Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR JfEDERLAHD.
So« 1773
overig* rollen volgens de gewone beteektnis
van het woord wilde laten: spelen.
Ziowel bij de Komeo en Jali»" all bjj
de B Hamlet", bleek zoo goed als by elk tafrael
('C at deel blyvend van het geheel der
voorstelling), dat de tooneelinrichtiog eene
uitmuntende en zinvolle omgeving vormde
voor het spel der handelende personea in
hna coat aan; dat dezi tooneelinrichting in
het staag wisselende beeld van zulk een
tafreel een functie vervulde ongeveer als die
va» den achtergrond bj een goed schilderij;
enmzeer ook: deel van het geheel; evenmin
als daar: domïneerend.
Wfl spraken over: d« fantasie (/aa dra
toeschouwer}. Zjj kan .door zeer weinig ont
staan (mits dat zeer weinige dan ook door
echte fantazie van de a ontwerp» i» gezien);
zy kas mede door kleine oorzaken worden
gebroken. Wjj hebben bq eéne vorige gele
genheid er reeds op gewezen, hoe slap neer
hangende gebladerde takken, tydena de
doodpraverSBcène in de Hamlet-voorsteiling der
HagoiBeittB, aan- de verbeelding een
oreroaiea trearboom en een geheel kerkhof
snggereerdeo. Bjj de Komeo-en-Jnlia-vwtooning
deed neerhangend gebladert wen een geheet
ander beeld voor bet oog van den geest
ontstaan; met het interieur van het
grafmosamént der Capnlets voorooge», zag men
in gijn verbeelding het gebouw van buiten
vol met klimop begroeid.
Daarentegen deed de mise-en-scène dar
Parijaitae voorstelling van Romeo-en Jolia
ze 3i trcffwde voorbeelden aan de band, hoe
de fraftme kan worden gebroken. Op het
tooneel tttmt een zeer onvaagryk getim
merte, da* («en groot stu* van) het paleis
der CapntotB voorstelde. Men kon dit rekenen
tot h«t gewone (wairkeiykheid aabootsenda)
tooneeidaeor. Aan den rechterkant van het
geiinnMite bevond zich bet, overvloedig van
slingerplanten voorziene, bacon voor Juli»;
de waad van het paleis-stuk naar den toe
schouwer kon worden verwijderd. Gischiedde
dit laatite, dan keek de toesehon »er (verd
d*» geacht aanwezig te zjjn) ia een zaal of
vertrek. v*n het palei». Doch het getimmerte
oom. slechts een deel van het tooneel in;
links ervrn» was een straat aangegeven en
op d«B voorgrond bleef .een plan vry', dat
men, was de voorwaart weggenomen,
van het paleis uit, door het open vierkant,
lang* trappen bereikt». Zoo nu en dan werden
pal«is>int«rirar en voorplan tegelijk gebruikt.
H«rh«ald*ltjk moest de foatazie, terwijl de
plaats van handeling telkens zich wijzig ie,
si«h stooten aan de onveranderlijke
nab 00 o t s-in g van werkelijkheid.
Zo» toea Romao met veel moeite de kamer
van Jnlia over den balconrand ging verlaten,
om ten slotte, langs dien bezwwrljjken om
weg, toch op het voorplan terecht te komen;
en me» hem op de trappen had willen wy lec,
die zya makkers, en bem Romeo ook, nog
leer kort geleden hadden gediend bjj hun
vertrek, nit dit zelfde palels. Daardoor was
na'.Bttdük het meeleven van den toeschouwer
by da scheiding van Juli» en haar jongen
xiiouaar totaal mislnkt.
Hij de foatieve opzet van het gehèele decor.
sou (kt niat te verhelpen zijn. Ii de détails
110f roaa echter ook men zou haagt zeggen :
overbodige vergissingenaar. Om ook hier
van, een voorbeeld te noemen: op twee verschiU
)«nde manieren kon het pa'eis-interiBnr aan
den blik worden onttrokken; een daarvan was:
er weid een gordijn -van terqjde dicht ge
trokken. Nu moest dit gordijn echter een
Bteanen waad verbeelden, er waren gevoegde
steaaen op aangegeven; daar.bg was het
gardyo. uit een vrüdaune stof vervaardigd; er
hingen plooien in; aan den kant bleef een
sl>p omkrullen.
Wjj ontleenden deze voorbeelden aan
Antoine's vertooniag van Romeo en Julia,
een voorstelling die immers tot de Parijsche
tooneelevenementen wordt gerekend, om
dat ook door vergelding blijkt, welk goed,
van uitstekend inzicht getuigend, werk de
heer Ver kade met »yn tooneelboiwen heeft
(jelftverd, Wy voor. ons vonden by de
Veikade-tooneelen de fantazie vrij gelaten
of (:eJf«) gssUnnd behalve in i geval.
Démedaillon* die, op het decor geschil
der d> de koppen te zien gaven van Eimeo
en v«n Juli», hebben ons gestoord. Zg
halden aangebracht kannen zyn op .het
decor dat een passende omgeving" be
doelde te weaen by eea reciat van het
werk, niet echter op dat andere, hetwelk
geenszins- mede hoe weinig dan ook
een kort begrip" van het stak mocht zy'n;
het was iatmers deel van een innerlijk a
niterlftk steeds wisselende handeling; van
iet) dat langzamerhand voor het oog en den
geest groeide tot datgene wat men ten
utimiimiiiiiHniHliiiHiiiiimiimiiiim iiiniiiiiiiiiiiiiii
OP DE WITTE SNEEUW.
Episode uit den opstand in de
Oostzeeprovinciën, winter 1905?1906.
Uit het Bussisch van M. Artzibaschew,
door dr. A. B. de V.
Ladewijk Anderaon, de onderwijzer, ging
door den moestuin van zi>n school. Hij wilde
een wandeling naar het sparrebosch maken,
dat twee kilometer van het dorpje af lag;
als een blauwe gehaakte kant omzoomde
dit bosch de witte sneeuwvlakte.
De sneeuw op de planten en op het
vlechtwerk van het hek gaven iets vroolijks
aan het geheel, en de lucht was zoo ijl,
als ze alleen in het voorjaar zijn kan.
a Al weer een nieuw voorjaar, dat ik beleef,"
dacht Lodewijk Anderson en zuchtte zachtjes.
Hij was een poëtische natuur en tot senti
mentaliteit geneigd. Dan sloeg hij de oogen
hemelwaarts, legde de handen op zijn rug
en ging in gedachten en met zijn stok
spelend verder.
Op dit oogenblik zag hij aan het einde
van den moestuin een troep mannen te
paard aankomen. Het waren soldaten. Hun
wapens glinsterden en de kleur van hun
paarden stak scherp af tegen de witte sneeuw.
Onhandig bewoog de troep zich op het
nauwe pad. Eerst begreep Lodewyk Ander
son niet wat ze van plan waren te doen.
Dat iets ongewopns en vreeselijks gebeuren
ging, voelde hij meer met zijn hart, dan
met zijn verstand. Ook voelde hij instinctief,
dat hij zich verbergen moest en in geen
geval door hen opgemerkt moest worden.
Zonder zijn handen van zijn rug te nemen,
sprong hij vlug achter een hooïmijt, tot
knieën in de sneeuw zinkend. Vandaar
slotte wellicht te eenzijdig zon kunnen
noemen het drama van Romeo en Julia,
(Wordt vervolg f).
FRANS MIJSSMN.
RALPH WALDO EMBESON, Vertegenwoor
digen der memchheid. Vertaling J. MEES
P. «ZN Wereldbibliotheek.
Als ik den naam vaa Emerson lees of hoor
denk ik altgd aan de me A vaardige bele
vaart naar zyn woning te Cjncord in
Massacanaetts, die ik met menachen u t alle oorden
der wereld ondernam, tydens airjn beioek
aan het congres van vrjjzinnig-gocUoUeniiigen
in 1907 te Boston genondei;. WJJ troffen 't
ongelakkig met het weer, wy' t. w. de dochter
van Emerson, een Hindoe, een Americaan en
myn peisoon, samen in een open rijtuigje
gezeten. De regen viel in milde stroomen op
on* neer. T «c a verhinderde hij on s niet met
belangstelling te luisteren naar hetgeen Mis i
Eoieison ons van het teven en werken van
naar vader vertelde. Z x> bereikten wij het
vriendelyte landimis waarin de wyte »aa
i.oncord een groot deel van zyn laven door
bracht. Het ia nog geheel m denzelfden
staat als toen hy' 't bewoonde Wjj gagen
rond ia zyn tustige en gemoedelijke study;
wy zetten ons neer in dea gesel igen
drawiiigroom; wy doorwandelde gangen en portalen
en vonden overal de wanden bad«kt en de
hoeken gevuld met de beeltenissen, bustes
ea gtatuaue* van tómersous ueyeliigaüeldon.
Zoo rees d« nobele mau ons van meaws
voor den geest.
Ia Eineraon vinden wy da merkwaardige
vefeenigiog van twee sotiyubaar tegeustrudige
eigenseaappen, die n«t AtnericaaLscae volks
karakter kenmerken. Uw Amerieaan k ia da
eerste plaat» een pracueca man; nq' gaat op
in zyn zaken of Dedryf; de Hllmi jhiy dollar"
staat ia xyn leven op den voorgrond. Maar
tegeljjk vindt ge bij uem een zekeren hang
naar aiyatiek, eea zekere voorliefde voor het
geneimzmxtlge en boreuzinnetqke. V at daar
dat het godsdienstig vereenigingaleven e«n
clüoieele kerk kent men er gemïk.g triat
ia da nieuwe wereld een ruimere piaats in
neemt dan ia de on Ie.
Bj Buerson bet iel Ue in omgekeerde ver
houding, tl ij begint met godsdienst-prediker te
zyn in een Unitarische ge jneente, maa%feij vo alt
ziek daar nog te zeer Depeikt in zyV vrijheid
en legt »ya Betrekking u eer. Toca blij t o hij
prediker ia den vorm van eaaayin en
lectarer. Hij aoudt zijn voordrachtun overal in
de Vereenigue Staten en oy herhaling ia
Europa, niet om da meuscheu wat te leerau,
veel min om hen te animeer en, maar om
hen op te heflan tot da transcendaatale"
wereld, waarin by z.ca tbumvoeit. Want bij
ia mysticus, d:eiter, z^eaer in de eerste
plaats. HU getuigt vaa de O rersoal", zounts
hy de GjdQeid aoeaat. Hy geeft zyn
religieaae aandoeningen en vo «aie.liugen weer
in uiterst fijoe eu auötieie taal, in eau trant
zoo paradoxaal ea BOO origineeJ, dat men aich
verbaaat over de groote populariteit, die hij
genoot. Wan: dat hu populair was, Dleek
mg b.v. toen ik te U&ieajO .by woonde ean
faegtelyke wamenkomst door da Wdstern
Unitarian-eonfarence gorgd aan ds herden
king van een toespraak, toen 50 jiar ge
leden door hem gericat lot da oudste
acndentaa van e t löologiseae school te
Oarnbridge (Jivinityscuool-adress.) Ia die
samenkomst riep da voorziiter ueeren en
dames uit het publiek op om een of andere
gedacht* van Emersoa ten beste te geven
ea aanstond» vloeiden vaw allerlei lippen
spreuken van den meester. Z>o voelen vele
Americaaen zich in bun mexaon thuip.
Misscbien voor een daal omdat demysticn*
tegelijk een practisen man is en zijn
godsdiaacuge idealen wepast op allerlei toestanden
in hot maMBchappelffk levau. Society and
solitttda" ia dlien ui el van een «jarer bandals
ya wordt orarson gekenschetst. Dit ii
zekerT dat zqn vowdracatsn voor een Hollan
der, dia niat in aet Biogelsch doorkaeed is»
vaak moeüij* te vattaa ea te volge» zy'B.
Daarom was het een gelukkige gedachte van
den redacteur der W. B. een bundel vaa
Eoierson in het Hollandsen te doen ver
talen. H|j koos daartoe zgn
Rapreseatativament" en droeg de vertaling op aan dan heer
J. Mees P. R i., die in Emerson volkomen
thuis is ea zich op verdianate!:gik« wy'skwaet
van zyn taak.
Nadat in een inleid3ode beschouwing het
nut nan groete mannen" ia aangetoond,
gaan hier Piato, Swedenborg, Montaigae,
Siakespeare, Napoleon en (roetbe aan on se
oogen voorbij. Er gaat P.üarchas wiat 't
reeds en C«lyle en Emerson hebben 'c na
hem doea zien een moreele kracht uit
llmmlMinlIMIIIIIIIIIIMtmlIIMlmlIMIIIIIIMIIllMIIIIII UMI MIIIIM MINIMI!
sloeg bij met uitgerekten hals, alles nauw
keurig gade, wat de soldaten deden.
Het was een troep van ongeveer twintig
man, aangevoerd door een jongen,
breedgebouwden officier, wiens gezicht zoo
rood was, dat Lodewijk: Anderson achter
uit den moestuin zien kon, hoe zijn snor
en zijn wenkbrauwen op dit rood afstaken.
Als hij een kommando gaf, hoorde Anderson
duidelijk zijn scherpe, afgebroken stem.
Ik weet drommels goed wat ik doen en
laten moet," schreeuwde de offiuier met de
handen in de zij tot iemand, die midden
in den troep stond.
Ik zal jullie ja rebellie wel inpeperen...
vervloekte canailles."
Een bang voorgevoel deed Anderson's hart
ineen krimpen. Groote God, zou zoo iets
mogelijk zijn," dacht hy en zija hoofd werd
ijskoud.
Zacht, maar duidelijk antwoordde iemand
met ingehouden stem den officier:
Daartoe hebt ge geen recht, hierover
moet een gerechtshof uitspraak doen."
Houd je mond," riep de officier en Anderson
hoorde, hoe hij bijna «tikte van woede. Ik
zal jullie een gerechtshof laten zien. Iwanow
vooruit."
Met een ruk trok hij de teugels van zijn
paard vaster aan. Lodewijk Anderson keek
zonder er bij te denken naar het paard,
dat met gespitste ooren naar iedere bewe
ging van den officier trappelde.
Op dit oogenblik ontstond er onder de
soldaten een kort, heftig geruisen. Zij traden
achteruit, zoodat vóór hen een leege plaats
kwam. l)aar bleven drie menschen, in
zwarte jassen gehuld, staan, twee lange
gedaanten en een kleine, magere, waarvan
Lodewijk duidelijk de twee afstaande, groote
ooren bespeuren kon.
Hij wist wel, wat hier geschieden zou,
maar het leek hem zoo vreeselijk, dat hij
dacht, dat alles maar hersenschimmen van
hem waren.
van levensbeschrijvingen. Voor Carlyle zy'u
de fi.jurea, die h{j teekent helden en een
heldenvereeriag draagt hjj hmn toe. Al'ea
zyn zy in zijn oogen modellen van
voortreffelykheid, die hy verheerlijkt in hoog ge
stemde taal. Eneraon daarentegen teekent
vertegenwoordigers der menschheid en laat
niet alleen ban licht- maar ook bun
scbaduwztjden zien. Ia n enkelen trek weet hy
soms het karakteristieke van zyn
representfttive men" te doen uitkomen. Zoo ziet hy
met j aisten blik ia Plato de vereeniging van
het contemplatieve Aziëen het practische
nrop*. In zyn teekening van S weden borg
als type van den mysticus daarentegen is
Emerson niet gelukkig. Swedentarg was geen
znifere mysticus; daartoe was hy een te
dogmatiscb theoloog, een te phantastisch
geeatenzieuer. Zuiveremyjtiek vind t ge veeleer
by Eckart, Thomas a K^mpia of Bö'itne.
Montaigne wordt voortrefislijk gewaardeerd
als de oprechte eerlyke scepticus. Ia
Shakespear» ziet hy vooral den wyzen diepzinnigen
menschenkenaer, wiens levenswijsheid met
een evengroote gave van verbeelding en
lyrische uitdrukking gepaard gaat."
Napoleon is hem de hoogst begaafde, maar
egoïstische en geiretenlooze man van de
Wereld. Gjethe komt by onzen schrijver het
min»t tot zy'n recht. Hrj is de groote regis
trator Van de verschijnselen en feiten in
nat n a r- en menechenwereld ; hy is het typa
van cultuur, een liefaebber in alle knasten
en wetenschappen en gebeurtenissen, artistiek
docb niet artist, geestig doch niet geest jly k".
Onbilly'k en onwaar. Aan den man, die da
diepste religieuze proolemen onder de oog m
zag en misschien de grootste lyrische dichter
der wereld was, wordt hier schromelijk
onrecht gedaan.
Maar wie ia in zy'a beoorde eling van
meoBchen volkomen objectief l Zalf» Emerson
is het niet geweest. Zijn geniale individualiteit
apraokt zich overal uit in zijn wersea ; daarin
ligt zyn zwakheid, maar ook en veel meer
z^n groote kracht.
P. H. HUQENHOLTZ J«.
Waarom een
(Ingezonden}.
Myn wedarwoord op het artikel van den
heer Balthazar Verhagen, onder
bovenataanden titel en ata ingezonden stuk in het vorig
nummer van dit blad geplaatst, moet
voorloöpig kort zijn.
Voor het antwooH op de vraag : Waarom
een Buethovenhuis?", zonder meer, verwy'3
ik nair mijn ia 1908 verschenen gescbrift.
Wel beschouwt de heer V. dit geschrift als
het product eener verwarde phantasie, maar
andaren diarentegen habben bet een logisch
pleid >oi genoemd, zoodat de mogelykheid
van een minder ontwikkeld bexripsvermogen
bij dan heer Verdagen geenszins buiten
gesloten is.
0j mogelykheid b'y'kt intusschen zeker
heid, op grond van de beide artikelen, door
dezjn ecbry/er aan het onderwerp gewijd
het hierboven genoemde en een in den
Haagsche* Spcta'or van 15 April II. waar
toe sleubtj onwetendheid, wanbegrip en mis
verstand omtrent myn bedoelingen het
ma'.eriaa! hebben gelagerd.'
Vo >r zoover dit misverstan i ook van andere
zijde is gebleken, heb ik getracht het uit den
weg te ruimen in deeerstaüfl avering van het
orgaan der Beethoveahnia-Vereeniging, dat
heden verschijnt en waarhsenik dus verwy'a.
Voor het overige zal de heer Verhagen
moeten wachten tot het my mogelijk is met
hem in polemiek te treden.
Want deze schrij ver heeft zich niet beperkt
tot het opwerpen van bedenkingen naar
aanleiding van de bovenvermelde vraag. Hij
heeft zelf op die vraag een positief antwoord
gegaven, door mij van onzuivere bedoelingen
te betichten.
Nu is het ongehoorde van het geval, dat
de heer V., di) zyn beschuldigingen uitspreekt
zomer schijn van bewijs, mij sommeert da
zuiverheid mijner bedoelingen uiteen te
zetten".
Mag ik den heer V. daarom doea op
merken, dat volgens logica en gebrul c de
bewijslast in deze op hem berust en hy dui
allereerst zyn beschuldiging zal hebben te
staven, alvorens op eenige uiting mijnerzijds
te kunnen aanspraak maken en in de toe
komst als batronwbaar schrijver te kunnen
gelden.
WlLLBM HUTSCHENRCYTBR.
* *
*
WAAROM BEN BEETHOVEN HUIS?"
Door deza vraag in het opsnbaar op te
werpen, kan men goei werk doen. De ver
eeniging, die ter wille van de stichting van
MIIIIIHIIIIII1IMIIIIU1MMMIIIMIIIMIIIMMIIIIIIIIIMIIIIHMIIHIIIMMMMIIIIIII
Zoo licht de hemel en de sneeuw zoo
helder en overal ziet men, dat het voorjaar
komt, en nu zullen menschen gedood worden.
Ja, hoe kan dat nu.... Dat ia toch
immers niet mogelijk," dacht hij langzaam.
HU had een gevoel, alsof hij gek zou wor
den; hij zag, hoorde en voelde anders dan
anders.
Drie zwarte menachen stonden op een rij
voor het hek. Twee van hen dicht bij elkan
der, de derde wat terzijde.
Mijnheer de officier," riep een van hen
vol vertwijfeling, zonder, dat Anderson
wist welke het was. ,.,GoJ ziet op ons neer
mijnheer de officier."
Acht soldaten stegen van hun paarden
af, men zag, dat ze zich haastten, maar
ze bleven overal met hunne sporen aan
hangen. Eenige seconden verliepen stil
zwijgend, de soldaten stelden zich op eenige
passen afstand s van de zwarte mannen op
en namen hunne geweren in de hand. Eén
liet zijn muts vallen en deze rolde over de
sneeuw. Het paard van den officier trappelde
op een en dezelfde plek rond, de andere
paarden stonden stil met vooruitgestrekta
halzen.
Plotseling weerklonk een daverend ge
weersalvo, zoDdat Loiewijk Anderson dacht,
dat hot hart hem uit het lijf gereten werd.
Tegelijkertijd zag hij, als in een droom,
maar toch heel duidelijk, een zwakke
iiikkering en de mannen, die nedervielen,
terwijl een witte rook naar boven steeg.
Z9nder verder op de dooden acht te geven,
stegen de soldaten weder te paard en roden
over den smallen weg verder.
Toen Lodewijk Anderson dat zag, stond
hij zelf al midden op den weg, zonder te
weten, waarom hij van achter de hooimijt
te voorschijn gekomen was. Hij was misselijk
en duizelig, alsof hij ziek was, of nog erger.
Toen de soldaten in de verte verdwenen
waren, kwamen vele menschen op de plaats
der terechtstelling, ofschoon men kort te
het Beethoven-Huis tot stand kwam, hewft
met de buitengewone B aet hoven-manifestatie
in den Haag wy'de «nadacht nit binnen- en
buitenland tot zich getrokken, doch, al is
het indartyd door menig dagblad ea
tydEchrift met welwillendheid begroet geschrifc
van Willem Hntschenrnyter reeds drie jaar
oud, de gedaohtenwisseling over den inhoud
is nog vrij karig geweest. Dit heeft de ver
wondering opgewekt van den heer B Ver
hagen, die in het boek, in het streven, in
het doal der Vereeniging veel baswsarlyks,
veel verkeerds en- veel lealqks ziet.
Tegenover zyn verwondering orer het feit
dat, als gevolg vsn nader onderzoek" een
protest" tot heden uitbleef, moge ik hier
een gevdel van teleurstelling onder woorden
brengen: dat de leotuur van den heer B. V.,
waartoe tyl te over beschikbaar was, dit
zyn studie, waarin de noodige on oe
vangenheid zich das oefenen kon, het resultaat
hesben opgeleverd hetwelk aan de lezers
vaa dit weekblad is voorgezet. In ayn aard
is het schreven van den heer B. V. bedroevend
oppervlakkig, ia zyn strekking laat ODB
aannemen onopzettelyk misleidend.
Misleidend is de bewering dat de auteur
van het genoemde boek een banvloek over
onze dirigenten" zou heoben uitgesproken
(in 't bijzonder zouten Viotta en Mangel berg
bedoeld zyn); even misleidend de verzekering
dat het stieren der Vereeniging wordt ge
karakteriseerd door een sterken tendenz
tegen het Concertgebouw en dien» dirigent".
Bewijs hiervoor zou zija een zinsnede uit het
boak: dat in onze concerten tegen den geest
van Baethoven op schromelijke wijie wordt
misdreven." Deie zinsnede de heer B. V.
verzuimt 't mede te daelen i» gelicht uit
een met ere higtoria verband hondend be
toog en luidt in da preeiese woor-dan (il?.31)
aldus:
In onzen ty'd zou zulk aan vandalisme
(tiet verknippen eeaer gyoaphonie namely'k)
zeker niet ongestraft Kunnen geschieden.
Toch wordt ook in de moderne concertzaal
wy' toonden het hierboven reeds aan
op schromelijke wij2» j agens Baethoven mis
dreven, al dringt het bewustzijn van hetgeen
men aan zija werk verschuldigd is, meer en
meer door".
Wat is tevoren door W. H. betoogd? Het
betoog ging tejea dj moierne concertzaal,
tegen haar inrichting en omgeving, tegen de
virtuoziteit die er wordt gehuldigd, i. e. w.
tegen de tegenwoordige omstandigheden van
uitvoering die aan B^ethoven'd kanst te kort
doen". Oaistandighedsn die overal voorko
men. On die kunst tan vol l a te kunnen
genieten", zoo is de overtuiging van den
sckry ver, beboorea d« oaastandighedan waar
onder zy ten gehoore wordt gebracht, met
haar karakter ea baietksnia in overeenstem
ming te zijn." V*n dit beginsel gaat
Hutschenruyter uit; dit beginsel is de basis van
zy'n Beethoven-Hoifl, dat voor hem de her
vorming van het co.icerlwtzen belichaamt.
Da eigenaardige wrjze van citeeren en het
terzy' schuiven van de (rolgens den heer B. V)
minder belangrijke" elementen van het
betoag (oouw der zalen, inrichting der pro
gramma's, stemming van het publiek) doen
zien hoe weinig de bestrijder tot de kern
van het boek doordrong, hoe hy 'c s'.ecits
aaa an kant bekijkt, met het oog van dan
particnlaristisoben ij veraar voo'r een bepaalde
kunstinstelling en een bepaald orkestdirigent:
de stichting van den tempel in de duinen
zon eigenlijk bedoelen het omverwerpen van
den tempel te Amsterdam"!...
Aan Hutschenroyter wordt verweten da
echt-Hollandache eigenschap van te bever
deren de verdeeldheid; veeleer verdient da
heer B. V. zelf het verwyt van vast te
houdien aan d« echt-Neiariandsche Me
thode die vraagt, niet over wat of te jen
wat spreekt hy, maar: over wie, tegen wie
heeft hy 't? Achter een principieel betoog.
van algemeen e strekking worden persoonlijk
heden gezocht; aan een vry'moedige uiting
over omstandigheden en verschijnselen in
het muziekle ren van vroeger en nu, worden
benepen en onedele beweegredenen vastge
hecht. In dit verband is d 3 mededeeling op
baar plaats, dat ik in den vorigen zomer te
Züricb, d« Vereenigiag is niet een
speciflsk Holiandach plan: er is al voor geijverd
in Eogeland, Zwitserland, Amerika, zy vond
ia DuitscbJand instemming , toen de heer
W. H. daar voor de leden van den
Allgemeinen Dtulschen Mutikverein optrad, hem in
een schets van het hedendaagscb. muziek
leven ten onzent, op waardeerende wij ie heb
hooreu gewagen, niet alleen van Willem Kea,
óók over da verdiensten vaa Viotta en
Mengelberg, ten opzichte zoowel van onze koor
als onze orkestveraenigingen.
IMIIIIIIIIIIimilllllUMIIIIIHMIlllJUHI
voren nergens iemand gezien had. De
kleinste van de drie was een blondejongen,
die met het gezicht in de sneeuw lag.
Het gezicht van den tweeden man zag
men ook niet, daar het in eene bloedplas
lag. De derde echter, een gespierde man,
lag lang uitgestrekt met opengespreide
armen op de sneeuw. Als men uit de verte
naderde en de zwarte, uitgestrekte lichamen
van de dooden zag, kon men niet begrijpen,
wat eigenlijk het vreeselijke was aan hunne
starheid, daar aan den berm van den smallen,
slecht onderhouden weg.
II.
Toen Lodewijk Anderson 's avonds naar
huis kwam, schreef hy niet zooals gewoonlijk
gedichten, maar hij stond lang in gepeins
verzonken voor het raam en keek naar de
kleine maanschijf aan den neveligen hemel.
Zijn gedachten waren verward en drukten
hem zwaar en het was alsof de nevel zich
ook over zijn hersenen verbreid had.
Voor zijn raam lag de zwarte schaduw
van het hek en de moestuin schemerde wit
in het licht van de maan. Hij zag weer de
drie dooden voor zich, de twee mannen en
de knaap. Duidelijk zag hij in het maan
licht hunne dooie oogen; hun lijken lagen
midden op den weg.
Er zal eens een tijd komen," dacht hij
treurig, ..waarin de eene mensch de andere
niet meer zal kunnen vermoorden. Er komt
ean tijd, waarin deze soldaten en deze offi
cier, die deze drie gedood hebben, weten
wat ze gedaan hebban. Dan zullen ze be
grijpen, dat deze drie mensehen voor iets
gedood werden, dat voor hen ook de sol
daten en den offisier even zoo noodzakelijk
en belangrijk is, als voor de vermoorden."
Ja ..." zeide Lodewijk hardop en plech
tig met vochtige oogen. De tijd zal komen,
waarin ze alles begrijpen zullen."
De kleine schijf van de maan werd al
De ichrjver van Het Beethoven-Hult be
doelt »oo weinig verdeeldheid", dit h| juist
aandringt op eensgezinds samenwerking",
zonder welke het «ymbool eeaer hoogere
kunstbeoefening" (rik hoedanig b$ h«t Huis
beschouwt) niet duurzaam gevestigd kan
worden ()iz. 92). Hy bedoelt zoo weinig af
scheiding, dat hij het orkest voor het Beet
hoven-Huis saamgestel d zich denkt nit de
beate. elementen onzer orkesten : wat wel
licht mozely'k is omdat het Huis immers
uitsluitend in zotnettfld open zon «taan voor
attvoeringen die, om haar zeldzauuheid, een
feestelyk karakter zonden hebben.
EenBeethoven-/«eït zon de bijeenkomst daar kannen
zy'n. De vrees* vee» een B3étbevm-cuUui,
van alle nieuwere Errnngeneehaften"
afkeerig, zou waarsöhy'nlyk beschaamd worden
zoodra «en Bsethoven-»ven waardige ver
schijnt, gely'k hy schitterend over de men
sch sn «Is een zon". Da naam Bach ont
breekt alvast niat ia het toekomstig
feestprograuama (olz. 87) Ea wat de plaats
in de duinen aangaat, in zekeren zin
gaat een vergelyking met Bayrenth op: daar,
buiten het groote stadsleven, werd een voor
beeld gesteld, der navolging waardig. Zoo zou
den ook hier de periodieke uitvoeringen buiten,
invloed kunnen hebben op
betstadsconcertwezen, en menigeen tot helderheid kunnen
brengen over wat nu als een ontaarding
van het muziekleven", niet enkal door den
heer Hutschanrnyter, wordt gevoel i.
Wie gewend is het muziekleven over wat
ruimer veld dan het, echt-Hollandsche te
beschouwen, weet wel hoe lang reeds het ver
langen naar veraadering, hervorming levendig
ie. Hij heeft al meer ernstige bedoelingen
naar verbetering leeren kennen zonder achter
docht. Misschien is den heer B. V. danaam
van Her jnann KreUschmar niet onbekend:
hij, de tegenwoordige directeur der
Hochscaule te Barlijn, heeft waarlijk het koele
hoofd" en den helderen blik" die wy elkander
allen toswenschen. Zy'n tien voordrachten,
als Musikalische Zeitfragen vereenigd uitge
geven, zy'n in historisch en kritisch opzicht
waardevol. Dat hy scherp ziet, bewjjst blad
zijde na bladzyde. Van het streven onzer
Maatschappij tot 6. der Toonkumt (een voor
beeld hoe Landesarbeit dem rtlichen Ver
mogen vorgehen und nachhelfen kann") is hy
evenzeer op de hoogte, als van den gnnstigen
invloed dien het uitzenden van ean
Masterchor" als het Amsterdamsen A eappella-koor
(onder De Lange) elders ge'aad heeft. Maar
ook de ecbaduwzyden van het muziekleven,
gelijk het geworden en verworden is, heeft
hy helder baliekt: aangespoord tot bestrijding .
van <jine falsche innere Entwickelung des
Konzerts", blykend uit de verhouling
tujschen vokale en instraoaentale muziek, en
uit den aard- dar eoaeaYtp-rogramma's. Van
het coneertpnbliak, in doorsnee, blijkt
KretKchmar gaan hoog idee te koesteren:
die hamoriatische Kritik, dar Gjethe im
Prolog zuoa Jjtmt das Taeaterpublikuui
unterzieht, pas s t auch auf den Koazartsaal".
Dan, de concertagenl uren: scherp laat hij zich
uit over da macht die da solisten tot handels
waar heeft gemaakt (tegen da gsvaarlyke
overmacht der theateragentan heeft Paul
Marsop 't opgenomen in de Allg. Masik. Ztg.
van 9 Juni) en daarop zegt Kretzachmar over
de dirigenten iete dat den over moderne
dirigeerkunst sehrij venden heer B. V.
interesaeeren zal:
Wenn der I>irigentanstand in neuester Zeit
ebenfalla in d en Agenturdienst getreten ist,
so liegt dafür durebuuis keia Postnlat der
modernen Musik vor, die aa die Qialitat
der Dirigenten andere, abar keine gröiseren
Anforderun^an stellt als die alte; sondern
eine zeitgemaree Speknlation, die Erweiternng
fiüherar Ausnahman zar Ragel. An aich
köanen diese Gaatreisen nu teen, wana die
Dirigenten wirklieh Krafte ohne Oleichen
sind, wirklieh ihre gaaes Züt an Wissen
und künstlerisehecn Coarakter berragen.
Aadernfalls faart die Neranmg irre. Die
ganz 3er wiegende Mebrzahl
unsererKonzartbesocher ist auaserstandeeinenfalschen
Weingartner von einem echten zn unterscheiden.
Zweitens a«er diüjfct eine küastlich
gescaaffiene E.tte den Wart tü}htiger
Lokaldirigenten stark und vermehrt die Neigung
znm Godendienst und znr Zmtralwieruag,
die der deutschen Musik veiderblieh uad
ihrer Gaschichte unwürdig ist.'
Ik weet niet of man Kretzachmir om zyn
kritische opmerkingen (of moeten wij van
aantijgingen" gewagen??) lastig heeft ge
vallen. Er zy'n meer znlke oordeelvellingen
vaa hem: Heute sind wir natie daran die
Küiatler uier da» Kunstwerk zu stellen;
das pereöiliehe Element demoralisiert das
Konzert." Mij is niat bekend, herhaal ik, of
tMiiiimihiiiuiiilnim
IIIMIIIMIHIIHIIMtlllllllllllllKlllllllllllllflIllltlli
meer en meer onduidelijk en verdween
eindelijk geheel.
Zijn hart kromp saman van medelijden
met de dooien, die zwijgend en angstig
naar de maan staarden zonder ze te zien.
Toch fluisterde hij deemoedig: Za weten
niet, wat ze doen."
En uit deze oude zegswyze putte hij de
kracht om zijn ellende en zijn woede te
bekampen en voor zich te houden.
III.
Het was juist zoo'n lichte, vroolijke dag
en uit alles sprak reeds het voorjaar.
Overal was de sneeuw gesmolten en lagen
koude waterplassen, er was een reuk van
vochtige mest in het dorp, de natte twij
gen van de boomen waren buigzaam ge
worden en de lucht was heel doorzichtig.
Maar de schoonheid van dezen voorjaars
dag waa ver weg m de velden en wouden
en op de heuvels, waar geen menschen
waren. In het dorp waa ze niet, daar voelde
men slechts een drukkende zwoelte.
Lodewyk Anderson stond in de dorps
straat tasschen een hoop volk en strekte zijn
hals uit om evenals alle andere zwijgende
menschen te zien, hoe men voorbereidingen
maakte om zeven boeren te geeselen. Alle
zeven stonden ze op den natten grond, maar
ofschoon Anderson ze goed kende, waren
het voor hem nu vreemden. Dat moesten
andere menschen zijn, die door het schan
delijke, onuitwischbare vergrijp, dat mon
straks aan hun volvoeren ging, van alle
andere menschen afgezonderd waren. Zij
konden niet voelen, zooals hij voelde on
evenmin kon hij er zich een flauw begrip
van maken wat er in hun omging.
Zelfoewust zaton de soldaten op hunne
paarden, die in een cirkel opgesteld waren.
Langzaam draaiden ze hunne starre, van
de pokken geschondene gezichten heen en
weer en blikten de omstanders verachtelijk