Historisch Archief 1877-1940
I*. 1775
DE AMSTERDAMHER
A°. 1911
WEEKBLAD VOOK NEDEELAND
Oia-cLer red.a.otLd
Dit vnmmer bevat een bijvoegsel.
. IEL :F. L. "WZE!
Uitgeven: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . .
To«t bküB per jaar, bq vooruitbetaling,
f 1.50, fr. p. post ? 1.65
. . - , mail . 10.
Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/»
Zondag 2 Juli
Advertentiën van 1?6 regels / 1.25, elke regel meer. .....
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . . ? 0.30
Reclames per regel ? 0.40
INHOUD:
VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Frankrijk
«?Nederland.?Verdediging der individueele
«?arde. Kroniek. Een verkeerd stelsel,
*OOT Jndex. Roomtcherijkdom, (sio'), door
Hoctit» cathslica.?FEUILLETON: Vaneen
kanarie die ruide, II, door Minca
VeraterBoeeh Reitz. KUNST EN LETTEREN:
Twee schrijvers, door Frans Eren s.
Ver?»tai|iBg 8t. Lncas. Het Beet >ioven- Hnis,
(Ingazonden), door Sibmacher Zijnen,
Hut?ehanrayter en Verhagen. BERICHTEN.
VB0UWBNRUBRIEK: Zesde Internationaal
Congres voor Vrouwenkiesrecht te Stock
holm, U, met af b., door N. Manefeldt-de Witt
Hiberta. Het meisje aan de speciale
?aeüjee- en aan de gemengde vakscholen, III,
door Anna Jangmann. ALLERLEI, door
Allegra. UIT DE NATUUR, doe r E.
Hêaans. Tentoonstelling Vincent van
Gogh in de Larensche Kunsthandel, doo- W.
Stoeohoff. Tentoonstellingen, door
Plis?ehaert. Vogels als trekdieren in 't
Juchtndia, door J. D. C. van Dokknm. De
hoed van Garibaldi. De Earopeesche
rondvlucht, door Johannes Lïbasky.
Charivari. - FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d.
8 Een huwelijksmarkt, door B. Abraham.
BOB'en van Oom Jodocus. SCHAAK
SPEL. DAMRUBRIEK. ADVERTEN
TIE».
IIUItlflUlllllllllllllllflIlllllllltllllllflJJfrillIllKKIIIIIIirilIHHIt
Frankrijk en Nederland.
Amsterdam is bezig zich te tooien in
afwachting van Fallières' komst. Het
kan niemand verwonderen, dat wij op
recht verheugd zijn over dit Fransche
bezoek, dit officieele
Fransch-Nederlandsche hoffelijkheidsbetoon, waartoe wij
trouwens meermalen hebben aangewak
kerd. Wij zien er een langzamerhand
fcoognoocHg geworden tegenwicht in aan
da germanophilie van ons helaas bij wijlen
nauwelijks Nederlandsen hof.
Er zijn, staatkundig gesproken, (on reli
gieus gezwegen), geen anti-Franschen bij
ons dan eenige ten onzent gastvrij beid ge
nietende en geruchtmakende Duitschers.
1) Wij kunnen hun aanmaningen om op
vroegere veroveringsoorlogen te letten
niet ernstig nemen, daar wij meer
tegenaia gevoelen tegen toekomstige pogingen
tot inpalming, die wij niet zien dreigen
van den Franschen kant.
Ons land is Frankrijk genegen. Wij
?taan als ras van het Latijnsche zeer ver,
maar zoo kan dan ook zijn eigenaard
een bron zijn, waaraan het goed blijft
zich telkens te laven. Commercieel met
Frankrijk zeer weinig in relatie, zijn wij
het door de eeuwen heen, en tot op
deze dagen, overvloedig naar den geest.
Frankrijk is voor velen onder ons, en
voor 4e besten onder onze cultuurdragers,
«en wetsteen, waaraan zij een misschien
te louter degelijk vernuft pogen te
scherpen. De Fransche geest is als een
1) Als actueel curiosum volge hier het
artikel, dat een zekeren heer Poeschl, redacteur
van de Denteche Zeiting in Amsterdam,"
dexer dagen heeft doen afdrukken. Het is niet
erger dan andere stukjes nit dien boek:
Dra BESUCHK FALLIÈRES widmet das il?.
Handelsblad" einen in berschwauglichen
Worten gehalten Begrüaanngsartikel, obwohl
ras noch drei Wochen von dem g] a azenden
Schanspiel, das nns die Franzosen mit i aren
KriegBscbiffen machen wollen trennt. Trotz
der V«rgangenheit, trotz 1672,1806 nnd 1813
fiadet de» Blatt: lm Gegenteil, unser Volk
bat eine sichere Vorliebe für das französische
Volk. Er is damit so wie mit sehr
einnehmenden Mengchen; man kann nicht bö3e auf
?ia sein. Charmeurs" die sie sind, vergisst
man ihre minder gn'en Eigenschaften".
Wean das Handelgblatt das Ideal eines
Mannes in einem Charmeur" mit Iricht
gekiaiMltam dnnklem aparlichem Haare ber
dem runden, e wig «elbatgeföUig Jacbe'nden
Gericht erblickt, der tanzelnden Gangep, die
nnvermeidliche Eose im Knopfioch vorlant
makert, ganz Glanz nnd Schein, dann ist das
Mine Bache. Vielleicht musa es. Aber den
Hollandern eine eolche Geschmacklosigkeit
aufdrangen zn wollen, ist stark. Wir können
bestimmt sagen, die Gefühle die das
Handelsblatt dem hollandischen Vo'ke zuschiebt,
bestenen nur in einer entarteten Klasse
des Volkea. Sein» bergrosae Mehrheit, die
fcesnnde Mehrheit, ist sich ihrer
grund«aslichen Wetens- nnd
Charakterverechiedeaheit von dem franzönschen Volke bewusst,
benoo wie der Wesens- Charaktergleicbart
mit dem dentschen Volke. Da 3 Volk wird
den Présidenten Fallières mit dem Grade
van Höflichkeit empfangen der dem Gaste
dar Köaingin gebü'irt. Das Herz bleibt
nnbarührt."
Hen ziet het, deze Foeechl spreekt nit ons
aller naam l Wie betaalt de uitgave van zulk
een weekblad toch?
kostbare olie, die lenig maakt, en de Fran
sche wellevendheid een voorbeeld, dat
trekt.
Ons volk heeft altijd voorliefde gehad
voor Fraskrijk als voor een wijs ouder
broeder. Wij hebben altijd gevoeld, dat
de cultuur van dat land, iets ouder dan
die van ons en van de Eagelachen, eene
geestelijke bezonkenheid had, eene rijp
heid, die den omgang er mede tot een
voorrecht maakte.
Begeering en hof zullen de eer heb
ben de Franschen te ontvangen en toe
te spreken, en wij hopen dat Fallières,
de 8;lves en hun gevolg hier bizonder
aangename indrukken zullen opdoen. In
alle kringen van het beschaafde Neder
land, en niet het minst in die van kunsten
wetenschap, zal men met warme toege
negenheid Frankrijke representanten be
groeten: als die van een groot en zeer
geliefd volk.
Verdediging der individeele
waarde.
Het helaas nog weinig bekende land
schap Vrij, (het ligt bezuiden BoKna),
bezit geene rejteering. Het bezit ook
geen rechters, die men trouwens meent
zeer goed te kunnen missen, daar ieder
zijn eigen rechter is. Men vindt er
geen doorloopend bestrate wegen, geen
lantarens dan de lichten aan onbe welk ten
hemel, geen politieagenten, geen belas
tingkantoren, geen pensioenfondsen, geen
rijkspostspaarbank, geen gemeenteartsen,
geen gemeentetram, geen gemeenten
zelfs, men is er vrij" van openbaar
onderwijs en trouwens van iedere
overheids-inmenging, -hulp of -bescherming.
Het gevolg van deze groote vrijheid is
(zooals de Nederlandsche Vrijliberalen
terstond zullen begrijpen) een
ontzaggeIqke verrijking en versterking van de
individueele waarde en het particulier
initiatief. Geen van die Vrijers (bewoners
van het merkwaardig landschap Vrij) gaat
des avonds uit zonder goedgeslepen en
vergiftigde dolk, mitsgaders eenige revol
vers en een helderschijnende
acetyleenlantaren; geen van hen die niet alleen zijn
tanden maar zelfs zijn nagels scherpt; allen
zijn zij meesters op alle mogelijke wapens,
zijn zügeschikt tot zelfverdediging en
self help, sterke individualiteiten met zeer
veel particulier initiatief. Sedert kort
zijn sommigen van hen echter begeerig
naar eenige algemeene regelingen, die
bevorderlijk kunnen zijn aan het algemeen
nut en de algemeene veiligheid. Dezen
wenschten in de eerste plaats, in na
volging van andere landen, een corps
wegenpolitie in te stellen, goed brandende
petroleumlantarens te plaatsen op iedere
honderd meter afstand, en de geheel ver
warde, want duizendvormige, bezorging
van brieven en dergelijke tot een ge
meentelijk monopolie te maken; daar zij
bovendien gemeentelijke wegen willen
aanleggen is de heffing van een gering
gemeentelijk invoerrecht en de benoeming
van burgemeesters mede in overweging
genomen.
De grootste voorstander hiervan, een
zekere J. P. 8 reist incognito door
Europa en heeft kort geleden in het
Amstel Hotel aangezeten met Mr. M.
Tydeman Jr., die hem onder de lunch
in korte trekken zijn staatsideaal voor
legde. Alleen al op het hooren van het
woord staat" had de Hervormer van
Vrij" met een langdurige rilling te kam
pen, en toen per slot de heer Tydeman
zijn Vrij-Liberale staatkundige schets vol
tooid had, van: regeering, rechterlijke
macht, verplichte militiedienst,
schooldwang, vaccinedwang. rijkswaterstaat,
rijksbelasting, rijkswetgeving,
rijkshengstendepóts, staatsposterijen,
staatsspoorwegen, staatsmijnbouw,
staatsboschbeheer, staatsschuld, staatsbegrooting
noemde J. P.S..., dezen heer Tydeman
(met een afgrijzen dat benijden etenslust
benam) een staats-socialist. De heer
J. P. S.... vroeg of men KOG VERDER
kon gaan met de socialiseering ?!"
Nu begint het verkeerde pas'', luidde
hardop het overtuigde antwoord van
den heer Tydeman Jr. Wij staan aan
den vooravond van een verschrikkelijk
Bakkers wetje, wij beschermen reeds
eenige steenhouwers, wij gaan verzekeren
tegen ziekte!"
Toen heeft de heer J. P. S... (wiens
incognito wij niet mógen verbreken) zóó
luide gelachen, dat alle aanwezigen ver
rast opkeken.
Mr. Tydeman liet zich echter door
deze te Vrije manieren niet uit het veld
slaan. Hij nam een stukje papier uit
zijn portefeuille en las een passage voor
uit de door hem den dag te voren ge
houden openingsrede (Vergadering van
den Bond van Vrije liberalen" te Utrecht)
aldus luidende:
Men is bezig onze vrijheid aan te
randen, ons leven, onze zeden, onze
gebruiken, onze bedrijven, onze admini
stratie van bo ?en af te regelen. Er wordt
een wetgeving geïntroduceerd, die de
waarde van het individu miskent en de
eigen verantwoordelijkheid uitbluicht."
Hou op, mijnheer!' riep de vreem
deling. Hij had het intusschen zeer be
nauwd gekregen, zóó moest hij een scha
terlach bedwingen.
U leest daar precies 't zelfde op wat
ik in Vrij gedurig moet hooren I"
De heer J. P. S.... is denzelfden dag
nog naar zijn land teruggekeerd om daar
publiekelijk de moraal uit deze onder
vinding te trekken ter leering van zijn
voor hun individualiteit en hun parti
culier initiatief zeer bezorgde
landgenooten.
KRONIEK.
ZlJ KCNSElf NIKT WACHTEN!
De Kuyperianen, gelijk bekend is, beir
ven den politieken handel op den weegschaal
der ordioanties. Hunne belangetjes liggen
achter bijbelteksten op de loer. De
Kuyperiaanache kranten zijn zér op het materieelo
en het maatschappelijke gericht: een in
stichtende taal bij uitstek politieke pers.
Maar des Zondags kent zij de supplemen
ten, waarin louter stichtende voorkomt. In
di« supplementen heerscht de zuivere geest
van den anti-revolutionairen hervormer, die
uitriep: zij kunnen niet wachten, geen dag
en geen nacht."
Luister maar naar den toon van dit vers,
hetwelk wij vinden in de anti-rev. Rotter
dammer :
IK KAN WACHTEN.
De handen saamgevouwen,
Ziet gij dien man daar staan,
Vol ootmoed en vertrouwen?
Wees niet met hem begaan.
Daar zijn bij hem geen klachten,
Deez' oude knecht kan wachten.
Hoe lang reeds moet het duren
Dat men hem wachten liet,
"Wellicht reeds uren, uren ...
Vergeet zjjn heer hem niet?
Neen, weg met die gedachten,
Hij zegt het: Ik kan wachten.
Och, dat 'k als die bediende,
Geduldig, nedrig, zacht,
Vertrouwend opwaarts ziende
Steeds op mijn Meester wacht!
Gij zult mij niet verachten,
Myn Heiland, ik kan wachten.
Wees, Nederlandsche klein-burger en
arbeider, nimmermeer als de kinderkens",
die hun grijpende handjesnaar allerlei uit
strekken, waar züook van konden afblijven!
Zie hoe liefelijk dit ideaal van de bediende"
vóór uw levenspad als een lichtje glimt.
Word als de bediendekens!''
En wacht met geduld op hervormingen
van beteekenis!... Vergeten u Heemskerk,
Kolkman, Tal ma ?
Neen, weg met die gedachten
Gij zegt het: Ik kan wachten!
Een verkeerd stelsel.
Ik wenschte eens te wijzen op het, mijns
inziens, verkeerde, dat, bij het ontstaan van
rechterlijke vacatures, het betrokken college
een lijit van aanbeveling aan de koningin
inzendt, zij het ook, dat dit op de wet is
gegrond. lu meer dan n bestuur heb ik
in mijn leven zitting gehad, doch steeds
bleek mij het minder vrenschelijke van
zoodanige aanbevelingen, die herinneren
aan de co-optatie uit den vroegeren Regen
tentijd. Wel kan de koningin een benoeming
buiten de aanbeveling doen, doch dit ge
schiedt zeer zelden, men wil het betrok
ken college geen slag in het aangezicht
geven. Daarvan i» echter het gevolg, dat
die aanbevelingen, dikwijl* bestaande uit
vrienden en kennissen", worden gevolgd
en meer bekwame en meer geschikte juris
ten uit de rechterlijke colleges worden
geweerd. Nu er geen provinciale gerechts
hoven meer zij», wordt voor de vervulling
van daarin ontstane vacatures niet meer
allén gelet op personen uit de provincie,
waar het gerechtshof is gezeteld, zooals
vroeger het geval was, toen het b.v. voor
een rechter in een andere provincie, hoe
knap h\j ook was, hoogst moeilijk, zoo niet
onmogelijk, was, tot raadsheer in «en pro
vinciaal gerechtshof te worden benoemd.
Het is zelfs eens gebeurd, dat tot
advocaatgeneraal bij een provinciaal gerechtshof,
voor het openbaar m inisterie werd en wordt
pok thans nog geen aanbeveling door het Hof
ingediend, werd benoemd een ingezeten
van een andere provincie. Algemeene veront
waardiging bij de leden van het college en
ook in andere kringen. En de president
schroomde zelfs niet, aan dit gevoel uiting
te geven bij de installatie van den nieuwbe
noemde ! Deze had er al spoedig genoeg van.
Het duurde niet heel lang, of hij ging over
in het Hoog Militair gerechtshof, waarvan
hu vele jaren een sieraad was.
Als men echter de eamenstelling der
tegenwoordige gerechtshoven en ook van
meer dan n arrondissements-rechtbank
nagaat, zal men ontwaren, dat ook nu het
gelaakte stelsel nog niet geheel is verlaten
en het nepotisme daarbij ook thans nog
daarbij niet zelden een rol speelt.
JUDEX.
Rooiusche rijkdom.
(Slot.)
De sociale en democratische stroomingen,
het is zoo natuurlijk en menschelijk, zetten
hen achteraf en bejegenen hen met mede
lijdende minachting die zich tegenover deze
bewegingen gereserveerd of onverschillig
houden, rijden omver hen, die zich er tegen
kanten; zij echter die hun welbegrepen
heil zoeken in meedoen en meespreken, in
vooropstaan en vooruitgaan worden leiders
of althans mannen van invloed en
zeggingschap, en komen aldus, zühet langs een
omweg, veiliger en eervoller tot hetzelfde
doel dat de apart-blijvende onthouders
beoogden. Hoe begrijpelijk dat de geeste
lijken door sociaal werk zich aangenaam
en populair trachten te make», dat zij steun
zoeken en vinden bij de standen waaruit
züvoortkwamen, dat zij de naastenliefde
en de rechtvaardigheid kunnen dienen en
tevens hun eer en macht, hun invloed en
positie kunnen verbeteren, kortom hoe
menichelijk dat zij, gelijk vele zoogenaamde
voormannen onder de leeken, hun voordeel
doen met de huidige omstandigheden ea
naar boven klauteren langs de ruggen der
ontevredenen en misdeelden, al is er dan
ook menigmaal oprechte volksliefde, heilige
verontwaardiging in het spel. Dit is de
tweede oorzaak van hun gebrek aan onpar
tijdigheid. Hierbij komt dat de hoogere
standen in eenzelfden samenhang, en de
?aar hun inzicht overdreven sociale actie
hunner priesters moede, hun vertrouwen in
hen eenigszins verliezen, waarmede samen
gaat een langzame verwijdering en
wederzijdsche verkoeling, en dit noopt de gees
telijken opnieuw hun steunpunten elders
te zoeken. Opmerkelijk is in dit verband
de steeds verminderende voeling, en het
kariger wordend verkeer der priesters met
en in de hoogere Roomsche kringen.
Zoo toont het onderhavige vraagstuk van
drie verscheidene kanten bezien genoeg
zaam aan, dat deze rijkdom van voorlichting
en inmenging tot zeer delicate situaties
voert en den priester noch den leek, even
min der Roomsche gemeenschap kan het
veel voordeel of licht bezorgen, wanneer
de herders der kudden zich te veel mengen
tusschen de schapen, want zoodoende ver
liezen zij spoedig den blik over het geheel,
wordt hun oog te omneveld voor het noodige
algemeen overzicht, en hun ook te veel
afgeleid om het blaten te kunnen vernemen
van het afgedwaalde lam dat schreit om
geestelijken bijstand. Tegen dit alles wordt
aangevoerd als verdediging en goedkeuring,
zoowel door mr. Aalberae als door een of
anderen Kattenburger, de lessen en uit
spraken van bisschoppen en paus. Afgezien
er van dat lang niet alle pauselijke woorden
in deze materie op onfeilbaarheid aanspraak
maken, en dat menige bisschop de bedoelde
beweging een noodzakelijk kwaad acht,
blijft nog deze regel, dat wat in het algemeen
als aanbevelenswaardig gezegd en vol eer
bied aangehoord wordt, toch naar gelang van
landsaard en omstandigheden voor wijziging
en verzachting vatbaar is, zonder dat zulks
«trijdt met de geëisohte onderwerping, gelijk
b. v. de voorschriften aangaande kerfczang
en kinderen-communie.
De geestelijken-voorlichting is zeldzaam
invloedrijk, omdat zij overal voorgaat en
haar een plaats wordt ingeruimd waar voor
anderen geen aankomen aan is. Het gezag
van den priester heeft op de geloovigen
een al-beslisiende uitwerking in godsdienst
en gewetenszaken, en verkeerdelijk wordt
dikwerf diezelfde mate van overwicht en
gezag aan hem toegekend wanneer hij spreekt
op een gebied, dat niet het zijne is; daarbij
komt dat de Roomsche pers open staat,
maar dan ook zonder voorbehoud, voor alles
wat geestelijken te zeggen hebben, tot zelfs
de barste onzin wordt niet geweigerd, zoo
als b. v. de polemiek in De Tijd van pastoor
Suidgeest tegen dr. Damen; al is het ook
nog zoo brutaal of ontijdig, wat een
geestelijke persoon schrijft, neemt onze
pers op. Zijn anders de redacties nogal
erg kieskeurig en omzichtig, de letters
Pr." behoeven maar onder een artikel
te itaan, of heel de redactiestaf zinkt
ter adoratie in het stof; men moet al een
hoogwelgeboren weledelgestrenge heer van
Lier van Brakkenstein, of zoo iets der
gelijks zijn om als leek gastvrijheid te
vinden in de Roomsche bladen, wanneer
men iets ongewoons te zeggen heeft; welnu
de pers wordt gezegd de koningin der
aarde te zijn, hoe almachtig zijn dut niet
zij op de Roomsche aarde, die deze konin
gin voor zich geknield zien en houden!
Zonder grenzen dus bijna is de macht
en invloed van den geschetsten rijkdcm
aan voorlichting, doch de tegenbeweging
zal niet uitblijven, want het is eigen aan
bovendrijvende denkbeelden em strevingen
tot het uiterste te gaan en op die wijze in
eigen schoot de kiem eener reactie te voeden.
Ten slotte een recent staaltje van de
weinig gastvrije wijze, waarop menigmaal
een leek in onze Roomsche pers wordt ont
vangen. De heer Gorris strijdt als winke
lier tegen het tariefontwerp, en men zou
zoo zeggen, dat is zij a goed recht, doch
neen z\jn redevoering wordt met schampere
aanmerkingen voorzien en de hoog-wij ze
correspondent uit 'sGravenhage voor De
Tijd haalt er waarachtig weer zijn katho
liek-zijn bij, alsof iemand zijn belangen
niet mag verdedigen tegen de aanslagen
van een katholiek minister omdat hij zelf
katholiek is. Nota bene, dit is ook maar
theorie, maar praktijk is het volgende: by
den heer F. Wierdels kan men adhaesie
betuigen voor een dergelijke beweging
tegen het tariefontwerp, courantenpapier
betreffend!
Zoo iets behoort ook tot onzen rijkdom
aan voorlichting!
Leefden thans nog Maerlant (al was hij
volgens prof. dr. H. Brugmans te harts
tochtelijk), Boendale of Anna Byns, dan
zouden ze over onzen rijkdom aan voor
lichting nog heel wat scherps en vianigs
te zeggen hebben, want deze lieden waren
niet gewoon iets te bewimpelen, doch de
beschaving onzer dagen heeft ons gebracht
tot grooter hoffelijkheid en delicatesse,
waaraan te kort zou gedaan worden, wan
neer dit artikel langer werd.
NOCTUA CATHOLICA.
Illlllllllllllllll fflIIIHIIIHflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIMIIIIIIII»
L. VAN DEYSSEL, Uit het leven van Franlc
£oz 'Jaar.
Louis COUPERUS, Anttike virhalen, Am
sterdam, L. J. Veen.
I.
Mij dunkt, het komt er zeer weinig op
op aan of de auteur zelf Frank Rozelaar is
of niet, indien men de objectieve waarde
van dit boek wil beoordeeler». Wel zegt hij
in een woord vooraf aan den L^zer: Gij
?lt in de volgende bladzijden een anderen
geest vinden dan in een deel van mijn
anderen arbeid, eene andere bonding
tegenover het leren.
Ik verzoek u echter daaruit geeue
gevolgtrekking te maken wat aangaat hetgeen ik
voor de Waarheid zonde honden.
Wel moet ik u eerlijk bekennen, dat ik
zeer geneigd ben het door dezen jongen
man bewoonde denkbeeld voor de Waarheid
te houden, maar daartegenover weet ik, dat
men om dit met een e vergelijking op te
lelderen een anderen berg bestijgende
en verheugd door de nienwe boscbjes en
vergezichten niet meer geheel zeker over het
mooy'e der vorige oordeelen kar. Wél ben
IK juist getroffen door de overeenkomst in
het gehalte der lucatstreek, indien men,
hetzij hier, hetzij daar, tot zekere hoogte
stijgt,"
Als schepper van den persoon van FranK
Rozelaar heef c de autenr veel van zijne eigene
persoonlijkheid daarin gelegd, zooveel haast,
dat hig dien geheel met het zijne heeft g
vmld. Of er nu nog een groot gedeelte zijner
eigene, dea auteurs persoonlijkheid overbluft,
dat hebben wij, die een boek apprecieeren,
niet noodig te weten. Zoo is dan Frank
Rozelaar een deel van Van Deyaael zelf, zoo
al niet de geheele Van Deyssel. Bij iemand,
die zijn eigen persoonlijkheid naar willekeur
kan verdeelen, kan het gebeuren, dat onder
het objectiveeren van een deel van zijn Ik
de auteur lust gevoelt dit te componeeren
tot een willekeurige persoonlijkheid, zooals
dit dan is geschied en wy gekregen hebben
den' jongen man, Frank R>zelaar geheeten.
Als lezer en belangstellend in Van Deysael's
geestesarbeid mogen w\j dus hier den auteur
met zijn held, den schepper met zy'n schep
sel vereenzelvigen.
***
Het incoherente van ons leven in dit be
gin der twintigste eeuw vindt in een scherp
gezift dagboek zijn meest adafquate weer
spiegeling. Wy zelven verlengen van den
dichter niet meer in de eerste plaats een
vol en harmonisch geheel. Dit doen wij
alleen nog maar voor een beeld, een schil
derij of een stak m u dek. Litterair werk is
reeds bij de meesten uit elkaar gevallen tot
brokken: een diepgaind dagboek voldoet ons
in de literatuur op het ©ogenblik vrij wel.
Uitvoerige brieven tnsschen eminente perso
nen worden weinig meer in werkelijkheid
geschreven. Zij zijn uit de mode. Toch zonde
ook dit soort litteratuur ons zeer welkom
zijn. Djch boven alles interesseert ons het
Dagboek, hetzij dan gefingeerd of het
werkeIpe. Dit laatste natuurlijk nog het mees ,
vooral nu het aanzien van den Roman da
lende is.
Van Deyjgel's Frank Rozelaar is voor een
deel een gefingeerd dagboek. Laat ik liever
zeggen een fijn gezift journaal, berustend op
zuivere werkelijkheid. Al het gewone, al het
banale van het dagelijksche leven is in de
zift achtergebleven, die slechts het subtiele,
het etherische heeft doorgelaten en waarin
de blauwe hemel van een gelukzalig gemoed
zich gouden weerspiegelt. Dit boek is a's
een groot kristallen pokaal, waarin de droe
sem des levens op den bodem ia gezonken
en die ons nu als de goudene drank van
geluk wordt voorgezet, doorzichtig en rein
in zijn stilstand. Al i dusdanig kan de moede,
afgetobde onrustige zoeker naar schoonheid
dit boek toespreken en daaraan vragen om
rust en stille bezonkenheid van gemoed en