De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 18 juni pagina 2

18 juni 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR JfEDERLAHD. So« 1773 overig* rollen volgens de gewone beteektnis van het woord wilde laten: spelen. Ziowel bij de Komeo en Jali»" all bjj de B Hamlet", bleek zoo goed als by elk tafrael ('C at deel blyvend van het geheel der voorstelling), dat de tooneelinrichtiog eene uitmuntende en zinvolle omgeving vormde voor het spel der handelende personea in hna coat aan; dat dezi tooneelinrichting in het staag wisselende beeld van zulk een tafreel een functie vervulde ongeveer als die va» den achtergrond bj een goed schilderij; enmzeer ook: deel van het geheel; evenmin als daar: domïneerend. Wfl spraken over: d« fantasie (/aa dra toeschouwer}. Zjj kan .door zeer weinig ont staan (mits dat zeer weinige dan ook door echte fantazie van de a ontwerp» i» gezien); zy kas mede door kleine oorzaken worden gebroken. Wjj hebben bq eéne vorige gele genheid er reeds op gewezen, hoe slap neer hangende gebladerde takken, tydena de doodpraverSBcène in de Hamlet-voorsteiling der HagoiBeittB, aan- de verbeelding een oreroaiea trearboom en een geheel kerkhof snggereerdeo. Bjj de Komeo-en-Jnlia-vwtooning deed neerhangend gebladert wen een geheet ander beeld voor bet oog van den geest ontstaan; met het interieur van het grafmosamént der Capnlets voorooge», zag men in gijn verbeelding het gebouw van buiten vol met klimop begroeid. Daarentegen deed de mise-en-scène dar Parijaitae voorstelling van Romeo-en Jolia ze 3i trcffwde voorbeelden aan de band, hoe de fraftme kan worden gebroken. Op het tooneel tttmt een zeer onvaagryk getim merte, da* («en groot stu* van) het paleis der CapntotB voorstelde. Men kon dit rekenen tot h«t gewone (wairkeiykheid aabootsenda) tooneeidaeor. Aan den rechterkant van het geiinnMite bevond zich bet, overvloedig van slingerplanten voorziene, bacon voor Juli»; de waad van het paleis-stuk naar den toe schouwer kon worden verwijderd. Gischiedde dit laatite, dan keek de toesehon »er (verd d*» geacht aanwezig te zjjn) ia een zaal of vertrek. v*n het palei». Doch het getimmerte oom. slechts een deel van het tooneel in; links ervrn» was een straat aangegeven en op d«B voorgrond bleef .een plan vry', dat men, was de voorwaart weggenomen, van het paleis uit, door het open vierkant, lang* trappen bereikt». Zoo nu en dan werden pal«is>int«rirar en voorplan tegelijk gebruikt. H«rh«ald*ltjk moest de foatazie, terwijl de plaats van handeling telkens zich wijzig ie, si«h stooten aan de onveranderlijke nab 00 o t s-in g van werkelijkheid. Zo» toea Romao met veel moeite de kamer van Jnlia over den balconrand ging verlaten, om ten slotte, langs dien bezwwrljjken om weg, toch op het voorplan terecht te komen; en me» hem op de trappen had willen wy lec, die zya makkers, en bem Romeo ook, nog leer kort geleden hadden gediend bjj hun vertrek, nit dit zelfde palels. Daardoor was na'.Bttdük het meeleven van den toeschouwer by da scheiding van Juli» en haar jongen xiiouaar totaal mislnkt. Hij de foatieve opzet van het gehèele decor. sou (kt niat te verhelpen zijn. Ii de détails 110f roaa echter ook men zou haagt zeggen : overbodige vergissingenaar. Om ook hier van, een voorbeeld te noemen: op twee verschiU )«nde manieren kon het pa'eis-interiBnr aan den blik worden onttrokken; een daarvan was: er weid een gordijn -van terqjde dicht ge trokken. Nu moest dit gordijn echter een Bteanen waad verbeelden, er waren gevoegde steaaen op aangegeven; daar.bg was het gardyo. uit een vrüdaune stof vervaardigd; er hingen plooien in; aan den kant bleef een sl>p omkrullen. Wjj ontleenden deze voorbeelden aan Antoine's vertooniag van Romeo en Julia, een voorstelling die immers tot de Parijsche tooneelevenementen wordt gerekend, om dat ook door vergelding blijkt, welk goed, van uitstekend inzicht getuigend, werk de heer Ver kade met »yn tooneelboiwen heeft (jelftverd, Wy voor. ons vonden by de Veikade-tooneelen de fantazie vrij gelaten of (:eJf«) gssUnnd behalve in i geval. Démedaillon* die, op het decor geschil der d> de koppen te zien gaven van Eimeo en v«n Juli», hebben ons gestoord. Zg halden aangebracht kannen zyn op .het decor dat een passende omgeving" be doelde te weaen by eea reciat van het werk, niet echter op dat andere, hetwelk geenszins- mede hoe weinig dan ook een kort begrip" van het stak mocht zy'n; het was iatmers deel van een innerlijk a niterlftk steeds wisselende handeling; van iet) dat langzamerhand voor het oog en den geest groeide tot datgene wat men ten utimiimiiiiiHniHliiiHiiiiimiimiiiim iiiniiiiiiiiiiiiiii OP DE WITTE SNEEUW. Episode uit den opstand in de Oostzeeprovinciën, winter 1905?1906. Uit het Bussisch van M. Artzibaschew, door dr. A. B. de V. Ladewijk Anderaon, de onderwijzer, ging door den moestuin van zi>n school. Hij wilde een wandeling naar het sparrebosch maken, dat twee kilometer van het dorpje af lag; als een blauwe gehaakte kant omzoomde dit bosch de witte sneeuwvlakte. De sneeuw op de planten en op het vlechtwerk van het hek gaven iets vroolijks aan het geheel, en de lucht was zoo ijl, als ze alleen in het voorjaar zijn kan. a Al weer een nieuw voorjaar, dat ik beleef," dacht Lodewijk Anderson en zuchtte zachtjes. Hij was een poëtische natuur en tot senti mentaliteit geneigd. Dan sloeg hij de oogen hemelwaarts, legde de handen op zijn rug en ging in gedachten en met zijn stok spelend verder. Op dit oogenblik zag hij aan het einde van den moestuin een troep mannen te paard aankomen. Het waren soldaten. Hun wapens glinsterden en de kleur van hun paarden stak scherp af tegen de witte sneeuw. Onhandig bewoog de troep zich op het nauwe pad. Eerst begreep Lodewyk Ander son niet wat ze van plan waren te doen. Dat iets ongewopns en vreeselijks gebeuren ging, voelde hij meer met zijn hart, dan met zijn verstand. Ook voelde hij instinctief, dat hij zich verbergen moest en in geen geval door hen opgemerkt moest worden. Zonder zijn handen van zijn rug te nemen, sprong hij vlug achter een hooïmijt, tot knieën in de sneeuw zinkend. Vandaar slotte wellicht te eenzijdig zon kunnen noemen het drama van Romeo en Julia, (Wordt vervolg f). FRANS MIJSSMN. RALPH WALDO EMBESON, Vertegenwoor digen der memchheid. Vertaling J. MEES P. «ZN Wereldbibliotheek. Als ik den naam vaa Emerson lees of hoor denk ik altgd aan de me A vaardige bele vaart naar zyn woning te Cjncord in Massacanaetts, die ik met menachen u t alle oorden der wereld ondernam, tydens airjn beioek aan het congres van vrjjzinnig-gocUoUeniiigen in 1907 te Boston genondei;. WJJ troffen 't ongelakkig met het weer, wy' t. w. de dochter van Emerson, een Hindoe, een Americaan en myn peisoon, samen in een open rijtuigje gezeten. De regen viel in milde stroomen op on* neer. T «c a verhinderde hij on s niet met belangstelling te luisteren naar hetgeen Mis i Eoieison ons van het teven en werken van naar vader vertelde. Z x> bereikten wij het vriendelyte landimis waarin de wyte »aa i.oncord een groot deel van zyn laven door bracht. Het ia nog geheel m denzelfden staat als toen hy' 't bewoonde Wjj gagen rond ia zyn tustige en gemoedelijke study; wy zetten ons neer in dea gesel igen drawiiigroom; wy doorwandelde gangen en portalen en vonden overal de wanden bad«kt en de hoeken gevuld met de beeltenissen, bustes ea gtatuaue* van tómersous ueyeliigaüeldon. Zoo rees d« nobele mau ons van meaws voor den geest. Ia Eineraon vinden wy da merkwaardige vefeenigiog van twee sotiyubaar tegeustrudige eigenseaappen, die n«t AtnericaaLscae volks karakter kenmerken. Uw Amerieaan k ia da eerste plaat» een pracueca man; nq' gaat op in zyn zaken of Dedryf; de Hllmi jhiy dollar" staat ia xyn leven op den voorgrond. Maar tegeljjk vindt ge bij uem een zekeren hang naar aiyatiek, eea zekere voorliefde voor het geneimzmxtlge en boreuzinnetqke. V at daar dat het godsdienstig vereenigingaleven e«n clüoieele kerk kent men er gemïk.g triat ia da nieuwe wereld een ruimere piaats in neemt dan ia de on Ie. Bj Buerson bet iel Ue in omgekeerde ver houding, tl ij begint met godsdienst-prediker te zyn in een Unitarische ge jneente, maa%feij vo alt ziek daar nog te zeer Depeikt in zyV vrijheid en legt »ya Betrekking u eer. Toca blij t o hij prediker ia den vorm van eaaayin en lectarer. Hij aoudt zijn voordrachtun overal in de Vereenigue Staten en oy herhaling ia Europa, niet om da meuscheu wat te leerau, veel min om hen te animeer en, maar om hen op te heflan tot da transcendaatale" wereld, waarin by z.ca tbumvoeit. Want bij ia mysticus, d:eiter, z^eaer in de eerste plaats. HU getuigt vaa de O rersoal", zounts hy de GjdQeid aoeaat. Hy geeft zyn religieaae aandoeningen en vo «aie.liugen weer in uiterst fijoe eu auötieie taal, in eau trant zoo paradoxaal ea BOO origineeJ, dat men aich verbaaat over de groote populariteit, die hij genoot. Wan: dat hu populair was, Dleek mg b.v. toen ik te U&ieajO .by woonde ean faegtelyke wamenkomst door da Wdstern Unitarian-eonfarence gorgd aan ds herden king van een toespraak, toen 50 jiar ge leden door hem gericat lot da oudste acndentaa van e t löologiseae school te Oarnbridge (Jivinityscuool-adress.) Ia die samenkomst riep da voorziiter ueeren en dames uit het publiek op om een of andere gedacht* van Emersoa ten beste te geven ea aanstond» vloeiden vaw allerlei lippen spreuken van den meester. Z>o voelen vele Americaaen zich in bun mexaon thuip. Misscbien voor een daal omdat demysticn* tegelijk een practisen man is en zijn godsdiaacuge idealen wepast op allerlei toestanden in hot maMBchappelffk levau. Society and solitttda" ia dlien ui el van een «jarer bandals ya wordt orarson gekenschetst. Dit ii zekerT dat zqn vowdracatsn voor een Hollan der, dia niat in aet Biogelsch doorkaeed is» vaak moeüij* te vattaa ea te volge» zy'B. Daarom was het een gelukkige gedachte van den redacteur der W. B. een bundel vaa Eoierson in het Hollandsen te doen ver talen. H|j koos daartoe zgn Rapreseatativament" en droeg de vertaling op aan dan heer J. Mees P. R i., die in Emerson volkomen thuis is ea zich op verdianate!:gik« wy'skwaet van zyn taak. Nadat in een inleid3ode beschouwing het nut nan groete mannen" ia aangetoond, gaan hier Piato, Swedenborg, Montaigae, Siakespeare, Napoleon en (roetbe aan on se oogen voorbij. Er gaat P.üarchas wiat 't reeds en C«lyle en Emerson hebben 'c na hem doea zien een moreele kracht uit llmmlMinlIMIIIIIIIIIIMtmlIIMlmlIMIIIIIIMIIllMIIIIII UMI MIIIIM MINIMI! sloeg bij met uitgerekten hals, alles nauw keurig gade, wat de soldaten deden. Het was een troep van ongeveer twintig man, aangevoerd door een jongen, breedgebouwden officier, wiens gezicht zoo rood was, dat Lodewijk: Anderson achter uit den moestuin zien kon, hoe zijn snor en zijn wenkbrauwen op dit rood afstaken. Als hij een kommando gaf, hoorde Anderson duidelijk zijn scherpe, afgebroken stem. Ik weet drommels goed wat ik doen en laten moet," schreeuwde de offiuier met de handen in de zij tot iemand, die midden in den troep stond. Ik zal jullie ja rebellie wel inpeperen... vervloekte canailles." Een bang voorgevoel deed Anderson's hart ineen krimpen. Groote God, zou zoo iets mogelijk zijn," dacht hy en zija hoofd werd ijskoud. Zacht, maar duidelijk antwoordde iemand met ingehouden stem den officier: Daartoe hebt ge geen recht, hierover moet een gerechtshof uitspraak doen." Houd je mond," riep de officier en Anderson hoorde, hoe hij bijna «tikte van woede. Ik zal jullie een gerechtshof laten zien. Iwanow vooruit." Met een ruk trok hij de teugels van zijn paard vaster aan. Lodewijk Anderson keek zonder er bij te denken naar het paard, dat met gespitste ooren naar iedere bewe ging van den officier trappelde. Op dit oogenblik ontstond er onder de soldaten een kort, heftig geruisen. Zij traden achteruit, zoodat vóór hen een leege plaats kwam. l)aar bleven drie menschen, in zwarte jassen gehuld, staan, twee lange gedaanten en een kleine, magere, waarvan Lodewijk duidelijk de twee afstaande, groote ooren bespeuren kon. Hij wist wel, wat hier geschieden zou, maar het leek hem zoo vreeselijk, dat hij dacht, dat alles maar hersenschimmen van hem waren. van levensbeschrijvingen. Voor Carlyle zy'u de fi.jurea, die h{j teekent helden en een heldenvereeriag draagt hjj hmn toe. Al'ea zyn zy in zijn oogen modellen van voortreffelykheid, die hy verheerlijkt in hoog ge stemde taal. Eneraon daarentegen teekent vertegenwoordigers der menschheid en laat niet alleen ban licht- maar ook bun scbaduwztjden zien. Ia n enkelen trek weet hy soms het karakteristieke van zyn representfttive men" te doen uitkomen. Zoo ziet hy met j aisten blik ia Plato de vereeniging van het contemplatieve Aziëen het practische nrop*. In zyn teekening van S weden borg als type van den mysticus daarentegen is Emerson niet gelukkig. Swedentarg was geen znifere mysticus; daartoe was hy een te dogmatiscb theoloog, een te phantastisch geeatenzieuer. Zuiveremyjtiek vind t ge veeleer by Eckart, Thomas a K^mpia of Bö'itne. Montaigne wordt voortrefislijk gewaardeerd als de oprechte eerlyke scepticus. Ia Shakespear» ziet hy vooral den wyzen diepzinnigen menschenkenaer, wiens levenswijsheid met een evengroote gave van verbeelding en lyrische uitdrukking gepaard gaat." Napoleon is hem de hoogst begaafde, maar egoïstische en geiretenlooze man van de Wereld. Gjethe komt by onzen schrijver het min»t tot zy'n recht. Hrj is de groote regis trator Van de verschijnselen en feiten in nat n a r- en menechenwereld ; hy is het typa van cultuur, een liefaebber in alle knasten en wetenschappen en gebeurtenissen, artistiek docb niet artist, geestig doch niet geest jly k". Onbilly'k en onwaar. Aan den man, die da diepste religieuze proolemen onder de oog m zag en misschien de grootste lyrische dichter der wereld was, wordt hier schromelijk onrecht gedaan. Maar wie ia in zy'a beoorde eling van meoBchen volkomen objectief l Zalf» Emerson is het niet geweest. Zijn geniale individualiteit apraokt zich overal uit in zijn wersea ; daarin ligt zyn zwakheid, maar ook en veel meer z^n groote kracht. P. H. HUQENHOLTZ J«. Waarom een (Ingezonden}. Myn wedarwoord op het artikel van den heer Balthazar Verhagen, onder bovenataanden titel en ata ingezonden stuk in het vorig nummer van dit blad geplaatst, moet voorloöpig kort zijn. Voor het antwooH op de vraag : Waarom een Buethovenhuis?", zonder meer, verwy'3 ik nair mijn ia 1908 verschenen gescbrift. Wel beschouwt de heer V. dit geschrift als het product eener verwarde phantasie, maar andaren diarentegen habben bet een logisch pleid >oi genoemd, zoodat de mogelykheid van een minder ontwikkeld bexripsvermogen bij dan heer Verdagen geenszins buiten gesloten is. 0j mogelykheid b'y'kt intusschen zeker heid, op grond van de beide artikelen, door dezjn ecbry/er aan het onderwerp gewijd het hierboven genoemde en een in den Haagsche* Spcta'or van 15 April II. waar toe sleubtj onwetendheid, wanbegrip en mis verstand omtrent myn bedoelingen het ma'.eriaa! hebben gelagerd.' Vo >r zoover dit misverstan i ook van andere zijde is gebleken, heb ik getracht het uit den weg te ruimen in deeerstaüfl avering van het orgaan der Beethoveahnia-Vereeniging, dat heden verschijnt en waarhsenik dus verwy'a. Voor het overige zal de heer Verhagen moeten wachten tot het my mogelijk is met hem in polemiek te treden. Want deze schrij ver heeft zich niet beperkt tot het opwerpen van bedenkingen naar aanleiding van de bovenvermelde vraag. Hij heeft zelf op die vraag een positief antwoord gegaven, door mij van onzuivere bedoelingen te betichten. Nu is het ongehoorde van het geval, dat de heer V., di) zyn beschuldigingen uitspreekt zomer schijn van bewijs, mij sommeert da zuiverheid mijner bedoelingen uiteen te zetten". Mag ik den heer V. daarom doea op merken, dat volgens logica en gebrul c de bewijslast in deze op hem berust en hy dui allereerst zyn beschuldiging zal hebben te staven, alvorens op eenige uiting mijnerzijds te kunnen aanspraak maken en in de toe komst als batronwbaar schrijver te kunnen gelden. WlLLBM HUTSCHENRCYTBR. * * * WAAROM BEN BEETHOVEN HUIS?" Door deza vraag in het opsnbaar op te werpen, kan men goei werk doen. De ver eeniging, die ter wille van de stichting van MIIIIIHIIIIII1IMIIIIU1MMMIIIMIIIMIIIMMIIIIIIIIIMIIIIHMIIHIIIMMMMIIIIIII Zoo licht de hemel en de sneeuw zoo helder en overal ziet men, dat het voorjaar komt, en nu zullen menschen gedood worden. Ja, hoe kan dat nu.... Dat ia toch immers niet mogelijk," dacht hij langzaam. HU had een gevoel, alsof hij gek zou wor den; hij zag, hoorde en voelde anders dan anders. Drie zwarte menachen stonden op een rij voor het hek. Twee van hen dicht bij elkan der, de derde wat terzijde. Mijnheer de officier," riep een van hen vol vertwijfeling, zonder, dat Anderson wist welke het was. ,.,GoJ ziet op ons neer mijnheer de officier." Acht soldaten stegen van hun paarden af, men zag, dat ze zich haastten, maar ze bleven overal met hunne sporen aan hangen. Eenige seconden verliepen stil zwijgend, de soldaten stelden zich op eenige passen afstand s van de zwarte mannen op en namen hunne geweren in de hand. Eén liet zijn muts vallen en deze rolde over de sneeuw. Het paard van den officier trappelde op een en dezelfde plek rond, de andere paarden stonden stil met vooruitgestrekta halzen. Plotseling weerklonk een daverend ge weersalvo, zoDdat Loiewijk Anderson dacht, dat hot hart hem uit het lijf gereten werd. Tegelijkertijd zag hij, als in een droom, maar toch heel duidelijk, een zwakke iiikkering en de mannen, die nedervielen, terwijl een witte rook naar boven steeg. Z9nder verder op de dooden acht te geven, stegen de soldaten weder te paard en roden over den smallen weg verder. Toen Lodewijk Anderson dat zag, stond hij zelf al midden op den weg, zonder te weten, waarom hij van achter de hooimijt te voorschijn gekomen was. Hij was misselijk en duizelig, alsof hij ziek was, of nog erger. Toen de soldaten in de verte verdwenen waren, kwamen vele menschen op de plaats der terechtstelling, ofschoon men kort te het Beethoven-Huis tot stand kwam, hewft met de buitengewone B aet hoven-manifestatie in den Haag wy'de «nadacht nit binnen- en buitenland tot zich getrokken, doch, al is het indartyd door menig dagblad ea tydEchrift met welwillendheid begroet geschrifc van Willem Hntschenrnyter reeds drie jaar oud, de gedaohtenwisseling over den inhoud is nog vrij karig geweest. Dit heeft de ver wondering opgewekt van den heer B Ver hagen, die in het boek, in het streven, in het doal der Vereeniging veel baswsarlyks, veel verkeerds en- veel lealqks ziet. Tegenover zyn verwondering orer het feit dat, als gevolg vsn nader onderzoek" een protest" tot heden uitbleef, moge ik hier een gevdel van teleurstelling onder woorden brengen: dat de leotuur van den heer B. V., waartoe tyl te over beschikbaar was, dit zyn studie, waarin de noodige on oe vangenheid zich das oefenen kon, het resultaat hesben opgeleverd hetwelk aan de lezers vaa dit weekblad is voorgezet. In ayn aard is het schreven van den heer B. V. bedroevend oppervlakkig, ia zyn strekking laat ODB aannemen onopzettelyk misleidend. Misleidend is de bewering dat de auteur van het genoemde boek een banvloek over onze dirigenten" zou heoben uitgesproken (in 't bijzonder zouten Viotta en Mangel berg bedoeld zyn); even misleidend de verzekering dat het stieren der Vereeniging wordt ge karakteriseerd door een sterken tendenz tegen het Concertgebouw en dien» dirigent". Bewijs hiervoor zou zija een zinsnede uit het boak: dat in onze concerten tegen den geest van Baethoven op schromelijke wijie wordt misdreven." Deie zinsnede de heer B. V. verzuimt 't mede te daelen i» gelicht uit een met ere higtoria verband hondend be toog en luidt in da preeiese woor-dan (il?.31) aldus: In onzen ty'd zou zulk aan vandalisme (tiet verknippen eeaer gyoaphonie namely'k) zeker niet ongestraft Kunnen geschieden. Toch wordt ook in de moderne concertzaal wy' toonden het hierboven reeds aan op schromelijke wij2» j agens Baethoven mis dreven, al dringt het bewustzijn van hetgeen men aan zija werk verschuldigd is, meer en meer door". Wat is tevoren door W. H. betoogd? Het betoog ging tejea dj moierne concertzaal, tegen haar inrichting en omgeving, tegen de virtuoziteit die er wordt gehuldigd, i. e. w. tegen de tegenwoordige omstandigheden van uitvoering die aan B^ethoven'd kanst te kort doen". Oaistandighedsn die overal voorko men. On die kunst tan vol l a te kunnen genieten", zoo is de overtuiging van den sckry ver, beboorea d« oaastandighedan waar onder zy ten gehoore wordt gebracht, met haar karakter ea baietksnia in overeenstem ming te zijn." V*n dit beginsel gaat Hutschenruyter uit; dit beginsel is de basis van zy'n Beethoven-Hoifl, dat voor hem de her vorming van het co.icerlwtzen belichaamt. Da eigenaardige wrjze van citeeren en het terzy' schuiven van de (rolgens den heer B. V) minder belangrijke" elementen van het betoag (oouw der zalen, inrichting der pro gramma's, stemming van het publiek) doen zien hoe weinig de bestrijder tot de kern van het boek doordrong, hoe hy 'c s'.ecits aaa an kant bekijkt, met het oog van dan particnlaristisoben ij veraar voo'r een bepaalde kunstinstelling en een bepaald orkestdirigent: de stichting van den tempel in de duinen zon eigenlijk bedoelen het omverwerpen van den tempel te Amsterdam"!... Aan Hutschenroyter wordt verweten da echt-Hollandache eigenschap van te bever deren de verdeeldheid; veeleer verdient da heer B. V. zelf het verwyt van vast te houdien aan d« echt-Neiariandsche Me thode die vraagt, niet over wat of te jen wat spreekt hy, maar: over wie, tegen wie heeft hy 't? Achter een principieel betoog. van algemeen e strekking worden persoonlijk heden gezocht; aan een vry'moedige uiting over omstandigheden en verschijnselen in het muziekle ren van vroeger en nu, worden benepen en onedele beweegredenen vastge hecht. In dit verband is d 3 mededeeling op baar plaats, dat ik in den vorigen zomer te Züricb, d« Vereenigiag is niet een speciflsk Holiandach plan: er is al voor geijverd in Eogeland, Zwitserland, Amerika, zy vond ia DuitscbJand instemming , toen de heer W. H. daar voor de leden van den Allgemeinen Dtulschen Mutikverein optrad, hem in een schets van het hedendaagscb. muziek leven ten onzent, op waardeerende wij ie heb hooreu gewagen, niet alleen van Willem Kea, óók over da verdiensten vaa Viotta en Mengelberg, ten opzichte zoowel van onze koor als onze orkestveraenigingen. IMIIIIIIIIIIimilllllUMIIIIIHMIlllJUHI voren nergens iemand gezien had. De kleinste van de drie was een blondejongen, die met het gezicht in de sneeuw lag. Het gezicht van den tweeden man zag men ook niet, daar het in eene bloedplas lag. De derde echter, een gespierde man, lag lang uitgestrekt met opengespreide armen op de sneeuw. Als men uit de verte naderde en de zwarte, uitgestrekte lichamen van de dooden zag, kon men niet begrijpen, wat eigenlijk het vreeselijke was aan hunne starheid, daar aan den berm van den smallen, slecht onderhouden weg. II. Toen Lodewijk Anderson 's avonds naar huis kwam, schreef hy niet zooals gewoonlijk gedichten, maar hij stond lang in gepeins verzonken voor het raam en keek naar de kleine maanschijf aan den neveligen hemel. Zijn gedachten waren verward en drukten hem zwaar en het was alsof de nevel zich ook over zijn hersenen verbreid had. Voor zijn raam lag de zwarte schaduw van het hek en de moestuin schemerde wit in het licht van de maan. Hij zag weer de drie dooden voor zich, de twee mannen en de knaap. Duidelijk zag hij in het maan licht hunne dooie oogen; hun lijken lagen midden op den weg. Er zal eens een tijd komen," dacht hij treurig, ..waarin de eene mensch de andere niet meer zal kunnen vermoorden. Er komt ean tijd, waarin deze soldaten en deze offi cier, die deze drie gedood hebben, weten wat ze gedaan hebban. Dan zullen ze be grijpen, dat deze drie mensehen voor iets gedood werden, dat voor hen ook de sol daten en den offisier even zoo noodzakelijk en belangrijk is, als voor de vermoorden." Ja ..." zeide Lodewijk hardop en plech tig met vochtige oogen. De tijd zal komen, waarin ze alles begrijpen zullen." De kleine schijf van de maan werd al De ichrjver van Het Beethoven-Hult be doelt »oo weinig verdeeldheid", dit h| juist aandringt op eensgezinds samenwerking", zonder welke het «ymbool eeaer hoogere kunstbeoefening" (rik hoedanig b$ h«t Huis beschouwt) niet duurzaam gevestigd kan worden ()iz. 92). Hy bedoelt zoo weinig af scheiding, dat hij het orkest voor het Beet hoven-Huis saamgestel d zich denkt nit de beate. elementen onzer orkesten : wat wel licht mozely'k is omdat het Huis immers uitsluitend in zotnettfld open zon «taan voor attvoeringen die, om haar zeldzauuheid, een feestelyk karakter zonden hebben. EenBeethoven-/«eït zon de bijeenkomst daar kannen zy'n. De vrees* vee» een B3étbevm-cuUui, van alle nieuwere Errnngeneehaften" afkeerig, zou waarsöhy'nlyk beschaamd worden zoodra «en Bsethoven-»ven waardige ver schijnt, gely'k hy schitterend over de men sch sn «Is een zon". Da naam Bach ont breekt alvast niat ia het toekomstig feestprograuama (olz. 87) Ea wat de plaats in de duinen aangaat, in zekeren zin gaat een vergelyking met Bayrenth op: daar, buiten het groote stadsleven, werd een voor beeld gesteld, der navolging waardig. Zoo zou den ook hier de periodieke uitvoeringen buiten, invloed kunnen hebben op betstadsconcertwezen, en menigeen tot helderheid kunnen brengen over wat nu als een ontaarding van het muziekleven", niet enkal door den heer Hutschanrnyter, wordt gevoel i. Wie gewend is het muziekleven over wat ruimer veld dan het, echt-Hollandsche te beschouwen, weet wel hoe lang reeds het ver langen naar veraadering, hervorming levendig ie. Hij heeft al meer ernstige bedoelingen naar verbetering leeren kennen zonder achter docht. Misschien is den heer B. V. danaam van Her jnann KreUschmar niet onbekend: hij, de tegenwoordige directeur der Hochscaule te Barlijn, heeft waarlijk het koele hoofd" en den helderen blik" die wy elkander allen toswenschen. Zy'n tien voordrachten, als Musikalische Zeitfragen vereenigd uitge geven, zy'n in historisch en kritisch opzicht waardevol. Dat hy scherp ziet, bewjjst blad zijde na bladzyde. Van het streven onzer Maatschappij tot 6. der Toonkumt (een voor beeld hoe Landesarbeit dem rtlichen Ver mogen vorgehen und nachhelfen kann") is hy evenzeer op de hoogte, als van den gnnstigen invloed dien het uitzenden van ean Masterchor" als het Amsterdamsen A eappella-koor (onder De Lange) elders ge'aad heeft. Maar ook de ecbaduwzyden van het muziekleven, gelijk het geworden en verworden is, heeft hy helder baliekt: aangespoord tot bestrijding . van <jine falsche innere Entwickelung des Konzerts", blykend uit de verhouling tujschen vokale en instraoaentale muziek, en uit den aard- dar eoaeaYtp-rogramma's. Van het coneertpnbliak, in doorsnee, blijkt KretKchmar gaan hoog idee te koesteren: die hamoriatische Kritik, dar Gjethe im Prolog zuoa Jjtmt das Taeaterpublikuui unterzieht, pas s t auch auf den Koazartsaal". Dan, de concertagenl uren: scherp laat hij zich uit over da macht die da solisten tot handels waar heeft gemaakt (tegen da gsvaarlyke overmacht der theateragentan heeft Paul Marsop 't opgenomen in de Allg. Masik. Ztg. van 9 Juni) en daarop zegt Kretzachmar over de dirigenten iete dat den over moderne dirigeerkunst sehrij venden heer B. V. interesaeeren zal: Wenn der I>irigentanstand in neuester Zeit ebenfalla in d en Agenturdienst getreten ist, so liegt dafür durebuuis keia Postnlat der modernen Musik vor, die aa die Qialitat der Dirigenten andere, abar keine gröiseren Anforderun^an stellt als die alte; sondern eine zeitgemaree Speknlation, die Erweiternng fiüherar Ausnahman zar Ragel. An aich köanen diese Gaatreisen nu teen, wana die Dirigenten wirklieh Krafte ohne Oleichen sind, wirklieh ihre gaaes Züt an Wissen und künstlerisehecn Coarakter berragen. Aadernfalls faart die Neranmg irre. Die ganz 3er wiegende Mebrzahl unsererKonzartbesocher ist auaserstandeeinenfalschen Weingartner von einem echten zn unterscheiden. Zweitens a«er diüjfct eine küastlich gescaaffiene E.tte den Wart tü}htiger Lokaldirigenten stark und vermehrt die Neigung znm Godendienst und znr Zmtralwieruag, die der deutschen Musik veiderblieh uad ihrer Gaschichte unwürdig ist.' Ik weet niet of man Kretzachmir om zyn kritische opmerkingen (of moeten wij van aantijgingen" gewagen??) lastig heeft ge vallen. Er zy'n meer znlke oordeelvellingen vaa hem: Heute sind wir natie daran die Küiatler uier da» Kunstwerk zu stellen; das pereöiliehe Element demoralisiert das Konzert." Mij is niat bekend, herhaal ik, of tMiiiimihiiiuiiilnim IIIMIIIMIHIIHIIMtlllllllllllllKlllllllllllllflIllltlli meer en meer onduidelijk en verdween eindelijk geheel. Zijn hart kromp saman van medelijden met de dooien, die zwijgend en angstig naar de maan staarden zonder ze te zien. Toch fluisterde hij deemoedig: Za weten niet, wat ze doen." En uit deze oude zegswyze putte hij de kracht om zijn ellende en zijn woede te bekampen en voor zich te houden. III. Het was juist zoo'n lichte, vroolijke dag en uit alles sprak reeds het voorjaar. Overal was de sneeuw gesmolten en lagen koude waterplassen, er was een reuk van vochtige mest in het dorp, de natte twij gen van de boomen waren buigzaam ge worden en de lucht was heel doorzichtig. Maar de schoonheid van dezen voorjaars dag waa ver weg m de velden en wouden en op de heuvels, waar geen menschen waren. In het dorp waa ze niet, daar voelde men slechts een drukkende zwoelte. Lodewyk Anderson stond in de dorps straat tasschen een hoop volk en strekte zijn hals uit om evenals alle andere zwijgende menschen te zien, hoe men voorbereidingen maakte om zeven boeren te geeselen. Alle zeven stonden ze op den natten grond, maar ofschoon Anderson ze goed kende, waren het voor hem nu vreemden. Dat moesten andere menschen zijn, die door het schan delijke, onuitwischbare vergrijp, dat mon straks aan hun volvoeren ging, van alle andere menschen afgezonderd waren. Zij konden niet voelen, zooals hij voelde on evenmin kon hij er zich een flauw begrip van maken wat er in hun omging. Zelfoewust zaton de soldaten op hunne paarden, die in een cirkel opgesteld waren. Langzaam draaiden ze hunne starre, van de pokken geschondene gezichten heen en weer en blikten de omstanders verachtelijk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl