemer, stof en lichtspelen laag» die stof (hoe vol en noodwendig ia de top, der bont geschilderd). I» biet dat dit «aaeche lichaam een wonder Ijkt omdat het gauach gemodelleerd, alleen door vlietende «chakeeringen gebootst werd? Naast al deze «lisgen ia er nog dat het schilderij, genoeg verdeeld in een hoofdpartij en andere, zijn ?decoratieve krocht zoo itert vertoont. En dese versierende werking ia voor het gevoel hoofdzakelijk gericht in horizontale richting. J3r rijn weinig schilderijen die dwe werking TEOO duidelijk vertoonen, naast hun of liever in hun schoonheid. Hel geeft het gevoel der wijdheid eraan. ' . De wandschildering, de plafondschildering van Michel Angelo is in Bome maar *g -is meer nog en anders: een studie van vele hartstochten en nauw getemden storm in «en kleir ais een rijke en even verschoten «tof. ' :, JkASSCHAERT. Ci, Bisten In rijn opstel "voorkomendein teeft dr. J. Prin» gebracht. Vee} van bajgeèihg zegt bestaat mit oordeelvellingeÉj4J^-»ji das eens jnist, dan ?weder onjuist vöxfnCouien, maar waarover «een vruchtbaar d<ttW mogelijk ia?/omdat «j persoonlijk en srfbfactief «OnAnders is het gesteld met wat staat te lezen blz. 89/90. Na te hebben gewezen op ?onderscheid tnaachea mijn vader en Leasing, gaat de schrijver voort: Bovendien Hnet stond Biet immer hoog en vr|j, wist niet altijd de on aantastbaarheid te bewaren, waarmee de ware kritikus gewapend behoort te zjjn om steeds «erljjk en rechtvaardig te big'ven. Als hem ?elf geea onbeperkte lof werd toegezwaaid, "werd hg onbillijk en kleinrielig. Een enkel voorbeeld. Had Vosmaer in den Spectator 'van' Janaari 1865 Hnets gerucht taakenden ?«beid in de Gida-afievering dier maand niet " hooge mate afgekeurd, hem niet beschnl-ja, 't was nu jnist niet zachtzinnig ? wansmaak, onkieschheid, gekunsteldheid ver-geneohtheid; in '71 Hnet niet weer fermen steek gegeven over zijn kritiek i»p Van der Linden's Costerlegende? In '74 dito. Hier waa Voamaer'a vriendin, Mina fCraaeman, niet hoffelijk genoeg naar zg'n ineening behandeld. En zoo zgn er nog ver schillende plaateen aan te wijzen. Ik kies aUerminat de rijde van Vosmaer... Maar ik Traag n in gemoede: ah we deze delicten van majesteitaschennis ona herinneren, verfchijnt dan de bekende kritiek op Amazone van 1880 Biet in een ander licht dan in dat ?der eenzijdigheid alleen?" De indruk- dien de lezer van deze plaats moet ontvangen is dat de ongunstige beoor?«imlilmiiMiiliili E1NSCHAPPEUJKE ? Bet Mograton Tan tegels. ; De meeste fotografen zgn wel op de hoogte >van het bestaan van kogel-fotografieën, en ook met-fotografen hebben wel een reprofactie gerien van snel-vluchtende projectielen, Vier schaduw vastgehouden is op een geToelige plaat. Hierbij *Ün de eigenaardigste verschijnselen waargenomen; achter en opzij van den kogel ziet men vreemde donkere «n ? lichte baaden, die niets anders zijn dan lichtverschijnselen veroorzaakt door Inchtgolven, evenals een schip watergolven ver oorzaakt. Achter den kogel volgt een staart van warrelende verhitte lucht, die als een korrelige massa op de plaat zichtbaar wordt. Zelfs sollen er enkelen zijn, die weten dat ?door het fotografeeren van projectielen zeer eigenaardige verschijnselen ontdekt zijn, waar uit blqkt dat bij het inslaan van een kogel tegen een stalen plaat, het vaste staal zich juist zoo vervormt als een vloeistof-oppervlak waarin een druppel valt. Al deze bijzonder heden rijn alleen waar te nemen door hen die over kostbare hulpmiddelen beschikken, maar toch is ook voor amateur-fotografen dit onderzoekgeld niet heelemaal gesloten. Uit het volgende cal blijken dat met eenig geduld en met vrij eenvoudige, zeker ge makkelijk bereikbare, instrumenten goede foto's van afgeschoten kogels te verkrijgen rijn, met interessante bijzonderheden. Noodig rijn, behalve een geweer, een indnctieelectriseermachine (b. v. een Wimshnrst), een batterij van Lsidsche flesschen, geleiddraden, groote dnbbelbolle lens en een fotografietoestel. Het geweer wordt stevig vastgezet, zoodat het eenige malen gabruikt kan worden, zonder van plaats te veranderen, dus steeds dezelfde kogelbaan gevend. Een dikke houten schijf wordt zoo gezet dat de kogel binnen de deeling van Amatone een persoonlijke wraak neming WAS. Tégenover déze voorstelling der feiten plaats ik een andere en meer volledige. De verhouding tusschen mqa vader en C. Vosmaer was aanvankelijk goed. Zg hadden elkander aan de Leidsche Akademie gekend; ook later bleef de betrekking voortduren en was zelfs vrij intiem. Een der eer «te proeven van Cd. B. H. op het gebied der litterarische kritiek was de aankondiging van een geschrift van Vosmaer; einde 1860 was hg in den Haag Voamaers' gast (Brieven van Cd. B. H. 1,100). Aan de intimiteit zal wel een einde rijn ge komen doer Vosmaers beoordeeling van-Esn Avond aan het Hof, door dr. Prinsen vermeld: mq'n vader moest het niet aangenaam zijn dat, op een oogenblik dat hij van alle kanten werd aangevallen, Vosmaer zich aan de zijde der. aanvallers schaarde, en dat in een week blad welks medewerker hg nog niet lang geleden was geweest. Wat later kwam tusschen de twee mannen een nieuwe oorzaak van verwijdering: de koloniale politiek, waarvoor de Sp'Ctattr zich bef on te intereseeren. Orer den Indischen Oceaan heen werd na 1868 polemiek gevoerd tnsschen den Spectator en den Java Bode. Dit verhinderde mijn vader niet Vosmaer'a groote verdiensten als knnshistoricus zonder omwegen te erkennen. In 1868 had Vosmaer zijn Rembrandt, ia vie et tes (cuvrei gepubliceeid; mijn vader had toen van het boek niets gezegd; trouwens, 1868 was voor hem het woelige jaar van het ver schijnen van L:dewyde en het vertrek naar Indië. In 1872 dus na de door Dr. Prinsen vermelde eerste aanvallen van Vosmaer op litterarisch gebied herstelde hg zijn ver zuim. Unger's etsen naar de ond-Hollandache meesters waren toen tot Batavia doorgedron gen; naar aanleiding daarvan sctureef mijn vader een artikel over Bembrandt, opmerkelijk als het eerste stuk dat hij uit eigen beweging over kunst schreef. In dat artikel, dat opzien maakte (vgl. het enthnsiaste oordeel van Potgieter, Bntvtn, III, 158 161) prees hij het van zooveel studie getuigend werk, welks herlering mij opwekte tot het schrijven dezer vlugtige schets." Hij betreurde het dat Vosmaer, ten einde zgn boek ook in het buitenland te doen doordringen, genoodzaakt was geweest zich te bedienen van een taal die hu niet volkomen machtig was, en hg drvkte den wenseh uit dat de schrijver, die de feiten slechts voor het grijpen en naar zijne woorden vast niet te zoeken heeft", zijn nationaal gedenkboek (zon) herkleeden in een nationaal gewaad" (Liltgrarieche Fantaliën, V, 71, 72) Ea er werd bijgevoegd: Doch al blgfc er uit dit oogpunt nog een zoenoffer te brengen aan Bembrand'd schim, onzen- landgenoot komt de eer toe, ten be hoeve der geheele beschaafde wereld de bouwstoffen te hebben bijeenverzameld voor een studie, wier aanneming bg uitnemend heid geschikt is, den Nederlandsche kunstsmaak te helpen vormen, en bovenal, onze nationale fierheid aan hare ware grondslagen te herinneren." Waar is hier de kleinzieligheid 7" Niet lang na de verschijning van deze studie ontving Cd. B. H. de Vogtlt van diverte pluimage. Ditmaal was de indruk bepaald ongunstig: de rijmlooae verzen kon hij niet mooi vinden, de denkbeelden in de prozastukken ontwikkeld schenen hem chaotisch". Hij zeide dit zonder omwegen in zgn Indisch blad (recensie sedert opgenomen in de Litterariifke Fantaiiën, XVI, 29) Na deze kritiek, die min of meer satiriek van toon was, doch niets bevatte dat voor het karakter ran Vosmaer beleedigend kon zgn en aan het slot op nieuw herinnerde aan diens verdiensten als kunsthistoricus, werd de polemiek van den Spectator, ook in den vorm der caricatnur, steeds heftiger en per soonlijker. Dit belette mgn vader niet in zgn blad een korte maar gunstige aankon diging te plaatsen van Londtniat. (Deze werd niet herdrukt, maar men vergelijke het latere oordeel, evenzeer goedkeurend, Litter. Fant. XVI, 106). In 1879 schreef Cd. B. H. rijn studie De Homerische, Gezangen, naar aanleiding van Vosmaers vertaling der Iliae. Hij stelde dat werk blijkbaar niet zóó hoog als deBaznbrandtbiografie, wees op gebreken, bleek steeds overtuigd dat de navolging der antieke metra in het Nederlandsen iets kunstmatigs was. (In bet voorbijgaan, teneinde te doen uitko men dat bier iets anders in het spel was IIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIII iliimiiiiiiimiiii werkplaats blijft, en de buren niet opschrikt. Men moet nu beginnen den wag van den kogel precies vast te stellen. Dit gaat het gemakke lijkst door twee kartonnen platen neer te zetten in den weg, dien de kogel ongeveer volgen zal. De eene plaat komt een paar dM. van den geweerloop af, de andere een paar dM. verder dan men de camera plaatsen wil. Schiet men nu het geweer af dan doorboort de kogel beide kartons en men kan, door het eene gaatje kg ken naa r het andere gaat j e, precies zien in welke richting de kogel gevlogen is, en waar men de draden moet plaatsen, die ik meteen noemen zal, en die door den kogel geraakt moeten worden. Dit zg'n twee metalen draden, waarvan de uiteinden zóó om elkaar heen zgn gebogen (fig. 2) dat zg elkaar niet aanraken, maar door den kogel tegen elkaar gestoten moeten worden. Deze draden zet men met een statief op hun jaiste plaats, precies in den kogelbaan. We zullen dat de contact draden noemen. De eene contact draad staat in varbinding met de bnitenbekleedsels der batterij, de andere draad loopt naar een knop van een stel, waartusschen de be lichtingsvonk moet overspringen. De andere knop van dit stel is verbonden met de binnenbekleedsels der batterij. dan vitterij of persoonlijke wrok, herinner ik er aan dat, in het vaderland van Johann Heinrich Voss, een kenner der antieke poëzie als Wilamo witz, zich eenige jaren geleden ver klaarde ttgen iedere overzetting van Homerus in hezameters). Maar in baar geheel was zgn beoordeeling waardeerend en talrijke brokken der vertaling werden door hem in zg'n opstel, als gelukkige proeven, goedkeurend aange haald (Litter. Fant. XII). In het volgende jaar (1880) verscheen Amazone. Mjjn vader vond het boek tegelgkertgd middelmatig en vol pretensie: hg" zeide wat hg dacht, daar hg zich tegenover Vos maer, na diens herhaalde aanvallen, volkomen vrij gevoelde. Zgn recensie (Litt. fant. XVIII 154) was bar, gelgk in 1867 die van Klaasje Zevenfter. Niemand ziet in de beoordeeling van Van Lannep's roman een persoonlijke wraakneming; waarom die aan te nemen in het geval van Amazone, na mgns vaders herhaalde pogingen om Yosmaer's werken objectief te beoordeelenf Mogelijk is de kriticus, in 1830 als in 1867, te ver gegaan, maar hg had HU eenmaal la haine d'on sot livre" en hg vond Amazone, als weleer Klaasje Zeventter, un sot livre." IK voeg er bg dat hg' niet de eenige toen malige beoordeelaar was die Amazone mislukt vond; ik herinner mg een aankondiging van A. Pierson die, in minder scherpe termen, tegen het boek evenzeer ernstige bazwaren opperde. Ik meen te hebben aangetoond dat mgn vader, in zake C. Vosmaer, het verwijt van onbillgkheid" en kleinzieligheid" niet heeft verdiend; dat hg over Vosmaer oordeelde, nu eens prgzand, dan weder lakend, zooals zgn geweten als kriticus hem voorschreef. Dr. Prinsen zal in mgn tegenspraak wel een bewijs willen zien van hoogachting. Juist omdat hg zich als ernstig en origineel onder zoeker op het gebied der litteratuurgeschie denis een welverdienden naam maakte, heb ik gemeend te moeten protesteeren tegen een voorstelling die allicht door onbevoegden kon worden overgenomen. Parijs. G. BUSKEN HUET. HoUerdjariE bestaan rai ie Kamer Tan KooplHMfcl te Amsterdam, In gevolge de bevelen van Keizer Napoleon I werd te Amsterdam in 1811 DaKaner van Koophandel" gesticht. In de nieuwsbladen uit die dagen welke het eigenaardiga hadden dat zij zoo goed als gean nieuws be ratten wordt er eerst eenige dagen na de opening flauwtjes melding van gemaakt. De kranten van toen werkten met den later in den ge meenteraad befaamd geworden bekwamen spoe i" in tegenstelling met de bevelen vanden Prefect van de Zuiderzee, die iedere opdracht aan den Maire van Amsterdam vergezeld deed gaan van de woorden: met den meesteu spoed.1' Dan Isten Mei 1811 werd de Amsterdamsche Kamer van Koophandel geïnstalleerd en eerst in de Amsterdameche Courant" van IL Mei staat onder Amsterdam, 8 Mei: De Kamer van Koophandel is den eersten van deze maand, met de gebruikelijke formaliteyten, geïnstalleerd." Meer niets. Byna niets is over de oprichting van de Kamer vam Koophandel en wat er aan vooraf ging, te vinden, noch in gedrukte, noch in ongedrukte stukken. Luttele berichten treft men er over aan in de dagelij kache aanteekeningen van den Maire van Amsterdam, W. J. van Brienen van de Groote Lindt, b. v. Zondag 27 Maart 1811. Aanschrijving van den Prefekt van de Zuider zee (de Celles) aan den Maire om met den meesten spoed te presenteeren een lijst van 50 der nobelste kooplieden, ten einde te worden geconvoceerd ter benoeming der leden van den Kamer van Koophandel." Toen de leden van de eerste Kamer van Koophandel büelkaar waren, zat men ver legen waar te vergaderen, waar de openingezitting te houden. Reeds was bericht ont vangen, dat de Prefect van de Zuiderzee" l Mei 1811, te 12 uur, de Kamer zou installeeren, en had men nog geen goede plaats van samenkomst. De begeerde kamer boven de Beurs was ingenomen door Publieke schuld. Toen dacht men aan de kamer van den Municipalen Baad. De batterij zelf kan geladen worden door de electriseermachine. Door deze geh sele inrich ting is het mogelijk de geschoten kogel de contactdraden elkaar te doen raken, waar door tegelykertyd de belichtingsvonk over springt tusschen de knoppen. Het licht van deze vonk wordt door de dubbelbolle lens opgevangen en verzameld in een brandpunt. Het fotografietoestel moet zóó geplaatst wor den dat dit brandpunt juist valt op de foto grafische lens. De dubbeUolle lens moet zóó l C r OJ,0'1' |( E' . lNa de opening en installatie bleven de leden van de Kamer van Koophandel in zekeren zin dakloozen en onbehuisden. Men wist de heeren niet onder te brengen. Ein delijk kwam uitkomst. De Mare wilde de heeren leden van de Kamer van Kooplieden, ook wel genoemd Chambre de Commerce", stoppen in het Gasthuis. Den 2 len Juni werd last gegeven het Oude Mannen- en VrouwenGasthuis te laten inspecteeren, ten einde te onderzoeken of hetzelve een voldoend locaal voor de Chambre de Commerce zonde kun nen opleveren." Dit onderzoek luidde gunstig. Voor de Kamer van Koophandel zon er een lokaal kunnen worden ingericht, mits de vrede rechter, de jage de pais", die men ook in het gasthuis onder dak wilde brengen, er beleefd buiten werd gehouden. Dit is, zoo ongeveer alles, wat na te speu ren is, over de oprichting en het vergader lokaal van de Kamer van Koophandel, bij en kort na het bestaan. Het begin en het verloop der geschiedenis van de Amsterdamtche Kamer van Koop handel licht braak. Toch zal die historie zeer belangwekkend voor den handel en voor Amsterdam moeten en kunnen zijn. Daarom wordt met belangstelling de studie van den heer B. C. E. Zwart over dit onder werp verbeid, bewerkt naar de bronnen. Bg' het 100-jarig gedehkfeest op l Mei zal de studie 't licht zien. J. H. B. T Fijt. 1. SCHEMA VAN DE OPSTELLING DBR BBNOODIGDE APPABATEN. A. Electriseermachine. B. Batterij van Leidsche. fleitchen. C. Knoppen waartuachen de belichting svonk moet overspringen. D. Contactdraden, die door den kogel tegen elkaar gedrukt worden. E. E'. Baan van den kogel. L. Dubbelbolle knt, die de lichtbundel der vonk concentreert. T. Camera. De contact draden liggen zou, dat hun beeld juitt op den rechterkant dir ge voelige plaat valt. j Bloemeüaraiters. n. Ook in het gewone spraakgebruik ging men den term plantenrg'k" gebruiken en men beschouwde de wereld der planten als een maatschappij, die vit ontelbare miljoenen individuen bestaat, die elk audere karakter trekken vertoonen, zich onderscheiden door opvallende eigenaardigheden. Men spreekt van het instinkt en het zenuwleven der planten, van booze giftplanten en weldadige kruiden. Sterk gedoomde planten rijzen dreigend op in barre woestenijen. Trotsch verheffen zich de koningen van het woud. Met majesteit pronken heerlijke bloemen in gloeiende kleuren. Bescheiden verbergen zich teedere en zachte karakters. De symboliek van roos en bosch viooltje, va a jasmg'n en anjelier, van lelie en zonnebloem, is zonder inspanning te ontdekken en ontwikkelde zich dan ook in verschillende landen tot dezelfde beelden. Goethe heeft een leerdicht geschreven, waarin hg bespiegelingen gaf over de vormen der planten. Vroeger (in 1729) had reeds de Zwitser Von Halier de alpenplan t en be schreven in hexameters. Zooals men plantensvmbolen overal aan treft bg dichters en in de beeldende kunst, vindt men ook bloemenversiering in de bouwkunde. De Acanthus is een zeer bekend ornament en sommige menschen voeren hun voorliefde voor deze versiering zóó ver, dat zg beweren dat er slechts vier of vijf planten bestaan, die verdienen door de bouwkunde te worden nagebootst. Hier volgt de symbolische beteekenis van enkele bekende planten, zooals die wordt opgegeven in het werk van den heer Van Grieken, De plant in hare ornamenteele behandeling (1888), De balsamien, die haar rg'pe zaden bg de minste beroering ver wegslingert, en daarom de ongeduldige" (Impatienf) genoemd wordt, beteekent: on geduld als voorgevoel der liefde. De duinroos; liefelijke verschijning. Viooltje en abrikoos; stille liefde. Witte lelie en sneeuw klokje: onschuld. Vuurlelie: een liefkozing. Blauwe korenbloem en ganzebloem (Carysanthemum leucanthemnm) saamgebonden door middel van een rietsoort (Phalaris arundinacea): hoop en verhooring. Water klaver (ttenyantb.es trifoliata) en gouds bloem : scheiding. Een aojelier (Dianthas deltoïdes), waarvan de bloemen alleen staan, en de mnurbloem die hoog op oude ruïnen en kerktorens groeit: eenzaamheid en verlangen. Vergeet-mij-niet, jeneverboom en viooliJES: gr o a t der vriendschap. Kanon kei: wederzien. Klimop en kamperfoelie: zalige herinnering. Mirtenloof en mirtenbloemen waren reeds in de verre oudheid iiiiiiiii u nul u iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiu i u staan dat de kogel tusschen deze bolle lens en de belichtingsvonk passeeren kan. De camera moet nu scherp gesteld worden op den weg van den kogel, wat men natuurlijk deen kan door scherp in te stellen op de contactdraden. Hierbij moet men er aan den ken dat de contactdraden net even zichtbaar mogen zgn op den kant van de plaat, die het dichtst bg het geweer ligt, daar men anders kans loopt de contactdraden vel te zien te krijgen op de foto, maar de kogel juist niet meer. Dit alles zal duide lijker worden wanneer men het hierbij gevoegde schema ziet fi/. 1), waarop de onderlinge plaatsing der deelen is aangegeven. Voor de opname zelf is het volgende te verrichten. Ij alles goed in orde en zg u alle geleidingsdraden goed geïsoleerd, dan zet men de knoppen waartnsschen de belichtingsvonk moet overspringen + 6 m M. van elkaar. Draai de electriseermachine totdat men vonken ziet overspringen op beide plaatsen waar de leiding verbroken is. Gaat dat allea goed dan moet eerst weer alles ontladen worden. Dan gaat men na hoeveel malen men de kruk dertelectiiseermachine moet draaien om vonken te krggen. Heeft men het gemiddelde benoodigde aantal gevonden dan * ' <&ff< >> «** ' '?^SffiltA'!?* " '-? * "ï* ' "V-1 ? *fm:>Wt9*t - --:-t>*> i i. * JK vf:^ * "^ -^ * '^ Fig. 2. KOGELOPNAME. De snelheid was, bij het verlaten van den loop, 300 Meter per feconde. Rechts op de photo zijn d', contactdraden zichtbaar, die door den kogel tegen elkaar gedrukt werden, zoodat de belichtingivonk oversprong. Fijt. 3. KOGELOPNAME BIJ HET VERLATEN VAN DEM GEWEERLOOP. Links het uiteinde van den g weerloop, mf.t den kogel er jui»t uitkomend (deelen der contactdraden zijn zicht biar). Dadelijk voor den kogel is een wille vlek; dit i» dt belichtingivonk; rechts is e n zwarte vlek, gevormd door rook, die den kegel blijk baar vovruitgeloopcn it. IIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIII1IIIIIIHIIIIIIIIII symbolen der maagden en de bruid siert zch met oranjebloesem. De laurier, aan Apollo gewgd, was zinnebeeld van roem, overwinning en toewijding aan de kunst. De eik van Zens-Jnpiter was een heilig orakel bij de Grieken en even heilig bg Kelten en Germanen. De goden bewoonden boomen. Minerva en Apollo hebben den olgf. Bacchns, Pan en Cybele kiezen den pijnboom. Pluto heeft den cypres. De eik behoort, behalve aan Jnpiter, ook aan Mars en, in NoordEnropa, aan den dondergod Thor-Donar. De populier is voor Hercules, de els voor Sylvanus, de ceder voor de Furiën, de palm voor de mncen. *** Ook de kristelg'ke symbolen, voor het meerendeel aan den bg'bel ontleend, behooren hier te worden vermeld. Gras en hopi doelen op de vergankelijkheid des vleesches; het hooi spreekt ook van den met zonden be laden mensen of van zwakheid. De ceder beteekent: schoonheid en vergankelijkheid. Het riet zegt, hoe gering het geloof is van den mensen, of ook wel dat men trotsch is op vergankelijke goederen. Het onkruid is des duivels. Vruchtboomen geënt op wilde stammen worden aanvaard als beeld der ver houding tusschen het kristendom en het jodendom. De wilg is het gebod van hei Evangelie. De hyssop wijst op het ootmoedig geloof, op de kennis van zichzelf en óp de zuivering der zonde. De brandende doorn struik is zinnebeeld van het paaschfeest en der opstanding. De granaatappel stelt de eenheid der kerk voor en de stevige wortels van den moerbezieboom doelen op bet vaste, onwankelbare geloof. Wijnstok en roos hooren bg den Verlosser, druif en korenaar bg het Avondmaal, wijnstok en olmboom zgn sym bolen van rijk en arm, de appel spreekt van de erfzonde. Deze symbolen zgn natuurlijk in den Bg'bel als voor hef grypen. Men kan pok een groot aantal planten-zinnebeelden vinden in de geschriften van den heiligen Franciscns van Sales. Ook opvoeders en moralisten hebben sym bolen aan het plantenrg'k ontleend. Dit blijkt uit den titel van een te Weenen in 1843 verschenen boekje: De school der bloeiende Natuur, of esthetisch-wgsgeerige beschou wingen voor tuinliefhebbers, wandelaars, zedeleeraars, opvoeders en alle vereerders der natuur, der deugd, van het schoone en van het goede." De schrijver van dit werkje (L Trattinick) geeft de gedachten en ver gelijkingen weder, die in hem opkwamen bg de aanschouwing van bloemen. # # * Verschillende planten werden met hemelteekenen in verband gebracht. De sterreni iiiiiiiiiiMiiiimimiiiii IIIIIM iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii draait men weer, maar nu een keer of vier minder dan het benoodigde getal, zoodat de vonk op 't nippertje staat van over te springen. Duw dan de contactdraden naar elkaar toe; springt de beliehtingsvonk over als de contactdraden 1.5 m M. van elkaar zgn, dan heeft men de juiste lading (en het juiste aantal krukslagen) gevonden. Laad het geweer, draai de kruk het juiste aantal malen en echiet bg de laatste krukdraai, het geweer af; de kogel zal dan de eontraetdraden tegen elkaar duwen, zoodat de belichtingsvonk tnsschen de knoppen over springt, en de kogelschadnw werpt op de gevoelige plaat. Let goed op of werkelijk de belichtingsvonk overspringt! Heeft men alles in een donker gemaakt lokaal gedaan, dan kan men dadelijk de plaat ontwikkelen, en is men voorzichtig geweest dan lukt deze methode spoedig. Men behoeft volstrekt geen bgzondere platen te gebruiken. Natuurlijk, hoe gevoeliger plaat, hoe beter. Lnmi replaten voldoen stellig wel. Het is betrekkelijk onverschillig met welke fotografische lens men werkt. Elk lensje geeft wel resultaten, die de moeite waard zgn. Wil men opname hebben van den kogel, juist bij het verlaten van den geweerloop dan moet men natuurlijk de onderlinge plaatsing veranderen, met de contactdraden vlak voor den loop. Maar de geheele werking big f t dezelfde. Wat men fotografeert is eigenlijk de scha duw van den kogel; de electrische vonk duurt slechts een zeer klein deel eener seconde (1/800.000 tot 1,1000.000 eeconde). In dezen tg d is een kogel met een snelheid van 300 meter, zooals op een der foto's zichtbaar is, slechts verplaatst over een af stand van 0.3 m.M. zoodat voldoende scherpe opnamen mogelijk zij r. Zooaio een der foto's aangeeft, zyn behalve de kogel ook eigen aardige rook-verschijnselen zichtbaar. Voor den kogel, die den geweerloop verlaar, is een rookpluim zichtbaar, die dus gedirende een oogenblik den kogel vooruit loopt. De boven beschreven luchtgolven zgn, op deze wg'ze, echter niet te z'eu, behalve door uitgebreider en moeilijker inrichting. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl