De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 4 juni pagina 7

4 juni 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1771 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Uw J /j/i/i ^4 f Gustav Mahler. Een ooggetuige eigenlijk moest u de begrafenis verhalen van den kunstenaar, een ooggetuige en vriend. Want een Triend ziet om de koele feiten hun ontroeringsmacht over hem en over anderen. Het gelispel der priesters, die het graf zegenden, en het na-murmelen der ommestaanden hakkelde misschien, misschien schommelde de toon in den even laaienden weemoed P Met vierhonderd kransen, welke de lijkbaar niet kon torsen, was de kerkhoflaan behangen en belegd, deze kransen droegen opschriften in harts tochtelijke taal, tolken van gloeiende liefde tn vereering; maar een vriend slechts leest ze, wil er een indruk van krijgen en onthouden. Doch dat bleef ongeschreven en de rest weet de lezer uit de dagbladen. Wanneer een Meester dood is, mag men zijne volle grootheid uitzeggen. Mahlers werkzaamheid aan verschillende opera-gezelschappen kan men buiten be schouwing laten, omdat die arbeid enkel locaal belang heeft en het kleinste deel van zijn roem berust in zijne praestaties als concert-dirigent. Toch behooren zijn fascineerende wil, taaie kracht en her nieuwende geest reeds tot de zeldzame sagen, en deze sterke gaven, daar zij allicht bijdragen tot den luister eener apologie, worden hier dus niet ver zwegen. Maar veel gewichtiger blijft Mahlers scheppingswerk, zijne symphonieën en liederen. Hoe eene compositie ontstaat doet over 't algemeen weinig ter zake, de muziek zelve spreke! Merkwaardige feiten echter, welke eene artisticiteit vermogen te staven, late men niet achterwege. Al tijdens Mahlers leven maakte een zijner commentators een brief openbaar, waarin de meester beschrijft hoe hij den tekst vond voor 't slot der tweede symphonie na alle litteratuur, die onder zijn bereik was, vergeefs te hebben doorzocht. Hij woonde in Hamburg de begrafenis bij van Hans von Bülow. Zooals 't steeds dan waarachtigen kunstenaar gebeurt, elke indruk, gering of groot, bouwt onge weten mede het kiemende idee, dat het uur van voldragenheid verbeidt. Een koor luidde Bülo«r uit met het koraal van Klopstock: Auferstehnjaauferstehn wirdst du!" De staatsie van dien zang en het woord sloegen den wachtende naar 't hart, hij stond verstaard en zag een eigen glorie glanzen, de schoonheid verscheen. Hij schiep al tij d als visioe nair. De inspiratie zijner Achtste is ook opmerkelijk. Hij bracht den zomer door in een dorp bij Weenen en kwam op 'n avond terug van een wandeling. Hij trad zijn huisje binnen, zijn kamer, waar hem eensklaps eene stem in de ooren golfde, die zong, tekst en melodie tegelijk: Veni Creator Spiritus", kom, Schepper, Geest", en hij schreef de muziek; doch slechts dien eersten regel hoorde hij en kende de Hymne niet. Hij seint een bevriend philoloog hem telegraphisch het gedicht te zenden; hij componeert verder en het werd een SymphonieSatz. Later heeft hij 't latijnsche vers de tonen aangepast; door iedere maat schalt begeestering. Dit is naar sibyllische wijze; den oningewijde een mysterie, den bewon deraar openbaring. Hoe zal men een beeld geven van Gustav Mahlers propheten-zending? Hij stond vreemd in zijn tijd en eenzaam, hij werd dus niet verstaan, allerminst door de critiek, wier onbewuste plicht is te schrijven wat de menschen-massa spreekt. Zangers namen daarom zijne liederen niet op hunne programma's, de geestdrift van n moest opboomen tegen de onwelwillendheid van duizend, daarom bleef de uitvoering zijner orchest-werken waaghalzerij en sporadisch. Doch het meerendeel zijner symphonieën is ge speeld door het Concertgebouw-orchest, minstens nmaal, wat men eilaas niet L^z/^s^ iwfa^ic kan zeggen van Bruckners compositie's, Bruckner zijn leeraar, zijn voorlooper, óók een machtige geest, óók een mysticus, óók een hymnen-zanger. Herinneringen oproepen is dus misschien niet onmogelijk; aan de donkere Zevende, de licht-strooiende Eerste, de droefenis en heroieke vaart der Vijfde, de Derde, metamorphose van chaos in bloeiende aarde, de gepas sioneerde steigering van mensch naar God, het vinden van den soevereinen zang in brandende extase. De lezer zie het hier bij-gegevenpor tret: Mahler aan het Zuiderzeestrand. Het is de moment-opname eener Musische ingeving of andere verrukking, het is de uitbeelding van zijne muziek zelf, innig, naief, teeder en divien, eene verheer lijking, eene ziel. Zoo is de idealist, die melodieën schreef als het onvergelijkelijke Urlicht" zaligende smart, of hetNachtwandlerlied uit Nietzsche's Zarathustra: Die Welt is tief, Und tiefer als der Tag gedacht. Tief ist ihr Weh , Last tiefer noch als Herzeleid." Er zijn na B se t hoven klanken gedacht en stemmingen geconcipieerd, grootscher dan de Eroïca, praal voller dan de Vijfde of Negende, 't zij door Barlioz, Wagner of Bruckner, hier bij Mahler is de contemplatieve weemoed, het hooge geluk der be'usting van Beethovens adagio's voor den eersten keer hergeven en ge venaard. Dit boude men ook voor de essens zijner kunst, voor het merk zijner individualiteit: naast het gigantische in de allereerste plaats de weelde zijner melodie, altijd verheven, zij weerklinke van hemelsche verten of uit der aarde blijdschap; dan vat men tevens samen het wezen van bijna al zijne muziek: 't echoën van den troost op angst- of smart-schreeuw: beide zijn teekenend voor Mahler. Wil men een ander symbool voor zijn werk, men neme het quart-interval, dat dpmineerend verschijnt in al de symphonieëo, als vogelroep, als klokgebrom, als marechlied, als ideale volksdeun, nu eens goddelijk, dan mensehelijk, van de eerste tot de achtste, wellicht ook in de negende, nog niet uitgegeven, misschien zelfs in de tiende, welke hij in schets voltooide. doch niet instrumenteerde. Een symbool voor zijn buitenmatigen vindingrijkdom, een symbool voor het populaire in Mah lers muziek. De quart is natuurinterval; dit kan gelden als psycholo gische verklaring voor het spontaanzangerige van vele zijner thema's; daar mee staat ook in verband de keuze zijner teksten, welke hrj bijna allen haalde uit De s Knaben Wunderhorn", de bekende verzameling volksgedichten van Arnim en Brentano. Hij was een echte Oosten rijker, waar de atmosfeer klinkt zooals zühier kleurt. Op dien natuur-toon bouwde hij het titanische ontwerp, den vrijen vorm, de roekeloos-geniale orchestratie, de polyphonie, het etisch idee, de artistieke grondslag, de grenzenlooze fantasieën, zijne oer-rythmen en wonderlijke melo dieusheid. Elk dezer keert nieuw terug in elke symphonie, en om alles naar waarde te behandelen zou men een boek moeten schrijven. Maar een détail worde onderstreept: Hij schonk ons met zijn Achtste de eerste volledige koor-symphonie in welke het vocale en instrumentale geheel in elkaar opgaan. Dit beduidt een hoogtepunt. Dezelfde compositie bevat polyphone gedeelten, welke gén kunste naar na Palestrina vermocht te schrijven. Polyphonieën in den letterlijksten zin; dus geen opgeloste harmonie, geen ge lijktijdige doorvoering van thema's met vulstemmen, geen stemvoering, quasiindiridueel, in wezen echter de figuratie van een accoord-bestanddeel, doch de werkelijkste veelstemmigheid in welke elke partij een eigen physionomie bezit. Het laatste, waarop dit In Memoriam" moge wijzen, zij, dat Gustav Mahler de eerste componist was, die wist te breken met de gangbare traditie, (later kan men wellicht zeggen: hij richtte de hoofdstrooming) niet alleen de muzikale, wat belangrijker is, de litteraire. Het blijft nog betwistbaar in hoeverre men het verwerpen van den leerstelligen Symphonie-vorm kan rechtvaardigen; slechts hij mag dit beslissen die naast zijne geschiedkundige motiveering ook zijn streng-logisch bestaan aantoont, hetgeen nog niemand getracht heeft tot hiertoe. Doch Mahler onttrok zich ook aan de litteraire traditie, waarmee bedoeld is de methodisch geworden terugslag der overige kunsten op de muziek, de retro spectieve werkwijze der componisten, die dateert uit den Romantieken tijd en Harold, Tasao, Dante, Don Juan, Macbeth, Don Quixote, Mazeppa, met andere symphonische gedichten ontstaan deed. Dit isolement maakt Mahler tot de krach tigste en eigenaardigste persoonlijkheid van onzen tijd. Hij ook koos fragmenten uit de wereld-litteratuur, antwoordt men. Zeker. Doch bij Berlioz, Liszten Strauss ontvangt de muziek haar karakter van het onderwerp, het gedictt." Hij, Mahler, karakteriseerde het vers voor zijne muziek. Op de beteekenis hiervan zij de aandacht gevestigd. Dus gelijk Beethoven de Missa Solemnis" verklankte, Schillers Ode illustreerde niet zijne inspiratie kwam voort uit het vers, het vers uit zijne inspiratie, 't Ontstaan van het slotkoor der Tweede (de helft dichtte hij zelf) van de Achtste (boven vermeld) bewijst dit voldoende. En nogmaals: het verheft hem den eigen-machtige, die 't heelal in zich droeg, niet om Gustav Mahler. Fotografie, in den zomer van een der laatste j ai en genomen aan het Zuiderzeestrand bjj Valkeveeo. Mahlers begrafenis. zich, tot den bawonderenwaardigsten aller tijdgenooten. Nu is hij dood. Hij schreef vele treur marsehen en vele hymnen. Dat men daar mee den kunstenaar viere in triomf. Want voor iederen grooten mensch is de dood de verrijzenis en hemelvaart: gedurende 't leven behoort hij zijn tijd, nadien de langere toekomst. MATTIIIJS VERMEULEN. Herinneringen aan (Mar Mahler, By het herdenken van een grooten en diep vereerden doode herinnert men zich gaarne de oogenblikken, waarin men het geluk heeft gehad, hem te ontmoeten. Twee maal, met eene tusschenruimte van vijfjaar, heeft Mahler tot mjj gesproken en het is eerst nu, dat mij het merkwaardig verband tnsschen zijne toevallige woorden hu die beide gelegenheden is opgevallen. Zy vloeien thans voor mjj samen tot eene zinrijke anecdote, welke ik dan hier in alle bescheiden heid moge nederechrijvec. Op den gedenkwaardigen Zondagavond van 23 October 1904 had Mahler te Amsterdam voor een klein, maar uiterst dankbaar publiek zijne Vierde Symphonie tweemaal achtereen gedirigeerd. Nog vervuld van deze goddelijke, voor mij zoo geheel nieuwe muziek, kwam ik den volgenden Dinsdagavond bij Diepenbrock op de Latynsche lea. Natuurlijk begon het gesprek over Mahler, en toen Diepen broek mij vertelde, dat de meester dien avond zyne groote Tweede Symphonie in het Concertgebouw repeteerde,... toen waren wij het er spoedig o?er eens, dat wij daarbij moesten zijn en dat Virgilius wel eene week kon rusten. Wij kwamen in de zaal, waar D. zijne bekenden trof, en ik begaf mij alleen naar het balcon, dicht bij het podia m. De rythmen van het reusachtig orkest schalden door de ledige, donkere ruimte. Daar ging behoedzaam eene deur open en een trompetblazer trachtte, achter de koorleden omsluipend, ongemerkt zijn lessenaar te be reiken. Maar wat kon er aan Mahler's aandacht ontsnappen ? Met een nijdigen slag op zijne partituur tikte hu af, het was doodstil. 4e/i «o mein flerr. kommen iSie auc/t noch einmal g-ucken, ja f Ich büte, dass ich schon langat da bint" Welk eene stem l Wij allen, orkest, koor en de weinige toehoorders, wij rilden voor den ongelnkkigen laatkomer. Wie Mahler heeft hooren spreken, vergeet zijne stem nooit meer! De repetitie ging verder. Maar het vlotte niet: de orkestleden maakten fouten en klaagden over de onvoldoende verlichting, welke het lezen der toch reeds zoo zware partyen bemoeilijkte. Weer tikte Mabler en weder was het angstig stil. HU keerde zich om, en richtte zijne schitterende brilleglazen op... mij, die daar boren eenzaam zat in de duisternis l Bitte, können «Sïe kein Licht machenf" Ik sprong op uit den roes, waarin de over stelpende melodieën- en klankenrjjkdom van het werk mij had gebracht, en wezenloos staarde ik hem aan. Driftiger, echerper her haalde hu zijne vraag en hulpeloos als een soldaat, die op eene vraag van Napoleon het antwoord schuldig blijft, hoopte ik heimelijk, dat de duisternis der zaal my mocht ver slinden. Hoe zegende ik toen den adminis'.ratenr, die mjj ter hulp kwam) In October 1909 kwam Mahler Baar Den Haag, om er zijne Zevende te dirigeeren. HU wilde toen het Hollandsche landschap leeren kennen en kwam met Men gel berg en Diepenbrock-in een automobiel uit Amster dam hierheen gereden. Des namiddags nam . bij eenige rust in den Vieux Doelen", en Diepenbrock kwam mg opzoeken, om my' op de wonderen dw symphonie voor te berei den. Wy wandelden samen op en tegen vjjf nnr bracht ik hem terug naar het hotel. Daar, in een der bekende rieten stoelen voor de deur, zat Mahler. Ik aarzelde, wilde mi) terugtrekken. Maar eer ik recht wist, water met mij gebeurde, stond de meester voor ons, werd ik voorgesteld en noodigde -hu' ons beiden mede op een rijtoer naar Scheveningen. Daar zat ik nu plotseling in een klein rijtuigje, tegenover den sabliemen i kunstenaar, wiens melodieën mij reeds jaren lang den geest hadden vervuld I Als altijd, was hu blootshoofds. Ik kon nu zyn gelaat bestudeeren: dat machtig gewelfde voor-. hoofd, die diepe groeven om zjjn mond, maar bovenal, die prachtige, donkere oogen achter de schitterende bril, en die glimlach l Wie in Mahler's oogen gestaard heeft, wie zyn glimlach gekend heeft, die weet eerst recht, hoezeer hij zijne geheele persoonlijk heid in zjjne muziek heeft gelegd. Wij reden langs het Kanaal, de avond viel en er hing een kille nevel. Mahler huiverde in zyn hoekje. Op eenmaal trok by zy'n bruinen mantel dichter om zich heen: Bitte, fahren u»> tin wenig in die Sonne, jat" Ik verschrok. Ik moest denken aan die repetitie van 1901: zooals toen het kunstlicht, kon ik hem nu den gloed der zon niet geven I Ik had een gevoel van schuld, dat ik aan zyne afgematte leden de weldadige warmte ont hield. Bedremmeld antwoordde ik, dat het avond was en de zon verdwenen. Toen glim lachte hy' weemoedig en zeide: Ach nein, die iSonrce können uw die Jtenichen nicht geben". Wij wandelden even langs den zeekant, maar de mistroostige verlatenheid der in nevelen verdwenen zee, der vervaalde, ge sloten hotels, maakte hem Derven?. Plotseling voer hu uit: Was itl dat alles ha^slich t Wissen Sie, hier will ich niemals in meinem Leben wieder zurückkommen l" Helaas, die woorden zijn eene profetie ge bleken. Mahler heeft slechts nmaal enkele uren in ons midden vertoefd. De onrustige zwerver is als een meteoor in onze Haa^sche gemoedelijkheid gevallen, heeft ons zijne machtige Zevende naar het hoofd geslingerd en is haastig vertrokken... voor altijd. Het laatst heb ik hem gezien te München, in September 1910, waar by met de uitvoe ring zijner Achtste, wellicht zijn grootsten triomf heeft gevierd. Eindeloos waren de toejuichingen. Maar de heerlijkste vreugde moet hy ondervonden hebben, toen de hon derden kinderen van het koor ten slotte de afsluitingen verbraken en jubelend op den beminden meester toestormden, hem een reusachtigen krans boren het hoofd hielden, hem omstuwden, aan hem hingen, zyne handen kusten. Waren het niet de gevoelen» van Mahler zelf, die een Weener naast mij vertolkte toen hu, tot tranen geroerd, zeide: Ziet gij, dat gejubel der kinderen heefteen diepen zin. Deze symphonie ia voor het _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl