De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 28 mei pagina 1

28 mei 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

V 1770 DE AMSTERDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND On.c3.er recLacti© VSLTL Dit nummer bevat een bijvoegsel. :F. L. -wrEi Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 28 Mei Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel f 0.25 .0.30 ,0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Meimnandvaiia. Tact? door mr. J. A. Levy. De maatschappelijke toekomst der s'ndenten in d) Wis- en Natuurkundige en Litteraire Faculteiten aan onze Hoogescholen, door Jac. Aalbers. FEUILLETON: Schetfjes n;t een Kinderhospitaal, door Lili van Kol. KUNST' EN LETTEREN: Florence, II, door Plasschaert. Engagementen, door Albertine de Haas, beoordeeld door Frans Coener. Nieuwe Boeken van en vóór Kinderen, door Hecwl Jongema. BE RICBTEN. VROUWENRUBRIEK: Uit eene rede van mrs. Cbapman Catt, met portret, door Jobanna W. A. Naber. ALT,ERLEI, door Allegro. UIT DE NA TUUR, door E. Heimans. Kinderen uit de 18de en kinderen nit de 20ste eeuw, door dr. J. M. Hoogvliet. Gustav Mahler t, met afb., door Mattbijg Vermeulen. Het ont?'aan van den Hortus Botanicus, II, met af b., door J. H. Rössing. Op da tentoonstelling van Sint Lucas, III. door W. Steenboff. De eport- manie, door P. H. Hngenholtz Jr. WETEN-CH. VARIA: Da mensch machine, met afb., door dr. P. vaa O'st. Cbarivari. Oase Hoogleeraren. IV, prof. d'. .T. t,a Win kel. FIN4.NCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door T. d. M. en v. d. S. SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. AD VERTENTIËN. Meimaand-varia. Een lente-, een Mei-maand als zelden. De lucht stemt soezerig en gelukkig, en zelfs het ernstigste wereldgebeuren krijgt in uw geeat dartele contouren. Vlucht de stad, wie vluchten kan; zit onder jong lindeloof, dat zijn schaduwen op een ongemotiveerden dans zendt over de blinden van het venster... daar past geen krant op uw schoot, frommelige courant met malle nieuwtjes, historie van een kantonrechter, van aangevoerde aard beien en cricketoverwinningen. Eu andere patiomale belangen. Al- die kleinigheid is fl-tuwe en smakelaoze liehtvaardigheid in de goeddoende lichtheid van de lente. Ze'vervluchtigen daarin, die dingsigbeden; ze yerjjlen geheel. Als uw blik de sprongetjes volgt van dat zesweekeche witte bokje op het grasveld, kan uw gedachte alleen nog maar met de grootste wereldsche geweldigheden spelen gaan; esn cotillon dansen met het heele erge"; en alleen het zwaarste, het dikste, het degelijkste bedrukte papier wordt niet tot niets tusschen uw vingers. De Handelingen" is wel zoo ongeveer het eenige gedrukte wat men in lentestemming nog als iets werkeljjks in zij n handen houdt. Het Amsterdamsche Gemeenteblad, hoewel prettig dik, is er reeds te klein voor! Bovendien is het nog niet uitge komen, wat er (hoewel dan groot gaande van een redevoering van mr. Zadok van den Bergh) reeds iets onwerkelijke aan geeft. Als het er is, en als we lezen wie dan eigenlijk een pedant gezicht in de Amsterdammer trok, *) ... neen maar, die toekomstige sik, die daar met zijn onont botte hoorntjes de linde rameit, op zijn achterste pooten steltende, en dat met zoo'n lieven ernst, en voortvarendheid; en lichtzinnigheid weer, want zie: nu knab belt hjj aan den boom! Interessant kan dat toch wel wezen, denkt de in lentestemming alleen nog voor het zér ernstige vatbare, te lezen wat mr. Van den Bergh. met fierheid mag hebben uitgebracht: groot van hou ding, allén echter als hij er tusschen uit trekt. Anders zag men den man in duizend bochten kronkelend: als de te weinig gewaardeerde kamp?rfoelie, liefe lijke bloem. Poeh! Sla de Handelingen op, die de plattelandsche post gebracht heeft. Groot zijn deze tijden van kanonnades tegen de koepokinenting. Heemskerk, de minister, dankt zijn geachten vriend en broeder, den geachten afgevaardigde voor Rot terdam IV" voor zijn gewaardeerden steun, wenscht hem overigens meer dank baarheid toe, en ironiseert de gemoedsbezwaren tegen koepokinenting: zooals een heel erge radicaal het niet zou durven doen : Als het regenen kan, nemen wij, zegt hij, de parapluie mee op de wan deling. Zoo doen wij ons ook inenten. Arme Premier! Reeds bij zijn tweede rede over ditzelfde onderwerp moest hij omstandig komen uitleggen, hoe weten *) De Telegraaf' van 20 Mei: Mr. Z. v. d. Bergh: In de groene Amster dammer vergeleek een schryver met een zeer pedant geric'it dit reglement («x>r ambtenaie a) met het werkliedenreglement." De heer Wibaut: Dat ia juist l schappelijk juist de zin was van zijn vergelijking, en hoe gansch en al zonder spot! Hij weet, net als wij, dat zijn partijgenooten loodzware geesten hebben en dat de lichtste esprit er als een dikke brei binnenvalt, maar de arme nan ver geet het telkens. Het fijnst intellectueele genot geven dan ook niet zijn grappen, maar zijn terugtochten! Fijn voor iemand, die, zacht van oor deel door de mildheid van de natuur, alleen het spel zien wil.... Zou Jhr. A. P. de Savornin Lohman in deze speelschigheid kunnen worden ingelascht P Wij vergeten bijna het gezoem van den meikever, en de blik laat na te weiden op de mollige ruglijn vaa het bokje. Sapristi: Lohman tegen den clerus, en Heemskerk, de minister, hoewel schuchterlijk, aan zijne zijde! De clerus der medicijnen wel te verstaan: de confrerie" der heeren artsen: Ik spraak niet over hen (de doktoren) individueel, want ik ken onder de ge neeskundigen mannen die voortreffelijke en zelfopofferende menschen zijn. Maar voor de geheele confrerie kan ik hetzelfde respect niet hebben. De heeren medici vormen ook een soort van clerus, waaraan wij ons te onderwerpen hebben. Zelfs de Minister van Binnenlandsche Zaken ver dedigt zijn ontwerp en hij heeft daaraan gelijk, want men moet met dien clerus rekening houden met te zeggen, dat wij gerust kunnen zijn, want dat de Centrale Gezondheidsraad, de heer Van Dieren, arts te Amsterdam, en het be stuur van de Vereeniging tot bevordering van de koepokinenting het hebben goed gekeurd. En die heeren mogen er alleen over oordeelen. Maar als wij den strijd zien tusschen den oud-prof. Middendorp, die opkomt tegen de leer van Koch, dat de tuberculose veroorzaakt wordt door een bacil, een quaestie waarvan ik natuurlijk geen verstand heb, en andere medici, en ik zie hoe stelselmatig wordt doodgezwegen wat daaromtrent wordt beweerd door dien oud-hoogleeraar, en hoe de discussie wordt vermeden of de heeren opzettelijk wegloopan als de dis cussie beginnen zal, dan kan ik geen respect hebben voor een confrerie, die op die wjjze zich tracht den schijn te geven van infaillibiliteit." Tut, tut, tut, en dat alles op zoo'n schoenen en warmen dag: een donderslag bij onbewolkten hemel. 't Is iets om eens na te gaan.... Te strijden tegen heel de publieke opinie in heel Nederland heeft iets heldhaftigs: ga tot de menschen zeggen: wat deert u een maatschappij met pokdalige ge zichten, laat u geen koeiebloed inspuiten en geenszins u koeionneeren door de aanmatiging des medischen stands! Die verspreidt over de kleine lichaampjes onzer kinderen een catalogus van runderziekten, zonder voldoende reden: de pokken zijn geen inheemsche ziekten: wy mogen best op zien komen" spelen. Om te overdenken.... Maar voel bewondering voor het vuur en de ongebreidelde redeneering (als deze Christelijk-Historische werkelijk op iets zijn geest gezet heeft) van den individua list par excellence en ook een weinig a outrance de Savornin Lohman. Iets als het volgende houdt zelfs, als uw gedachten welig zijn van de lente zon, voldoende realiteit: om de kolossale zwaai: een mis-zwaai, maar een zwaai! Lees aandachtig. Ik heb ook in de afdeeling dit punt wederom ter sprake gebracht. Het liet de meeste leden in die afdeeling koud, en toen werd mij een argument voor de voeten geworpen, dat ik hier even wil bespreken. Er werd gezegd: dat zal wel zoo zijn, wij ontkennen het niet, op zoo vele honderdduizenden ingeëaten zal wel deze en gene omkomen, maar dat staat precies gelijk met het voeren van oorlog; als men de menschen verplicht den militiedienst waar te nemen ten einde oorlog te voeren, offert men ook dezen of genen op aan het algemeen welzijn; zoo moet het ook hier gaan; ten einde de algemeene gezondheid te bevorderen, moet men nu en dan eenige menschen laten omkomen; wij moeten dat werd er niet bijgezegd sociaal denken en niet te veel op het individu letten; het is goed dat een voor allen sterfc. Nu wil ik er toch even op wijzen, dat dienstplicht geheel verschilt van inentingsplicht. Als men ons dwingt ons land te gaan verdedigen, dan dwingt men ons tot verdediging van een alge meen goed, dat allen als zoodanig; er kennen, nl. de vrijheid en onafhankelijk heid van het land, dat slechts door vechten verdedigbiar is. Maar bovendien sturen wij onze miliciens niet naar den oorlog om zich te laten dood maken, maar om zich te verdeiigen en anderen dood te maken. Dit is natuurlijk de bedoeling. Men kan zelf ook omkomen, maar ieder soldaat heeft toch het recht zich zelf te verdedigen. Maar hier doet men ju'st het omgekeer.de. Hier dwingt men de ouders, die ik in dit verband met de miliciens gelijk stel, hun eigen kinderen in sommige gevallen te dooden, althans een operatie te laten doen waaraan het kind kan sterren. Hebben wij ooit tegen een mili cien gezegd: gij most uw mede-miliciens of u zelf doodsteken in h.t belang van het vaderland?'' Hoe hebben wij het nu? Wrijf u de oogen. Ligt onze logici doodgestuken op het grasveld, waar de bladen van de Handelingen" over beginnen te wande len tot vreugde van al het hupsche ge dierte? Vergewis u eerst, dat gij nog nauw keurig denkt. Twee maal twee is vier." Het is in orde. Formuleer dan: De ver dediging van ons, maar ook van hun eigen land, togen een mogelijk iovallenden vijand doet ons onze minderjarige kinderen afstaan aan de besmettingen der kazernen en de gevaren der ver moeiende marsenen en per slot bloot stellen aan den kogel des vijands. Da verdediging der nationale, maar ook hun eigen gezondheid doet ons eveneens onze minderjarige kinderen bloot stellen aan een uiterst sporadische besmetting. Ziekte en dood worden voorkomen door onnoeme lijk minder ziekte en minder dood. Voor iemand, die den anti-militarist de wapenen dwingt te dragen, is de dwang der vaccineering de gerechtigheid: ten minste zoo de clerus der medicijnmeesters ons niet een groote internationale poets bakt! Men kan niet weten! Aardig on derwerp om, onder de vriendelijk waaiende lindeblaren, over te denken En later ereis serieuselijk eu nauw keurig te onderzoeken.... * ' '? Een wankelende vliegmachine heeft, dom en log, in Issy-les-moulinaux het ronde tonnetje met goudstukken, den allemans vriend en heelemaal-geen-staats man Berteaux in stukken geslagen zonder het zelf te weten: onhandzaam ding! Zwaluwen vliegen tusschen duizend dra den zonder er ooit een te raken. Welk oen sensatie was dat: een mini ster getroffen! Een half blad vol tele grammen. Goethe en Schiller, uit den doode verrezen, zouden samen niet meer belangstelling hebben gewekt. Is het wel mogelijk, buiten de stad, hetzelfde in dezelfde verhoudingen te beschouwen ? Een doode....: daar zit een meepje met een insect in den kleinen bek. Het lieve moordenaartje oogt, het kopje opzij, als een pas gespeend kindje onschuldig. Het danst en tript. E a in de verte beiert een klok om een boer, dien men ten grave geleidt. De dood is natuurlijk als het leven, en het leven even naïef en wreed als het altijd was. Berteaux dood.... Een mini ster dood... Ach, daar ginds rondom het Palais-Bourbom zitten er immers al met dien politieken doode in hun bek... als het mees j e met het insect... maar minder lieftallig! De lentenatuur is onvergelijkelijk en gaat alles te boven. Wie heeft niet eens een leeuwerik zien stijgen in al maar hooger kringen, de dalende zon toeroepend, toekwetterend: misschien in kleinst bestek de volste uiting van levensgeluk. Zijn vleugeltjes trillen, roeiende en klapperende. Gak dat willen wij technisch naboot sen! De vliegmachine.... brr, pluk een grashalm en blaas het fijne ding de vliegmachine" achterna. Vliegen ? Het is schoon dat er dagen zijn, waarop men voluit gevoelen kan, dat dood, verderf, koepok en vliegmachine een begroeting door onzen geest niet waard zijn. En zelfs geen knip voor hun neua. Tact? Men leest in de bladen: VROUWENARBEID EX DE NIEUWE ARBEIDSWET. Aan H. M. de Koningin is het vol gende adres gezonden: De Vereeniging Nationaal Comit . in zake Wettelijke Regeling van Vrou wenarbeid", bestaande uit de navolgende Vereenigingen: Ned. Vrouwenbond tot verhooging van het Zedelijk Bewust zijn; Alg. Ned. Vrouwenvereniging Arbeid Adelt''; Nat. Vereeniging voor Vrouwenarbeid, Vereeniging Hoofden van Openbare Bewaarscholen te Botterdam; Vereeniging ter behartiging van de belangen der Vrouw; Vrije Vrouwenvereeniging en Bond van On derwijzeressen bij het Fröbelonderwijs; van oordeel, dat het op 5 April jl. door de Tweede Kamer aangenomen "Wetsontwerp tot wijziging van de Arbeidswet, hetwelk den arbeid van mannelijke personen boven 17 jaar geheel vrij laat, voor volwassen vrouwen daarentegen een aantal belemmerende bepalingen bevat, in hooge mate inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid der vrouw om te arbeiden en haar, bepaal delijk door de thans aangebrachte wijzigingen, de gelegenheid ontneemt om op voet van gelijkheid met manne lijke werkkrachten te concurreeren in bedrijven, waarbij zij de handhaving dier gelijkheid voor de vrouwen van het uiterste belang acht; vertrouwende dat deze bepalingen ook de goedkeuring van Uwe Majesteit niet kunnen wegdragen en ook door Uwe Majesteit in strijd zullen worden geacht met de vrijheid en rechten, waarvan de bescherming ten aanzien van alle, dus ook van de vrouwelijke onderdanen, bepaaldelijk bij art. 52 der Grondwet, aan de Kroon is toevertrouwd, verzoekt Uwe Majesteit eerbiedig Hare bewilliging aan bedoeld Wets ontwerp, zoo dit door de Eerste Kamer mocht worden aangenomen, niet te verleenen". Ook aan de Earste Kamer heeft de Ver eeniging een adres gericht, met verzoek om het wetsontwerp niet aan te nemen. Uit dit bericht schijnt te volgen, dat aan de Koningin en aan de Eerste Kamer, be doelde adressen gelijktijdig zijn verzonden. Men pleegt vrouw en tact als synonyma te beschouwen. Is bij de dames het denkbeeld niet opge komen van het beleedigende dat, in hare handelwijze, voor de Eerste Kamer is ge legen ? Amst., 26 Mei '11. J. A. LEVY. De maatschappelijke toekomst der studenten in de Wis- en Natuur kundige en Litteraire Facul teiten aan onze Hoogescholen. In zijn op 15 Maart 1909 te Amsterdam uitgesproken inaugureele rede: de Maat schappelijke waarde van on s Hooger Onder wijs", zeide Prof. Dr. Hondius Boldingh o. a., pag. 13: Maar is het aan onze Uni versiteiten voldoende bekend, dat het salaris van iemand, die 5?7 jaren in de scheikunde heeft gestudeerd, en, laat ik laag schatten, ongeveer zeven duizend gulden aan studie en levensonderhoud gekost heeft, in de aller meeste gevallen begint met een salaris van ?2000? Dat inkomen krijgt hij op een leeftijd, waarop hu gerekend moet worden een gezin te kunnen en, naar ik hoop, ook te willen onderhouden, en als hij na 20 jaren maar n zijner kinderen de door hem zelf inge slagen studierichting wil laten volgen, staan hem daartoe slechts vier vijf-jaarlijksche verhoogingen van ?200 ten dienste. Ik vraag u: is dat resultaat in overeenstem ming met zooveel studie?" Wat de hooggeleerde hier zegt van de toekomst der studenten 'in de chemie geldt volkomen voor de overige pbilosofen en eveneens voor de litteraturen. Immers mogen al eenigen van hen een betrekking verwerven in particulieren dienst, bij land bouw-laboratoria, bibliotheek- of archief wezen het meerendeel ziet voor zich weggelegd de loopbaan van leeraar bij het Middelbaar of Gymnasiaal Onderwijs. Is nu de maatschappelijke toekomst van die stadenten bekend aan de Universiteiten, of liever in die kringen, waaruit de meeste onzer ambtenaren voortkomen? Moge de beroepskeuze bij velen in de eerste plaats geleid worden door voorliefde voor den toekomstigen werkkring of door neiging voor de studie van een of andere tak van weten»chap, de materieele beloo ning, die de volbrachte academische loop baan in het vooruitzicht stelt, zal toch zeker ook in overweging genomen worden. Om teleurstellingen te voorkomen kan het daarom misschien zijn nut hebben de boven aangehaalde woorden van Prof. Bol dingh nader toe te lichten door een verge lijking der salarissen van de rijksambte naren bühet M O. met die van ambtenaren in andere takken van dienst. De jaarwedden aan de rijksscholen kunnen als maatstaf dienen ook voor die aan de gemeentelijke hoogere burgerscholen en gymnasia, daar met geringe af wijkingen in verband met de levensstandaard in de ge meenten de traktementen in minima en maxima ongeveer overeenkomen. Volgene de salarisregeling, zooals die sedert l April 1901 voor alle Rijks Hoogere Burgerscholen van kracht is geworden, kan de jaarwedde van een gewoon leeraar bij het M. O. bedragen: als min. a/e HBS 3jo. 10 wekel. lesu. f 1250 max. mm. max. 24 5jc. 10 1 24 2600 1400 ,2940 v/e direct. HBS 3je. 2600-?3200 5je. 3000-?4000 Wat zijn daarnaast de salarissen van andere academici in rijksdienst? Medici als controleerend geneesheer, ad ministrateur of medisch adviseur bij deRijksverzekeringsbank genieten een salaris resp. van ? 3000-? 4500; ? 3500-? 4800; en ?5000??6000 1) De laagst bezqliigdeJMWtew, ambtenaren bij de rechterlijke colleges, genieten als griffiers bij de kantongerechten II en III klasse een bezoldiging van ? 1200. Een kantonrechter III klasse klimt tot -een maximum van ?3700, die der I klasse tot ?4500. De substituut-griffier by een arrondissements-rechtbank II klasse vangt aan met een jaarwedde van ?1500. De rechter dier rechtbank brengt het tot een maximum van ?4000; de president tot ?5000. Deze getallen geren voldoende grond voor de bewering: ieder jurist als rech terlijk ambtenaar is op 45-jarigen leeftijd verzekerd van een salaris van minstens ?4000 met een niet geringe kans om ia hoogere rechterlijke col lege j met een trak tement van ? 5000 of meer. beloond te worden. 2) Juristen als ambtenaren aan de ministeries of aan de rijksyerzekeringgbank, beginnende als ad j. commies met ? 1200, brengen het minstens tot referendaris, met ?3800. 3) Een ad j.-ingenieur van de rijkswaterstaat aanvangend met ? 1500 kan er zeker vaa zijn als hoofd-ingenieureens ?4000 te zullen : verdienen, en heeft een goade kans hooger te stijgen. 4) De ingenieurs, ambtenaren bij de arbeids inspectie, genieten een bezoldiging van ? 1800 als adj.-inspecteur en brengen het tot ?4000 als inspecteur I klasse. 5) Zoo biedt dus de studie in da genees kundige en juridische faculteiten of aan de technische hoogeschool vooruitzichten op een salaris als ambtenaar van minst ui s + f 4000, met kans pp hoogere en soms veel hoogere bezoldiging, terwijl de philoFoof of litterator op zijn best na 18 jaren dienst + ? 3000 zal kunnen genieten met zeer geringe kans om directeur te worden van een school met 5-jarigen cursus op een jaarwedde van ten hoogste ? 4000, wat bij de andere genoemde betrekkingen het minste is, waartoe ieder het brengt. Uit een vergelijking van de bezoldiging der leeraren met die van niet acaiemisch gevormde ambtenaren blijkt, dat hun be looningen ook bij deze verre ten achter staan. De ambtenaren bij de registratie en do meinen genieten als ontvangers een ontvanglopn wisselend tusschen ? 1300 ?8900 6); als inspecteurs een salaris van ? 2600 ? 4100, na 14 j »ren dienst als^ inspecteur, boven welk bedrag z\j in verschillende plaatsen een toelage krijgen wegens dirurte van levenswijze 7). De ambtenaren der directe belastingen als ontvangers in drie klassen verdeeld, genie ten een jaarwedde van f 1400?? 6300; als a i j .-inspecteurs en inspecteurs ?1600 ?4100 na 25 jaren dienst; als controleurs van het kadaster ?21"00 ? 3200 + vergoedingen ; als directeurs ? 4500 8). Ook uit deze vergelijking valt dezelfde conclusie te trekken als boven: de genoemd» ambtenaren brengen het zeker na een aan tal dienstjaren tot een salaris ongeveer ? 1000 hooger dan dat der philoeofen of litteraturen. Een phil. of litt. doctor of doctorandus staat in bezoldiging niet gelijk met een ingenieur hij nadert tot diens onderge schikte den opzichter met ? 1000 -? 2200 + vrije woning of vergoeding daarvoor 9). Hij wordt na 5 a 7 jaren academische studie niet gelijk gesteld met een ontvan ger of inspecteur der directe belastingen, maar met de veriflcateurs, die ?1400 ?2700 genieten + toelage voor duurte van levenswijze. Hij wordt niet gesalarieerd als een ont vanger of inspecteur der registratie, maar lager dan de landmeters, die een jaarwedde ontvangen van ?1200??3000 + vergoeding wegens duurte van levenswijze, en als in genieur?verificateur tot ? 3800 7). Evenmin heeft hij vooruitzicht op een belooning, zooals een jurist geniet in ad ministratieve betrekkingen. Hij staat zelf ten achter bij een agent der rijksverzekeringsbank (max. ? 3300 + emolumenten), van wien geen voorgeschreven opleiding, laat staan een wetenschappelijke, gevraagd wordt 10). Terwyl de salarieering der ambtenaren bij het M. O. wisselt tusschen ?1250 en ? 4000, gaan de maxima in de andere tak ken van dienst tot ? 6000 of hooger. Mocht het bovenstaande nog niet vol doende zijn om te doen inzien, dat de aca demische studie der wis- en natuurkunde en der letteren in Nederland geen toekomit waarborgt evenredig aan den tijd en 't geld voor de opleiding besteed, dan kan mis schien een vergelijking met de nu nog va kracht zijnde salarieering der officieren van de landmacht die overtuiging vestigen. Omnis comparatio claudicat. Zoo ook een vergelijking 'der traktementen van militaire en burgerlijke ambtenaren. Waar echter de 1) K. B. 27 Maart 1907. t) Wet van 5 Juli 1910. 3) K. B. 27 Maart 1907. 4) K. B 9 Mei 19f6. 5) K. B. 30 Mai 1908. 6) Dit bedrag ia echter onzuiver, daar de ontvanger voor een kantoor en klerken moet zorgen. 7) K. B. 14 Mei 1906 en K.B. 28 Febr. 1911. 8) K. B. 30 Maart 1904. 9) K. B. 30 Mei 1908. 10) K. B. 27 Maart 1907.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl