Historisch Archief 1877-1940
ir*1
v
H', 1767
DE AMSTERDAMMER
AV1911
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
On.c3.er red.a.oti© -van.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
. IF. L. ?WTTBSSI^TO-.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Teorlndiëper 'fuatt bij vooruitbetaling, ,.".... . mail , 10.
JÉtaderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a
Zondag 7 Mei
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel ? ?
?0.25
,0.30
,0.40
IMHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Dit
?igen ervarinr. Kroniek. Serviliteit,
door X. FEUILLETON': Reisen, door
CA, Ikkink. KUNST EN LETTEREN: J.
Everte, Proza, beoordeeld door Herman
Robten. Hitopadec» van N&rdyana, Sprenken
en sproken, uit het Sanskrit vertaald door
H. G. van der' Waals, beoordeeld door dr.
J. W. Boissevain. Da Beetboven-cycine,
door Mattbjjs Vermeulen. Berichten.
VROUWENRUBRIEK: Het Stationswerk,
door H v.'d. Hoer. Voedsel in Japan,
door Lina B. ALLERLEI, door Allegra.
UIT DE STATUUR, door E. Heimans. De
Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Amsterdam, met af b. en portretten, door
J. H. RöisiBg. Het Arnhem en Ngmegen
dar toekomst mét kaartje, door D. J. van
der Ven. Emile Clans in de Larensche
Kunsthandel," met af b., door W. Steenhoff.
qharivari. SCHETSJE. FINANOIEELE
EN OECONOklSCHE KRONIEK, doe r v.
d. H en v. d., 8. lersche zelfregeering,
en Engeland als wereldmacht, door F. For
tuin.?Ergerlijk, door Anna de Savornin
Lohman. SCHAAKSPEL. DAMR
B&ÏEK. ADVERTENTIËN.
TTit eigen ervaring.
Een weekblad als het onze is een
blad voor critiek en heeft plaats voor
satire. Het heeft bij geval ook ruimte
beschikbaar voor onschuldige grappen,
die niet direct van doen hebben met
satire of critiek.
Nu zegt de een en ander tot zichzelf:
het leven is rijk en omspant zooveel:
laat er satire wezen en critiek en grappen.
?Naaf deze ,vrijzinnige" uitspraak zou
men werkelijk zonder levensgevaar kun
nen handelen, indien men rekende buiten
den waard-, die Niet-Begrijpen heet, en
die een ongerepte nationale roem is bij
ons in Nederland, waar toch zoo
ontztggelijk veel, volgens de statistiek, wordt
gelezen en gestudeerd
1 Zie, zon het ook kunnen wezen, dat
wij alle spontane begrip hebben w
ggelezen en weggestudeerd? DaFranschen,
die in 't algemeen zoo naïef-weinig
parate kennis hebben, zijn zonder twijfel
vlugger van begrip?Ook is misschien
dedtkkeNederlandsche atmosfeer demoe
der van den dikken geest voornoemd;
maar misschien ook zijn er andere oor
zaken voor de geboorte van dien mijn
heer". Het Noordelijk bloed stroomt lang
zaam. Eéne zaak is zeker: Al zijn wij
allen goedig van aard, ons rond
Spllandsch Niet-Begrijpen is verschrikkelijk
vervelend en lastig, en ziet bovendien
spoedig bloed": een volstrekt niet nage
maakte, zeer chte moordenaarsnatuur.
Naar aanleiding van een
doodonschuldig prentje, men moet ons op ons woord
gelooven: een dood-doodonschuldigpren
tje, hebben wij eens een artikel ontvan
gen (half dreigbrief, half vloekzang in
proza) van een volledigen Mr. in de
Rechten, die het ernstig meende, maar
niettemin geheel en al in de war was
en het ons misschien dacht te kunnen
maken. "Wilden wij de uit brieven en
korte snauwen in de pers telkens blijkende
ontstemdheid (die louter op eigen mis
vattingen steunt) over een plaat, over
een stukje, den lezer kond doen, wij
waren verplicht een rubriek te openen...
die niet tot eer zou kunnen strekken der
tébeschermen reputatie van bevattelijk
heid, het Hollandsen ras eigen. Wij zeggen
dit alles zonder in 't minst de mogelijk
heid te ontkennen behoeft dit nog
wel verzekerd? , dat wij zelf ooit eens
in 't een of ander kunnen hebben ge
zondigd, waardoor dus de een' of andere
bepaalde wreveligheid werkelijk gefun
deerd was l
De meeste gevoeligheid toonen niet
de Katholieken. Evenals de Joden, *)
*) Het meerendeel der Jod»n maar dit
is geen godsdienst-, veeleer een ras-quaestie,
en gaat grootendeels buiten het onderwerp
van dit stukje om schijnt ons inderdaad
overgevoelig; wel is waar uit de verderop
genoemde oorzaken (die wg natuurlijk ten
hoogste betreuren), maar toch gevoeliger dan,
alles welbegrepen, noodzakelijk ware. Hebben
wij b.v. een feuilleton,waarin een pedante j onge
man wordt ingevoerd, die als Jood, en dan
wat ziekelijk, het angstig Joodsche
personifieert, terstond merken wg van een stormpje
in sómmiee Joodsche kringen. Een blad, de
Joodeche Wachtei(f), heeft dan een heel feuille
ton tégen .zulk anti-semitisme"! Hebben
wg echter een plaat, waarin de Joden
verdrijver Nicolasa II tot zg'n schande met
hoewel in veel mindere mate, hebben zij
misschien voor hun lichtgeraaktheid een
verontschuldiging: hun langdurige onder
drukking en vooral miskenning. Over
't algemeen schijnt het zuiden van ons
land echter, ook in geestelijk-gunstigen
zin gesproken, op het zuiden te trekken."
Men onderscheidt ginds beter de bedoe
ling, die achter woorden en teekens
steekt, en leeft meer in het betrekkelijke
van schakeeringen.
Intusschen moet het wel waar wezen,
dat de Katholieken, in de Politiek de
Calvinisten volgend, en steeds in de
Protest wte atmosfeer, door dien omgang
(en in de dikke Nederlandscae lucht!) een
proces van calviniseering, van geestelijke
verdikking hebben doorgemaakt. Zij
tenminste bon politiekere, hun
persmannen onderscheiden nog minder wel
licht dan vroeger tusschen vorm en in
houd, bedoeling en bewoording. Zelfs
heeft een plaat, waaraan tenminste eenige
andere Boomschen zich niet gestooten
hebben, een dramatisch prozagezang ont
lokt aan het overigens nog wel. eens
ooit om zijn intellectualiteit" geprezen
Centrum.
Het was de plaat, waarop minister
Kolkman (zooals men weet mét het
grootste deel der Rechterzijde steeds op
gekomen voor de onbelastbadrhdd der
eerste levensbehoeften) wordt voorgesteld
staande tegenover een aantal kerkelijke
benoodigdheden en sieraden: bijbels,
gezangboeken, het wandeloostuum van
een Kath. geestelijke, een dominees
gewaad met bef, een Mariabeeldje onder
een stolpt (zooals men in de vitrine van
alle beeldenwinkeltjes zien kan), waarop
nog een rozenkrans ligt, en per sloteen
fluweelen kerkezakje op alle welke
emblemen wijzend, Kolkman, voorgewend
onschuldig, tot on* zegt: Ue eerste levens
behoeften b l ij v e n onbelast l"... Zoo
wordt dus de zijn belofte schendende
minister voorgesteld in de niet-eerlijke
houding van zelfverdediging, g e l ij k
die bij de rechterzijde in
zwang i s, en waarvan de Kolkman hier
in den mond gegeven spitsvóndigheid
ons lachen doet: De plaat hekelde bij
gevolg n 's ministers woordbreuk n het
gedurig op het Heilige" zich beroepen
(te pas en te onpas, en ook als er niets
Heiligs" te bespeuren valt) van de
Kerkelijken.
Z'edaar dan. In wat voor land leven
wij, dat men ironie, als een rol dik laken,
moet uit-leggen?
Lees nu het Centrum:
*** NAAR.
Het weekblad de Amtterdammtr geeft
een plaat, waarvan da geestigheid" van
twijfelachtig allooi, maar het anti clei
icalisme van onverdacht gehalte ie.
Minister Kolkman wordt voorge
steld, staande tegenover een aantal gods
dienstige afbeeldingen, kerkelgke gewa
den, den Bijbel, een Mariabeeld, een
rozenkrans, en?., en daaronder leest men:
de eerste levensbehoeften bigben on
belast".
De strekking van deze plaat kan wel
niemand ontgaan.
Maar ze geeft primo een onware voor
stelling van de ingediende Tarief wet, alsof
slechts de bier afgebeelde levensbe
hoeften" onbelast zonden blij een ; terwijl
zg anderzijds van een ironie doet blij ken,
welke pijnlek aandoet.
We mogen het een geluk voor ons
volk achten, dat de H. Schrift, dat de
rozenkrans, dat de vereering van Heili
gen, dat de liefde voor Gods Moeder
nog tot de levensbehoeften behooren van
duizenden en duizenden.
Het zon er droevig voor ons land
uitzien indien het anders ware l
En in hooga mate betreurenswaard
lijkt het ons, daarmee op directe of
indirecte wgze den spot te drgven.
Betreurenswaard inderdaad, dat het
bovenstaande als pure ernst bedoeld is.
Natuurlijk maken wij geen platen als
de bovenvermelde om den p o l i t i e k e n
christenen" aangenaam te zijn. Integen
deel. Maar er de vereering van Heiligen,
de liefde voor Gods Moeder" etc. bij te
pas te brengen, als hadden wij daarnaar
ook maar met den vinger gewezen, het
geeft een gevoel van... van hopeloosheid.
En men zegge nu niet: een
onbeheerschte liefde voor zijn Kerk heeft hier
aan een Bpomsch man parten gespeeld!
Neen, het is doodgewoon de straks reeds
genoemde Boem van Nederland, de zich
Pharao vergeleken wordt, dan is weer in
dezelfde pers geen lof te groot I Joodsche
Witze" worden nauwelijks meer aardig ge
vonden als ze staan in een niet-Joodsche
krant... Zie, wij herinneren ons een alge
meen hooggeschalten Par ijzen aar, zelf Jood,
die in da dagen van de Dreyfueaffaire, toen
geen schimp groot genoeg werd geacht om
het Jodendom te smaden, op zg'n visitekaartje
onder zg'n naam liet drukken: Juif. Zal k een
gebaar hebben wg' steeds het schoonst ge
vonden, ... en het best werkend.
nimmer verloochenende massale dikkert
Niet-Begrijpen, die zoo bralt in het Cen
trum. Even tevoren toch herkent men
op het allerduidelijkst zijn stem, waar
hij zegt: De plaat geeft een onware
: voorstelling van de ingediende tarief wet,
alsof slechts de hier afgebeelde eerste
tevensbehoeften" onbelast zouden blij
ven." Met Braakensieks plaat zouden wij
dus hebben getracht de meening te doen
ingang vinden: allén kerkezakjes,
pastoorshoeden, psalmboekjes, Mariabeelden,
enz. blijven volgens het wetsontwerp on
belast !
Moge Tijl Uilenspiegel, die andere
en betere spruit van Hollandechen stam,
deze discussie met den heer Niet-Begrij
pen willen voortzetten. Die weet zijn
lach te beheerschen.
***
Wij voor ons zullen maar trachten in
het ernstige te blijven. Er is trouwens
aan deze zaak een ernstige kant óók.
Het Centrum, dat op zoo verkwikkende
.wijze over onware voorstelling" spreekt,
behoort tot de vooraanstaande politieke
organen der Roomscbe Staatspartij:
Welnu, onze plaat, waarover deze
Cen^rwm-driestar, zonder erover te handelen,
te handelen voorgeeft, kwam een dag
of tien na een merkwaardig hoofdartikel
in de N. B. Ct., een hoofdartikel waarin
met de stukken bewezen werd,
dat het Ministerie der Rechterzijde, en
dat met name Mr. Kolkman zijn geloften
van vroeger bezig was te schenden, en een
aanslag" had gedaan, door zijn houding
kort te voren, op de goede trouw in de
staatkunde."
Terwijl nu van alle dagblad-babbel
tjes over de Tarief wét-Kolkman b ree del ij k
melding werd gemaakt in de Roomsche
pers, onder het gebruikelijke hoofd pers
overzicht", werd (wij hebben dit toen
tertijd zorgvuldig nagegaan) het aige
artikel, dat van ingrijpende bet eekenis
was, het genoemde hoofdartikel van de
N. S. Ct. op misleidende wijze
door die bij uitstek brave Room
sche pers verdonkeremaand.
Wij gaan hier eenigszins van ons
hoofdonderwerp af, en ons kortbedoelde
artikel loopt zoo in de lengte, maar het
is wel goed nu en dan een kijkje te
geven op de zedelijke verheffing van
die zoo spoedig gekwetste redacties.
Een hoofdje persoverzicht" zegt, als
het iets zegt, dat men daaronder een
objectieve samenvatting vinden zal van
hetgeen <r belangrijks geschreven is
door de politieke organen in den lande.
Den lezers wordt daarmede beloofd een
eerlijk verslag Maar hoe ging het?
De Tijd haalde heele stukken aan uit
het Hbl, de N. 'Ct., de Prov. Grori. CL,
het Arnh. Dagbl, de antir. Eotterd., het
Centrum, de Residentie Bode, het Huis
gezin, het Dagbl. v. Noordbrabant. Geen
letter werd geciteerd van het voor
Kolkman en de zijnen hoogst
compromittante stuk uit Rotterdam. Maar om
den goedgeloovigen burger een rad voor
de oogen te dratien (hij mocht eens
zeggen: ik mis de N. R. Ct. in dit
resumé) gispte de redactie in cei groot
gedrukt artikel van louter woorden het
nauwsluitende betoog van den
Rotterdamschen collega zonder ook maar i n
de verste verte den lezer te ver
tellen waarom het ging. Ministe
rieel bedrog met redactioneel bedrog
gedekt!
Het Centrum, minder brutaal, maar
evenzeer bedacht op vernroffelen van de
beschuldiging, doet aan zijn omvangrijke
CITATEN uit ongeveer alle bladen
behalve de N.R.Ct.&éfötirade voor
afgaan: De N. R. Ct. is geweldig te
velde getiokken tegen het voorgestelde
(zeer lage) recht op bloem. Ongehoord"
noemt het blad deze bepaling, onge
meen kras", een gruwelijk feit" enz.
en herinnert aan de verklaring der
Rech'sche leiders, die zich steeds tegen
meelrechtem verklaarden". Wat leest men
hieruit anders, dan dat de N. R. Ct. het
ongemeen kras" noemde meelrechten in
te voeren, en dan, in 't voorbijgaan
herinnerde aan de vroegere opinie van
de Rechterzijde? Maar wat het
Rotterdamsohe blad ongemeen kras" en on
gehoord" achtte en als zoodanig d u i d
elijk deed kennen, was iets hél an
ders en veel minder prettigs, want het
was, en het goede Centrum wist dit,
de woordbreuk en de misleidende hou
ding van den katholieken minister Kolk
man. ... Naar", zeggen wij (met een
woord van het Centrum.)
De Maasbode hield zich natuurlijk het
schitterendst van al. Het zweeg een week
lang over het zusterorgaan van de Witte
de Wittstr., waarover het anders nooit
langer dan drie minuten te zwijgen ver
mag! En toen zei het, natuurlijk zonder
mededeeling van 't gebeurde: Laten
Ministers ter harte nemen wat
Roosevelt als eisch stelde aan iederen regeer
der: Zij moeten geen dunhuidigheid ver
raden ! M. a. w. meende, denken wij, de
Maasbode: wees maar zoo dikhuidig ala ik.
Tot ons onderwerp terugkeerend
hier de gebruikelijke Eransche uitdruk
king te bezigen ware onheusch past
ons nog de vermelding, dat pogingen om
meer bizonderljjk calvinistische" naturen
nimmer te kwetsen door beeld en ge
schrift, en in 't algemeen nooit iets te
schrijven of te zeggen, dat aan geesten,
die nog minder lenig zijn dan onze
katholieke, (allen die door aanleg of
omgang wat ruimer zijn gaan zien zon
deren wij onvoorwaardelijk uit) onaan
genaam klinken mocht, het is... een
hopeloos pogen.
Een hoogleeraar aan de Vrije Univer
siteit, mede-hoofdredacteur aan de antirev.
Rotterdammer voer onlangs uit o ver een
brief van Oom Jodocus", waarin
Wentholt aangenaam werd toegesproken, en
over een satire op het groeiend aantal
wedergeboortes"... telkens als een
Christelijk ministerie aan het bewind is.
Spot heeft", zeide de hoogleeraar, onder
zekere voorwaarden recht van bestaan.
Maar van die voorwaarden is zeker het
ongerept laten van het heilige er eene,.
die nooit mag worden overtreden". Wij
verstaan eenvoudig niet", ging hij verder,
hoe een redactie, onverschillig van welke
partij of richting:, die nog zichzelveeert,
zulk een taal in de kolommen van haar
orgaan een plaats kan gunnen".
Wq antwoorden, met verwijzing naar
al het reeds gezegde: dat hem juist de
moeilijkheid steekt in dat eenvoudig
niet verstaan", in het niet verstaan"
en in eenvoudigheid", die wij meer
voudigheid wenschten... om meer met
rust te worden gelaten.
In Wedergeboorte", dat geschreven
werd door een voor godsdienst fijn voelend
man, was het heilige" de achter
grond van verachte onheilige daden,
die daarop te scherper zich afteekenden:
maar wij in Holland zijn myoop: wij
onderscheiden geen plans. Yan een groot
deel van onze Natie mocht wel eens ge
zegd worden, hetgeen op
apothekersfleschjes staat: schudden vóór het ge
bruik."
KRONIEK.
Louis BOUWMEESTER TE BERLIJN.
"Wij lezen in De Telegraaf hoe
Maximiliaan Harden, die Bouwmeester in ver
schillende rollen zag, over onzen grooten
tooneelspeler denkt:
Harden heeft op zijn eigenaardige
bitse, bijtende manier, een hartig-be
wonderend woordje over het spel van
Louis Bouwmeester gezegd. Wij zullen
trachten zijn oordeel, dat, trots de
hakkerige uitvallen links en rechts, van
eigen waarneming en van veel begrip
getuigt, getrouw weer te geven.
De Hollander Lauis Bouwmeester,
die Zondag in het Hofschauspielhaus
den Sh ylock gespeeld heeft, is een
tragisch en comico-tragisch acteur van
hoogen rang. Een man uit n stuk,
in wisn garen van demonische felheid
zich rijkelijk uitleven en die zich niet
alleen in Holland behoeft te laten zien.
Een Autolycus, wiens vindingrijke list,
wiens handige schaamteloosheid en
brutaliteit geen Duitscher in onzen tijd
geëvenaard heefc. De beste Kichard de
Derde (de held van het wonderbaarlijk
ictime, slechts in zijn intimiteit mach
tige werk, dat een tooneelploertje, tuk
op reclame, zonder eerbied, met den
treurigen moed van een, die zijn moeder
prostitueert, in den dampkring van de
paardevygen heeft omlaaggesleurd. 1)
Meer Angelsaksisch dan Rossi, die
in deze rol den weg in de mythe der
Germaansche menschheid niet zoo ge
makkelijk vond, als in zijn
Macbethcreatie.
Mannelijker dan de eeuwige knaap
Kainz, die het monster verknoeide tot
een boosaardig- stekeligen dwerg, den
tijger tot een los; van gansch ander
kaliber. De Hollander kon den strijd
kreet tegen Kiohmond wel-is- waar niet
in zoo zuivere en helle tonen doen
weerklinken als Possart (wien "alleen
deze scène gelukte in den besten zin
van het woord); maar hij legde de
diepste wortelen bloot van die
woekerplanten: woede tegen natuur en
menschengeslacht, die den vierden zoon van
Richard Plantagenet door zijn
krateslijf heen in de hersens waren gedron
gen. Geheel eenzaam schreed bij, als
hertog van OHoucester, als koning, door
de dampende, bloedige velden van zyn
vaderland. Niemand gelijk. Aan nie
mand met de nietigste zenuw van zijn
organisme verbonden, of zelfs verwant.
Als een woestijndier, in moeilijk be
dwongen bloeddorst, onrustig snuivend,
door een donkere dorpsstraat sluipt, in
welker hutten slechts- zijn vijanden
slapen, zich dan in het schemerduister
tot den sprong bukt en den rsten,
die wakker wordt, het onschuldig slen
terend schoolkind, met de klauwen het
in sohoone evenmaat pronkend lichaam
aan stukken scheurt. E n de heer Bouw
meester was altijd eenvoudig, in het
barnat, in de rokkelore of in den rok
(dien hu ter wille van zijn zuster
mevrouw Mann, die zoo vurig Sarah
op zijde streeft, voor het Parüsche stuk
ook dikwijls aantrok.) Eenvoudig ook
op 4e steilste klippen der tragiek: nog
vóór een Berlijn se hèkinkel de zotten
had bepraat, dat hu, sub a u s p i e i i s
van twee filologen, die als recensent
geen duit waard waren, den weg tot
het natuurlijk" spel had gevonden.
Jammer, dat dit ernstig talent uit het ?
tulpenlandje zoo laat naar Europa kwam.
Een grijsaard, die moet komen bedelen
om bij val. Een wereldroem is hier ver
loren gegaan."
vermelden met ingenomenheid deze
woorden van waardeering, die
Bouwmeesterin zijn grootheid zoo treffend kenschetsen.
1) Dit ziet natnnrlg'k op Ferdinand BJDD.
Serviliteit.
Ziehier een aardig staaltje vanden invloed,
dien het bureaucratische stelsel uitoefent
op het karakter. Ik zeg: een aardig"
staaltje; als men bedenkt wat er allemaal
in zit, dan is men eer geneigd het een
treurig staaltje te noemen.
Zooals men weet, heeft de heer Leur,
de directeur van het rijkstelegraafkantoor
te Amsterdam, een kranige figuur by
de rijkstelegraaf, afscheid van den dienst
genomen. Nu bestaat er een Vereeniging
van Directeuren en Commiezen der Posterijen
en Telegrafie, en die vereeniging heeft een
orgaan, waarin bij een gelegenheid als deze
natuurlijk alleen ala de scheidende een
zekeren rang bekleed heeft -*- een kleiner
of grooter artikel aan dit geval gewijd
wordt, waaruit dan blijkt wat een bizonder
braaf mensen en hoogstaand ambtenaar
juist deze vertrekkende of gestorvene ge
weest is artikelen, die, als men er een
stuk of wat bij elkaar heefc, in staat zijn
iemands vertrouwen in de menschheid be
langrijk te verhoogen. Maar zie, de schrijver,
aan wien de redactie ditmaal deze taak
had opgedragen, misschien meenend dat
Leur inderdaad een te flinke figuur geweest
is, om hem op de gewone wijze bij te
zetten" is in zyn artikel eenigszins af
geweken van de manier, door, behalve den
lof, dezen vertrekkenden chef ook door hem
toegezwaaid, eveneens bet licht te laten
vallen op enkele gebreken, die overigens
les défautsdesegqualitóY'genoemd worden.
Het stuk maakt hierdoor inderdaad den
indruk van een ernstig gemeende karakte
ristiek en ook een met post- en
telegraaftoestanden onbekende is geneigd een
schrijver, die aldus niet maar onverdeeld
prijst, gereeder dan anders te gelooven,
wanneer hij verzekert, dat de heer Laur
mede de Eijkstelegraaf door zijn helderen
blik en kloek verstand, door zijn
weergaloozen werklust en werkkracht" heeft tot
bloei gebracht.
Maar wat gebeurt? Eanige dagen later
wordt aan de leden en abonnés op nieuw
hetzelfde nummer van dit orgaan toege
zonden, met aan het hoofd in vette letters
de volgende redactioneele mededeeling:
Zeer tot ons leedwezen is de kopy van ons
Hoofdartikel, gewijd aan den aftredenden
Directeur van het Rijkstelegraaf kantoor te
Amsterdam, niet met de vereischte zorg
door ons behandeld. Ons goed vertrouwen
op den schrijver van dat artikel was daar
van de oorzaak. Wij betreuren dit in hooge
mate en doen daarvoor in alle opzichten
amende honorable, terwijl wij onzen lezers
verzoeken, de bladzijden 133 tot en met 140
te willen vernietigen en te vervangen door
de bijgaande." Hierop volgt dan weer het
stuk over Leur, maar met weglating van
d« regels, die dit artikel tot een unicum
maakten 1) en ongewijzigd de verdere arti
kelen. Of de schrijver tot de verhaspeling
zijn toestemming heeft gegeven, wordt niet
gemeld. De oplaag van het blaadje is dus
ter wille van die verhaspeling herdrukt en
rondgezonden. De redactie kon niet volstaan
met b.v. in het volgend nummer er een en
ander van te zeggen, neen, neen, dit num
mer, waaiin ^zulke dingen voorkwamen,
moest vernietigd en door een nieuw ver
vangen. In alle opzichten ' doet de redactie
amende honorable." Deze redactie, dat is
niet n map, die op zijn eigen houtje
handelt, dat zijn er meerderen, en het blaadje
is het orgaan" der vereeniging, yan welke,
zoover ik weet, het meerendeel der com
miezen en directeuren van dit vak, lid zijn 2).
Wij zullen er niet veel van zeggen. Op
de vergadering van den Nieuwen
Nederlandschen Postbond", een nog jonge ver
eeniging voor het gansene personeel, die de
moderne opvattingen omtrent vak vereen
igingen vertegenwoordigt en ongetwijfeld
de toekomst heeft in het corps, is door den
voorzitter, den heer Van Stapele, de ook
in dit blad, in de bekende, door Minister
1) Een grief tegen het stuk was blgkbaar
ook de zinspeling van den schrijver op het
feit, dat de heer Lsur, ondanks zyn over
schrijding van den GSjarigen leefcjjd, niét
veel neiging had getoond voor jonger krachten
plaats te maken.
2) Tot mgn groot genoegen hoor ik echter
van bedankjes" voor het blad, naar aan
leiding van dit geval.