De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 14 mei pagina 5

14 mei 1911 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1768 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De rechtspositie THÜei M inZieien en fienewtoi, In Februari van dit jaar ia by den Zweedechen Minister van Jastitie ingediend een renze-petitionnement aan de regeering, inhou dende het verwek om een doeltreffende wetgeving ter bescherming van buitenechte lijke kinderen en hun moeden en die tevens mogelijk maakt het nemen van dwangmaat regelen tegenover mannelijke verzorgera die hun verplichtingen jegens hun kinderen, wettige zoowel als onwettige, niet aakomen. Het initiatief tot dit petitionnement is ge nomen door de Stockholmsche debating-club van vrouwen, die de voorbereiding ervan opdroegen aan een speciaal comité, bestaande uit Dr. Iner Laurell, arts aan de opleidings school voor kinderzorg, Anna Lindhage», inspectrice van de gemeentelijke kinderzorg en sinds Maart lid van den Stockholmscken gemeenteraad, en verder nog een vrouwelijke dokter, een gymnastiek-leer ar es, en twee onderwijzeressen aan de volksschool. De 630 onderteekenaars uit de gemeente en het district Stockholm waren allen perso nen, die in hun arbeid ten volle de bezwaren en de onvolledigheid der tegenwoordige wet hebben ondervonden. Er waren bijv.bij: een 60-tal predikanten, eenige leden van particu liere vereenigingen voor armenzorg en van het gemeentelijk armbestuur, leden van de ge meentelijke commiuie voor kinderzorg, van de inspectie op «itbestede kinderen; verder wykmeesterg, directrices en assistenten van kinder-tehuizen, vroedvrouwen en een aantal van de meest tekende advocaten. De inhoud komt in 't kort hierop neer: De ondervinding leert, dat de vader van het buitenechtelijk kind, ook wanneer hu, zooals in Zweden, verplicht is tot het verleenen van een zekere bijdrage aan de moeder voor het onderhond -van het kind, zich zeer ge makkelijk aan dien plicht kan onttrekken. In vele gevallen .is er eenvoudig niets van den vader te halen. Een Stoekholmsche vereeniging, die zich het lot van ongehuwde moeders aantrekt, zendt soms een door de belanghebbende gevolmachtigde persoon, die den vader «p den dag van uitbetaling van het loon aan fabriek of werkplaats op wacht. De praktijk heeft geleerd, dat dit dikwijls de eenige manier is, om de bijdrage, waar toe de wet hem verplicht, te innen. Daar bij komt, dat het openbaar armwezen in hoege mate bezwaard wordt door de ver plichting om al die noodlijdende moeders en kinderen te onderhonden, en over geen mid delen beschikt om de in gebreke blijvende verzorgers te dwingen, de verstrekte bedra gen terug te betalen. Wat betreft de terug betaling van onderstand aan wettige verlaten vrouwen en kinderen verleend, is het arm wezen in dezelfde ongunstige positie. Het vraagstuk van een met den modernen tijdgeest overeenkomde wetgeving is reeds herhaalde malen in den Rijksdag ter sprake gebracht en reeds driemaal (in 1893,1901 en 1907) is tot de Begeering namens den Rijks dag een verzoek gericht tot indiening va a een ontwerp van een gewijzigde wetgeving op dit gebied. Voor zoover bekend is, zijn voorstellen tot een nieuwe wetgeving, die de hierboven genoemde kwestie zou regelen, in bewerking; aan een in 1937 benoemde regeeringseommissie is het ontwerpen van een nieuwe armen wet opgedragen, terwijl aan een parlement aire commissie het Rgksdags-schrijven van 1907 ter bestudeering is overgegeven. Kaar aan leiding hiervan verzoeken de onderteekenaars dat de regeering aan deze lichamen zal op dragen, het uitwerken van afzonderlijke wets voorstellen: die de speciale belangen van ongehuwde moedera en haar kinderen be hartigen en die tevens meer doeltreffende bepalingen bevatten tegen in gebreke blij vende gezinsverzorging. Van dit verzoekschrift, al kan men 't niet precies een volkapetitionnement neem en, kan zeker gezegd worden door een maatschappelijke elite geteekend te zijp. Omstreeks terzelfder tijd werd in de a Rijksdag weer een motie ingediend, beoogend de verbetering der rechtsposities van ongehuwde moeders en haar kinderen, die echter ditmaal door beide UIT DE NATUUR. CDXXVI. Vogels in de stad. Als de Amsterdammers nu nog geen vogelkencera en vogelvrienden worden, dan ligt het stellig niet meer aan het gebrek om kennis op te doen. In onze par ken, in de kleinere ea kleinste ook, komen tegenwoordig vogels die er vroeger nooit of zelden gezien konden worden. En ze laten zich bekijken met zoe'n gerustheid en zoo'n kalmte, dat het soms lijkt of de dieren er een genoegen in gaan vinden, en een beetje poieeren. Br zijn in dit voorjaar zang lijsters gezien, die op straat wan delden of het mnsschen en spreeuwen waren; wel alleen in den vroegen m«rgen, maar zoo vroeg is het in Amsterdam niet of er loopen meer menschen en er rijden meer voertuigen dan in dorpen en stadjes op het drukst van den dag. Ook zijn er in de laatste jaren en vooral in dit voorjaar vogelsoorten opgemerkt, die vroeger liefst ver van de drukbezige menschheid bleven; de basterdnachtegaal en het prachtige zwart-gekraagde -en witgeknifde roodstaartje lieten zich herhaal delijk kijken; nog niet zooveel als rood borstjes; die worden vertrouwelijk, ze velgen de merels na, waarvan er in deze week een op het glasbalcon van een electrische tram ging zitten, en als gratia-passagier en onge controleerd, een eindje meereed. Natuurlijk ligt de oorzaak van deze tege moetkoming van de vogels tot de menschen niet aan de vogels alleen; er moet iets ver anderd zjj» in de verhouding van menschen tot vogels. Zoo sterk zonden de vele, vroeger zoo schuwe zangvogels hun gedrag niet ver anderen, als ze niet sedert lang ervaringen hadden opgedaan, die hun in den mensch ?eer een vriend dan een vijand deden zien. Er komen verschillende dingen hu, anders waa het zoo vlug niet gegaan; dat spreekt. Zoo de meerder* veiligheid tegen roofvogels, Kamers verworpen werd. Aangenomen werd toen alleen een motie, waarin besloten wordt, de Regeering te verzoeken om meer gema tigde strafbepalingen op het misdrijf van kindermoord, waar tot nog toe de doodstraf of levenslange dwangarbeid op staat. Zulke bepalingen kunnen worden gemaakt, zonder dat de geheele herziening der strafwet, die in bewerking is, behoeft te worden afgewacht. Al wordt het maximum straf zelden of nooit opgelegd, het is toch zeker ook meer in overeenstemming met den modernen tijd geest" om het geheel uit de wet te schrappen. In dit verband moet ik even aanstippen, de moderne Deensche wetgeving aangaande de rechtspositie van ongehuwde en verlaten vrouwen en haar kinderen, zooals die is (teregeld door de beide Kinderwetten" van 1908. De ongehuwde moeder kan den vader ge rechtelijk laten dwingen in de eerste plaats tot een bijdrage in de kosten barer bevalling en van haar onderhond gedurende een maand daarvoor en een maand daarna. Dit recht kan zij reeds na de zesde maand der zwangerschap doen gelden. Is d e vader voor dien tijd overleden, dan is het verschuldigd bedrag te verhalen op zijn nalatenschap. Maar in die gevallen, waarin of de vader om welke reden dan ook, niet aan zyn verplichtingen voldoet, of bij zijn overlijden het bedrag niet terstond invorderbaar is, keert het armbestuur aan de moedar het verschul digd bedrag nit en heeft dan het recht, tegen over den vader, eventueel tegenover dtens erfgenamen, wanneer dezen de uitkeering mochten weigeren, als schuldeischer op te treden en een gerechtelijke vervolging in te stellen. Deze ondersteuning, die vooruit be taald wordt, heeft voor de belanghebbende niet de gevolgen van armenzorg, maar wel wordt de in gebreke blijvende verzorger als armlastig beschouwd, zoolang hu ze niet heeft terugbetaald. Verder is de vader verplicht tot een onder houdsbijdrage voor het kind, tot aan het 18e jaar. Ook hierbij kan het armbestuur in bovengenoemde gevallen op dezelfde manier optreden; zelfs wordt dan de onderhoudsbij drage reeds voor een half jaar gelijk uitge keerd, een maatregel, die m.i. nu juist niet voor alle gevallen is aan te raden De verlaten vrouw en haar kinderen zijn, in hoofdaaak, wat de ondersteuning van ge meentewege betreft, gelijkgesteld met de on gehuwde moeder en het buitenechtelijke kind. Ook zij krijgen de zoogenaamde normale bijdrage", d.w.s. de som die in de plaats hunner inwoning als noodig wordt beschouwd om het kind een onderhond te verschaffen, gelijkstaande met dat wat het in een goed kosthuis zou genieten. Het verschil is, dat het bedrag hier niet een half jaar vooruit, maar een half jaar daarna wordt betaald, verder dat de gemeente nooit meer, maar soms wel minder dan de normale bijdrage uitkeert, terwijl de onge huwde moeder het bedrag ontvangt, dat de vader verplicht waa te betalen, en dat, wan neer deze in gunstige financieel e omstandig heden verkeert, meer kan zijn dan de nor male bijdrage, maar nooit minder. Weliswaar is de wettige vader tot het volle bedrag voor het onderhond van het kind verplicht en de onwettige, wanneer de financieele positie van beide ouders ongeveer: gelijk staat, slechts tot 3/5, maar toch is «op het oogenblik de toestand zoo, dat de noodlijdende ongehuwde moeder en haar kinderen er dikwijls finan cieel heter aan toe is dan de verlaten vrouw. Een sprekend voorbeeld: Een gescheiden vrouw, die een onwettig kind heeft van een anderen man en drie kinderen in haar hu welijk, ontvangt nu uit de gemeentelijke armenkas voor het eerste 120 kronen per jaar, de som, die den vader was opgelegd, terwijl de man, die haar verlaten heeft, voor zijn drie kinderen samen slechts hetzelfde be drag betaalt, omdat zijn financieel e omstan digheden hem niet toelaten, meer te geven, iets waarmede, wanneer het den vader van een buiten-echteljjk kind geldt, alleen reke ning wordt gehouden, wanneer er kwestie van kan zijn, hem meer te doen betalen. Was, in dit geval, de wettige vader, dadelijk na de moeder verlaten te hebben, dus nog eer het onderhoudsbedrag was vastgesteld, ge storven, dan had de armenkas de normale bijdrage," in dit geval ook 120 kr. per kind, moeten uitkeeren. Zooals de zaak nu staat, kan n onwettig kind worden beschouwd niiiiiKiiiiiiHiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiii wezels, bunsings en wilde of verwilderde katten; de vermeerdering der parken en tuinen in de steden, die nu nest, gelegenheid en voedsel bieden. Dit laatste vooral zal wel den doorslag geven voor de toenemende vestiging van zangvogels in onze steden; tenminste als Gewone Reiger. foto uit Igo awalking. daar van de zijde van de menscken bij komt: waakzaamheid tegen het verstoren der nesten door kinderen, katten en kraaien en het schieten met catapmlt. Behalve deze natuurlijke vermeerdering van gelegenheid om vogelkennis op te doen, is er te Amsterdam een kunstmatige by'gekomen, die er nog beter voor geschikt is en ook neer onmiddellijk spreekt tot de menschen. De schoonheid van de vrije natanr dringt zich niet op, ze wil gezocht wezen. De kun stenaar heeft het tot op zekere hoogte in zijn macht, zich aan den druk beganen weg te plaatsen en door zijn werken te zeggen, ge zult naar my' kijken! Zoo ia het in Artis gebeurd. Daar is aan den weg, dien dagelijks bos derden passeeren, rijk en arm, oud en jong, op sommige kwartjesdagen duizenden, een stokje kunstmatige naevenveel aan onderhond en opvoeding te kosten als zyn 3 wettige zusjes of broertjes! Tegen deze ongerijmdheid waartoe in de praktijk gebleken is dat de kinderwetten aanleiding kunnen geven, is ook reeds van verschillende kanten geprotesteerd. Verder is in de laatste jaren door de sociaal-democratiscae groep van het Folkething reeds eenige malen ingediend een wetsvoorstel om ook aan noodlijdende weduwen en haar kin deren onderstand van gemeentewege uit te keeren, die niet de gevolgen van armenzorg heeft. Deze categorie van vrouwen en kin deren is nu feitelijk nog geheel aangewezen op hulp nit de armenkas. Een andere uit weg zou zijn, en die richting is men ook in enkele gemeenten al nit gegaan, om de zorg voor behoeftige weduwen met kinderen over te dragen aan de gemeentelijke stennkassen. *)" Ook die maatregel is reeds in den Rijksdag ter sprake geweest. Veel ii er echter te zeggen voor het sociaal-democratische voorstel, dat aan de weduwe hetzelfde recht toekent, een uitkee ring te eischen, terwijl zy tegenover de steunkas toch altijd meer staat als iemand die om een gunst verzoekt. Weliswaar heeft de gemeentelas in zulke gevallen geen recht van verhaal op den een of anderen verzorger, maar aan den anderen kant is het toch een onhoudbare toestand, dat de huisvader, die tot aan zijn dood toe voor zijn vrouw en kinderen gewerkt heafr, hen in vele gevallen onverzorgd achterlaat, t er wij l de man die het met zijn plichten minder nauw neemt, hun juist daardoor een recht op onderhond van overheidswege verzekert. Op die manier stelt men feitelijk een premie op ongelukkige huwelijken. Met dat al is men in Denemarken een flink eind op den goeden weg; door ingrij pende verbeteringen komen natuurlijk alle nog bestaande misstanden weer veel duide lijker aan den dag; de wet van 1968 ver beterde het lot der ongehuwde moeder en haar kind; en nu wordt er van reactionaire zijde wel dikwijls schande over geroepen, dat zij het beter hebben dan de brave weduwe", wat echter alleen maar bewijst, zooals ook de hervormingsgezinde elementen beseffen, dat er voor die laatste categorie nog enorm veel te doen valt. Intnsschen, niet alleen Zweden, maar ook de meeste andere landen mogen aan het kleine Denemarken in dit opzicht een voor beeld nemen. A. V. *) Een speciale, door den Staat gesubsi dieerde gemeentelijke instelling, geregeld bij de wet van 1907, en die ten doel heeft waardige noodlijdenden" zooals de Deensche omschrijving luidt, buiten de armenkas te houden. iiiiiiiiiimiimiiiiiiuiii iiiiiimiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiii MINIMI A Er DEINDE L Vleeechnood. De vleeschnood in Duit;chland wordt een geduchte plaag voor de Fannies en Fidels en Hectow. De arme hondjes met hun verstandige oogen en vroólük kwispelende staarten, moeten het teiort aan koeien, varkens en schapen dekken, en wordendoer de slagers onbarmhartig om zeep gebracht. Vooral in de amgeving vaïkiLaipzi? en Dresdenmoeten de arme dropnenzen er aan gelopven, en men kan daar dagelijks versche kardo zenbiefstuk en gerookt hazewindhondenapek genieten. Een onderzoek heeft uitgewezen, dat er in deze streek gedurende de maanden October. November en December niet minder dan 1416 honden sy'n geconsumeerd, 't Is eigenlijk slecht van me, dat ik er mee spot, want is 't niet zonde en jammer van al die lieve dierea l Men heeft me verteld, dat een kleine zwarte tax op ging zitten, toen de slachter hem met het mes naderde, 't Beestje maakte met de voorpooten de beweging die men bidden" n )emt, en kreunde zacht... Dat toen de barbaar het hondje tóch ge slacht heeft, hèS ik niet kunnen gelooven, zóó vreeselijk vond ik dat. Ik hoop voor den man, dat men mij wat heeft wijs gemaakt. * * Op de fiets. Een nieuwe fl etsenmode, gracieus en practisch tevens, zijn de kleine kapjes in halve-maan vorm, die vervaardigd worden van bonte fonlards, en die het dubbele voordeel bezitten, tuur of natuurlijke kunst neergezet, zooalg en geen tweede bestaat in ons land, en dat ook niet terug te vinden is nog ver daar buiten. In den voortuin van onze diergaarde is het tentoongesteld, waar nu naast het moderne apenhuis het mooie nieuwe vogelhuig is ge opend, en straks het nieuw verblijf door de reptielen betrokken zal worden. Daar, bij het brupje, tnsschen den zwanen vijver en den een den vijver met het eilandje, heeft een kunste naar een stukje natuur, ge-ge, ja wat ge- ? Geboetseerd zou ik het liefst zeggen als het materiaal niet levend en natuurlijk was. Nagebootst," Geïmiteerd," deugt heelemaal niet, want het is een ware compositie, uitge voerd met overleg en verstand van zaken en gevoel voor schoonheid, liefde voor de natuur en kennis van materiaal en techniek. Wie er geen verstand van heeft ziet dat zoo niet in, maar vraag er de planten- en vogel kenners eens naar; een van die lui die ge er voortdurend omheen ziet draaien, die er zich niet van weg kunnen krijgen. Die voelen en die weten het, dat, zooals een schilder een heele wereld binnen een lijst van zooveel by zoaveel kaa brengen, hier in Artis een heel landschap, een Hollandsen moeras op een zeer beperkte ruimte is neergezet; een ruimte die daardoor driemaal zoo groot Ijkt als ze is, die voor hem, die ze niet zoekt, geen gren zen heeft, samenvloeit met den grooten vijver en de rest van den tuin. Alles, letterlijk alles wat er staat is er in gebracht, tot de madeliefjes en grassprietjes toe; ook de oude knoestige wilgen en berken, de pollen rietgras, de kamperfoelie die zich slingert om de struiken. Alles groeit er als in de natuur en toch is het volstrekt geennagebootsing op verkleinde schaal. Gegeven was: zooveel vierkante meter gras, een grintpad plus een oud struisvogelhok; gevraagd daarvan te maken een illusie van een levend moeras met omgeving,zooals de Ankeveensche en Loosdreehtsche plassen, en het Naardermeer, met de dieren, planten en heesters, die er huizen en gewoonlijk in het oog vallen; en wel zoo, dat de beschouwer, van het voetpad en het brngje af, een indruk krijgt die bij de kenners de herinnering aan het waargenomene in de natuur wekt, en aan leeken eenig idee geeft van de volheid en de schoonheid van dit genre van Hollandsen landschap. (P«c/t). **"S De plaats van de vrouw is thuis." van goed tegen een windstootje bestand te zijn, en tevens ongemeen te flateeren. Boven dien zijn ze zeer licht, zeer luchtig en zeer goedkoop Ik vind het een groot geluk, dat men steeds meer begint te breken met de slechte gewoonte, die geruimen tijd geheerscht heeft (de beeren gaven het afkeurenswaardige voor beeld) om er op da flats zoo nonchalant mogelijk uit te zien. En dit is toch volstrekt niet noodig. Het fiatscostnnm stelt eigen aardige eisenen; maar deze eigenaardigheid staat aan de aardigheid in 't minst niet in den weg. Het is mogelijk op de fiets een goede, grazieuee houding aan te nemen, die ook nit een hygiënisch oogpunt aan te be velen is, en bovendien bevordeiy k zal blijken voor rustig, prettig rijden en geringe ver moeienis : stuurstang zóó gesteld, dat d) armen gestrekt zijn, terwijl het bovenlijf slechts heel even naar voren buigt; stand van het zadel, nagenoeg recht boven de trappers; stelling van de zadelpen zóó hoop, dat bij gestrekte enkel de knie nog heel even ge bogen blijft. Dit maakt het voor de rok mogelijk om ia sierlijke, breede plooien naar omlaag te vallen, zonder te wippen of met slordigen zwier naar eene zijde over te hangen, Wat ik bidden mag, draag op de flets geen geserreerd costunm, ge weet niet hoe affreus en belachelijk dat staat! De rok moet flink wijd zijn, zoodat de beweging van het been daaronder nauwelijks zicht baar wordt. De thans vrijwel algemeen gebruikelijke lage schoenen zijn ideaal voor fietsgebruik, want ze geven gelegenheid de enkel vrij te bewegen, en dit is voor goed en gracieus rijden een eerste vereischte. Meer dan ergens elders elders geldt voor de fiets de populaire uitroep: Denk om je houding!" Lach niet, lieve lezeres, dat is volstrekt geen bijzaak. Het is een eerste plicht van de vrouw, te streven naar schoonheid, altijd, overal en bij alles. Gezegend. In het dorpje Laurenburg nabij Diez in Nassau leeft een overgelukkig echtpaar, Herr und Frau Wolff, die een goed rendeerende meubelzaak drijven; maar trouwens voor hun huishouden wel een dubbeltje of wat gebruiken kunnen, want ze hebben een all er gezellige t huishondentje van 27 wolken van j o agens en meisjes. En... op den tweeden dag van April is deze overgroote zegen tot haar toppunt gerezen, want toen werd in dit vroolijke huishouden een levende, gezonde drieling geboren, die het dertigtal juist vol maakte. Maar wat vooral heel merkwaardig is, 't is Nog is de laatste hand er niet aan gelegd; het vernis ontbreekt nog, om zoo te zeggen; nog moet de natuur zelf hier en daar wat aanvullen, opdikken, verhelderen of bescha duwen, waar de componist dat haar heeft aangegeven; het gezaaide gras, de ingezette wortels en mos-pollen, die moeten nog uitloopen, om het effect te geven, dat hu, zich heeft voorgesteld. Maar nu al is het een schoon stuk werk. De dotterbloemen staan nog in volle bloei, de lijsterbes en kamperfoelie *1 in knop, het reukgras begint, de lisschen en biezen loopen uit, de berken bloeien en geuren, en te mid den van riet, biezen, tusschen jong groen en oud bruin loopen de schitter-witte lepelaars rond en maaien met hun lepelbek het water van den gro aten ondiepen inham, die uit de groete plas in het moeras doordringt. Xievieten met hun goud en groen glanzend veerenkleed, blinkend en kleuren wisselend in de zon als het pantser van goudhaantjes op een brandnetel, trippelen er schijnbaar in volle vrijheid, en tureluurs op hun lak-roode pootjes, dun als brein aalden, kibbelen om een pier of een vischje, kemphaan t j es roeren er hun voorjaarsfantasieën uit, hun bruidedansen, hun antics, hun malle fratsen op een stukje hellend gras of een drassig hoekje aan den plas; het mannetje met zijn wijde sehonderkraag, die herinnert aan den bladermantel van een Japanschen arbeider op een plaat, veel te wyd en te groot. Dat mooie mannetje steekt vlak voor ayn wijfje den snavel in den weeken grond en blijft zoo minuten lang on beweeglijk staan, stuift dan plotseling met hoog opgezetten kraag op een vermeenden mededinger, een soortgenoot, of tureluur of een kieviet los; het schijnt of hij zyn rivaal met zijn spitsen snavel zal doorsteken; maar er komt niets van, het is allemaal aanstel ler y, bluf en drukte-voor-niet van dat ventje met zijn brani-kraag. Veel stiller en kalmer, en ook in dit levend schilderij nog nanwlyks te vinden door hun beschermende kleuren, houden zich de rei gers ; de roode reiger, die nog meer inge togen is dan de gewone, is verdekt opgesteld; maar in de kunst van verbergen, van zien zonder gezien te worden, is hem een ander de baas. Dat is de roerdomp; ik tocht hem er verleden week, tegen half zeven in den nu precies een bonte rij, 15 jongens en 15 meifjes. Jammer genoeg kunnen ze uit ge brek aan ruimte niet allen tegelijk aan tafel zitten. Ze eten eiken middag in twee partijen. Edelsteenen. Het is niet algemeen bekend, dat diamanten somtijds geheel onverwacht ontploffen. Reeds herhaaldelijk is het gebeurd, dat kaffer arbei ders in diamantmijnen in Zuid-Afrika, die diamanten hadden ingeslikt om ze te stelen, door zulk een diamant-explosie in de maag het leren lieten. Vooral een diamant, die langen tijd in 't duister gelegen heeft, en dan opeens aan schel daglicht wordt bloot ge steld, spat niet zelden in duizenden kleine schilfers nit elkander. Een diamant mag niet op een al te drooge plaats liggen. Een zeer goede bewaarplaats voor den steen is een uitgeholde aardappel. Ze is daar veilig, zoowel voor temperatnnrsinvloeden als voor inbrekers, die, wanneer ze naar edelgeateenten zoeken, aardappels voorbij loopen. Faarlin zijn een nog bedenkelijker bezit dan diamanten, want een parel kan zoogenaamd dood gaan," d. W. z. zwart worden en alle glans verliezen. Dit geschiedt echter nimmer wanneer ze voortdurend gedragen worden, want de menscheiyke lichaamswarinte schijnt zeer gunstig op de parel te werken. Wie een fraaie paarlen eollier bezit (ik wou, dat ik het was) en dien fraai wil honden, doet verstandig he.m nooit, zelfs 's nachts niet, af te leggen. Daardoor zal hij steeds in schoonheid winnen. *** Geest. Een Engelsen professor van London-University heeft onlangs een bespreking ten beste gegeven over de begrippen verstand" en verstandig" zijn. De hooggeleerde toonde al dadelijk, dat hij 't reeht had, om over deze geestes-aigenschappen te spreken, want hu wikkelde zyn betoog niet in raadselachtige aphorismen, maar droeg de dingen zóó voor, dat ze voor ieder zoo helder waren als glas. Vooral werden de hoorders gefrappeerd door de zeer merkwaardige en oorspronkelijke opmerking, dat er n zeker Symptoom be stond, waaraan wen zien kon of iemand verstandig was of niet. Toonde iemand geest" te hebben, of geestig te zijn", dan kan het verstand niet geheel ontbreken. Gebrek aan geest, of gebrek aan zin voor humor is niet zelden een bewijs van geringe intellectualiteit. ALLEGRA. namiddag, en vond hem niet, toch was hij er stellig. Om dezen tijd is het weer heel stil in den tuin, djar de menschen dan meest alle aan tafel zyn. Ik zocht den roerdomp met de wetenschap dat hij er was, en dat hu met den helm ge boren is, in casu met een veerenkleed is be giftigd, dat hem n doet zijn met de bruine stronken van grijs en geel riet, en de schaduwplekken van het groene; ik zocht lang, maar vond hem niet; dat was sterk, en opgeven wilde ik niet. Daar hoor ik op eens een dof loeiend geluid, ik vertrouwde my'n ooren niet. Nog eens! Jawel dat ia de beroemde roerdompentoon, de vogel die loeit als een koe; en toen, op het geluid speurende, zag ik hem staan, bemerkte meteen dat hij dit maal den kop niet onder water stak by het loeien, maar die naar beneden hield gericht; de keel en de krop golfden bij elk geluid. De roerdomp te hooren en te zien in het riet by een plas, is iets dat tot de vrome wenschen behoort van vele geroutineerde vogel kenners; en dat dit zeldzame voorrecht, dit buiten kansje mogelijk is in Amsterdam, dat danken wij aan onzen eenigen kunstenaar in dit genre, aan J. F. Steenhuizen, denzelfde, di« ons de eerste stereoscoopfoto's gaf van onze inlandsche vogels, in de natuur bij en op hun nesten gek;eit; een kunstvaardigheid in Enge land ontstaan, die nu in ons land heel wat bekwame beoefenaren telt. Maar wat dezelfde praeparatenr van Artis hier heeft gewrocht dat is heel wat anders, dat is meer dan kunstvaardigheid, dat is verstoffel jjkte ge dachte, dat is kunst in den gebruikelyken zin van het woord. Ea geen gemakkelijke kunst is het; ik sal het niet oververtellen, wat Steenhuizen my zelf, zonder ophef of overdrijving er van mededeelde; steeds denkend aan schilders kunst, kreeg ik de overtuiging dat de on kosten en de technische moeilijkheden van zulk werk staan tot het gewoon opzetten van een vogeltje op een plankje, als het schil deren en opstellen en ombouwen van een panorama tot het maken van een stilleventje, een aquarelletje, drie by vier, van twee citroenen, een mes, een suikerpotje en vaasje met bloemen. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl