Historisch Archief 1877-1940
V 1770
DE AMSTERDAMMER
A°. 1911
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND
On.c3.er recLacti© VSLTL
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
:F. L. -wrEi
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 28 Mei
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
f 0.25
.0.30
,0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ:
Meimnandvaiia. Tact? door mr. J. A. Levy. De
maatschappelijke toekomst der s'ndenten in
d) Wis- en Natuurkundige en Litteraire
Faculteiten aan onze Hoogescholen, door
Jac. Aalbers. FEUILLETON: Schetfjes
n;t een Kinderhospitaal, door Lili van Kol.
KUNST' EN LETTEREN: Florence, II,
door Plasschaert. Engagementen, door
Albertine de Haas, beoordeeld door Frans
Coener. Nieuwe Boeken van en vóór
Kinderen, door Hecwl Jongema. BE
RICBTEN. VROUWENRUBRIEK: Uit
eene rede van mrs. Cbapman Catt, met
portret, door Jobanna W. A. Naber.
ALT,ERLEI, door Allegro. UIT DE NA
TUUR, door E. Heimans. Kinderen uit
de 18de en kinderen nit de 20ste eeuw, door
dr. J. M. Hoogvliet. Gustav Mahler t, met
afb., door Mattbijg Vermeulen. Het
ont?'aan van den Hortus Botanicus, II, met af b.,
door J. H. Rössing. Op da tentoonstelling
van Sint Lucas, III. door W. Steenboff. De
eport- manie, door P. H. Hngenholtz Jr.
WETEN-CH. VARIA: Da mensch machine,
met afb., door dr. P. vaa O'st. Cbarivari.
Oase Hoogleeraren. IV, prof. d'. .T. t,a Win
kel. FIN4.NCIEELE EN OECONOMI8CHE
KRONIEK, door T. d. M. en v. d. S.
SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. AD
VERTENTIËN.
Meimaand-varia.
Een lente-, een Mei-maand als zelden.
De lucht stemt soezerig en gelukkig, en
zelfs het ernstigste wereldgebeuren krijgt
in uw geeat dartele contouren.
Vlucht de stad, wie vluchten kan; zit
onder jong lindeloof, dat zijn schaduwen
op een ongemotiveerden dans zendt over
de blinden van het venster... daar past
geen krant op uw schoot, frommelige
courant met malle nieuwtjes, historie van
een kantonrechter, van aangevoerde aard
beien en cricketoverwinningen. Eu andere
patiomale belangen. Al- die kleinigheid
is fl-tuwe en smakelaoze liehtvaardigheid
in de goeddoende lichtheid van de lente.
Ze'vervluchtigen daarin, die
dingsigbeden; ze yerjjlen geheel. Als uw blik de
sprongetjes volgt van dat zesweekeche
witte bokje op het grasveld, kan uw
gedachte alleen nog maar met de grootste
wereldsche geweldigheden spelen gaan;
esn cotillon dansen met het heele erge";
en alleen het zwaarste, het dikste, het
degelijkste bedrukte papier wordt niet tot
niets tusschen uw vingers.
De Handelingen" is wel zoo ongeveer
het eenige gedrukte wat men in
lentestemming nog als iets werkeljjks in zij n
handen houdt.
Het Amsterdamsche Gemeenteblad,
hoewel prettig dik, is er reeds te klein
voor! Bovendien is het nog niet uitge
komen, wat er (hoewel dan groot gaande
van een redevoering van mr. Zadok van
den Bergh) reeds iets onwerkelijke aan
geeft. Als het er is, en als we lezen wie
dan eigenlijk een pedant gezicht in de
Amsterdammer trok, *) ... neen maar, die
toekomstige sik, die daar met zijn onont
botte hoorntjes de linde rameit, op zijn
achterste pooten steltende, en dat met
zoo'n lieven ernst, en voortvarendheid; en
lichtzinnigheid weer, want zie: nu knab
belt hjj aan den boom!
Interessant kan dat toch wel wezen,
denkt de in lentestemming alleen nog
voor het zér ernstige vatbare, te lezen
wat mr. Van den Bergh. met fierheid
mag hebben uitgebracht: groot van hou
ding, allén echter als hij er tusschen
uit trekt. Anders zag men den man in
duizend bochten kronkelend: als de te
weinig gewaardeerde kamp?rfoelie, liefe
lijke bloem.
Poeh! Sla de Handelingen op, die de
plattelandsche post gebracht heeft. Groot
zijn deze tijden van kanonnades tegen de
koepokinenting. Heemskerk, de minister,
dankt zijn geachten vriend en broeder,
den geachten afgevaardigde voor Rot
terdam IV" voor zijn gewaardeerden
steun, wenscht hem overigens meer dank
baarheid toe, en ironiseert de
gemoedsbezwaren tegen koepokinenting: zooals
een heel erge radicaal het niet zou durven
doen : Als het regenen kan, nemen wij,
zegt hij, de parapluie mee op de wan
deling. Zoo doen wij ons ook inenten.
Arme Premier! Reeds bij zijn tweede
rede over ditzelfde onderwerp moest hij
omstandig komen uitleggen, hoe
weten
*) De Telegraaf' van 20 Mei:
Mr. Z. v. d. Bergh: In de groene Amster
dammer vergeleek een schryver met een zeer
pedant geric'it dit reglement («x>r
ambtenaie a) met het werkliedenreglement."
De heer Wibaut: Dat ia juist l
schappelijk juist de zin was van zijn
vergelijking, en hoe gansch en al zonder
spot! Hij weet, net als wij, dat zijn
partijgenooten loodzware geesten hebben en
dat de lichtste esprit er als een dikke
brei binnenvalt, maar de arme nan ver
geet het telkens. Het fijnst intellectueele
genot geven dan ook niet zijn grappen,
maar zijn terugtochten!
Fijn voor iemand, die, zacht van oor
deel door de mildheid van de natuur,
alleen het spel zien wil....
Zou Jhr. A. P. de Savornin Lohman
in deze speelschigheid kunnen worden
ingelascht P
Wij vergeten bijna het gezoem van den
meikever, en de blik laat na te weiden
op de mollige ruglijn vaa het bokje.
Sapristi: Lohman tegen den clerus, en
Heemskerk, de minister, hoewel
schuchterlijk, aan zijne zijde! De clerus der
medicijnen wel te verstaan: de confrerie"
der heeren artsen:
Ik spraak niet over hen (de doktoren)
individueel, want ik ken onder de ge
neeskundigen mannen die voortreffelijke
en zelfopofferende menschen zijn. Maar
voor de geheele confrerie kan ik hetzelfde
respect niet hebben. De heeren medici
vormen ook een soort van clerus, waaraan
wij ons te onderwerpen hebben. Zelfs de
Minister van Binnenlandsche Zaken ver
dedigt zijn ontwerp en hij heeft
daaraan gelijk, want men moet met dien
clerus rekening houden met te zeggen,
dat wij gerust kunnen zijn, want dat de
Centrale Gezondheidsraad, de heer Van
Dieren, arts te Amsterdam, en het be
stuur van de Vereeniging tot bevordering
van de koepokinenting het hebben goed
gekeurd. En die heeren mogen er alleen
over oordeelen. Maar als wij den strijd
zien tusschen den oud-prof. Middendorp,
die opkomt tegen de leer van Koch, dat
de tuberculose veroorzaakt wordt door
een bacil, een quaestie waarvan ik
natuurlijk geen verstand heb, en andere
medici, en ik zie hoe stelselmatig wordt
doodgezwegen wat daaromtrent wordt
beweerd door dien oud-hoogleeraar, en
hoe de discussie wordt vermeden of de
heeren opzettelijk wegloopan als de dis
cussie beginnen zal, dan kan ik geen
respect hebben voor een confrerie, die
op die wjjze zich tracht den schijn te
geven van infaillibiliteit."
Tut, tut, tut, en dat alles op zoo'n
schoenen en warmen dag: een donderslag
bij onbewolkten hemel.
't Is iets om eens na te gaan.... Te
strijden tegen heel de publieke opinie in
heel Nederland heeft iets heldhaftigs:
ga tot de menschen zeggen: wat deert
u een maatschappij met pokdalige ge
zichten, laat u geen koeiebloed inspuiten
en geenszins u koeionneeren door de
aanmatiging des medischen stands! Die
verspreidt over de kleine lichaampjes
onzer kinderen een catalogus van
runderziekten, zonder voldoende reden: de
pokken zijn geen inheemsche ziekten:
wy mogen best op zien komen" spelen.
Om te overdenken....
Maar voel bewondering voor het vuur
en de ongebreidelde redeneering (als deze
Christelijk-Historische werkelijk op iets
zijn geest gezet heeft) van den individua
list par excellence en ook een weinig
a outrance de Savornin Lohman.
Iets als het volgende houdt zelfs, als
uw gedachten welig zijn van de lente
zon, voldoende realiteit: om de kolossale
zwaai: een mis-zwaai, maar een zwaai!
Lees aandachtig.
Ik heb ook in de afdeeling dit punt
wederom ter sprake gebracht. Het liet
de meeste leden in die afdeeling koud,
en toen werd mij een argument voor de
voeten geworpen, dat ik hier even wil
bespreken. Er werd gezegd: dat zal wel
zoo zijn, wij ontkennen het niet, op zoo
vele honderdduizenden ingeëaten zal
wel deze en gene omkomen, maar dat
staat precies gelijk met het voeren van
oorlog; als men de menschen verplicht
den militiedienst waar te nemen ten
einde oorlog te voeren, offert men ook
dezen of genen op aan het algemeen
welzijn; zoo moet het ook hier gaan;
ten einde de algemeene gezondheid te
bevorderen, moet men nu en dan eenige
menschen laten omkomen; wij moeten
dat werd er niet bijgezegd sociaal
denken en niet te veel op het individu
letten; het is goed dat een voor allen
sterfc.
Nu wil ik er toch even op wijzen,
dat dienstplicht geheel verschilt van
inentingsplicht. Als men ons dwingt ons
land te gaan verdedigen, dan dwingt
men ons tot verdediging van een alge
meen goed, dat allen als zoodanig; er
kennen, nl. de vrijheid en onafhankelijk
heid van het land, dat slechts door vechten
verdedigbiar is. Maar bovendien sturen
wij onze miliciens niet naar den oorlog
om zich te laten dood maken, maar om
zich te verdeiigen en anderen dood te
maken. Dit is natuurlijk de bedoeling.
Men kan zelf ook omkomen, maar ieder
soldaat heeft toch het recht zich zelf te
verdedigen.
Maar hier doet men ju'st het
omgekeer.de. Hier dwingt men de ouders, die
ik in dit verband met de miliciens gelijk
stel, hun eigen kinderen in sommige
gevallen te dooden, althans een operatie
te laten doen waaraan het kind kan
sterren. Hebben wij ooit tegen een mili
cien gezegd: gij most uw mede-miliciens
of u zelf doodsteken in h.t belang van
het vaderland?''
Hoe hebben wij het nu? Wrijf u de
oogen. Ligt onze logici doodgestuken op
het grasveld, waar de bladen van de
Handelingen" over beginnen te wande
len tot vreugde van al het hupsche ge
dierte?
Vergewis u eerst, dat gij nog nauw
keurig denkt. Twee maal twee is vier."
Het is in orde. Formuleer dan: De ver
dediging van ons, maar ook van hun
eigen land, togen een mogelijk
iovallenden vijand doet ons onze minderjarige
kinderen afstaan aan de besmettingen
der kazernen en de gevaren der ver
moeiende marsenen en per slot bloot
stellen aan den kogel des vijands. Da
verdediging der nationale, maar ook hun
eigen gezondheid doet ons eveneens onze
minderjarige kinderen bloot stellen aan
een uiterst sporadische besmetting. Ziekte
en dood worden voorkomen door onnoeme
lijk minder ziekte en minder dood.
Voor iemand, die den anti-militarist de
wapenen dwingt te dragen, is de dwang
der vaccineering de gerechtigheid: ten
minste zoo de clerus der medicijnmeesters
ons niet een groote internationale poets
bakt! Men kan niet weten! Aardig on
derwerp om, onder de vriendelijk waaiende
lindeblaren, over te denken
En later ereis serieuselijk eu nauw
keurig te onderzoeken....
* ' '?
Een wankelende vliegmachine heeft,
dom en log, in Issy-les-moulinaux het
ronde tonnetje met goudstukken, den
allemans vriend en heelemaal-geen-staats
man Berteaux in stukken geslagen zonder
het zelf te weten: onhandzaam ding!
Zwaluwen vliegen tusschen duizend dra
den zonder er ooit een te raken.
Welk oen sensatie was dat: een mini
ster getroffen! Een half blad vol tele
grammen. Goethe en Schiller, uit den
doode verrezen, zouden samen niet meer
belangstelling hebben gewekt. Is het wel
mogelijk, buiten de stad, hetzelfde in
dezelfde verhoudingen te beschouwen ?
Een doode....: daar zit een meepje met
een insect in den kleinen bek. Het lieve
moordenaartje oogt, het kopje opzij, als een
pas gespeend kindje onschuldig. Het danst
en tript. E a in de verte beiert een klok
om een boer, dien men ten grave geleidt.
De dood is natuurlijk als het leven, en
het leven even naïef en wreed als het
altijd was. Berteaux dood.... Een mini
ster dood... Ach, daar ginds rondom
het Palais-Bourbom zitten er immers al
met dien politieken doode in hun bek...
als het mees j e met het insect... maar
minder lieftallig!
De lentenatuur is onvergelijkelijk en
gaat alles te boven.
Wie heeft niet eens een leeuwerik
zien stijgen in al maar hooger kringen,
de dalende zon toeroepend, toekwetterend:
misschien in kleinst bestek de volste
uiting van levensgeluk.
Zijn vleugeltjes trillen, roeiende en
klapperende.
Gak dat willen wij technisch naboot
sen! De vliegmachine.... brr, pluk een
grashalm en blaas het fijne ding de
vliegmachine" achterna.
Vliegen ? Het is schoon dat er dagen
zijn, waarop men voluit gevoelen kan,
dat dood, verderf, koepok en vliegmachine
een begroeting door onzen geest niet
waard zijn. En zelfs geen knip voor
hun neua.
Tact?
Men leest in de bladen:
VROUWENARBEID EX DE NIEUWE
ARBEIDSWET.
Aan H. M. de Koningin is het vol
gende adres gezonden:
De Vereeniging Nationaal Comit
. in zake Wettelijke Regeling van Vrou
wenarbeid", bestaande uit de navolgende
Vereenigingen: Ned. Vrouwenbond tot
verhooging van het Zedelijk Bewust
zijn; Alg. Ned. Vrouwenvereniging
Arbeid Adelt''; Nat. Vereeniging voor
Vrouwenarbeid, Vereeniging Hoofden
van Openbare Bewaarscholen te
Botterdam; Vereeniging ter behartiging
van de belangen der Vrouw; Vrije
Vrouwenvereeniging en Bond van On
derwijzeressen bij het Fröbelonderwijs;
van oordeel, dat het op 5 April jl.
door de Tweede Kamer aangenomen
"Wetsontwerp tot wijziging van de
Arbeidswet, hetwelk den arbeid van
mannelijke personen boven 17 jaar
geheel vrij laat, voor volwassen vrouwen
daarentegen een aantal belemmerende
bepalingen bevat, in hooge mate inbreuk
maakt op de persoonlijke vrijheid der
vrouw om te arbeiden en haar, bepaal
delijk door de thans aangebrachte
wijzigingen, de gelegenheid ontneemt
om op voet van gelijkheid met manne
lijke werkkrachten te concurreeren in
bedrijven, waarbij zij de handhaving
dier gelijkheid voor de vrouwen van
het uiterste belang acht;
vertrouwende dat deze bepalingen
ook de goedkeuring van Uwe Majesteit
niet kunnen wegdragen en ook door
Uwe Majesteit in strijd zullen worden
geacht met de vrijheid en rechten,
waarvan de bescherming ten aanzien
van alle, dus ook van de vrouwelijke
onderdanen, bepaaldelijk bij art. 52 der
Grondwet, aan de Kroon is toevertrouwd,
verzoekt Uwe Majesteit eerbiedig
Hare bewilliging aan bedoeld Wets
ontwerp, zoo dit door de Eerste Kamer
mocht worden aangenomen, niet te
verleenen".
Ook aan de Earste Kamer heeft de Ver
eeniging een adres gericht, met verzoek
om het wetsontwerp niet aan te nemen.
Uit dit bericht schijnt te volgen, dat aan
de Koningin en aan de Eerste Kamer, be
doelde adressen gelijktijdig zijn verzonden.
Men pleegt vrouw en tact als synonyma
te beschouwen.
Is bij de dames het denkbeeld niet opge
komen van het beleedigende dat, in hare
handelwijze, voor de Eerste Kamer is ge
legen ?
Amst., 26 Mei '11. J. A. LEVY.
De maatschappelijke toekomst der
studenten in de Wis- en Natuur
kundige en Litteraire Facul
teiten aan onze
Hoogescholen.
In zijn op 15 Maart 1909 te Amsterdam
uitgesproken inaugureele rede: de Maat
schappelijke waarde van on s Hooger Onder
wijs", zeide Prof. Dr. Hondius Boldingh
o. a., pag. 13: Maar is het aan onze Uni
versiteiten voldoende bekend, dat het salaris
van iemand, die 5?7 jaren in de scheikunde
heeft gestudeerd, en, laat ik laag schatten,
ongeveer zeven duizend gulden aan studie
en levensonderhoud gekost heeft, in de aller
meeste gevallen begint met een salaris van
?2000?
Dat inkomen krijgt hij op een leeftijd,
waarop hu gerekend moet worden een gezin
te kunnen en, naar ik hoop, ook te willen
onderhouden, en als hij na 20 jaren maar
n zijner kinderen de door hem zelf inge
slagen studierichting wil laten volgen, staan
hem daartoe slechts vier vijf-jaarlijksche
verhoogingen van ?200 ten dienste. Ik
vraag u: is dat resultaat in overeenstem
ming met zooveel studie?"
Wat de hooggeleerde hier zegt van de
toekomst der studenten 'in de chemie geldt
volkomen voor de overige pbilosofen en
eveneens voor de litteraturen. Immers
mogen al eenigen van hen een betrekking
verwerven in particulieren dienst, bij land
bouw-laboratoria, bibliotheek- of archief
wezen het meerendeel ziet voor zich
weggelegd de loopbaan van leeraar bij het
Middelbaar of Gymnasiaal Onderwijs.
Is nu de maatschappelijke toekomst van
die stadenten bekend aan de Universiteiten,
of liever in die kringen, waaruit de meeste
onzer ambtenaren voortkomen?
Moge de beroepskeuze bij velen in de
eerste plaats geleid worden door voorliefde
voor den toekomstigen werkkring of door
neiging voor de studie van een of andere
tak van weten»chap, de materieele beloo
ning, die de volbrachte academische loop
baan in het vooruitzicht stelt, zal toch zeker
ook in overweging genomen worden.
Om teleurstellingen te voorkomen kan
het daarom misschien zijn nut hebben de
boven aangehaalde woorden van Prof. Bol
dingh nader toe te lichten door een verge
lijking der salarissen van de rijksambte
naren bühet M O. met die van ambtenaren
in andere takken van dienst.
De jaarwedden aan de rijksscholen kunnen
als maatstaf dienen ook voor die aan de
gemeentelijke hoogere burgerscholen en
gymnasia, daar met geringe af wijkingen in
verband met de levensstandaard in de ge
meenten de traktementen in minima en
maxima ongeveer overeenkomen.
Volgene de salarisregeling, zooals die
sedert l April 1901 voor alle Rijks Hoogere
Burgerscholen van kracht is geworden, kan
de jaarwedde van een gewoon leeraar bij het
M. O. bedragen:
als min. a/e HBS 3jo.
10 wekel. lesu. f 1250
max.
mm.
max.
24
5jc.
10
1
24
2600
1400
,2940
v/e direct. HBS 3je. 2600-?3200
5je. 3000-?4000
Wat zijn daarnaast de salarissen van
andere academici in rijksdienst?
Medici als controleerend geneesheer, ad
ministrateur of medisch adviseur bij
deRijksverzekeringsbank genieten een salaris resp.
van ? 3000-? 4500; ? 3500-? 4800; en
?5000??6000 1)
De laagst bezqliigdeJMWtew, ambtenaren
bij de rechterlijke colleges, genieten als
griffiers bij de kantongerechten II en III
klasse een bezoldiging van ? 1200. Een
kantonrechter III klasse klimt tot -een
maximum van ?3700, die der I klasse tot
?4500.
De substituut-griffier by een
arrondissements-rechtbank II klasse vangt aan met
een jaarwedde van ?1500. De rechter dier
rechtbank brengt het tot een maximum van
?4000; de president tot ?5000.
Deze getallen geren voldoende grond
voor de bewering: ieder jurist als rech
terlijk ambtenaar is op 45-jarigen leeftijd
verzekerd van een salaris van minstens
?4000 met een niet geringe kans om ia
hoogere rechterlijke col lege j met een trak
tement van ? 5000 of meer. beloond te
worden. 2)
Juristen als ambtenaren aan de ministeries
of aan de rijksyerzekeringgbank, beginnende
als ad j. commies met ? 1200, brengen het
minstens tot referendaris, met ?3800. 3)
Een ad j.-ingenieur van de rijkswaterstaat
aanvangend met ? 1500 kan er zeker vaa
zijn als hoofd-ingenieureens ?4000 te zullen :
verdienen, en heeft een goade kans hooger
te stijgen. 4)
De ingenieurs, ambtenaren bij de arbeids
inspectie, genieten een bezoldiging van
? 1800 als adj.-inspecteur en brengen het
tot ?4000 als inspecteur I klasse. 5)
Zoo biedt dus de studie in da genees
kundige en juridische faculteiten of aan
de technische hoogeschool vooruitzichten
op een salaris als ambtenaar van minst ui s
+ f 4000, met kans pp hoogere en soms
veel hoogere bezoldiging, terwijl de
philoFoof of litterator op zijn best na 18 jaren
dienst + ? 3000 zal kunnen genieten met
zeer geringe kans om directeur te worden
van een school met 5-jarigen cursus op een
jaarwedde van ten hoogste ? 4000, wat bij
de andere genoemde betrekkingen het
minste is, waartoe ieder het brengt.
Uit een vergelijking van de bezoldiging
der leeraren met die van niet acaiemisch
gevormde ambtenaren blijkt, dat hun be
looningen ook bij deze verre ten achter
staan.
De ambtenaren bij de registratie en do
meinen genieten als ontvangers een
ontvanglopn wisselend tusschen ? 1300 ?8900 6);
als inspecteurs een salaris van ? 2600
? 4100, na 14 j »ren dienst als^ inspecteur,
boven welk bedrag z\j in verschillende
plaatsen een toelage krijgen wegens dirurte
van levenswijze 7).
De ambtenaren der directe belastingen als
ontvangers in drie klassen verdeeld, genie
ten een jaarwedde van f 1400?? 6300;
als a i j .-inspecteurs en inspecteurs ?1600
?4100 na 25 jaren dienst;
als controleurs van het kadaster ?21"00
? 3200 + vergoedingen ;
als directeurs ? 4500 8).
Ook uit deze vergelijking valt dezelfde
conclusie te trekken als boven: de genoemd»
ambtenaren brengen het zeker na een aan
tal dienstjaren tot een salaris ongeveer
? 1000 hooger dan dat der philoeofen of
litteraturen.
Een phil. of litt. doctor of doctorandus
staat in bezoldiging niet gelijk met een
ingenieur hij nadert tot diens onderge
schikte den opzichter met ? 1000 -? 2200
+ vrije woning of vergoeding daarvoor 9).
Hij wordt na 5 a 7 jaren academische
studie niet gelijk gesteld met een ontvan
ger of inspecteur der directe belastingen,
maar met de veriflcateurs, die ?1400
?2700 genieten + toelage voor duurte van
levenswijze.
Hij wordt niet gesalarieerd als een ont
vanger of inspecteur der registratie, maar
lager dan de landmeters, die een jaarwedde
ontvangen van ?1200??3000 + vergoeding
wegens duurte van levenswijze, en als in
genieur?verificateur tot ? 3800 7).
Evenmin heeft hij vooruitzicht op een
belooning, zooals een jurist geniet in ad
ministratieve betrekkingen. Hij staat zelf
ten achter bij een agent der
rijksverzekeringsbank (max. ? 3300 + emolumenten),
van wien geen voorgeschreven opleiding,
laat staan een wetenschappelijke, gevraagd
wordt 10).
Terwyl de salarieering der ambtenaren
bij het M. O. wisselt tusschen ?1250 en
? 4000, gaan de maxima in de andere tak
ken van dienst tot ? 6000 of hooger.
Mocht het bovenstaande nog niet vol
doende zijn om te doen inzien, dat de aca
demische studie der wis- en natuurkunde
en der letteren in Nederland geen toekomit
waarborgt evenredig aan den tijd en 't geld
voor de opleiding besteed, dan kan mis
schien een vergelijking met de nu nog va
kracht zijnde salarieering der officieren van
de landmacht die overtuiging vestigen.
Omnis comparatio claudicat. Zoo ook een
vergelijking 'der traktementen van militaire
en burgerlijke ambtenaren. Waar echter de
1) K. B. 27 Maart 1907.
t) Wet van 5 Juli 1910.
3) K. B. 27 Maart 1907.
4) K. B 9 Mei 19f6.
5) K. B. 30 Mai 1908.
6) Dit bedrag ia echter onzuiver, daar de
ontvanger voor een kantoor en klerken moet
zorgen.
7) K. B. 14 Mei 1906 en K.B. 28 Febr. 1911.
8) K. B. 30 Maart 1904.
9) K. B. 30 Mei 1908.
10) K. B. 27 Maart 1907.