De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 18 juni pagina 9

18 juni 1911 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1773 DEAM STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een teekoisMl Da Génestet-bank. Ja, zo kan, zo móét het worden: allen die van De Géneitet honden, óf zich de aange name t|jd van 't genieten van zijn verzen herinneren, óf alleen ook maar hem waar deren als een beminnelike persoonlikheid die bij zijn volk nog leeft, zij allen moeten iets bijdragen: dan komt deze bank te staan in dat lievelingsoord van onze dichter, Bloemendaal, dat door ieder met hem in verband gebracht wordt. Velen menen zelfs, dat hij er predikant geweest ia en vele verzen van de schrijver, daar geschreven, hebben onwil lekeurig die gedachten versterkt. Daar was dan ook half zijn thuis", zoals diep in de bank gegrift wordt: U heb ik uitgelezen, My'n bosch en duin en dal, Daar half mijn thuis moe h t wezen, eer ik, bovenal l De tekening is door de beeldhouwer L. J. Vreugde naar zijn eigen model getekend en ia daarnaar gefotografeerd en men kan zich overtuigen, dat het een mooi stuk wordt, deze bank van donkerrood gepolijst graniet, in n stuk op de twee ongepolijste treden geplaatst. En wie van daar ultaiet over het mooie landschap zal zich hem herinneren voor wie het was als een verhoord gebed om schoon heid. Zo gaan hem daar de gelovige, geestige, opgewekte of weemoedige gedachten van deze dichter omzweven en hu zal het haast niet kunnen geloren dat het alweer 50 jaar geleden is, dat De Génestet stierf. Tnuis teruggekomen zal hij naar zijn bundeltje grijpen en dichter, vers en zijn herinnering aan het landschap zullen hem tot hoger genot opheffen. Misschien zelfs zal hem een zekere sym boliek opvallen en hjj zal zich afvragen: Is het toeval dat juist voor deze dichter een bank geplaatst wordt, zonder schotje" ? In ieder geval, toeval of niet, de dichter wou evenmin als het Algemeen Nederlands Ver bond scheiding tussen mensen en mensen; welnu, hier kunnen allen, voorzover er plaats ie, zitten om op te gaan in het natuurgenot van 't eigen land. Zo is het niet alleen een uiting van eerbied voor onze grote mannen, maar tevens een poging, om mensen tot n gevoel te stemmen en zo tot een zekere eenheid te brengen. Wie dus iets voor deze eenheid-in-eamengenieten en voor deze dichter voelt, laat hij een gift doen toekomen aan Mr. H. Pb. 't Hooft, Grote Houtstraat 164 te Haarlem. Er is nog veel nodig voor de verwezenlijking van ons plan, wel / IC 00. J. B. SCHEPERS, Voorz. Afd. Haarlem en Omstr. van het Alg. Ned. Verbond. ANDKEW CABNEGIE, die bezig is alle landen gelukkig te maken met een helden fonds", uit welks renten daden van moed en zelfopoffering behooren te worden beloond. HETSJES De schamlTleï, naar het Duitsch van Brnno Wolfgang, door Michel Mok. In het familieleven van horlogemaker Drechsler was een wonde plek. Zyn eenige zoon Jozef, die nooit had willen dengen en als een schooier door de wereld doolde, was hoe langer hoe dieper op het hellende, ter helle voerende pad der zonde omlaag gewan deld. Nadat hij wegens diefstal, bedrog, op lichting, inbraak, valschheid in geschrifteen ontucht had gezeten", werd hu voor een meer dan barbaarschen moord met berooving terechtgesteld. De cynische minachting die hjj den heeren joiy-leden betoonde en de verontwaardigde publieke opinie bezegelden z\jn vonnis. Dit luidde: de strop en werd den 24en Maart keurig ten uitvoer gelegd. De couranten gaven zijn portret en knoopten aan de uitvoerige beschrijving der misdaad hanne crimineel-psychologische beschouwin gen, legden den nadruk op den eenvoud en de degelijkheid, de waarachtige goedheid des harten, in de gansche oveiige familie Drechsler heerschende, wezen op de onbetrouwbaarheid van de theorie der erfelijkheid in dit ver band en waren het er roerend over eens, dat het raadsel: hoe de kiemen der micdadigheid in de aiel des menachen verzeild raken, wel eeuwig duhter en onoplosbaar zon blijven. Langzamerhand vlijden de woest- gezweepte baren van het meer der openbare belangstellig zich weder tot lieflijk-e^ale rust. En de familie Drechsler zonk tegelijkertijd van den top der hevige, spannende gebeurtenissen in het dal van haar kalm provincie-stad leventje terug. Vader Drechsler voelde zich en de zijnen geschandvlekt en onteerd. Hy wilde zijn horloge-winkel verkoopen en in den vreemde gaan. Maar weldra bleek dat ook dit geval, gelijk zoo veel in dit leven, zijn goede zijde had gehad. De couranten hadden zoo va ik zijn eerlijkheid, zijn degelijkheid en geestelijke gebrokenheid geschilderd, dat zich in de hooiden van vele menschen de laat ons eerlijk zijn: uit pa nieuwsgierigheid en ma sensatieiucht geboren overtuiging nes telde, dat een zoo eerbaar en gebroken man wel hél merkwaardige uurwerken moest produceeren. De bestellingen werden talrijker en men deed ze met een zekeren schroom valligen eerbied, die allengskens door den heer Drechsler met een spoedig tot gewoonte gemaakt air van smartelijk geknakte waar digheid werd beantwoord. In den familiekring werd de naam Jozef niet meer uitgesproken. De schandvlek werd met het doodskleed: Zwijgen bedekt en behield aldus zijn wel verborgen schuilplaats temidden der duizend alledag-dingen van het Drechslerleven. * * * Op zekeren dag kreeg de heer Drechsler bezoek van een onbekend heer van respectinboezemend uiterlijk. Hij was een weinig corpulent en hield een hoog-zij in de groote, roodoruin-geschoeide linkerhand. Met de rechter scandde hij die van den heer Drechs ler met onbevangen hartelijkheid, terwijl zijn rozig, door een blonden baard beschei den doch smaakvol verfraaid, innemend gelaat, lief en tactvol, doch onophoudelijk glimlachte. De heer Drechsler deed den voornamen heer in de goeie kamer" plaats nemen, en vroeg hem beleefd wat er van zijn verlan gen was? De vreemde hield niet op innemend te glimlachen, kuchte licht en voornaam. Dan begon hy met aangename stem: Het is mij hél aangenaam, kennis met u gemaakt te heoben. My'n aaain u Scheibier, Scheibier, directeur van het museum." Drechsler werd rood van de eer en ant woordde, van beleefdheid niet wetend in welke bocht zich te wringen: O, aangenaam ... leer aangenaam".... De ander vervolgde: Ik ben eigenaar van het in de geheele wereld in dit genre eenige museum van historische merkwaardigheden, waarvan u ongetwijfeld wel eens zult hebben gehoord." De heer Drechsler knikte vol vuur, hoewel kinderlyk-onwetead. De voornaamste attractie van mijn museum wordt gevormd door een collectie volkomen natuurgetrouwe weergaven in was der be roemdste (hy kuchte wederom licht)... marte laren der justitie. U begrjjpt mij " De heer Drechsler begreep. Zij a gezicht nam onmiddellijk de uitdrukking aan, die het gewend was aan te nemen, zoodra de wonde plek werd aangeroerd. Pardon," zeide de heer Scheibier snel en legde zijn groote hand zacht en vertroostend op Drechsler's knie, ik waardeer uw ge voelens, Ik begrijp uw smart en heb er respect voor. Maar weest n verzekerd, dat takt en discretie in eene inrichting als de mijne be hooren tot de vanzelfsprekende dingen. Bij mij b.v. luidt het opschrift van het bewuste cabinet niet: De bloeddorstige moordenaars der negentiende eeuw," of Salon der onthalste menschenslachters", zooals dat in ondernemingen van den tweeden en derden rang helaas maar al te vaak voorkomt. Bij my treedt a een chique, zwart gelambriseerd cabinet binnen. En B u moet u niet de aken dat u daar de roovers en moordenaars ziet met bloedige messen als ware uitwassen van de verhitte volksfantasie l Dat is verou derde techniek, vieux jenx, mijn waarde heer. De tegenwoordige opvatting is de psychorealistieche. De misdadiger is tijdens het verreweg overwegende aantal dagen van zijn leven, dat hu niets misdoet, een menich, als wüallen. Ik voor mij moet u zeggen mijn heer Drechsler, dat ik achting heb voor de heeren misdadigers. Zij zyn hoogst interes sante menschen, met wie de wetenschap zich voortdurend bezighoudt. En gelooft u mij, gelooft u mij, mijnheer Drechsler, au fond hebben wij allen respect voor den misda diger, voor den misdadiger, niet voor de misdaad welteverstaan." Hij glimlachte zelfgenoegzaam om deze zijne fijne onder scheiding en voegde er nog aan toe: U be grijpt my immers, nietwaar ?" O, zeker," zeide de beer Drechsler, 'n tikje gevleid. Een eigenlijk antwoord vermeed hy wijselijk, om buiten schot te blijven. Hij gevoelde, eigenlijk gezegd, een soort dank baarheid jegens zijn zoon Jozef, die hem in staat stelde met een man van beteekenis een wetenschappelijke discussie te voeren. De schandvlek toonde, als men dat zoo zeggen kan, plotseling een aangename, vriendelijke keerzijde van meer dan gewone waarde. De directeur imusschen vervolgde: Mijnheer uw zoon krijgt een keurige smoking; ik hecht er namelijk aan, dat de heeren misdadigers uit de betere kringen (de heer Drechsler boog) zich van de mindere vertegenwoordigers van hun... eb... beroep onderscheiden. Zander u te willen vleien, wérkelijk, uw zoon is een buitengewoon knap jonkman. Als u wist hoe ceel belang du,! tiet damespnbliek inboezemt, hoezeer een knap jongmensch de dames interesseert, hoe zij hem beklagen, hem bewonderen, met hem dweepenl Dat moest n eens zien! De ge leerden bestudeeren zijn gelaatstrekken voor hunne psychologische werken. Zijn naam wordt in de meesterwerken der wetenschap genoemd." Hier schrok de heer Drechsler: Maar mijnheer, ik kan rny'n eerlijke naam toch niet te grabiel gooien... neemt u mij niet kwalijk... Wat zal .mijn vrouw er wel van zeggen ?!" Te grabbel gooien, mijnheer Drechsler?! Foei, waar denkt n aan ?! De naam wordt zeer discieet alleen in den catalogus ge noemd. En wat de memchen er van zeggen? Ach, komt u voor de aardigheid eens in rny'n museum, en geef u eens de moeite te letten op wat het publiek zegt. Wat denkt u dat u hooren zult? Hier staat moordenaar znaen-zoo?" Mis, mijnheer Drechsler, glad mis l U hoort slechts tonen van oprecht menachelyk meegevoel, van hartelijke belang stelling. Mijn hemel, in onzen tijd komt om de familie iets dergelijks voor en... in de fijnste l Elk oogenblik kunt u hooren: Ach,die arme Fran?. Daar is bij nn. Sprekend. Ik heb hem nog gekend. Een uitstekend mensch was bij. Een bèit menscb. Wie had dat ooit ge dacht?!" Zóó redeneeren de menschen, mijn heer Drechsler, en het slot ia altijd ik ver zeker u dat het waar is : Oe stakker was waanzinnig. Hu wist niet wat hu deed." Want dat ziet tegenwoordig een kind in, mijnheer Drecheler, dat misdaad slechts door waanzin verklaard kan -worden. En waanzin is toch geen schande, nietwaar? Zoo werkt myn museum verzichtend en veredelend op het oordeel van het publiek, het re babiliteert mijn beschermelingen, om zoo te zeggen. Ik tel lui van het hof, generaals en zoo meer onder mijn vaste bezoekers, omdat hun naaste bloedverwanten by' mij een plaats hebben gevonden Gelooft u, dat een van hen zich geneert ? Integendeel. Eu ik kan u een massa dankbetuigingen laten lezen. Met Aller zielen krijgen alle heeren een bloem in 't knoopsgat en een kaars in de hand. D weet niet hoe aandoenlijk <JtU is. Oude scheepskapiteins, ruwe zeebonken, heb ik huilend als kleine kinderen myn museum zien ver laten. Werkelijk, ik doe wat in myn ver mogen ie. Mgn vrouw zorgt er persoonlijk voor, dat het uiterlijk van de heeren steeds tip top is. Voordl dat zij stofvrij blijven. Want dat is het slimste ziet u. Mynheer Drechsler, werkelijk, u kunt het met my probeeren. Ik waarschuw u ernstig dat u u niet in de netten van minderwaardige con currenten laat vangen. Bovendien,... hm ... wat het... honorarium betrefc, sta ik beslist bovenaan. Ik bied u vijfhonderd kronen." De heer Drechsler stond op en ademde diep. De heer Scheibier herhaalde: Vijf honderd kronen." Ik zal myn vrouw even halen/'' stotterde de heer Drechsler, opgewonden. Mevrouw kwam en de directeur ontwik kelde nogmaals eene buitengewone bespraakt heid en o rerredingskracbt. De bewering van mevrouw Drechsler, dat het toch maar niet aanging je zoon te verkoopen, weerlegde hij met de niet onjuiste opmerking, dat de zaak Ex-buil Handels cairille, De Fransche kranten meldden, dat op een bal te Londen Ex-koning Mancël in de cadrille voorging. Les Portugais sont toujours gais, tra-la-la-tra-la la lal" (Bekend liedje). toch eigenlijk slechts om een zoon van w 113 liep en dat het bedrag natuurlijk bedoeld was om als bijdrage aan een of andere lief dadige instelling gegeven te worden. Hier liet hjj flanwtjes doorschemeren, dat het de elegante afwikkeling der zaak" volstrekt niet schaden zon, indien slechts tweehon derd vijf tig kronen b.v. het liefdadig doel ten goede zanden komen. Ten slotte wendde de heer Drechsler met tranen in de oude eerbare oogen zich tot zijn vrouw: Wat dunkt je, Etnilia, zullen we je zeggen?" In 's hemel j naam," zuchtte zij en voegde er snel aan toe: Maar we moeten ten alle tijde vrij entree hebben l" Maar natuurlijk, mevrouw. U hebt met 'n gentleman te doen", antwoordde de direc teur, kuste hoffelijk hare hand en nam zijn portefeuille uit zjjn jaszak. De formaliteiten waren spoedig af^eloopen. De directeur maakte eenige aanteekeningen over Jozef's uiterlijk, nam een foto méen verdween buigende met achterlating van vijf gladde biljet j es van honderd. De heer en mevrouw Drechsler zaten een poosje zwijgend naast elke A r, ten prooi aan hen bestormende, zeer tegenstrijdige ge voelens en gedachten. Dan overlegden zij, hoe het geld wel moest worden besteed. Mevrouw vond honderd kronen meer dan genoeg voor de weldadigheid. Men moest, als eenvoudige middenstandsfamilie, niet plot seling zoo royaal willen doen. Mijnheer dong daarop nog vijftig kronen af, waarop mevrouw hem nog dertig kronen afpingelde. Eindelijk werden zij het er over eens tien kronen te zenden aan de Vereeniging tot verschaffing van zegenbrengenden arbeid aan ontslagen gevangenen." En daarbij bleef het. * * » Eenige weken later stonden zij, op z'n Zondagsch gekleed, in het museum voor het wassen beeld van hun Jozef. HU was schooner dan ooit tijdens zjjn leven. Mevrouw Drechsler kreeg er hartkloppingen van en zij kon nauwelijks haar moedertrota verbergen. De diiecteur nam de honneurs waar en merkte met zyn beminnelijksten glimlach op: U kant waarlijk trots zijn. Hu is bizonder goed uitgevallen. Mag ik u wél feliciteeren ?" Dank u," braoht de heer Drechsler met moeite uit, en greep, haastig, ontroerd, de hand des directeurs, terwijl hij een traan wezpinkte. Toen wees de directeur op een ouden heer en fluisterde den heer Drechsler toe: .Dat is de beroemde crimineel-ani hropoloog Hausmann. Nu, wat heb ik u gezegd?'1 En hunne harten zwollen van rechtmatigen trots. Zij gingen naar huia en vroegen hun kennissen: Hebben-jelui onzen Jozef al gezien? Moet je bepaald eens doen, hoor. De grootste ge leerden komen z'n waanzin bestudeeren. Want dat was het, zie je, dat was de schuld dat onze arme Jozef 200 was. Gaan jullie beslist, ja? Hij is de mooiste van allemaal!" En mevrouw voegde er aan toe: Wie had ooit ge lacht dat die jongen me nog eens zóó veel plezier zou aandoen...." Inbond Tan Tijdsciiriften. Dt Nieuwe Oidt, Juni '11 : H. van Loon, Trouweloozen. Laurens v. d. Waals, Ver zen. Dr. H. A. Naber, Exacte (?) Weten schap. Mr. G. J. Grashuis, Een Zielsbe schrijving. Oorn. Veth, Het Snobisme Troef. Jac. van Looy, Brief van Theobald van Horen aan een Vriend, enz. D t Boomgaard, Mei '11: Paul Kenis, La jolie madlle Cerisette Hugo van Walden, De roode Bloem. Frans Thiky, Sint Alexie. De Boekzaal, afl. 6: H. Hij mans, Schrijf machines en Machineschrijvers (slot). 8. Dr. A, de Szentóffy. Dr. A. DE SZENDEFFY, de ontdekker van een nieuwe geneeswijze der tuberculose, in eerste stadia. De methode berust op het gebruik van een preparaat van radioactive menthol iodine. H. de Boos, Genootschaps-drnkwerk. J. Prinsen J.Lzn., Literatuurgeschiedenis, enz. Di Beweging, Juni '11: H. P. Berlage, Architektnnr en omgeving. Albert Verwey, Aan William Blake. Dr. J. Prinsen J.Lz., O f ei den invloed der Franse hèRenaissance op de Engekche, enz. Ofize Kunst, Juni '11: Max Booses, Een schilderij van Adam van Noort. Arnold Godin, Karel van der Stappen. Jac. v. d. Bosch, Onze Ambachts- en Nyverheidskunst. De Hollandiche Revue, No. 5: Frontispiece: Mr. Joh. Enschedé, Voorz. r. d. Mij. voor Nijverheid. Wereldgeschiedenis. Be langrijke onderwerpen. Karakterschets van A. J. der Kinderen, enz. Weekblad voor Indië, No. 4: J. F. H. A. Later, Het bet tuur op de bnitenbezittingen. De pest in het Malangsche T., Hoe moeten wij de kinderfantasie leiden en ontwikke len? enz. Lotu&knoppen, No. 8: Leerling, De oor sprong van den Mensch. E. M., Liefde voor de Muziek. M. D., Op rekening van de Vivisectie. H. P. BlavaUky, Onze plichten, enn. Levenskracht, No. 6 : Lod. van Mierop, Esn belangrijk rapport. (In zake bestrijding van geslachtsziekten). 8. v. O., De zedelykheidswetten. J. A. v. B., Het nieuwmalth. by de debatten over het wetsont werp tot bestrijding der zedeloosheid, enz. Moletchott, No. 50 : Onbevoegde uitoefening der Journalistiek. Da lichamelijke opvoe ding van het meisje, enz. De Revue dir Uitvindingen en Ontdekkingen, No. 2; De expeditie naar de Zuidpool in 18LI. Cretinisme by Joden. Luchtschepen en Vliegtoestellen in den oorlog, enz. De Aarde en haar Volken, No. 28 : M. C. van Bonveroy van Nieuwaal, Budapest. Tanger, en i. Morkt' Magazijn, Juni '11: Aty Bunt, Frans van Mieris en zijn werken in onze Holl. ver zamelingen. P. L. van Eek Jr., De Génestet in zijn gedichten, enz. enz, Gemeenhbelangen, No. 19: Onteigeningen ingevolge de Woningwet, II (slot). Het Electriciteitsvraagstnk in Noord-Brabant, II, enz. iininiiintin iiHiiiiimiHjiiiiiiimiMiiiiiimiiuiiiiiimmiiiimMiiii DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, kost slechts ? 1.50 per kwartaal, franco per post ?1.65

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl