De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 21 mei pagina 1

21 mei 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

ma AMSTERDAMMER AM911 WEffiBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. redactie -van. IMj?. H. IF. Xj. "WTFISSHEsTG-. uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1-65 Voor Indiëper jaar,- bij vooruitbetaling mail 10. A&onderlrjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 21 Mei Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel /?0.25 .0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Eennnttige werkkring van de vrouw miskend l door dr. G. W. Brninsma. Prof. de Cock alt de Roomsche Pers, door A. V. FEUIL EETON: De zoon van hun Sander, II, door Jfinca Verster-Bosch Keitz. KUNST EN ^ETTEREN: De verwpeiing der drie Van Bongens uit het Suaaao-Museum te Amster dam, door C. J. Maks, met naschrift van de B«dactie. Een moderne Muzenalnanak, door Herman Poort. BERICBTEN. VBOUWENRUBRIEK: Het sterke en het «wakke geslacht in Japan, door Line B. ALLERLEI, door Allegrp. UIT DE NA TUUR, door E. Heimans. Het ontstaan van den Hortns Botanicus, I, met af b., door J. H. Rössing. Op de tentoonstelling van Sint Lucas, II, door W. Steenhoflf. Flo rence, II, door Plasachaert.?Het afecheii der Hagespelerp, met af b., door mevr. Van LOOT-Van Gelder. Verkado'd afscheid, door dr. P. H. van Meerkerken Jr. Zieke Heraldiek op een potter," door C. W. H. Verster. Professor Willem Kes, met afb., door Ari Stop. Kinderen uit de 18 de en kinderen uit de 20ste eenw, door dr. J. M. Hoogvliet. Charivari. - SCHETSJE. INGEZONDEN. FINiNCIEELE EN OEGONOMISCHE KRONIEK, door *. d. M. en T, d. 8. Brieven van Oom Jodocu?. DAMRUBRIEK. SCdAAKSPEL. ADVERTENTIE.V. HIlllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHMIItl Een nuttige werkkring van de vrouw miskend! Door de Ned. Maatschappij ter bevorde ring der Genetskunst is een onderzoek ge daan naar den toestand der vroedvrouwen hier te lande, zoowel wat betreft haar ont wikkeling als haar maatschappelijke positie en naar de reden tot ontevredenheid, die by velen onder haar blijkt te bestaan. Zoowel aan de vroedvrouwen zelf als aan de artsen is een vragenlijst toegezonden; de verkregen antwoorden vormen voor het grootste deel het materiaal, waarop het verslag der spe ciale Commissie is opgebouwd, terwijl deze tevens nauwkeurig heeft nagegaan de wijze van opleiding, de eischen voor de examens en de resultaten voor de praktijk. De opleiding geschiedt aan twee RyksTroed vrouwenschoten, te Amsterdam n te Rotterdam, en een gemeentelijke school te Groningen. Allereerst springt in het oog, dat het aantal meisjes, dat verlangt te worden toegelaten steeds toenemende is en verre overtreft het aantal beschikbare plaatsen. Voor op zijn hoogst 30 plaatsen hebben zich de laatste drie jaren (1908,1909, 1910), telkens gemiddeld 110 aspiranten voor het toelatingsexamen aangemeld; de liefhebberij is dus groot genoeg, doch al valt niet te ontkennen, dat niet alle hout timmerhout is en dat velen te weinig ontwikkeld zijn om ooit kans van slagen te hebben, erzyn meisjes genoeg onder haar, die worden teruggezonden, omdat er geen plaats voor haar is, die toch tot zeer geschikte vroed vrouwen hadden kunnen worden opgeleid. Een tweede feit springt uit de antwoorden te voorschijn, dat namelijk over het algemeen genomen de Nederlandsche vroedvrouwen wat kennis en bekwaamheid aanbelangt zeker niet achterstaan bij hare zusteren in het buitenland, maar haar allicht overtreffen en dat zij, uitzonderingen daargelaten, vol komen berekend zijn voor hare taak. Al wordt ook door sommigen uitbreiding harer kennis en in verband daarmede ver meerdering van bevoegdheid verlangd; de meerderheid der artsen zoowel als der vroed vrouwen zelf achten dit niet noodig en zelfs ongewonscht, terwijl misstanden en onte vredenheid, die thans onder haar heersenen door zulk eene uitbreiding toch niet zouden worden opgeheven, maar langs andere wegen bestreden moeten worden. De Commissie uit de geneeskundige wereld legt bij de bespreking hiervan duidelijk den vinger op de wonde en spaart ook de artsen niet, waar zij deztn de schuld aanrekent. Er bestaat namelijk in verscheidene streken een onedele concurrentie van de zijde der artsen, die om zoo te zeggen hun vrouwelijke collega's slechts de armzaligste kruimeltjes gunnen en nauwelijks willen erkennen, dat de vroedvrouwen binnen de grenzen harer bevoegdheid volkomen in staat en gerech tigd zijn om verloskundige praktijk uit te oefenen bij gegoeden evenzeer als in de lagere volksklassen, terwijl er omstandig heden zich kunnen voordoen, en die volgens bevoegde beoordeelaars ook herhaaldelijk voorkomen, dat hare hulp de voorkeur ver dient boven die van artsen, die vaak door andere bezigheden worden afgeleid of verhimderd genoegzamen tijd aan de barende te besteden. Hoe scherp de concurrentie dier artsen soms optreedt blijkt uit de antwoorden der vroedvrouwen aan de enquête-commissie: Wanneer ik bij nette luidjes besproken ben," rapporteert er een uit de provincie Groningen, schamen sommige heeren dok toren zich niet, te zeggen, dat het netter is een dokter te nemen; zij willen dan wel iets goedkooper, er kon eens wat bijkomen enz. Zulke toestanden vind ik in-treurig en Ter beneden den doktersstand." Eén andere schrijft uit Zeeland: Krachtens zijn ambt heeft een arts naar recht en billijkheid aanspraak op hoogere plaatsing, eer en aanzien dan een vroed vrouw, en het zou zeer onbescheiden zyn dit niet ridderlijk te erkennen. Hierin zit echter het grievende, dat de maatschappe lijke positie der vroedvrouw ondermijnd wordt op laaghartige wijze door hen, die zij eeren moet. Of is het niet beneden de waardigheid, beneden den stand van een arts, om het honorarium voor een verlossing gelijk of zelfs beneden dat der vroedvrouw te stellen en uitdrukkingen tegen de patiën ten te bezigen in zake verloskunde, die voor de vroedvrouw de treurigste gevolgen hebben en haar het leven verbitteren. Na als verloskundige een achttienjarige praktijk achter den rug te hebben, ben ik tot deze conclusie gekomen: bet wel en wee van n vroedvrouw hangt grootendeels af van de verhouding, die er bestaat tusschen haar en den boven haar functioneerenden artsGeen hoogere studie heeft de vroedvrouw noodig tot verbetering van haar bestaan, maar zij moet beschermd worden tegen over hen, die boven haar geplaatst zijn." Deze aanhalingen zijn twee willekeurige uit een groot aantal brieven, die alle den zelfden geest ademen. Daarin worden nog andere klachten over de doktoren geuit, die vermeld moeten worden. Zoo beklagen zich eenigen, dat de dokter haar verdacht maakt bij het publiek, dat hij haar in tegenwoordigheid der patiënten negeert of haar niet-verdiende verwijten maakt. Anderen zeggen, dat de dokter mis bruik maakt van de verlostang als concur rentie-middel tegen de vroedvrouw. Door sommigen wqidt medegedeeld dat de dokter weigert bij te staan, als zijne hulp noodig is, alleen om de vroedvrouw het leven onmogelijk te maken en haar praktijk te bemachtigen. Jonge, pas ge vestigde artsen zijn, blijkens de mededeelingen van vele vroedvrouwen, het gevaarlijkst, daar in menig dorp het bestaan voor een vroedvrouw na de komst van een jongen arts onmogelijk ia geworden. Hiertoe werken soms de gemeentebesturen mee door den arts de gemeentelijke verlos singen op te dragen en de vroedvrouw een voudig te ontslaan. Verscheidene geneeskundigen zelf geven het bestaan dezer onaangename verhouding toe, waar b.v. een hunner uit Gelderland schrijft: Eventueele klachten over vroedvrouwen worden ook wel veroorzaakt door geneesheeren. Zoo ken ik geneesheeren, die wel op vroedvrouwen afgeven en van wie ik overtuigd ben, dat hun verloskundige kennis geringer is dan die der vroedvrouw. Zoo krijgt bij een gemeenschappelijke verlossing de vroedvrouw altijd de schuld, als er infectie optreedt, vooral by geneesheeren, wier antiseptische voorzorgen beneden alle kritiek slecht zijn. Vervolgens zijn er'geneesheeren, die met een vroedvrouw concurreeren en zich niet ontzien om een vroedvrouw bij zwangeren in een minder gunstig licht te stellen. Vele geneesheeren schieten te kort, wat betreft een welwillende en tegemoet komende houding tegenover de vroedvrouw." Of een ander uit Amsterdam: Uw rondvraag betreft klachten, die wij misschien over de vroedvrouwen kunnen opperen; maar door de vroedvrouwen wordt ook geklaagd. Door sommige artsen wordt haar het bestaan zóó moeilijk gemaakt, dat ook daarin een reden kan zijn gelegen, waarom zwakkeren van karakter liever ge makkelijk geld verdienen met kwade prak tijken, dan moeilijk door eerlijk de verloskunst te beoefenen. Het publiek geeft de voorkeur aan de hulp van een arts, hoewel ik overtuigd ben dat vele vroedvrouwen behoudens operatieve hulp beter werk doen dan dikwijls door artsen wordt geleverd. Erger dan de door broodnood soms te verschoonen concurrentie is de rechtstreeksche tegenwerking, die de vroedvrouwen soms van de zijde van artsen ondervinden. Het zou niet juist zijn in onzen kring hier over te zwijgen. Dat zou den schijn hebben alsof de klachten, die men te hooren krijgt, pp ons allen betrekking hebben, terwijl ieder moet weten dat de groote meerderheid onder ons de feiten, waarover de klachten loopen, afkeurt." Behalve zulke inzenders zijn er nog die, zonder over concurrentie te spreken, meenen dat de artsen de vroedvrouw niet genoeg de hand boven het hoofd houden en haar in tegenwoordigheid van het publiek niet met de noodige achting behandelen; voor haar prestige onder de lagere klassen der maatschappij, waar de vroedvrouw voor namelijk haar arbeidsveld heeft, is dit zeer nadeelig. Het zal niet noodig zijn aan deze zeer besliste uitspraken iets toe te voegen om het opschrift boven dit artikel te recht vaardigen, hetwelk aanduidt dat een nut tige, noodzakele werkkring, eigenaardig in handen der vrouw behoorende en door haar naar eisch waargenomen, miskend wordt en op onredelijke wijze dikwijls en uit broodnijd door mannelijke vakgenooten wordt tegengewerkt. De Commissie uit de Maatschappij van Geneeskunst, die deze overtuiging uitspreekt, acht daarom verbetering en versterking van de positie der Nederlandsche vroed vrouwen dringend noodig, daar de plaats, welke de vroedvrouw tegenwoordig in de maatschappij inneemt, niet evenredig is met de beteekenis van haar werkkring en met de graote verantwoordelijkheid, die zij draagt. Hierbij heeft de Commissie niet alleen het oog op de finantieele positie der vroedvrouw, maar ook op het aanzien, dat zij over het algemeen geniet en de achting, die het publiek voor naar koestert. Deze verantwoordelijkheid der vroedvrouw is tegenwoordig heel veel grooter, dan het publiek zelfs in de verste verte maar kan beseffen en zij is in de laatste tientallen jaren belangrijk toegenomen. Immers den ken wij aan de kraamvrouwenkoorts, die toch ongetwijfeld in de meerderheid der gevallen ontstaat door besmetting tijdens de baring. Nu ook de vroedvrouwen weten op welke wijze die besmetting kan tot stand komen en welke voorzorgsmaatrege len tegen zulk een besmetting kunnen worden genomen, zijn zy tot zekere hoogte verantwoordelijk voor het verloop van het kraambed. Gelukkig, dat het onderwijs aan onze scholen er op is ingericht om haar met het besef dezer verantwoordelijkheid de praktijk te doen ingaan en de geneesheer, die de gelegenheid heeft haar onpartijdig waar te nemen aan het kraambed zal zich ver heugen in den vooruitgang, die hierbij is waar te nemen, maar met de bovenge noemde Commissie bejammeren, dat deze bescheiden beoefenaarsters van dit onder deel dar geneeskundige praktijk vaak zoo weinig waardeering erlangen. De Commis sie acht terecht het aanzien van een vak evenredig aan den maatschappeiijken s'and, waaruit zij, die dat vak beoefenen, zijn voortgekomen. Konden de leerling-vroed vrouwen gerecruteerd worden uit meer beschaafde kringen, dan zou stellig de vroedvrouwenstand omhoog gaan en zou de achting voor de vroedvrouwen stijgen. Daarmede zou zeker ook haar finantieele positie verbeteren; maar zulke meisjes zullen niet begeeren vroedvrouw te worden, voordat in de treurige financiëele en sociale positie der vroedvrouwen verandering is gekomen. Deze voor de artsen zelf vernederende concurrentie met de vroedvrouwen moet dus in de eerste plaats bestreden worden, meent de Commissie, en aan haar moet het recht worden toegekend om zich te wenden tot de Maatschappij der Geneeskundigen, indien zij gegronde reden tot klagen heb ben over minachtende behandeling of tegen werking van de zy'de van,een arts. Wanneer wij de vroedvrouwen willen behouden en voorkómen, dat zij ondergaan in den strijd om het bestaan, moeten wij doen. ? wat wij kunnen om haar positie te verbeteren en haar een behoorlijke toe komst verzekeren. Met deze bewoordingen eindigt het mooie, uitvoerige verslag, dat ook buiten de ge neeskundige wereld, waarvoor het in de eerste plaats bestemd is, aller aandacht verdient; de namen der samenstellers *) zijn waarborg voor de onpartijdigheid en den ernst waarmede het onderzoek is ver richt, hoe vernietigend de uitslag op ver schillende plaatsen ook moge zijn voor som mige hunner collega's. Doch niet alleen de Maatschappij der Geneesheeren zal zich moeten bemoeien met te zoeken naar middelen ter verbete ring. Ook voor het publiek voor de groote maatschappij, voor de Overheden is hier een taak te behartigen, wil niet i a de toekomst elk jaar aan honderden kraamvrouwen de hulp worden onthouden, die zij noodig hebben en haar toekomt. Het is nimmer anders geweest; naast de legerstee van elke vrouw, die moeder dreigt te worden, behoort eene vroede, eene wijze vrouw plaats te nemen; men heeft zich langen tijd moeten tevreden stellen on achtte het ook in sommige kringen voldoende, dat dit was eene vrouw van zoogenaamde on dervinding of die er zich voor uitgaf; in de kleine volksklasse waa het ten slotte eene welmeenende vriendin op jaren; op het land vaak niet anders dan de eerste (niet de beste) buurvrouw. Veel ellende, veel ziekte, veel vroegtijdigen dood is het gevolg geweest van den zoogenaamden bij stand van zulke onkundigen. Toch heelt zij nog plaats en is zelfs regel in zeer vele streken van ons land, overal waar geen vroedvrouw in de gemeente of binnen be trekkelijk niet te verren afstand beschik baar is. Het zal de leekenwereld vreemd in de peren klinken te vernemen, dat de aanwezigheid van een arts in de nabijheid met zooveel grooter bevoegdheid niet vol doende is. Deze heeft naast de uitoefening der verloskunde, tal van andere bezigheden van even, vaak nog meer ernstigen aard, die zijn tijd en zijn ijver in beslag nemen in gevallen en onder omstandigheden, waarbij zijn aanwezigheid en handelend optreden veel meer noodig is dan aan het bed eener aanstaande moeder. Het eenige wat deze laatste noodig heeft is een kalme, geduldige deskundige, die het gevaar bij tijds weet te onderkennen en wier hulp in de overgroote meerderheid der gevallen het kan ter geruststelling niet genoeg herhaald worden voldoende is, mits zij het vertrouwen geniet van de kraamvrouw en van bare omgeving en dit vertrouwen wordt gesteund door den arts, die,bereid is kunstmatige hulp te verleenen, waar deze niet kan gemist worden. Het mag met voldoening worden erkend, dat tegenwoordig door een ervaren arts meer of minder ingrijpende kunstbewerkin gen kunnen worden verricht om de ge boorte te bespoedigen of bij lichaamsafwij *) A. Mynliefl, voorzitter; M. Niemeyer, G. C. Nyhoff, A. F. C. van Tussenbroek, Tb. G. den Houter, K. de Snoo, rapporteur. kingen tot heil van moeder en kind mogelijk te maken, doch men verlieze nimmer uit het oog dat altijd bijzondere omstandigheden de reden moeten zijn tot deze ingrijpende handelingen en dat, hoe betrekkelijk ge ring het gevaar ook moge zijn, niet het ongeduld van den arts, gebrek aan tijd of andere persoonlijke overwegingen tot zulke kunstbewerkingen mogen voeren; toch ge schiedt dit menigmaal, zooals ieder weet, die met de praktijk vooral ten platte lande bekend is en het meest op plaatsen, waar geen vroedvrouw in de nabijheid is om aan het kraambed te waken. Schrijver zelf, die jaren lang een drukke verloskundige praktyk heeft beoefend in een streek, waar hij in verren omtrek over geen enkele vroedvrouw te beschik ken had, weet dat dit vaak «iet anders kan, maar ook dat dit niet goed is en alles moet worden gedaan om te beletten, dat zulke toestanden blijven voortduren. Het was daarom een goede gedachte om in het zuiden van ons land, waar aan vroed vrouwen groote behoefte is, een opleidings school tot stand te brengen en in verband met hetgeen hierboven werd betoogd, is het kenmerkend, dat de Geneeskundige Kring in een dier provinciën gemeend heeft zich tegen dit plan te moeten verzetten. Doch hoe dit zij, de Maatschappij ter bev. der Geneeskunst heeft duidelijk aangetoond dat het zoo niet langer kan. Het publiek moet overtuigd worden, dat vele kraamvrouwen meer en beter gebaat worden door een vroedvrouw, die met ge duld kan wachten, dan door een arts, die haast heeft of vaak om allerlei redenen elders moet zijn, hoe veel grooter de kennis en de bevoegdheid van den laatste ook mogen zijn. Al het bovenstaande slaat uiteraard bijna uitsluitend op de toestanden ten platte lande; in de steden, waar n vroedvrouwen a artsen in voldoende aantal gevestigd zijn, komen dergelijke misstanden zelden voor, maar wanneer een nauwkeurig onderzoek werd ingesteld, b.v. door het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, zou menigeen ver baasd staan over het cijfer der geboorten, waarbij buurvrouwen zoogenaamde hulp verleenden op plaatsen, waar alleen artsen aanwezig zijn, terwijl deze gevallen bijna niet voorkomen, waar een vroedvrouw bin nen het bereik ie, omdat deze eerder geroe pen wordt en geduldiger blijft f). In plaats van, zooals thans gewoonlijk, de aanstaande vroedvrouwen te recruteeren uit de kleinste burgerij, met zeer minimale ont wikkeling, omdat de toekomst, zoowel wat financieel voordeel als maatschappelijke waardeering betreft, voor haar te gering is en niet in verhouding tot haar nuttigen werkkring en de noodzakelijkheid van een consciëntieuze beoefening harer betrekking, zou het noodig zijn haar stand te verheffen en de Commissie geeft daarvoor verschillende middelen aan de hand, zooals regeling van het tarief, pensioneeriBg enz. en daarbij het zij nogmaals herhaald het breken der ongemotiveerde en ongepaste tegenwerking van de zijde hunner mannelijke collega's. Verbeter eerst de geneesheeren dan volgen de vroedvrouwen van zelf" leest men ergens in het besproken rapport; hierop te wachten zou vrijwel hopeloos zijn; doch het ligt geheel op den weg van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, dat heel goed met deze toestanden bekend is, bij de Regeering om voorziening aan te dringen. Verschei dene der tegenwoordige Hoofdinspecteurs hebben zich meer dan eens in woord en geschrift uitgelaten, precies in den geest, zooals hierboven is gezegd. Het is niet noodig hier bijzondere maatregelen aan te geven; zij kunnen worden saamgerat in twee woor den : Toezicht en bescherming. Toezicht omdat haar een bepaald omschreven taak is toevertrouwd, die zij niet mogen over schrijden en waarbij verschillende voorzorgs maatregelen moeten worden in acht geno men, die zij niet mogen verwaarloozen en bescherming, omdat zij te zwak zijn om zich te verweeren tegen onwil en onrecht van anderen. Ean wettelijke regeling harer positie zou daarvoor noodig zijn, waarbij op het voet spoor van het buitenland instructie?, minimum-tractement voor gemeente vroed vrou wen, recht op pensioen enz. werden vast gesteld en vooral wettelijk werd bepaald, dat in elke gemeente of in een complex van aangrenzende kleinere gemeenten op zeker aantal inwoners minstens n vroed vrouw beschikbaar zou moeten . zijn, met een minimum-salaris, te dragen door ge meente, provincie en Rijk, zooals op beperkte schaal reeds hier en daar plaats vinlt. Voor de artsen zou daarnaast een hooger minimum-tarief zijn vast te stellen gelijk door onderlinge regeling reeds thans in enkele streken geschiedt, doch waaraan, alweer tot schade hunner vrouwelijke col lega's, velen zich niet houden. Mogelijk zijn er nog andere bepalingen ter verbetering; het doel van schrijver dezes is alleen er de aandacht op te vestigen in de leekenwereld, nu zich de Maatschappij t. bev. d. Geneeskunst zoo krachtig in een afkeurenden zin heeft uitgesproken. Breda, 2 Mei 1911. Dr. G. W. BRUINSMA. f) Een misbruik hetwelk deze onbevoegde en onkundige bystand in de hand werkt, doch waarop de Commissie niet heeft ge wezen, is de zoogenaamde bakersfooi, nog hier en daar op het land vooral voorko mende en die grooter is, wanneer de dokter niet of 200 laat mogelijk geroepen wordt. Prof. de Gock en de Boomsche pers. Het is van algemeene bekendheid, dat de» meeste katholieken geenszins ingenomen zijn met den inhoud der Roomsche bladen en tijdschriften, en niet alleen geldt zulks voor de meer ontwikkelden onder hen, doch even eens voor die kringen waaromtrent de mee ning heerschte en heerscht, dat ze kunnen worden zoet gehouden met vrome plaatjes en stichtende bijschriften. Nog onlangs klaagde een eerzaam landbouwer en huis vader uit het Amstelveensche, hoe misselijk hij werd van al die tallooze pastoors- en zusterportretten, welke in hun overmatig heid onze Boomsche illustraties en Zon dagsbladen ontsieren, met bijschriften die bersten van de onnatuurlijke en telkens weerkeerende massa prijzende surperlativi. En het is waar, volgt men aandachtig en dagelijks een Roomsch blad, dan driegt zich dra de veronderstelling aan u op, dat, volgens de meening der redactie, geestelijken en nonnen eigenlijk de eenige personen in de wereld zijn, die verdienen dat er op hen gelet wordt, terwijl toch de geest hunner heilige roeping juist verlangt het onbekend willen zijn en blijven". Doch onze tegen stelling gaat verder; die geestelijke personen beminnen (of moeten althans beminnen) de nederigheid, en in plaats dat nu de Boomsche pers het hun gemakkelijk maakt deze deugd te beoefenen, laat ze geen dag voorbijgaan óf ze steekt er een aantal met of zonder aanleiding in de lucht, bestroopt hen met de vleiendste bewoordingen (mees terlijke redenaar, buitengewoon geleerde pater, hoogstaande geebtelijke, ijverige her der, verdienstelijke zuster-overste) en stelt hun gewoonste daden en gedragingen, waar toe hun staat en vak hen verplichten, in een bovenaardsch licht van martelaarschap en heldhaftigheid. Of dit zoo gebeurt in de meening den lezers werkelijk een genoe gen te bereiden, of dat men hen stichten wil door te wijzen op zulke illustre voor beelden, is niet opgelost; wellicht spreekt hier ook eigenbelang mede, daar er in religieuse kringen nog al erg veelabonnés en candidaat-ditos te vinden zijn, om nog te zwijgen er van hoe die geestelijke per sonen dikwerf voor een blad niet te ver smaden propagandisten zijn, die meestal gratis werken en niet zonder succes. Een andere goedkoope en (volgens Prof. de Cock) onschuldige bladvulling zijn de eindelooze en bij trossen immer terugko mende verslagen van allerlei ropmscheprutsvereenigingen, die het aankijken dikwijls niet waard zijn. Zulke verslagen gelijken pp elkaar als twee droppels wijwater, alles ia altijd even mooi, even verdienstelijk, even meesterlijk, zoet en braaf. Maar het mooiste hiervan is, dat geen enkele lezer dergelijke nieuwsberichten zijn aandacht waardig keurt en het de roomse hèlezers er des teeerder toebrengt naar andersdenkende bladen te grijpen. Een aardig staaltje van het laatste geeft b.v. De Tijd der laatste dagen, waar elkaar opvolgen in verkwikkende verschei denheid verslagen over een vaandelfeest der t. Jozefvereeniging te Dusseldorf (de be roemde Dominikaan uit Amsterdam, de zeer beminde pastoor, de verdienstelijke kapelaan Kaiser, de meesterlijke redevoering van pater Mosmans, pater Switbertus leidde meester lijk de vergadering, enz.), over eau lezing in Geloof en Wetenschap te 's Gravenhage (het glasheldere boek van pater Tummers), over de oprichting van een afdeeling van den Retraite bond (uitmuntend werk, pittig geschrift), over een vergadering der parochiale Mariavereeniging afd. Haarlemmer dijk, over een protest-vergadering te Nijme gen, over kerkwijdingsplechtigheden enz. Op zichzelf kan dat allemaal zeer mooi en verdienstelijk zijn, doch men moest toch zooveel begrip hebben van den smaak zijner lezers, dat men hen niet dagelijks met der gelijke berichten blijft vervelen; wat kan het ten slotte iemand schelen of Deken Jansen bij zekere plechtigheid presbyter-assistens was of Deken Stoffels, of rector Lucassen mees terlijk oreerde of pater Lichtenberg, of een vergadering van de K. S. A. in een of ander dorp buitengewoon bezocht was of stik vol? De roomsche krantenlezer tot onwel wordens toe, oververzadigd van paters, advi seurs, bondsvergaderingen en K. S. A.evoluties, werpt zijn roomsch blad terzijde en vraagt om gezonder en leerrijker kost. Het is daarom een groote verdienste van Prof. de Cock, en een mogelijk voordeel voor de roomsche pers dat hij opnieuw op dit euvel vrijmoedig en als een waar vriend heeft ge wezen, ofschoon zacht en sparend, zooals een broeder zijn broeder terecht wijst. Op dealler ? eerste plaats is De Cock's daad daarom goed aangebracht, wijl ze waarheid behelst en naar waarheid streeft; de verdediging vooral van L>e Tijd is daarom zoo zwak en hulpeloos, omdat ze uit onwaarheid werd geboren en naar het bestendigen van onwaarheid streeft. Het wordt voorgesteld en volgehouden alsof geheel de opzet van De Tijd een offer is voor de goede zaak m. a. w. voor de belan gen van het geloof, en dat is niet waar; het is een commercieele zaak gelijk elke andere, daar weten de aandeelhouders en commissarissen van mee te praten! Die bij smaak van geloofsbelangeu, welke zooveel onzuivere toestanden op Boomsch gebied schept en in stand houdt, is ook hier ijverig bezig en wordt gaarne altijd aangegrepen als weermiddel en doel, als voorgewende oorzaak en ideaal, als beweegreden en beweegkracht, als vaandel en zwaard; maar ondertusschen zijn er meestal andere doodgewoon-menschelijke irijfveeren en belan gen van hebberigheid in het spel, welke

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl