De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 7 mei pagina 1

7 mei 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ir*1 v H', 1767 DE AMSTERDAMMER AV1911 WEEKBLAD YOOE NEDERLAND On.c3.er red.a.oti© -van. Dit nummer bevat een bijvoegsel. . IF. L. ?WTTBSSI^TO-. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Teorlndiëper 'fuatt bij vooruitbetaling, ,.".... . mail , 10. JÉtaderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a Zondag 7 Mei Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ? ? ?0.25 ,0.30 ,0.40 IMHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Dit ?igen ervarinr. Kroniek. Serviliteit, door X. FEUILLETON': Reisen, door CA, Ikkink. KUNST EN LETTEREN: J. Everte, Proza, beoordeeld door Herman Robten. Hitopadec» van N&rdyana, Sprenken en sproken, uit het Sanskrit vertaald door H. G. van der' Waals, beoordeeld door dr. J. W. Boissevain. Da Beetboven-cycine, door Mattbjjs Vermeulen. Berichten. VROUWENRUBRIEK: Het Stationswerk, door H v.'d. Hoer. Voedsel in Japan, door Lina B. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE STATUUR, door E. Heimans. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam, met af b. en portretten, door J. H. RöisiBg. Het Arnhem en Ngmegen dar toekomst mét kaartje, door D. J. van der Ven. Emile Clans in de Larensche Kunsthandel," met af b., door W. Steenhoff. qharivari. SCHETSJE. FINANOIEELE EN OECONOklSCHE KRONIEK, doe r v. d. H en v. d., 8. lersche zelfregeering, en Engeland als wereldmacht, door F. For tuin.?Ergerlijk, door Anna de Savornin Lohman. SCHAAKSPEL. DAMR B&ÏEK. ADVERTENTIËN. TTit eigen ervaring. Een weekblad als het onze is een blad voor critiek en heeft plaats voor satire. Het heeft bij geval ook ruimte beschikbaar voor onschuldige grappen, die niet direct van doen hebben met satire of critiek. Nu zegt de een en ander tot zichzelf: het leven is rijk en omspant zooveel: laat er satire wezen en critiek en grappen. ?Naaf deze ,vrijzinnige" uitspraak zou men werkelijk zonder levensgevaar kun nen handelen, indien men rekende buiten den waard-, die Niet-Begrijpen heet, en die een ongerepte nationale roem is bij ons in Nederland, waar toch zoo ontztggelijk veel, volgens de statistiek, wordt gelezen en gestudeerd 1 Zie, zon het ook kunnen wezen, dat wij alle spontane begrip hebben w ggelezen en weggestudeerd? DaFranschen, die in 't algemeen zoo naïef-weinig parate kennis hebben, zijn zonder twijfel vlugger van begrip?Ook is misschien dedtkkeNederlandsche atmosfeer demoe der van den dikken geest voornoemd; maar misschien ook zijn er andere oor zaken voor de geboorte van dien mijn heer". Het Noordelijk bloed stroomt lang zaam. Eéne zaak is zeker: Al zijn wij allen goedig van aard, ons rond Spllandsch Niet-Begrijpen is verschrikkelijk vervelend en lastig, en ziet bovendien spoedig bloed": een volstrekt niet nage maakte, zeer chte moordenaarsnatuur. Naar aanleiding van een doodonschuldig prentje, men moet ons op ons woord gelooven: een dood-doodonschuldigpren tje, hebben wij eens een artikel ontvan gen (half dreigbrief, half vloekzang in proza) van een volledigen Mr. in de Rechten, die het ernstig meende, maar niettemin geheel en al in de war was en het ons misschien dacht te kunnen maken. "Wilden wij de uit brieven en korte snauwen in de pers telkens blijkende ontstemdheid (die louter op eigen mis vattingen steunt) over een plaat, over een stukje, den lezer kond doen, wij waren verplicht een rubriek te openen... die niet tot eer zou kunnen strekken der tébeschermen reputatie van bevattelijk heid, het Hollandsen ras eigen. Wij zeggen dit alles zonder in 't minst de mogelijk heid te ontkennen behoeft dit nog wel verzekerd? , dat wij zelf ooit eens in 't een of ander kunnen hebben ge zondigd, waardoor dus de een' of andere bepaalde wreveligheid werkelijk gefun deerd was l De meeste gevoeligheid toonen niet de Katholieken. Evenals de Joden, *) *) Het meerendeel der Jod»n maar dit is geen godsdienst-, veeleer een ras-quaestie, en gaat grootendeels buiten het onderwerp van dit stukje om schijnt ons inderdaad overgevoelig; wel is waar uit de verderop genoemde oorzaken (die wg natuurlijk ten hoogste betreuren), maar toch gevoeliger dan, alles welbegrepen, noodzakelijk ware. Hebben wij b.v. een feuilleton,waarin een pedante j onge man wordt ingevoerd, die als Jood, en dan wat ziekelijk, het angstig Joodsche personifieert, terstond merken wg van een stormpje in sómmiee Joodsche kringen. Een blad, de Joodeche Wachtei(f), heeft dan een heel feuille ton tégen .zulk anti-semitisme"! Hebben wg echter een plaat, waarin de Joden verdrijver Nicolasa II tot zg'n schande met hoewel in veel mindere mate, hebben zij misschien voor hun lichtgeraaktheid een verontschuldiging: hun langdurige onder drukking en vooral miskenning. Over 't algemeen schijnt het zuiden van ons land echter, ook in geestelijk-gunstigen zin gesproken, op het zuiden te trekken." Men onderscheidt ginds beter de bedoe ling, die achter woorden en teekens steekt, en leeft meer in het betrekkelijke van schakeeringen. Intusschen moet het wel waar wezen, dat de Katholieken, in de Politiek de Calvinisten volgend, en steeds in de Protest wte atmosfeer, door dien omgang (en in de dikke Nederlandscae lucht!) een proces van calviniseering, van geestelijke verdikking hebben doorgemaakt. Zij tenminste bon politiekere, hun persmannen onderscheiden nog minder wel licht dan vroeger tusschen vorm en in houd, bedoeling en bewoording. Zelfs heeft een plaat, waaraan tenminste eenige andere Boomschen zich niet gestooten hebben, een dramatisch prozagezang ont lokt aan het overigens nog wel. eens ooit om zijn intellectualiteit" geprezen Centrum. Het was de plaat, waarop minister Kolkman (zooals men weet mét het grootste deel der Rechterzijde steeds op gekomen voor de onbelastbadrhdd der eerste levensbehoeften) wordt voorgesteld staande tegenover een aantal kerkelijke benoodigdheden en sieraden: bijbels, gezangboeken, het wandeloostuum van een Kath. geestelijke, een dominees gewaad met bef, een Mariabeeldje onder een stolpt (zooals men in de vitrine van alle beeldenwinkeltjes zien kan), waarop nog een rozenkrans ligt, en per sloteen fluweelen kerkezakje op alle welke emblemen wijzend, Kolkman, voorgewend onschuldig, tot on* zegt: Ue eerste levens behoeften b l ij v e n onbelast l"... Zoo wordt dus de zijn belofte schendende minister voorgesteld in de niet-eerlijke houding van zelfverdediging, g e l ij k die bij de rechterzijde in zwang i s, en waarvan de Kolkman hier in den mond gegeven spitsvóndigheid ons lachen doet: De plaat hekelde bij gevolg n 's ministers woordbreuk n het gedurig op het Heilige" zich beroepen (te pas en te onpas, en ook als er niets Heiligs" te bespeuren valt) van de Kerkelijken. Z'edaar dan. In wat voor land leven wij, dat men ironie, als een rol dik laken, moet uit-leggen? Lees nu het Centrum: *** NAAR. Het weekblad de Amtterdammtr geeft een plaat, waarvan da geestigheid" van twijfelachtig allooi, maar het anti clei icalisme van onverdacht gehalte ie. Minister Kolkman wordt voorge steld, staande tegenover een aantal gods dienstige afbeeldingen, kerkelgke gewa den, den Bijbel, een Mariabeeld, een rozenkrans, en?., en daaronder leest men: de eerste levensbehoeften bigben on belast". De strekking van deze plaat kan wel niemand ontgaan. Maar ze geeft primo een onware voor stelling van de ingediende Tarief wet, alsof slechts de bier afgebeelde levensbe hoeften" onbelast zonden blij een ; terwijl zg anderzijds van een ironie doet blij ken, welke pijnlek aandoet. We mogen het een geluk voor ons volk achten, dat de H. Schrift, dat de rozenkrans, dat de vereering van Heili gen, dat de liefde voor Gods Moeder nog tot de levensbehoeften behooren van duizenden en duizenden. Het zon er droevig voor ons land uitzien indien het anders ware l En in hooga mate betreurenswaard lijkt het ons, daarmee op directe of indirecte wgze den spot te drgven. Betreurenswaard inderdaad, dat het bovenstaande als pure ernst bedoeld is. Natuurlijk maken wij geen platen als de bovenvermelde om den p o l i t i e k e n christenen" aangenaam te zijn. Integen deel. Maar er de vereering van Heiligen, de liefde voor Gods Moeder" etc. bij te pas te brengen, als hadden wij daarnaar ook maar met den vinger gewezen, het geeft een gevoel van... van hopeloosheid. En men zegge nu niet: een onbeheerschte liefde voor zijn Kerk heeft hier aan een Bpomsch man parten gespeeld! Neen, het is doodgewoon de straks reeds genoemde Boem van Nederland, de zich Pharao vergeleken wordt, dan is weer in dezelfde pers geen lof te groot I Joodsche Witze" worden nauwelijks meer aardig ge vonden als ze staan in een niet-Joodsche krant... Zie, wij herinneren ons een alge meen hooggeschalten Par ijzen aar, zelf Jood, die in da dagen van de Dreyfueaffaire, toen geen schimp groot genoeg werd geacht om het Jodendom te smaden, op zg'n visitekaartje onder zg'n naam liet drukken: Juif. Zal k een gebaar hebben wg' steeds het schoonst ge vonden, ... en het best werkend. nimmer verloochenende massale dikkert Niet-Begrijpen, die zoo bralt in het Cen trum. Even tevoren toch herkent men op het allerduidelijkst zijn stem, waar hij zegt: De plaat geeft een onware : voorstelling van de ingediende tarief wet, alsof slechts de hier afgebeelde eerste tevensbehoeften" onbelast zouden blij ven." Met Braakensieks plaat zouden wij dus hebben getracht de meening te doen ingang vinden: allén kerkezakjes, pastoorshoeden, psalmboekjes, Mariabeelden, enz. blijven volgens het wetsontwerp on belast ! Moge Tijl Uilenspiegel, die andere en betere spruit van Hollandechen stam, deze discussie met den heer Niet-Begrij pen willen voortzetten. Die weet zijn lach te beheerschen. *** Wij voor ons zullen maar trachten in het ernstige te blijven. Er is trouwens aan deze zaak een ernstige kant óók. Het Centrum, dat op zoo verkwikkende .wijze over onware voorstelling" spreekt, behoort tot de vooraanstaande politieke organen der Roomscbe Staatspartij: Welnu, onze plaat, waarover deze Cen^rwm-driestar, zonder erover te handelen, te handelen voorgeeft, kwam een dag of tien na een merkwaardig hoofdartikel in de N. B. Ct., een hoofdartikel waarin met de stukken bewezen werd, dat het Ministerie der Rechterzijde, en dat met name Mr. Kolkman zijn geloften van vroeger bezig was te schenden, en een aanslag" had gedaan, door zijn houding kort te voren, op de goede trouw in de staatkunde." Terwijl nu van alle dagblad-babbel tjes over de Tarief wét-Kolkman b ree del ij k melding werd gemaakt in de Roomsche pers, onder het gebruikelijke hoofd pers overzicht", werd (wij hebben dit toen tertijd zorgvuldig nagegaan) het aige artikel, dat van ingrijpende bet eekenis was, het genoemde hoofdartikel van de N. S. Ct. op misleidende wijze door die bij uitstek brave Room sche pers verdonkeremaand. Wij gaan hier eenigszins van ons hoofdonderwerp af, en ons kortbedoelde artikel loopt zoo in de lengte, maar het is wel goed nu en dan een kijkje te geven op de zedelijke verheffing van die zoo spoedig gekwetste redacties. Een hoofdje persoverzicht" zegt, als het iets zegt, dat men daaronder een objectieve samenvatting vinden zal van hetgeen <r belangrijks geschreven is door de politieke organen in den lande. Den lezers wordt daarmede beloofd een eerlijk verslag Maar hoe ging het? De Tijd haalde heele stukken aan uit het Hbl, de N. 'Ct., de Prov. Grori. CL, het Arnh. Dagbl, de antir. Eotterd., het Centrum, de Residentie Bode, het Huis gezin, het Dagbl. v. Noordbrabant. Geen letter werd geciteerd van het voor Kolkman en de zijnen hoogst compromittante stuk uit Rotterdam. Maar om den goedgeloovigen burger een rad voor de oogen te dratien (hij mocht eens zeggen: ik mis de N. R. Ct. in dit resumé) gispte de redactie in cei groot gedrukt artikel van louter woorden het nauwsluitende betoog van den Rotterdamschen collega zonder ook maar i n de verste verte den lezer te ver tellen waarom het ging. Ministe rieel bedrog met redactioneel bedrog gedekt! Het Centrum, minder brutaal, maar evenzeer bedacht op vernroffelen van de beschuldiging, doet aan zijn omvangrijke CITATEN uit ongeveer alle bladen behalve de N.R.Ct.&éfötirade voor afgaan: De N. R. Ct. is geweldig te velde getiokken tegen het voorgestelde (zeer lage) recht op bloem. Ongehoord" noemt het blad deze bepaling, onge meen kras", een gruwelijk feit" enz. en herinnert aan de verklaring der Rech'sche leiders, die zich steeds tegen meelrechtem verklaarden". Wat leest men hieruit anders, dan dat de N. R. Ct. het ongemeen kras" noemde meelrechten in te voeren, en dan, in 't voorbijgaan herinnerde aan de vroegere opinie van de Rechterzijde? Maar wat het Rotterdamsohe blad ongemeen kras" en on gehoord" achtte en als zoodanig d u i d elijk deed kennen, was iets hél an ders en veel minder prettigs, want het was, en het goede Centrum wist dit, de woordbreuk en de misleidende hou ding van den katholieken minister Kolk man. ... Naar", zeggen wij (met een woord van het Centrum.) De Maasbode hield zich natuurlijk het schitterendst van al. Het zweeg een week lang over het zusterorgaan van de Witte de Wittstr., waarover het anders nooit langer dan drie minuten te zwijgen ver mag! En toen zei het, natuurlijk zonder mededeeling van 't gebeurde: Laten Ministers ter harte nemen wat Roosevelt als eisch stelde aan iederen regeer der: Zij moeten geen dunhuidigheid ver raden ! M. a. w. meende, denken wij, de Maasbode: wees maar zoo dikhuidig ala ik. Tot ons onderwerp terugkeerend hier de gebruikelijke Eransche uitdruk king te bezigen ware onheusch past ons nog de vermelding, dat pogingen om meer bizonderljjk calvinistische" naturen nimmer te kwetsen door beeld en ge schrift, en in 't algemeen nooit iets te schrijven of te zeggen, dat aan geesten, die nog minder lenig zijn dan onze katholieke, (allen die door aanleg of omgang wat ruimer zijn gaan zien zon deren wij onvoorwaardelijk uit) onaan genaam klinken mocht, het is... een hopeloos pogen. Een hoogleeraar aan de Vrije Univer siteit, mede-hoofdredacteur aan de antirev. Rotterdammer voer onlangs uit o ver een brief van Oom Jodocus", waarin Wentholt aangenaam werd toegesproken, en over een satire op het groeiend aantal wedergeboortes"... telkens als een Christelijk ministerie aan het bewind is. Spot heeft", zeide de hoogleeraar, onder zekere voorwaarden recht van bestaan. Maar van die voorwaarden is zeker het ongerept laten van het heilige er eene,. die nooit mag worden overtreden". Wij verstaan eenvoudig niet", ging hij verder, hoe een redactie, onverschillig van welke partij of richting:, die nog zichzelveeert, zulk een taal in de kolommen van haar orgaan een plaats kan gunnen". Wq antwoorden, met verwijzing naar al het reeds gezegde: dat hem juist de moeilijkheid steekt in dat eenvoudig niet verstaan", in het niet verstaan" en in eenvoudigheid", die wij meer voudigheid wenschten... om meer met rust te worden gelaten. In Wedergeboorte", dat geschreven werd door een voor godsdienst fijn voelend man, was het heilige" de achter grond van verachte onheilige daden, die daarop te scherper zich afteekenden: maar wij in Holland zijn myoop: wij onderscheiden geen plans. Yan een groot deel van onze Natie mocht wel eens ge zegd worden, hetgeen op apothekersfleschjes staat: schudden vóór het ge bruik." KRONIEK. Louis BOUWMEESTER TE BERLIJN. "Wij lezen in De Telegraaf hoe Maximiliaan Harden, die Bouwmeester in ver schillende rollen zag, over onzen grooten tooneelspeler denkt: Harden heeft op zijn eigenaardige bitse, bijtende manier, een hartig-be wonderend woordje over het spel van Louis Bouwmeester gezegd. Wij zullen trachten zijn oordeel, dat, trots de hakkerige uitvallen links en rechts, van eigen waarneming en van veel begrip getuigt, getrouw weer te geven. De Hollander Lauis Bouwmeester, die Zondag in het Hofschauspielhaus den Sh ylock gespeeld heeft, is een tragisch en comico-tragisch acteur van hoogen rang. Een man uit n stuk, in wisn garen van demonische felheid zich rijkelijk uitleven en die zich niet alleen in Holland behoeft te laten zien. Een Autolycus, wiens vindingrijke list, wiens handige schaamteloosheid en brutaliteit geen Duitscher in onzen tijd geëvenaard heefc. De beste Kichard de Derde (de held van het wonderbaarlijk ictime, slechts in zijn intimiteit mach tige werk, dat een tooneelploertje, tuk op reclame, zonder eerbied, met den treurigen moed van een, die zijn moeder prostitueert, in den dampkring van de paardevygen heeft omlaaggesleurd. 1) Meer Angelsaksisch dan Rossi, die in deze rol den weg in de mythe der Germaansche menschheid niet zoo ge makkelijk vond, als in zijn Macbethcreatie. Mannelijker dan de eeuwige knaap Kainz, die het monster verknoeide tot een boosaardig- stekeligen dwerg, den tijger tot een los; van gansch ander kaliber. De Hollander kon den strijd kreet tegen Kiohmond wel-is- waar niet in zoo zuivere en helle tonen doen weerklinken als Possart (wien "alleen deze scène gelukte in den besten zin van het woord); maar hij legde de diepste wortelen bloot van die woekerplanten: woede tegen natuur en menschengeslacht, die den vierden zoon van Richard Plantagenet door zijn krateslijf heen in de hersens waren gedron gen. Geheel eenzaam schreed bij, als hertog van OHoucester, als koning, door de dampende, bloedige velden van zyn vaderland. Niemand gelijk. Aan nie mand met de nietigste zenuw van zijn organisme verbonden, of zelfs verwant. Als een woestijndier, in moeilijk be dwongen bloeddorst, onrustig snuivend, door een donkere dorpsstraat sluipt, in welker hutten slechts- zijn vijanden slapen, zich dan in het schemerduister tot den sprong bukt en den rsten, die wakker wordt, het onschuldig slen terend schoolkind, met de klauwen het in sohoone evenmaat pronkend lichaam aan stukken scheurt. E n de heer Bouw meester was altijd eenvoudig, in het barnat, in de rokkelore of in den rok (dien hu ter wille van zijn zuster mevrouw Mann, die zoo vurig Sarah op zijde streeft, voor het Parüsche stuk ook dikwijls aantrok.) Eenvoudig ook op 4e steilste klippen der tragiek: nog vóór een Berlijn se hèkinkel de zotten had bepraat, dat hu, sub a u s p i e i i s van twee filologen, die als recensent geen duit waard waren, den weg tot het natuurlijk" spel had gevonden. Jammer, dat dit ernstig talent uit het ? tulpenlandje zoo laat naar Europa kwam. Een grijsaard, die moet komen bedelen om bij val. Een wereldroem is hier ver loren gegaan." vermelden met ingenomenheid deze woorden van waardeering, die Bouwmeesterin zijn grootheid zoo treffend kenschetsen. 1) Dit ziet natnnrlg'k op Ferdinand BJDD. Serviliteit. Ziehier een aardig staaltje vanden invloed, dien het bureaucratische stelsel uitoefent op het karakter. Ik zeg: een aardig" staaltje; als men bedenkt wat er allemaal in zit, dan is men eer geneigd het een treurig staaltje te noemen. Zooals men weet, heeft de heer Leur, de directeur van het rijkstelegraafkantoor te Amsterdam, een kranige figuur by de rijkstelegraaf, afscheid van den dienst genomen. Nu bestaat er een Vereeniging van Directeuren en Commiezen der Posterijen en Telegrafie, en die vereeniging heeft een orgaan, waarin bij een gelegenheid als deze natuurlijk alleen ala de scheidende een zekeren rang bekleed heeft -*- een kleiner of grooter artikel aan dit geval gewijd wordt, waaruit dan blijkt wat een bizonder braaf mensen en hoogstaand ambtenaar juist deze vertrekkende of gestorvene ge weest is artikelen, die, als men er een stuk of wat bij elkaar heefc, in staat zijn iemands vertrouwen in de menschheid be langrijk te verhoogen. Maar zie, de schrijver, aan wien de redactie ditmaal deze taak had opgedragen, misschien meenend dat Leur inderdaad een te flinke figuur geweest is, om hem op de gewone wijze bij te zetten" is in zyn artikel eenigszins af geweken van de manier, door, behalve den lof, dezen vertrekkenden chef ook door hem toegezwaaid, eveneens bet licht te laten vallen op enkele gebreken, die overigens les défautsdesegqualitóY'genoemd worden. Het stuk maakt hierdoor inderdaad den indruk van een ernstig gemeende karakte ristiek en ook een met post- en telegraaftoestanden onbekende is geneigd een schrijver, die aldus niet maar onverdeeld prijst, gereeder dan anders te gelooven, wanneer hij verzekert, dat de heer Laur mede de Eijkstelegraaf door zijn helderen blik en kloek verstand, door zijn weergaloozen werklust en werkkracht" heeft tot bloei gebracht. Maar wat gebeurt? Eanige dagen later wordt aan de leden en abonnés op nieuw hetzelfde nummer van dit orgaan toege zonden, met aan het hoofd in vette letters de volgende redactioneele mededeeling: Zeer tot ons leedwezen is de kopy van ons Hoofdartikel, gewijd aan den aftredenden Directeur van het Rijkstelegraaf kantoor te Amsterdam, niet met de vereischte zorg door ons behandeld. Ons goed vertrouwen op den schrijver van dat artikel was daar van de oorzaak. Wij betreuren dit in hooge mate en doen daarvoor in alle opzichten amende honorable, terwijl wij onzen lezers verzoeken, de bladzijden 133 tot en met 140 te willen vernietigen en te vervangen door de bijgaande." Hierop volgt dan weer het stuk over Leur, maar met weglating van d« regels, die dit artikel tot een unicum maakten 1) en ongewijzigd de verdere arti kelen. Of de schrijver tot de verhaspeling zijn toestemming heeft gegeven, wordt niet gemeld. De oplaag van het blaadje is dus ter wille van die verhaspeling herdrukt en rondgezonden. De redactie kon niet volstaan met b.v. in het volgend nummer er een en ander van te zeggen, neen, neen, dit num mer, waaiin ^zulke dingen voorkwamen, moest vernietigd en door een nieuw ver vangen. In alle opzichten ' doet de redactie amende honorable." Deze redactie, dat is niet n map, die op zijn eigen houtje handelt, dat zijn er meerderen, en het blaadje is het orgaan" der vereeniging, yan welke, zoover ik weet, het meerendeel der com miezen en directeuren van dit vak, lid zijn 2). Wij zullen er niet veel van zeggen. Op de vergadering van den Nieuwen Nederlandschen Postbond", een nog jonge ver eeniging voor het gansene personeel, die de moderne opvattingen omtrent vak vereen igingen vertegenwoordigt en ongetwijfeld de toekomst heeft in het corps, is door den voorzitter, den heer Van Stapele, de ook in dit blad, in de bekende, door Minister 1) Een grief tegen het stuk was blgkbaar ook de zinspeling van den schrijver op het feit, dat de heer Lsur, ondanks zyn over schrijding van den GSjarigen leefcjjd, niét veel neiging had getoond voor jonger krachten plaats te maken. 2) Tot mgn groot genoegen hoor ik echter van bedankjes" voor het blad, naar aan leiding van dit geval.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl