De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 7 mei pagina 6

7 mei 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1767 t,, !:* **. r r-Prefect DB CELLES, de eerste President der Kamer van Koophandel", De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam. OVERZICHT DOOR HARE HANDELINGEN, GEDURENDE HET TIJDVAK 1811 1911, BEWERKT VAN B. C. E. ZWART, lid der Kamer. (Niet in den handel.) Gedrukt door de Amsterdamsche Boek- en Steendrukkerij, voorh. Ellerman Harms en Co. te Amsterdam, E«D wichtige feestgave is dit boek van meer dan 400 bladzijden, dat, om met P. d Hooft te spreken: riekt naar olie van arbeid". Het bevat honderd jaar geschiedenis van den Amsterdamschen handel, bewerkt naar de bronnen. Een chaos van gegevens, stapels van beschei den, dikke boeken van notulen, enz. heeft de schrijver, de heer B. C. E. Zwart, ?r voor moeten lezen, doorworstelen en doorwerken, de stof ordenen en in verband brengen met het algemeen, het duistere ophelderen. Het zwaarwichtige boek: De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Am sterdam", sinds de oplichting tot heden, behoort niet tot de tijdverdrijfsliteratuur, ook niet tot de schoone en allerminst tot de nieuwe letteren. Wat het dan wel is P Een hoogst be langrijk en blijvend werk, een boek, dat men telkens zal naslaan, een vraag baak voor handel en zeevaart, en.., ietwat voor de nijverheid. Leest men met aandacht dit boek, zelfs al snuffelt men er in, dan begint mendegroote waarde er van, ook op gebied buiten kandel, zeevaart en nijverheid, te beseffen, die dit werk van deege deegljjkheid geeft aan de historie der ontwikkeling van stad en land. Eene verdienste voor den schrijver te meer is het overzicht dat hij aan de stichting ^van de Kamer van Koop handel" laat voorafgaan over de jaren, dat de handel op andere wijze voorlich ting zocht. Reeds in de 17e eeuw werd te Am sterdam behoefte gevoeld aan eene offioieele vertegenwoordiging van den han del. Wél bestond er reeds eene vaate Commissie uit de Vroedschap die Burge meesters voorlichtte omtrent alles wat den handel betrof en waren voor som mige takken van handel, zooals die op Moscovië, de Levant en de Oostzee, Kamers opgericht die de belangen hunner leden voorstonden, doch in het j aar 1663 vond men het noodzakelijk eene zelf standige vertegenwoordiging van den handel op te richten, vooral met het oog op de diversie van den Amsterdamschen handel", nl. het verloop van onzen wereld handel, waar van te dien tijde zich teekenen begonnen te vertoonen. De geschiedschrijver Commelin, spre kende van onzen buitenlandschen handel, zegt daaromtrent: Alzoo jaarlijks meer en meer bespeurt werdt alle aanslagen bedagt en in 't werk gestelt te werden, die deze Staat en 8{adt te onttrekken: zoo heeft het de wijze Regeringen goed gedagt, om zoo veel mogelij ken daar bij tjjds in te voorzien, op te richten een Vergadering van ervaarne koopluyden. De Vroedschap van Amsterdam be sloot daarom den Man Juni 1663 om eenige voorname kooplieden te committeeren, benevens eenige der 36 Raden, omméop de Conservatie ende vermeerderinge van de negotie hier ter stede te letten, midsgaders van tijd tot tijd te overwegen, en bij forme van advys ofte berigt te beramen ofte aen te wyzen de middelen, die dezelve daertoe dienstig zullen oordeelen te zyn; ten welcken einde zy alle acht ofte veertien dagen zouden bijeen vergaderen ende met maleanderen communicatie houden, latende van haar gebesoigneerde door een van deser stede secretarissen notulen houden, ende aen den Heeren Burgemeesteren rapport doen." Den 19en December 1663 besloten Bur gemeesteren tot zulk eene vergaderinge". Een kamer in het Raadhuis (het Paleis van thans) werd tot vergaderplaats be stemd en ingericht, en Nicolaus Nikola tot sekretaris aangesteld. Alle 14 dagen Dinedag's na den middag te 4 uur zou men vergaderen. Dit College kan men als de eerste Kamer van Koophandel beschouwen. Den ingezetenen van Amsterdam werd van de oprichting openlijk kennis gegeven. Een der eerste vraagpunten op l De zaal in het Beursgebouw, waar de Kamer van Koophandel en Fabrieken", Maandag l Mei 1911, haar eerste bijeenkomst heeft gehouden, bjj de herdenking van haar honderdjarig bestaan. April 1664, aan dit college voorgelegd betrof de strandjutters: Hoe te weren het beroven der strandende schepen in Texel en 'tVlie". Volgende behandelde kwesties geven een juisten blik op aesurantiezaken, den algemeénen handelstoestand, Turksche rooverij, frauiuleusheid der Bankroetiers, Walvischvangst, Groenlandsohe Visscherij, de afneming van de pest binnen deze stad, Hollandsche manufacturen in Engeland verboden, Post op Texel en 'tVlie, enz. enz. Het college heeft, volgens den heer B. C. E. Zwart, op verschillende kwes ties uitnemende rapporten nagelaten. De noodige belangstelling heeft echter ont broken om dit college lang in wezen te laten. Veel tot het te niet gaan droeg bij de dreigende oorlog met Engeland. Den 4en Mei 1664 stierf een voornaam lid, Cornelis de Graeff, heer van Zuid polsbroek en den 29en November be sloten Burgemeesteren de plaats in 't collegie van de coopluyden, alsmede van de administratie en stadscoloniën in Nieu-Neerlant (A.merika), door het o ver lijden van den heer Zuitpolsbroek vacant geworden, onbegeven te laeten, alsmede de plaetsen, die in 't toeco mende, in de t «ree voarschrevea collegiën zullen komen te vaceeren." Het collegie van de Commersie" heeft dus kort bestaan. De behoefte er aan deed zich echter telkens gevoelen. In 1770 wordt in een brief in het Tijdschrift: Den Koopman of bijdragen ten opbouw van Neerlands Koophandel en Zeevaart," met nadruk betoogd, dat een Kamer van Commercie" ieder handeldrijvende natie noodzakelijk is. De Redactie was het met den inhoud van dezen zeer langen en voor den toestand van ons land te dien tijde be langrijken brief, volkomen eens en drong in 1771 nog eens op de stichting van een Kamer van Commercie" aan. In datzelfde laatste kwart der 181e eeuw hameren verschillende verhande lingen, spectatoriale geschriften op het zelfde aambeeld. Praktisch ging de oeconomische tak van de Maatschappij van Wetenschappen" aam het werk, waar van in De Rijp" thans nog eenige nawerking zich doet gelden, hoe flauw ook. Van het oprichten van een nieuwe Kamer van Commercie" kwam wegens de beroering der tijden niets, tot Holland onder Fransche heerschappij geraakt, Keizer Napoleon I het bevel uitvaar digde op 18 Oktober 1810: Er zullen Kamers van Koophandel" worden op<ericht te Amsterdam, Rotterdam, Einden en in alle overige steden, waar dezelve ge vraagd en door ons op het rapport van onzen Minister van Binnenlandscha Zaken, in derzelver oprigting zal worden toegestaan." Dientengevolge werd te Amsterdam een Kamer van Koophandel gevestigd, bestaande uit een bepaald aantal leden. Den l en Mei 1811 werden de leden dezer Kamer in een lokaal van het Riadhuis door den Prefect, Cte. De Celles plechtig geïnstalleerd. Hiermede was te Amsterdam de Kauer van Koophandel" gevestigd. Den 7en Mei werd tot ViceVoorzitter gekozen da heer F. C. Braunsberg, wonende Haerengracht tusschen Leidsche- en Spiegalgracht. Da volgende vergaderingen werden gehouden in een lokaal van het Oude Mannen en Vrouwengasthuis. Een prachtige gelegenheid! De Voorzitter der Kamer was de Pre fect De Cdlles zelf, voor wien ter ver gadering altijd een stoel in het midden moest open blijven, zullende de heer Vice-President zich aan de rechterzijde daarvan plaatsen, en voorts de Leden ter wederzijde naar den rang, die ter stond na dat Reglement zal zijn ge arresteerd, en voorts iedere 3 maanden bij loting zal worden bepaald." De stoel van den Prefekt is De ledige stoel" geworden; de driemaandelijksche loting voor de zitplaatsen heeft zich echter tot op den huidigen da? gehandhaafd. Hoewel, volgens Professor van Kam pen, Napoleon te Amsterdam in een gesprek met eenige voorname kooplieden, het booze hart, dat hij den Nederlandschen handel toedroeg, duidelijk zou hebben aan den dag gelegd, toonden de kooplieden zich, al te slaafsch, den Keizer genegen. Althans bij het verblijf van Keizer Napoleon I te Amsterdam in October 1811, begaf bij ongesteldheid van den Vice-President Braunsberg de heer Severyn (van de firma Severyn en Haesebroek, Heerengracht tusschen Amstel en Utrechtsche straat) zich on middellijk na Napoleon's komst ten paleize en hield ter audiëntie de vol gende toespraak tot Z. M. (Amsterd. Courant, October 1811): Sire l Onze kamer van koophandel van uwe goede stad Amsterdam bevindt zich aUergelnkkigst door tot de eer toegelaten te worden, om aan de voeten van uwe Keherljjke en Koninklijke Majesteit de hulde te brengen van derzelver diepen eerbied, de verzekering van eene grenzelooze gehechtheid en derzelver y 'er, om aan de wyze en vaderlyke bedoelingen van Uwe Majesteit te beantwoorden. Zg weet, dat (Twe 'Majesteit, welks uitge strekt genie mét n oogopslag de ver schillende belangen van zoo vele volken omvat en regelt, zich by de beperkte berekeningen van eenige personen niet kan opbonden, en dat die even zoo onbe staanbaar zonden zyn met deszelfs roem, als met de wezenlijke belangen van deszelfs Eg k. Wjj smeken U, Sire I de vurigste wenschen voor den voorspoed uwer regering en voor bet behoud uwer dagen, wel te willen aannemen. *** De stomme feiten, door den heer Zwart in de geschiedenis van De kamer van koophandel van 1811-»1911", zooals ze zyn, spreken, juist omdat er geen vermooiing, geen hartstocht aan te onder kennen is. Men heeft in dit boek de waarheid en de werkelijkheid voor zich. Het karkas eener eeuw. Da historie schrijver heeft alles te danken aan den kroniekschrijver, hij kan door kennis van het volksleven, van de geschiedenis der stad, de gevoelens en de geestesstroomingen der inwoners, het karkas bekleeden met vleesch en aren, en tot een levend lichaam maken. ledere bladzijde toch wijst naar da uitingen van den tijdgeest. Handel is niet gemakkelijk te scheiden van wetenschap en kunst. Kunst en wetenschap kunnen den handel be vorderen, haar voorlichten en aandrijven uit stilstand tot werkzaamheid te komen, behoeden voor inslapen of nieuwe wegen aan wij zen en door nieuwe ontdekkingen en uitvindingen uitbreiden, bovendien kun nen zij den koopman ruimer gezichtskring geven en behoeden voor het ten onder gaan in het louter stoffelijke. Professor Barlaeus heefc bij zijne komst in Amsterdam er den koopman leeren kennen geheel opgaan de in wat voor oogen wa«, levend voor louter winsttejach. Zulk een koopman mishaagde hem. Die eenzijdigheid a h t te hij gevaarlijk. Daarom zette hij in zijne openingsrede bij de stichting van het Athenaeum in 1632 zijne meening daar omtrent uiteen en hield een rede over: De wijze koopman". De verlichte luiden die hem hadden helpen beroepen, waren reeds aan zijn stseven voorgegaan. Zij beseften dat den koopman, den hande laar, den zeeman kennis en ontwikkeling onontbeerlijk zijn. Samuel Coster, de dokter van het gasthuis, stichtte in 1617 eene Nederduitache Akademie, waar be halve da kunst ook de wetenschap werd gediend, populair, en in de Nederduitsche taal, in een tijd dat alles in bpt Latijn werd onderwezen. In de Akademie kwamen geleerden, kunstenaars, koop lieden, maar ook de kleine man, de burgerij. Ze hoorden er van handel en zeevaart, van cijfer- en sterre-kunst, van al, wat den grooten en kleinen koop man, en den zeevaarder, nuttig en noodig is. Niemand minder dan Bartjens o.a. hield er voorlezingen. Meer dan 200 jaar liggen er tusschen dit ijveren voor handel, zeevaart en nuttige kennis door Dokter Samuel Coster en een zelfde streven, door een anderen Dokter in de geneeskunde, van Dr. Sarphati. HU stichtte in de vorige eeuw een voorloopige handelsschool en door die school ontstond (1873), de goed ge organiseerde Handelsschool van thans, zooals het Athenaeum uit Coster's Aka demie. Hij ving aan Amsterdam wakker te schudden. De Handelsschool is een zegen voor den Amsterdamschen handel geworden, ook voor den handel in het algemeen. Zij heeft een nieuw geslacht kooplieden ge vormd, ruim van blik en wél onderlegd. Een der bestuurderen van den te Amster dam ge vestigden Deutscher Verein" ver klaarde dezer dagen, dat door de Handels school in de laatste jaren, aanmerkelijk minder jonge Duitschers te Amsterdam komen om op een kantoor werkzaam te zijn, daar de Amsterdamsohe jongelui even goed als zij, misschien beter onder legd" zijn voor de vacante plaatsen, dank zij het onderwijs der genoemde school. En ook, dat men in Duitschland gaarne jongelui heeft, welke die school hebben bezocht. Het honderdjarig bestaan van de Amsterdamsche Kamer van Koophandel en Fabrieken" is onder de gunstigste omstandigheden gevierd. Opgericht in een tijd van verval en druk, van in zinking der natie, bleef zij langen tijd gebukt gaan onder de zwaarte der in slaping. De hartader van Nederland klopte flauw; de gezichtskring der kooplieden was eng. Toen de stoombpoten kwamen de zoogenaamde" zeiden de lui bedacht men zich wel driemaal om er gebruik van te maken; de kamer ont raadde den aanleg van een ijzeren spoor weg tusschen Amsterdam en Rotterdam, en de oprichting eener handelsschool. Nog erger: de Kamer zag geen heil in den aanleg van het kanaal van Suez. Dit zijn enkele der meest teekenende feiten van dorperheid en dutzucht, die der moeite waard zijn uitvoerig te lezen in het boek van Zwart. Den mannen der gedachte en der ideeën en metruimeren blik stuitte deze lauwheid, deze indom meling tegen de borst, het dieef hentot getuigen. Dit getuigen ving eigenlijk al bij A. Loosjes aan. Het werd later sterk bij Potgieter, Heye, Schimmel, P. N. Muller, Zimmerman, Sarphati, Prof. v. Vloten en anderen, want Potgieter is het niet alleen geweest, die getuigd heeft. Zelfs staat hij bij schier allen achter in vrerkdadigheid. Zimmerman dreef als Bernard Koster vóór 1850 met de indutting van Holland en den Amsterdamschen koopman de spot, in: De Hoofdstad van Polderland." Over stad en land zegt hij o.a.: Er is eenige vischvangst, meest haring en bot; er wordt veel gemelkt en geboterd en ge kaasd ; er is eenige kust vaart en handel, en er zijn drie fabrieken, waarin eenige stuffen tot den eersten graad van be werking worden gebracht. De inboorling is zacht van inborst, geduldig en vrede lievend, meest dommelig en langzaam; de kooplieden zijn braaf en eerlijk, en er is geen voorbeeld van, dat zij ooit de factuur eener partij goederen geweigerd of daarop aanmerking gemaekt hebben, als er veel geld door hen aan verdiend werd. Zij zijn meest allen liefhebbers van sterken drank; overigens goede echtgenooten en huisvaders; zij stellen er hun hoogste eer in, dat naar waarheid op hun graf kan worden gebeiteld: hij werd geboren, kwam in broek-en-buis, daarna in een rok, trouwde, werkte (!) en stierf. De eentonigheid is hun grootste genot. Een dertig jaar later was, bij veel verandering, die slu'mer niet gnweken. In 1870 kon H. J. Sahimmel nog dichten: Lief vaderland, steeds slnimerlanw Hef toch uw oopltén fp! De warme slaapmuts tfl en schouw: De bloedvlag waait in top. Lief vaderland, v-ees 't pamm'len moe Dryf 't water air, n w bloed l Wij tellen a millioenen toe, Zacht, dat ge er iets voor doet. S. P. VAN EEGHEN, de huidige President der Kamer van Koophandel en Fabrieken". Lief vaderland, heel Java wacht En Suriname beidt, Ge roept steeds beiden: Goejen nacht l" Of ge eens Go -morgen" zeit. Schimmel achtte geen nieuw leven mogelijk, als er niet opstond een per soonlijkheid, een karakter, een man. Professor J. v. Vloten steeds strrjdend met scherpe wapenen tegen lauwheid en inzinking, kreeg oa die woorden den geest en bood zich Schimmel aan als een man", in een vers dat eindigde met: En teekent zich Van Vloten": Alle bladzijden van het boek vanden heer Zwart houden verband met het getuigen der geesten. Dit heeft de sluimerzieken wakker geschud en geleid tot belangstelling, verbeterd ondeiwjjs, on derwijs voor bijzondere doeleinden, uit breiding van kennis, opwekking van levenslust en ondernemingsgeest, tot bet meegaan met den tijd, tot het aangaan van een wedstrijd met de volkeren. De Amsterdamsche Kamer van Koop handel heeft feitelijk niets gedaan.Volgens haar karakter kon zij slechts dienen van advies." De adviezen echter hebben tot daden geleid en krachtig en zeer veel bijge dragen tot het ontwaken van handel en nijverheid uit dezen slaap, tot het op bloeien van nieuw leven, tot het aan breken van een gelukkig,, werkzaam, wakend en willend heden. Niets in de honderd jaar, die verstreken zijn, is op het gebied van handel, zeevaart of nijverheid geweest, of da kamer" gaf zijne adviezen, eerst sluimerlauw, later vol nieuwen geest, kracht en ver ruiming van blik. Zij behoort thans tot de vooruitstrevende lichamen, die nieuwe levenssappen in zich opnemen.' In de laatste jaren b.v. het meezeggenschap der winkeliers erkennende, heeft zij de winkeliers zich bij haar doen vertegen woordigen. De Kamer heeft zich met hare adviezen vaak geducht geroerd, zooals om n voorbeeld te noemen, bij het tot stand komen en het verbeteren van het Noord zeekanaal, en ook- en dit strekt haar tot groote eer in haar ernstig verzet tegen het open Havenfront, dat zij met weerzin heeft zien ontstaan, de stad voor een groot deel van haar verwon derlijke schoonheid, van hare natuurlijke toegangen te water ontroofde en de stad zich niet meer heerlijk laat opdoen aan de zijde van het Y. De geschiedenis van de Kamer van Koophandel en hare werkzaamheid is verzinlijkt in de lokalen haar tot vergaderen aangewezen: eerst in een Gasthuis voor oude mannen en vrouwen, daarna in eenRariteiten-kamer en eindelijk na uitgeziekt en verjongd na gekomen te zijn uit het verleden dat een heden beschaamde en tot voorbeeld zou strekken, eindelijk gezond en vol levenskracht in een zaal harer waard, in een gebouw waar al haar doen zetelt, in een deftige zaal van de Beurs. Het verschil in de honderd jaar van het bestaan van de Kamer van Koop handel teekent zich ook in den eersten voorzitter en den huidigen. De Celles had den Amsterdamschen koopman niet lief, officieel s halve installeerde hij de kamer en nam sedert het voorzitterschap niet meer waar. Zijn plaats bleef ledig. De sympathie der Amsterdammers had hij geenszins. Zij haatten hem en gaven hem bij monde van A.. J. Lastdrager bij zijn overhaaste vlucht in 1813 het heilige kruis na in deze woorden. Onbeschaamd en wreed, wellustig en dierlijk waren uwe bedrijven, De Celles; hard als het metaal, waarmede uw Meester(Napoleon I) de aarde verwoestte, was uw ziel" 1). Hoe geheel anders de president van thans, de heer S. P. van Eeghen, en vele vorige presidenten. De voorzittersstoel is nooit meer een ledige stoel, en de voorzitter staat handel en fabriekwezen oprechte] ij k voor, terwijl hij met de leden, met ruimer inzicht bedeeld dan de mannen in den Franschen tijd en vele jaren er na, streven om Amsterdam te handhaven als eerste koopstad. J. H. Rössraa. 1) A. J. Lastdrager : Gedenksctir f; der Verlossing en Herstelling van Nederland".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl