De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 14 mei pagina 6

14 mei 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E il WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1768 Kees van Dongen. Flora-Peinadora. Kees van Dongen. Op de tentoonstelling van Sint Lucas. "Waarschijnlijk vormen de tentoonstel lingen van deze vereeniging de eenige ilegenheid tot het samentreffen van uiteenloopende strevingen, die steeds meer bij onze vaderlandsche kunstbeoefe ning zich kenbaar maken. Hier is zeker niet de exaspereerende gelijkvormigheid, die andere officieele tentoonstellingen kenmerkt, waar de inzenders wedijveren in hoedanigheden die niet veel meer inhouden dan het eigendommelijke van het bekende en aan den hedendaagschen kunstzin welgevallig schilderij-type. Maar die wedloop van vaklieden blijkt toch den buitenstanders steeds minder te interesseeren; het is ook een matig emotioneerende ren en de toeschouwers, in een behoefte tot complimenteeren, betuigen hun ingenomenheid met wat kmikjes van goedkeuring. Het merk waardige van de Lucastentoonstellingen is, dat hetzelfde publiek er zich meer amuseert, er zijn aandacht bij rondwandeling door de zalen herhaaldelijk ge spannen merkt. En dit is een groot voordeel alvast, zoo een tentoonstelling om haar inhoud zelf belangstelling kan wekken. Nu is zoo'n verzameling van inzendingen in Lucas gemeenlijk neg al bont en bij wat serieuse monstering zou er heel wat aan te duiden vallen, dat op kunstgehalte heel weinig aanspraak kan maken. Maar uit die bonte mengeling treedt ? toch naar voren een verblijdend ver schijnsel zoo niet van herleving, dan toch van herziening het is nu weer op vallend, dat het palet van onze hollandsche schilders steeds meer neigt naar ver heldering. Het schilderen heeft daarmee een nieuwe opgaaf; en daaruit ontstaat een gisting, want het streven wil bij de nieuwe inspanning zijm doel nader bewust zqn, en de zinledigheid van zooveel uitingen, kan bij die verandering van gedaante beter ingezien worden. Het evenement van deze tentoonstel ling is gelegen in de tegenwoordigheid van den hollandsehen Parijzenaar Kees van Dongen. Er werd een zaal gereserveerd tot afzonderlijke plaatsing van zijn inzending waaruit er, zeer jammer, drie bijzonder belangwekkende, uit opgedreven zedelijkheidsoverwegiogen, als onvoegzame ver tooningen werden verwijderd. (Over deze inbreuk van het zedelijkheidsvertoon op de kunst een anderen keer echter). Het is haast verwonderlijk, dat dit werk hier zoo plotseling een succes ondervond; het was als een verrassende overval, sinds van Dongen's veel minder belangrijke expositie bij Yan Gogh, eenige jaren geleden. Toch is die bijval niet zoo heel onver klaarbaar, want deze uiting bedient zich van een vormspraak, die niet zonder be kende klanken is, en tot haar verstaan baarheid draagt wellicht ook bij, de groote soms al te groote vereenvoudiging. Alle omslachtigheid is hier ver, en het kort-en-bondige heeft toch immer een overredend vermogen, soms ook wel een overrompelende werking. Het zou me ook niet verbazen als velen, beko men van hun verbluftheid, weer van hun aanvankelijke gunstige meening terug kwamen. Nu is er er een omstandigheid, die in acht moet genomen worden om tot de noodige juiste verstandhouding tegenover iedere ongemeen lijkende kunstuiting te geraken. Indien in deze beschilderde doeken nogal grootformaat wilden gevonden zijn de typische kwaliteiten van het gewone schilderij, dan blijf t de bevrediging zeker verre. Den geestelijken ondergrond verkennen van alle uitdruk kingswijzen is de eerste eisch tot begrij pen. Aan den anderen kant echter ligt het criterium büde beoordeeling van dit werk juist hierin, dat ze nog te zeer als producten van schilderij-kunst worden opgedrongen. Want laat ons dit eerstens zeggen, dat hier de Verkenning van aan zienlijke en zelfs ontzagwekkende kwali teiten niet geheel zonder voorbehoud kan zijn. Maar daarmee is dan ook te ver staan gegeven, dat nu een vergelijkende maatstaf wordt aangelegd met uitingen van hoogste kunstorde. Eerder schilde ringen dan schilderijen zijn deze werken, maar bovenal zijn het concepties. Er valt hier waar te nemen een geneigd heid tot den elementairen vorm van ichilderkunst, die in haar wezen van decoratieven of monumentalen aanleg was. Het was het verbeelden, dat allengs verging (en ontaardde) in het meerconstateerend nabootsen van de werkelijkKees van Dongen. Mijn vader. heid en de intenties vermeerderden zich met de uitbreiding van technische onder vindingen voor het schilderijwezen ge schikt bevonden. Maar wat de beel dende kunst op het platte vlak bij deze ontwikkeling in verfijning en verrijking aan deugdelijkheid won, ver loor zij ook weer aan grootheid van houding. Bij de ontplooiing van nieuwe eigenschappen, die als schilderachtig of picturaal kunnen benaamd worden, gin gen er andere van veel gewichtiger aard, het architectonische element rakende, onder. En hierheen schijnt me het werk van Kees van Dongen zich in beginsel te richten. Er is het streven naar de uiterste ver eenvoudiging, naar de meest concreete inhoudsopgaaf van het karakter der lijnen, van de wisselwerking in het kleur- en lichtspel langs de oppervlakte. Het Impressionnisme doelde deze bewegelijkheid in de associatie's van lijnen en kleur waarden vast te leggen in een mengeling van tinten natuursgewijze ongeordend waaruit dan de vorm, meer beduid dan bepaald, zich loswerkte. En deze kunst van Van Dongen zoekt eveneens haar middelen tot de uitwerking, maar door een absoluter definitie van vorm en kleurwe zen, niet in de vermenigvuldiging maar. in het enkelvoudige. Er is daarmee een grootscher berekening van het effect. Maar in deze nieuwe dracht is een kunstuiting voor de massa niet aanstonds als waar schijnlijke levensuitbeelding te aanvaar den. Men stuit op de eigenaardigheden van een uitingsvorm, die men elders als de natuurlijke bemiddeling van den geest aan vaardt. Men heeft veel gesproken over het reclame-achtige van Van Dongen's werk, over het affiche-karakter van zijn compositie's. Daar valt toch uit pp te maken een gissen naar den stylistischen kant, die hier sterk overheerschend is. Een affiche moet ons ook zoo dikwijls veel liever zijn dan tallooze schilderijen, want een aanplakbiljet laat zieh althans lazen en zoo het van een kunstenaar is, heeft het stand, terwijl een schilderij een onbestemde uiting kan zijn en uit elkaar zou vallen van zinledigheid, als de voosheid van zijn schil derachtig vertoon werd ingezien. Yan al dat benepene streven in schilderkunstige bezigheid, aan die onnoozele waarde toekenning van onbelangrijke hoedanig heden in de teekening en de kleur, geeft deze blijk zich bewust geworden te zijn. Hij geeft in zijn werk een getuigenis van het louterings-proces, dat de geestelijke vorming van den kunstenaar onder de praktische bekwaming kan doormaken. Want het is onmiskenbaar, dat deze voor velen zoo bizarre afbeeldingen van het Kees van Dongen. De oude clown. Kees van Dongen. nn vrouw. Kees van Dongen. Vrouw in 't zwart. (Op verzoek van den Burgemeester verwydardj. menschweaen vertoonen een groot begrip van vorm, een werkelijk magistrale teekenhand en een scherpen blik op de kleurwerking. Met deze kwaliteiten, ge wonnen uit studie en technische ervaring, mocht hij zich verstouten tot den globalen omtrek bij zijn gedaante vorming, tot de excessieve typeering van de psychiologische kenmerken zijner figuren. Deze vrouwen zijn niet geschilderd naar een willekeurig model, dat in uitgedachten stand of toepasselijke kleeding moeizaam poseert; ze vertegenwoor digen een klas, ze zijn van het menschenras, dat een tweede natuur zich eigen maakte, gebroed uit de hyper-beschaving in een wereldstad. En die tweede natuur, als een mem, heeft zich vereenzelvigd met hun oorspronkelijk vrezen. Dit is de nadrukkelijke verbeelding in Yan Don gen's werken. Die teekening in enkel voudigheid van lijnen, dat schilderen in generaliséerende kleursamenvatting, is, onafieidbaar door bijkomstigheden, gericht op de scherpste typeering van een soor telijkheid. En de gestrengheid van dit streven naar zuivere en zin rij keverklaring van wat het oog in oogenblikkelijke waarneming omvat, blijkt juist uit wat hier van een buitensporige achteloosheid of zelfs onvermogen kan schijnen. Het is waar dat slechts op grooten afstand deze kunst van schier vermetele vereen voudiging haar werking doet; dan lost, wat van nabij gezien smeurig en onge bonden aandoet, zich op tot een eenheid die omlijnd is, kleur houdt en lichtend uitschijnt; dan vertoonen de aangezichten, die als maskers lijken, subtiele blinkingen van vochtige oogen en openbaren met de geurige ontbloeiing van den mond in het matte vleesch, de verborgenheden van dit leven. De psychologische waarde is aanzienlijk in dit werk; werd de tra giek, de eigene tragiek, van den onttakelenden ouderdom bij dien vieux clown" niet op schrijnende wijze gegeven; is hier de ruimheid van waarneming niet verbonden aan een diep doordringend aanvoelingsv«rmogen,al draagt dit dan ook een wat cynische levensaanschouwing. In het portret van zijn vrouw heeft de schilder een gestalte geschapen van stijlvolle grootheid, als een byzantijnsche Madonna, en in een ander weer: Plora-Peinadora, een monument opgericht van kleurpraal, gegeven een grootsche verheerlijking van uitstralend licht. Het groote bloemstuk lijkt bizaar eerst, van een bandelooze samenstelling, i maar inderdaad is het een machtige en vurige fantasie op «en wereld van exoti sche kleuren weelde. Het is wel jammer, dat het (op onbehoorlijke wijze!?) liggende vrouwtje niet meer te zien is. Daarin zijn van al deze werken het meest te vinden de specifieke eigenschappen, waarom algemeen een schilderij waar deerbaar wordt geacht en daarmee had dit schilderij wellicht velen tot meerder welwillendheid kunnen stemmen tegen over deze kunst. Nu is het wel eigenaardig, dat hier de miskenning van twee tegenovergestelde zijden komt. Eerst bij hen, wier begrip pen over kunst vastzitten aan het behagelijk schilderij lijke, maar dan ook wee» bij anderen, die ijveren naar de volkomene zelfstandigheid in een kunstuiting. Misschien is de oorzaak te vinden in de omstandigheid, dat deze kunstwijze in zekeren zin een transactie inhoudt. De eersten zien daardoor een ontaarding, de tweeden meenen, dat de consequenties van een nieuwe formule niet voluit aan vaard zijn. Yan Dongen is hun nog te parlementair. Maar ze zien niet in de mogelijkheid van ontplooiing na gecon centreerde inspanning, een zelf verkeering, die te ordenen tracht en als uitkomst van veel studie en geestelijke ervaring, weer opneemt, wat eerst als waardeloos Kees van Dongen. Lucie en haar danser. (Door den Burgemeester toegelaten). of uitgebuit, werd afgewezen. Het ver hindert hen de grootheid van daad in dit werk te zien, de wijdsche vrijheid, en zoo ik met een critische uitspraak wil instemmen, is het met de meening dat de conceptie in volvoering niet voldoende waar nog is gemaakt, dat deze massale vormverbeeldingen nog geklonkener van aanzien mochten zijn. W. STEEMOFF.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl