De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 11 juni pagina 1

11 juni 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

, 1772 DE AMSTERDAMMER AM911 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Om.d-er redactie -van. IMj?. H. IF. L. "WT"F!SSIIETQ-. uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden , Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling Aintderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 1.50, fr. p. post f 1.65 mail n 10.0.12'/t Zondag 11 Juni Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?0.25 . 030 ,0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: BuschaJMnd begin, beschamend einde. Een knBtenaarshnia Kroniek. De geneeskanüne dienst der zeemacht, door J. A. ww Trotsenburg. FEUILLETON: Het Dnkenwond. Novelle van Ernst Muellen, vertaald door Emil Wegelin. KTJtJST LETTEREN: Afwijkingen, door Karel de Woestyne, beoordeeld door Frans Waarom een Beethoven-Huis? flngec.), door Bal t ha sar Verhagen. Wetegeboorten." INGEZONDEN. BE RICHTEN. VROUWENKUöRIEK: Port^gal'd Kiesrechtvronw, met portretten, door M. J. de Vries-Paris. ALLERLEI, door Allcgni. UIT DE NATUUR, door E. Heining. Uit ket land van Porfirio Diar, ?«i af b., door van den Eeckhont. Schildarjjen van Jan Zürcher, in de Larensche Kwushandel, door W. Steenhcfl. Voor <én see-dreadnonght koopt men 62 bestunrlara Inchtschepen en 235 aeroplanes, met sfb. Nederlandeche dorpskerken, door M. C. Der fliegende Wandersmann, met ?f k, door v. D. Brieven van Oom Joiccus. Cawivari. _ FINA.NCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. S. 8CMAAK8PEL. DAMRÜBRIEK. ADVERTENTIËN. Beschamend begin, beschamend einde. Door de Zaandamsche Voorpost is mede gedeeld, dat het Kamerlid Duys in be sloten raadszitting, waaromtrent echter men geheimhouding was opgelegd, den Burgemeester van Zaandam, gevraagd fceeft, of het juist is dat bij: Ie. de onkieachheid had begaan, toen hq met een wethouder naar Petersburg ging om den tsaar* van Rusland te bedanken voor het aan de gemeente geschonken ?tandbeeld van tsaar Poter, zyn 17 jarig ?centje als particuliersecretaris"officieel mede te doen gaan; en 9e. daartoe op de gemeente-secretarie «en valsche reispas voor den knaap heeft laten maken, door den secretarie-ambte naar in strjjd met de waarheid en in weerwil van diens protest te laten in vallen, dat de leef tg d van den knaap 21 in plaats 17 jaar was, en vervolgens dit doelbewust opzettelijk verralschte stuk door verschillende autoriteiten, ah den Commissaris der Koningin, Ministers enz. te laten legaliseeren als ware het echt en juist." Da Voorpost meldt, dat de Burger vader, na eerst niets" te hebben willen weeën, als gevolg van zeer sterken aan drang zijn bekentenis heeft afgelegd. Moeten wij de Voorpost gelooven, en tot op 't oogenblik dat wij dit schrijven M geen enkel dementi gevolgd, dan ver liep wél in schaamte en schande wat eigenlek: van den aanvang af geen an derea naam verdiend heeft. Wij weten niet welk gevoel van verHoeiden weerzin het precies was, dat ons verhinderd heeft om kortgeleden over die Zaandamsche standbeeldhistorie iets te zeggen: Waarde Nederlandscheauto riteiten, tot in den Haag en in de Hoofdatad des Rijks toe, niet alleen allen goeden ?maak, in hun vorstendienst, hebben verloren (de redevoering van den Am?tordamsehen Burgemeester tot de Ko ningin ligt nog versch in 't geheugen), maar waar onze hoogste xezaghebben«Len nooit meer waarlijk tegenover dat koningschap, of zelfs daarnaast, toonen dat ze nog b as t a a n, hoe zou ons dan met een gevoel van bizonderen tegenzin het gevlei treffen, waar mede de Russischen despoot (progrom- en fusrillade-czar) door het kleine officieele Zaandam werd opgekwikt? Een Nederlandsche stad behoorde als hier steeds geschiedde wat behoorlijk was van Nicolaas II geen geschenk te hebben aangenomen. Eenmaal aan genomen, behoorde een Nederlander be leefd en niet mér dan beleefd te bedan ken. De solidariteit van mensch tot mensen verbiedt aan een eerlijk gevoel zekere plichtplegingen en vriendelijkheden. Maar het is waar, dat wij slechts anti-Bussisch zijn, zoolang er telegrammen van vervolgingen komen, Russisch voorxoover wij aan onze Russen" denken, en voor 't overige zeer geneigd tot den dienst van al 'tgeen machtig, en vooral koninklijk is. Peter de Groote trachtte van de Hollanders iets te leeren. En een eer zame Zaandamsche Burgervader tracht eeuwen later de Russische bureaucratie te volgen in ambtenaars-d wang en vorstenplnimstrijkerij. Wij hadden het stand beeld al reeds vergeten, en nu komt de tweede beschamende rekening achteraan. Het is een misselyck"- begonnen en misse! yck"-eindigend spel.... Een kunstenaarshuis. Waar het geldt in iets blijvende, 't zij in monumenten, 't zij in gebouwen, uit drukking te geven aan zelfbewuste kracht, zijn zonder twijfel de Duitschers tegen woordig de voorsten. Hun praalzucht en nog niet volgroeide schoonheidszin uiten zich daarbij wel vaak op min gelukkige wijze, maar de voortvarendheid en de taaiheid, waarmee zij te werk gaan, en hun geestdrift bij de volvoering, doet hen een voorbeeld zijn voor oudere en wel eens wat moeiere, sloffere culturen, waaronder eilacy de onze. Wij zijn over 't algemeen, laat het ons maar erkennen, zoo vlug ter hand niet als zij. Niet dik wij Is toont zich voor ideale doeleinden in Nederland een sterke wil, en is hij al waarlijk eens aanwezig, dan omringt hem doorgaans een zoo massale geestdriftloosheid, dat er de grootste vuren door worden gedoofd. Het is daarom te verkwikkender nu en dan eens te merken van een daadzoekend idealisme, en te zien dat een beweging ten onzent ontstaan kan niet alleen voor een mercantiel doel. Wij namen met warme sympathie kennis van de plannen tot federatie aller kunste naars vereenigingen in Nederland en tot het trouwen van een grootsch tehuis voor de aldus verbonden Kunst, in de hoofds'ad. Wat drommel wij hebben dan wel gewacht tot Duitschland als overdekt was met Künstlerheime... maar misschien dat onze artiesten dan nu ook op des te uit stekender wijze hun plannen uitvoeren. Het is een aanlokkelijke gedachte: de Kunst, tot heden Asschepoes (en't is maar goed ook, want omdat ze Assche poes is trouwt zij den, figuurlijken, Prins) van de Regeering, zichzelve voorloopig reddende uit haren woningnood; zich zelve poneerende als het niet voor altijd naar alle winden verstrooide, het niet voor altijd afhankelijke, maar als de eindelijk aaneengesloten e groep, die veeltallig voor de schoonheid opkomend, in schoonheid onderling de handen reikt en ze vasthoudt. Men heefc reeds in de dagbladen kun nen lezen hoe zeer nabij het oogenblik is, dat de federatie uit haar embryonairen staat tot een voor ieder zichtbare realiteit wordt, en hoe de plannen voor het Ge meenschappelijk Huis, door grond bespre king en teekening de verwerkelijking na deren. Een referendum, onder de 400 Nederlandsche architecten gehouden, heefc reeds den bouwmeester (of de bouw meesters) aangewezen, die door hun ambtsbroeders het meest waardig werden gekeurd het kunstenaars-huis te ont werpen. En zie, een klein (man mag het wel noemen:) paleis, dat straks op een mooi deel van Amsterdam verrezen, zalen zal hebben zoowel voor muziek, als voor schilderkunst, voor bureaux, voor sociëteiten, voor tooneel en groote kunstenaarsfeesten, ligt aldus in teeke ning gereed, wachtende op het laatst fiat van de kunstenaars-rereenigingen zelve: waarvan er (omdat wij dan toch ook in Holland zijn) eenige aarzelen. Ja, het Bestuur van de Maatschappij voor Bjuwkunst (dat in een horribele woning op dit oogenblik een zeer schoone tentoonstelling heeft georgani seerd, waarover verderop in ons blad iets wordt gezegd), dat Bestuur heeft zelf a aan zijn leden medegedeeld, dat het besloten had bij de Federatie zich niet aan te sluiten". Het zou ons nu waar lijk niet verwonderen, als een der leden eens kwam vragen hoe men een, voor de gansche vereeniging en zelfs voor de Nederlandsche kunst in 't algemeen zoo vitale quaestie als deze, in een bestuursonderonsje behandelen mocht... maar de eerste puts koud water is dan toch al geworpen in de richting van het zoo juist opvlammende vuur.... De een of ander, die daartoe wie weet neiging voelde, moge zich toch willen wij hem toeroepen wel tweemaal bedenken vóór hij, met de aansluiting aan de Bsrner Conventie in 't zicht, en nu tot nauwer verband meer dan ooit reden is, bij de flauwhartigheid te rade ga! Zouden allerlei groepen in den lande door federatie sterk zijn, en zou de kunst de beteekenis vergeten van het beeld, dat zij zelve zeker het eerst heeft begrepen, het oude beeld van den pijlen bundel P Eenheid geeft kracht, en breekt velerlei kleine afhankelijkheden, die juist door kunstenaars, voor geen afhanke lijkheid geboren, het pijnlijkst worden gevoeld Wij hopen zeer, in 't belang van onze cultuur zelve, dat de flink-omlijnde en uitstekende federatie-plannen met het schoonst succes worden bekroond. KRONIEK. DE BOYCOT. Men heeft kunnen lezen dat De Prins in zijn doen (en laten) voortaan door verschil lende groote bladen zal geboycot" worden. Ziedaar een wel zeer vreemd geval. Allerlei komt er in bloot, dat toch voegzamer bedekt ware. Allerlei omtrent het meer essentieel karakter van ons Koning schap, van onze pers, van onze maatschappij, dat maar zelden zoo in de kykert loopten eigenlijk nooit gezegd wordt. Ons Koningschap is een Ornament... zei de heer Van Houten, hetgeen dan beteekent, dat het vooral gezien moet worden, liefst door zooveel en zoovelen mogelijk. Maar hoe kan dat, indien de duizendoogige Pera niet eerst kijkt? Büde vertoonicg, die ons Koningschap beteekent, is zij dus van zelf de eerste en voornaamste genoodigde. Waarachtig niet voor haar pleizier, aange zien zij het moois van de zaak al lang heeft afgekeken, maar om den broode ten bate h ar er lezerp, die immers de vertooaing maar voor een zeer klein deel zelf kunnen bijwonen. En hoewel nu de aristocratie der Vorstelijkheid van nature wel een hekel moet hebben aan de weinig uitgezochte democratie der Pers, is het eomische, dat zij elkander verdragen moeten, beiden om hun standje". Beiden zouden misschien liever thuis blijven; zeker zouden beiden elkaar liever niet ontmoeten. Want aan die eeuwige alomtegenwoordigheid der vaak zoo weinig hoffahige persheeren, herkent de vorstelijk heid haar ware en niet verheffende rol in onze samenleving en schaamt zich wel eens en heeft soms een zwakke beweging van revolt... Gelijk nu, waar zij n enkelen lijf-verslaggever, als minder hinderlijk en ook wel deftig, blijkt te verkiezen boven een onoogelij ke en vernederend» veelheid. Maar 't helpt niet. Het wordt der arme voritelijkheid duidelijk gemaakt, dat die dingen niet geschieden ten Haren gerieve. Ornament, wij vertoonen u niet, zoo ge u niet door ieder laat bekijken!" dreigt de pers. Sommigen zwijgend, maar reeds met woorden De Maasbode. En wat kan het Ornament anders doen dan zijn beteekenis begrijpen en inbinden... Helaas, de fout is, dat zoo andere dingen nog steeds denzelfden naam dragen. Het kon den absoluten Vorsten van vroeger tijd geen zier schelen, of men naar hen keek of niet, te minder, wijl men altijd naar hen keek. Maar thans... De tijd schijnt niet verre, dat het Ornamenteele Koningschap als een opera-tenor zelve voor Haar publiek en Haar claque gaat zorgen en een bureau opricht om de zit- en staanplaatsen langs Haar weg aan den man te brengen. En zoo het er dan tegelijk een kleine entree voor hief, zon men dat als een practischrnodern idee zeker niet euvel duiden. De geneeskundige dienst der zeemacht. Men kan geen twee hoeren tegelijk dienen en evenmin twee goden. "Wie dat beproeft kiest een te moeielijke taak en loopt gevaar aan beiden veel te kort te doen. En welk een verschillende, vaak zelfs tegenstrijdige eischen stellen zij, Mars en ./Ksculapius, aan hunne dienaren! Wellicht zou een, in aanleg veelzijdig, persoon zoowel een goed medicus als een goed militair kunnen wor den; misschien kunnen enkelen zelfs bij afwisseling beide functiën waardig bekleeden, maar een militair-medicus zoowel als een medisch-militair is feitelijk een dubbelwezen, een fabeldier, een monstrum. Een geneesheer wordt komediant als hij zijn patiënten op militaire wijze gaat behandelen, een militair valt uit zijn rol als hij streeft naar het traditioneele ideaal van den ge neesheer : die dezelfde zij in de hut van den daglooner en in het paleis des konings." Militair rargverschil sluit als regel ver trouwelijkheid uit en de omstandigheid dat in de militaire maatschappij het medisch beroepsgeheim praktisch niet bestaat komt bovendien aan het vertrouwen jegens de doktoren niet ten goede. Een en ander maakt het streven naar een juiste opvatting van de taak van den marine- arts als het zoeken naar de quadratuur van den cirkel; in theorie onmogelijk is er praktisch wel iets van te maken. Maar men moet daartoe eenige kleinigheden verwaarloozen; kleinigheden echter alleen in het oog van den prakticus die ook wel kan rijden met een veelhoekig wiel, mits de veelhoek maar voldoende veelzijdig zij; den theoreticus blijft echter steeds het hoekige van een pseudo-cirkel hinderen. Het beroep van den geneesheer vereiseht voor een goede uitoefening als noodzakelijke voorwaarde zijn belangstelling. En dit is helaas mede een van die kleinigheden die zooal niet geheel verwaarloosd, dan toch bij den Officier van Gezondheid der zee macht slechts matig geduld wordt. Wel bestaat er een soort platonische sympathie voor goedkoope uitingen van zijn ijver, maar zoodra zijn belangstelling hem leidt tot het streven naar verbeteringen van bestaande gebreken of tot andere hervormingen die kosten meebrengen, ontstaat er een weer stand die gewoonlijk evenredig is aan de grootte van die kosten. Wil men eenig lichaam in welstand onderbonden dan mag deze alom aanwezige en binnen zekere grenzen noodzakelijke ? weerstand nimmer zóó ver gaan, dat ze voert tot onthouding van het beslist neodige. Tengevolge van zoo'n overdrijving is de geneeskundige dienst der zeemacht gekomen in den kwijnenden staat waarin ze heden nog verkeert. Yoor de marine-autoriteiten is begrijpe lijkerwijze de geneeskundige dienst een noodzakelijk, maar duur en lastig aanhangsel waarmede zij liefst zoo goedkoop mogelijk afrekenen. Van hen kan niet worden ver wacht een spontane drang dezen tak van dienst tot perfectie te brengen, zij zijn in tegendeel veeleer geneigd de steeds coodige bezuiniging zooveel mogelijk toe te passen op wat voor hen slechts zijn de bij wapens", ten einde zooveel mogelijk voor hun troetel kind: het hoof d wapen, beschikbaar te houden. Op de medische autoriteiten der marine rust de plicht om, krachtig tegen deze strooming inroeiend, de belangen van het aan hunne zorgen toevertrouwde stiefkind te verdedigen. Ongetwijfeld zal dit van hunne zijde veel toewijding, takt en karakter vereischen en van die des Ministers bereidvaardigheid om te luisteren naar de billijke eischen van den, toch mede tot zyn depar tement behoorenden, geneeskundigen dienst. Maar o wee, als (hetgeen op den duur niet kon uitblijven) onder zulke verhoudingen het geneeskundig bestuur ook maar ns in handen komt van lieden die, om welke reden dan pok, in het vermoeiend oproeien" tekort schieten of erger nog, met den stroom meegaan. Dan wordt de verzorging van het stiefkind spoedig schandelijk verwaar loosd en iedere stem die zyn belangen be pleit met militair gezag gesmoord. Gemakkelijk en plooibaar voor den minister en daarom büvergissing mogelijk van die zijde zeer gewaardeerd, sticht een dergelijk Officier van Gezondheid, opgeklommen tot de hoogste sport van zijn loopbaan, in zekeren tijd meer bederf dan een verdienstelijk op volger in tienvoudigen tijd kan herstellen. Want behalve achteruitgang in materieel kweekt hu, met hem zelf gelijksoortig, ge brekkig personeel; vele beteren toch zoeken indien eenigszins mogelijk elders een heen komen en begeeren niet het mede- of zelfs opperbes^ uur over zoo'n noodlij iend lichaam. En waar langen tijd te geringe offers werden gevraagd zal de offervaardigheid bedenkelijk zijn gekrompen en zullen de be hoeften spoedig angstwekkend zijn gestegen. Het is verwonderlijk dat onder zulke om standigheden nog dappere mannen werden gevonden, die in weerwil van een langjarige marineloopbaan ontkwamen aan een mili taire afstomping hunner medische belang stelling en nog voldoenden lust en moed overhielden om, geroepen tot het genees kundig opperbestuur, te beproeven door groote toewijding hun kwijnenden stumperd wat nieuw leven in te blazen, in de hoop dat pp die wijze een langzame reconvalescentie mogelijk worde. Maar zal men niet, in weerwil van groote waardeering voor hun moedig streven, met het oog op de langzame werking hunner geneeswijze en het voortdurend gevaar voor recidief, de prognose zonder diep ingrijpende operatiën volmaakt ongunstig moeten achten? Te Willemsoord liggen door vriendelijke tuinen omgeven schijnbaar broederlijk naast elkaar drie groote mariiegebouwen, met name het zoogenaamd paleis, de zetel der marinedirectie, het Instituut, de opleidings school voor de adelborsten en het hospitaal. Een slechts zeer vluchtig bezoek aan dit drietal zal voldoende zijn om de overtuiging te wekken dat zij niet in gelijken welstand worden onderhouden. Waar verschillen aan zienlijk zijn vallen ze snel op, vooral bij vergelijking, en iedere leek zal dan ook gemakkelijk kunnen opmerken dat hier de minst hygiënische toestanden worden ge vonden waar men de beste mocht verwach ten. EB naarmate men zijn onderzoek zorg vuldiger gaat verrichten zal men zien aangroeien het aantal en de beteekenis der gebreken van dit hospitaal. Niemand zal beter deze gebreken kunnen beoprdeelen dan de officieren van gezondheid die belast zijn met de dokterswacht", en om beurten gedurende 24 uren kunnen cpnstateeren dat dit gebouw in den dagelijkschen dienst niet meer kan voldoen aan de meest be scheiden eischen die men heden aan een hospitaal moet stellen. Zij zullen kunnen vertellen van ondoelmatige ventilatie, van een onaangename kelderlucht in alle ver trekken gelijkvloers zoo die slechts korten tyd zijn gesloten geweest, van ouderwetsche, rijkelijk stofbarende kachels met ongelijk matige verwarming, van onhygiënische pri vaten, van krakende houten vloeren in gangen, trappen en zalen, die in verband met een hollen resonans en den gebruike lijk-lompen pas van den marineziekenver pleger nachtelijke rust in het gebouw voor velen tot een illusie maken, van onvrien delijke schamelijk en ondoelmatig gemeu bileerde vertrekken, en van onvoldoende en gebrekkige verpleging en bediening door te weinig en niet genoeg geschoold personeel om slechts bij hoofdzaken te blijven. Begrijpelijkerwijze zijn deze reeds rij kelijk voldoende ter verklaring van de bij vele zieken bestaande neiging het hospitaal zoo lang mogelijk angstwekkend te ver mijden. En vooral door, voor hygiënische ver houdingen meer gevoelige officieren wordt niet zelden over het hospitaal gesproken . met een afgrijzen alsof er sprake ware van een middeleeuwsch leprosorium. Naast al deze voorgenoemde, ernstige, en nog vele kleinere gebreken die den hygiënist een treurige voorstelling moe ten geven van ons marinehospitaal, mag men hem bij een bezoek op n groote b ijde verrassing voorbereiden. Wanneer hij n.), komt in de vertrekken bestemd voor chirurgische behandeling, bevindt hij zich opeens in een milieu dat aan vry strenge moderne eischen kan voldoen. En wie het marinehospitaal eenige jaren lang kent kan behalve dezen grooten lap nog wel eenige kleinere lapjes en stoppen aanwijzen; alles te zamen is de toestand echter hope loos. Door aan dit hospitaal in het kleine te verbeteren geldt hier: Ie bien est l'ennemi du mieux. Waar in het centrum van den genees kundigen dienst zulk een malaise heerscht zal men van de periferie ook geen groote verwachtingen mogen koesteren. Ware het niet droevig dan zou het grappig zijn te zien hoe naïef hier vaak met hygiëne wordt gespot en den marinedoktoren voor onder zoek en poliklinische behandeling van patienten op sommige wacht , logement- of instructieschepen localiteiten worden aan gewezen die een schoenlapper niet gaarne zou inruilen voor zjjn kelderwoning. Indien er op schepen ooit gebrek aan ruimte komt ziet het er voor den ziekenboeg erg somber uit. Dan wordt de tempel van .E eulapius desnoods gebannen naar de diepste duisternis en kan er van Hygieia niet veel meer worden dan een bleekzuchtige maagd. I<hn bezoek aan ziekenboeg van Atjeh of Nautilus zou heden het hier vermelde sprekend kunnen illustreeren. Daar kan men in de morgen uren op het helderste gedeelte van den da 4 een dokter vinden onder een stinkende petroleumlamp, als een kluizenaar in zijn hol. Daar mag de geneeskunde het daglicht niet zien en de buitenlucht niet onvermengd genieten. Daar moet de geneesheer leeren onderzoeken met hindernissen, zonder be hoorlijke inspectie, zooals een kunstenmaker leert wielrijden zonder stuurstang. Toch is den officieren Van gezondheid zei ven bij verordening de zorg voor de hygiëne aan boord opgedragen. Zouden zij daarvan zoo weinig besef hebben ? Bij een verbouwing van een schip tot instructieschip waren onlangs naar het schijnt bij vergissing die lastige hygiënisten geheel vergeten. De ingenieurs konden het ook zonder hunne bemoeienis wel af; zij wisten den inhoud van het bewoonbare gedeelte, de ruimte noodig voor hutten en gangen enz. Ea voor een eenvoudige deelsom heeft men geen hygiënist nooiig. Zoo'n bijenkorf was makkelijk getimmerd. Maar toen de verbouwing gereed was kwamen de bezwaren. Op kleinigheden als verlich ting, ventilatie en verwarming was niet of althans geheel onvol loende gelet, op be woonbaarheid kon het schip geen aanspraak maken. Op moderne oorlogsbodems gaan zieken boeg en apotheek mede in het streven naar het beste en doelmatigste. Hier wordt het stiefkind ook wat aangekleed ten einde niet te veel af te steken bij de eigen kin deren waarmede het h;er noodzakelijk moet samengaan. Ea ook daar waar gegronde vrees bestaat dat ergerlijke toestanden op het gebied van geneeskundige behandeling aanleiding zouden kunnen geven tot rucht baarheid, zooals ophetopleidingsschip voor zeemiliciens, ziet men op eens den genees kundigen dienst tot een elders nooit gekende weelde opleven. Het bovenvermelde maakt begrijpelijk dat de betrekking van off. v. gez. bij de zeemacht in het algemeen geen geschikte werkkring biedt aan een geneeskundige die belang stelt in zijn vak. Slaagt bij er niet in die belangstelling op zijde te zetten eq te worden tot wat men in marinekringen zeer juist typeert met het woord meelpoper", dan zal hem op den duur de positie van scheepsdokter niet kunnen bevredigen. De algemeene geldigheid van dezen regel wordt niet weerlegd door zeldzame uitzonderingen. Inderdaad zijn er enkele koppige lieden die de hoop op verbetering nimmer opgeven. E a onder het opperbestuur van zoo'n hals starrige onderging de geneeskundige dienst der zeemacht in de laatste jaren vele ver anderingen, niet alleen in materieel maar ook in personeel. Door hem werd pok zeer terecht ingezien dat specialiseering der geneeskunde ook büde Marine een eisch des tijds was geworden. Maar züis niet vereenigbaar met de bestaande toestanden en zal op den duur eok andere hervormingen noodig maken. Want wil men een corps specialisten bahouden, dan mag men daar van niet ehchen dat zij eenige malen in hun leven met hun Hollandsche garderobe pok hunne speciaal-vakken voor drie jaren inpakken. Het ontbreekt in de Marine gelukkig nog niet aan doktoren die den juisten weg naar een doelmatige hervorming gemakkelijk zonden vinden, zoodra aan zulke mannen voldoende middelen ten dienste werden ge steld. Dan zou ook spoedig de betrekking van geneesheer bij de zeemacht een door Nederlandsche artsen meer begeerde worden en kon het minder moeite kosten h at corps

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl