De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 2 juli pagina 1

2 juli 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

I*. 1775 DE AMSTERDAMHER A°. 1911 WEEKBLAD VOOK NEDEELAND Oia-cLer red.a.otLd Dit vnmmer bevat een bijvoegsel. . IEL :F. L. "WZE! Uitgeven: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . To«t bküB per jaar, bq vooruitbetaling, f 1.50, fr. p. post ? 1.65 . . - , mail . 10. Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/» Zondag 2 Juli Advertentiën van 1?6 regels / 1.25, elke regel meer. ..... Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . . ? 0.30 Reclames per regel ? 0.40 INHOUD: VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Frankrijk «?Nederland.?Verdediging der individueele «?arde. Kroniek. Een verkeerd stelsel, *OOT Jndex. Roomtcherijkdom, (sio'), door Hoctit» cathslica.?FEUILLETON: Vaneen kanarie die ruide, II, door Minca VeraterBoeeh Reitz. KUNST EN LETTEREN: Twee schrijvers, door Frans Eren s. Ver?»tai|iBg 8t. Lncas. Het Beet >ioven- Hnis, (Ingazonden), door Sibmacher Zijnen, Hut?ehanrayter en Verhagen. BERICHTEN. VB0UWBNRUBRIEK: Zesde Internationaal Congres voor Vrouwenkiesrecht te Stock holm, U, met af b., door N. Manefeldt-de Witt Hiberta. Het meisje aan de speciale ?aeüjee- en aan de gemengde vakscholen, III, door Anna Jangmann. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, doe r E. Hêaans. Tentoonstelling Vincent van Gogh in de Larensche Kunsthandel, doo- W. Stoeohoff. Tentoonstellingen, door Plis?ehaert. Vogels als trekdieren in 't Juchtndia, door J. D. C. van Dokknm. De hoed van Garibaldi. De Earopeesche rondvlucht, door Johannes Lïbasky. Charivari. - FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8 Een huwelijksmarkt, door B. Abraham. BOB'en van Oom Jodocus. SCHAAK SPEL. DAMRUBRIEK. ADVERTEN TIE». IIUItlflUlllllllllllllllflIlllllllltllllllflJJfrillIllKKIIIIIIirilIHHIt Frankrijk en Nederland. Amsterdam is bezig zich te tooien in afwachting van Fallières' komst. Het kan niemand verwonderen, dat wij op recht verheugd zijn over dit Fransche bezoek, dit officieele Fransch-Nederlandsche hoffelijkheidsbetoon, waartoe wij trouwens meermalen hebben aangewak kerd. Wij zien er een langzamerhand fcoognoocHg geworden tegenwicht in aan da germanophilie van ons helaas bij wijlen nauwelijks Nederlandsen hof. Er zijn, staatkundig gesproken, (on reli gieus gezwegen), geen anti-Franschen bij ons dan eenige ten onzent gastvrij beid ge nietende en geruchtmakende Duitschers. 1) Wij kunnen hun aanmaningen om op vroegere veroveringsoorlogen te letten niet ernstig nemen, daar wij meer tegenaia gevoelen tegen toekomstige pogingen tot inpalming, die wij niet zien dreigen van den Franschen kant. Ons land is Frankrijk genegen. Wij ?taan als ras van het Latijnsche zeer ver, maar zoo kan dan ook zijn eigenaard een bron zijn, waaraan het goed blijft zich telkens te laven. Commercieel met Frankrijk zeer weinig in relatie, zijn wij het door de eeuwen heen, en tot op deze dagen, overvloedig naar den geest. Frankrijk is voor velen onder ons, en voor 4e besten onder onze cultuurdragers, «en wetsteen, waaraan zij een misschien te louter degelijk vernuft pogen te scherpen. De Fransche geest is als een 1) Als actueel curiosum volge hier het artikel, dat een zekeren heer Poeschl, redacteur van de Denteche Zeiting in Amsterdam," dexer dagen heeft doen afdrukken. Het is niet erger dan andere stukjes nit dien boek: Dra BESUCHK FALLIÈRES widmet das il?. Handelsblad" einen in berschwauglichen Worten gehalten Begrüaanngsartikel, obwohl ras noch drei Wochen von dem g] a azenden Schanspiel, das nns die Franzosen mit i aren KriegBscbiffen machen wollen trennt. Trotz der V«rgangenheit, trotz 1672,1806 nnd 1813 fiadet de» Blatt: lm Gegenteil, unser Volk bat eine sichere Vorliebe für das französische Volk. Er is damit so wie mit sehr einnehmenden Mengchen; man kann nicht bö3e auf ?ia sein. Charmeurs" die sie sind, vergisst man ihre minder gn'en Eigenschaften". Wean das Handelgblatt das Ideal eines Mannes in einem Charmeur" mit Iricht gekiaiMltam dnnklem aparlichem Haare ber dem runden, e wig «elbatgeföUig Jacbe'nden Gericht erblickt, der tanzelnden Gangep, die nnvermeidliche Eose im Knopfioch vorlant makert, ganz Glanz nnd Schein, dann ist das Mine Bache. Vielleicht musa es. Aber den Hollandern eine eolche Geschmacklosigkeit aufdrangen zn wollen, ist stark. Wir können bestimmt sagen, die Gefühle die das Handelsblatt dem hollandischen Vo'ke zuschiebt, bestenen nur in einer entarteten Klasse des Volkea. Sein» bergrosae Mehrheit, die fcesnnde Mehrheit, ist sich ihrer grund«aslichen Wetens- nnd Charakterverechiedeaheit von dem franzönschen Volke bewusst, benoo wie der Wesens- Charaktergleicbart mit dem dentschen Volke. Da 3 Volk wird den Présidenten Fallières mit dem Grade van Höflichkeit empfangen der dem Gaste dar Köaingin gebü'irt. Das Herz bleibt nnbarührt." Hen ziet het, deze Foeechl spreekt nit ons aller naam l Wie betaalt de uitgave van zulk een weekblad toch? kostbare olie, die lenig maakt, en de Fran sche wellevendheid een voorbeeld, dat trekt. Ons volk heeft altijd voorliefde gehad voor Fraskrijk als voor een wijs ouder broeder. Wij hebben altijd gevoeld, dat de cultuur van dat land, iets ouder dan die van ons en van de Eagelachen, eene geestelijke bezonkenheid had, eene rijp heid, die den omgang er mede tot een voorrecht maakte. Begeering en hof zullen de eer heb ben de Franschen te ontvangen en toe te spreken, en wij hopen dat Fallières, de 8;lves en hun gevolg hier bizonder aangename indrukken zullen opdoen. In alle kringen van het beschaafde Neder land, en niet het minst in die van kunsten wetenschap, zal men met warme toege negenheid Frankrijke representanten be groeten: als die van een groot en zeer geliefd volk. Verdediging der individeele waarde. Het helaas nog weinig bekende land schap Vrij, (het ligt bezuiden BoKna), bezit geene rejteering. Het bezit ook geen rechters, die men trouwens meent zeer goed te kunnen missen, daar ieder zijn eigen rechter is. Men vindt er geen doorloopend bestrate wegen, geen lantarens dan de lichten aan onbe welk ten hemel, geen politieagenten, geen belas tingkantoren, geen pensioenfondsen, geen rijkspostspaarbank, geen gemeenteartsen, geen gemeentetram, geen gemeenten zelfs, men is er vrij" van openbaar onderwijs en trouwens van iedere overheids-inmenging, -hulp of -bescherming. Het gevolg van deze groote vrijheid is (zooals de Nederlandsche Vrijliberalen terstond zullen begrijpen) een ontzaggeIqke verrijking en versterking van de individueele waarde en het particulier initiatief. Geen van die Vrijers (bewoners van het merkwaardig landschap Vrij) gaat des avonds uit zonder goedgeslepen en vergiftigde dolk, mitsgaders eenige revol vers en een helderschijnende acetyleenlantaren; geen van hen die niet alleen zijn tanden maar zelfs zijn nagels scherpt; allen zijn zij meesters op alle mogelijke wapens, zijn zügeschikt tot zelfverdediging en self help, sterke individualiteiten met zeer veel particulier initiatief. Sedert kort zijn sommigen van hen echter begeerig naar eenige algemeene regelingen, die bevorderlijk kunnen zijn aan het algemeen nut en de algemeene veiligheid. Dezen wenschten in de eerste plaats, in na volging van andere landen, een corps wegenpolitie in te stellen, goed brandende petroleumlantarens te plaatsen op iedere honderd meter afstand, en de geheel ver warde, want duizendvormige, bezorging van brieven en dergelijke tot een ge meentelijk monopolie te maken; daar zij bovendien gemeentelijke wegen willen aanleggen is de heffing van een gering gemeentelijk invoerrecht en de benoeming van burgemeesters mede in overweging genomen. De grootste voorstander hiervan, een zekere J. P. 8 reist incognito door Europa en heeft kort geleden in het Amstel Hotel aangezeten met Mr. M. Tydeman Jr., die hem onder de lunch in korte trekken zijn staatsideaal voor legde. Alleen al op het hooren van het woord staat" had de Hervormer van Vrij" met een langdurige rilling te kam pen, en toen per slot de heer Tydeman zijn Vrij-Liberale staatkundige schets vol tooid had, van: regeering, rechterlijke macht, verplichte militiedienst, schooldwang, vaccinedwang. rijkswaterstaat, rijksbelasting, rijkswetgeving, rijkshengstendepóts, staatsposterijen, staatsspoorwegen, staatsmijnbouw, staatsboschbeheer, staatsschuld, staatsbegrooting noemde J. P.S..., dezen heer Tydeman (met een afgrijzen dat benijden etenslust benam) een staats-socialist. De heer J. P. S.... vroeg of men KOG VERDER kon gaan met de socialiseering ?!" Nu begint het verkeerde pas'', luidde hardop het overtuigde antwoord van den heer Tydeman Jr. Wij staan aan den vooravond van een verschrikkelijk Bakkers wetje, wij beschermen reeds eenige steenhouwers, wij gaan verzekeren tegen ziekte!" Toen heeft de heer J. P. S... (wiens incognito wij niet mógen verbreken) zóó luide gelachen, dat alle aanwezigen ver rast opkeken. Mr. Tydeman liet zich echter door deze te Vrije manieren niet uit het veld slaan. Hij nam een stukje papier uit zijn portefeuille en las een passage voor uit de door hem den dag te voren ge houden openingsrede (Vergadering van den Bond van Vrije liberalen" te Utrecht) aldus luidende: Men is bezig onze vrijheid aan te randen, ons leven, onze zeden, onze gebruiken, onze bedrijven, onze admini stratie van bo ?en af te regelen. Er wordt een wetgeving geïntroduceerd, die de waarde van het individu miskent en de eigen verantwoordelijkheid uitbluicht." Hou op, mijnheer!' riep de vreem deling. Hij had het intusschen zeer be nauwd gekregen, zóó moest hij een scha terlach bedwingen. U leest daar precies 't zelfde op wat ik in Vrij gedurig moet hooren I" De heer J. P. S.... is denzelfden dag nog naar zijn land teruggekeerd om daar publiekelijk de moraal uit deze onder vinding te trekken ter leering van zijn voor hun individualiteit en hun parti culier initiatief zeer bezorgde landgenooten. KRONIEK. ZlJ KCNSElf NIKT WACHTEN! De Kuyperianen, gelijk bekend is, beir ven den politieken handel op den weegschaal der ordioanties. Hunne belangetjes liggen achter bijbelteksten op de loer. De Kuyperiaanache kranten zijn zér op het materieelo en het maatschappelijke gericht: een in stichtende taal bij uitstek politieke pers. Maar des Zondags kent zij de supplemen ten, waarin louter stichtende voorkomt. In di« supplementen heerscht de zuivere geest van den anti-revolutionairen hervormer, die uitriep: zij kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht." Luister maar naar den toon van dit vers, hetwelk wij vinden in de anti-rev. Rotter dammer : IK KAN WACHTEN. De handen saamgevouwen, Ziet gij dien man daar staan, Vol ootmoed en vertrouwen? Wees niet met hem begaan. Daar zijn bij hem geen klachten, Deez' oude knecht kan wachten. Hoe lang reeds moet het duren Dat men hem wachten liet, "Wellicht reeds uren, uren ... Vergeet zjjn heer hem niet? Neen, weg met die gedachten, Hij zegt het: Ik kan wachten. Och, dat 'k als die bediende, Geduldig, nedrig, zacht, Vertrouwend opwaarts ziende Steeds op mijn Meester wacht! Gij zult mij niet verachten, Myn Heiland, ik kan wachten. Wees, Nederlandsche klein-burger en arbeider, nimmermeer als de kinderkens", die hun grijpende handjesnaar allerlei uit strekken, waar züook van konden afblijven! Zie hoe liefelijk dit ideaal van de bediende" vóór uw levenspad als een lichtje glimt. Word als de bediendekens!'' En wacht met geduld op hervormingen van beteekenis!... Vergeten u Heemskerk, Kolkman, Tal ma ? Neen, weg met die gedachten Gij zegt het: Ik kan wachten! Een verkeerd stelsel. Ik wenschte eens te wijzen op het, mijns inziens, verkeerde, dat, bij het ontstaan van rechterlijke vacatures, het betrokken college een lijit van aanbeveling aan de koningin inzendt, zij het ook, dat dit op de wet is gegrond. lu meer dan n bestuur heb ik in mijn leven zitting gehad, doch steeds bleek mij het minder vrenschelijke van zoodanige aanbevelingen, die herinneren aan de co-optatie uit den vroegeren Regen tentijd. Wel kan de koningin een benoeming buiten de aanbeveling doen, doch dit ge schiedt zeer zelden, men wil het betrok ken college geen slag in het aangezicht geven. Daarvan i» echter het gevolg, dat die aanbevelingen, dikwijl* bestaande uit vrienden en kennissen", worden gevolgd en meer bekwame en meer geschikte juris ten uit de rechterlijke colleges worden geweerd. Nu er geen provinciale gerechts hoven meer zij», wordt voor de vervulling van daarin ontstane vacatures niet meer allén gelet op personen uit de provincie, waar het gerechtshof is gezeteld, zooals vroeger het geval was, toen het b.v. voor een rechter in een andere provincie, hoe knap h\j ook was, hoogst moeilijk, zoo niet onmogelijk, was, tot raadsheer in «en pro vinciaal gerechtshof te worden benoemd. Het is zelfs eens gebeurd, dat tot advocaatgeneraal bij een provinciaal gerechtshof, voor het openbaar m inisterie werd en wordt pok thans nog geen aanbeveling door het Hof ingediend, werd benoemd een ingezeten van een andere provincie. Algemeene veront waardiging bij de leden van het college en ook in andere kringen. En de president schroomde zelfs niet, aan dit gevoel uiting te geven bij de installatie van den nieuwbe noemde ! Deze had er al spoedig genoeg van. Het duurde niet heel lang, of hij ging over in het Hoog Militair gerechtshof, waarvan hu vele jaren een sieraad was. Als men echter de eamenstelling der tegenwoordige gerechtshoven en ook van meer dan n arrondissements-rechtbank nagaat, zal men ontwaren, dat ook nu het gelaakte stelsel nog niet geheel is verlaten en het nepotisme daarbij ook thans nog daarbij niet zelden een rol speelt. JUDEX. Rooiusche rijkdom. (Slot.) De sociale en democratische stroomingen, het is zoo natuurlijk en menschelijk, zetten hen achteraf en bejegenen hen met mede lijdende minachting die zich tegenover deze bewegingen gereserveerd of onverschillig houden, rijden omver hen, die zich er tegen kanten; zij echter die hun welbegrepen heil zoeken in meedoen en meespreken, in vooropstaan en vooruitgaan worden leiders of althans mannen van invloed en zeggingschap, en komen aldus, zühet langs een omweg, veiliger en eervoller tot hetzelfde doel dat de apart-blijvende onthouders beoogden. Hoe begrijpelijk dat de geeste lijken door sociaal werk zich aangenaam en populair trachten te make», dat zij steun zoeken en vinden bij de standen waaruit züvoortkwamen, dat zij de naastenliefde en de rechtvaardigheid kunnen dienen en tevens hun eer en macht, hun invloed en positie kunnen verbeteren, kortom hoe menichelijk dat zij, gelijk vele zoogenaamde voormannen onder de leeken, hun voordeel doen met de huidige omstandigheden ea naar boven klauteren langs de ruggen der ontevredenen en misdeelden, al is er dan ook menigmaal oprechte volksliefde, heilige verontwaardiging in het spel. Dit is de tweede oorzaak van hun gebrek aan onpar tijdigheid. Hierbij komt dat de hoogere standen in eenzelfden samenhang, en de ?aar hun inzicht overdreven sociale actie hunner priesters moede, hun vertrouwen in hen eenigszins verliezen, waarmede samen gaat een langzame verwijdering en wederzijdsche verkoeling, en dit noopt de gees telijken opnieuw hun steunpunten elders te zoeken. Opmerkelijk is in dit verband de steeds verminderende voeling, en het kariger wordend verkeer der priesters met en in de hoogere Roomsche kringen. Zoo toont het onderhavige vraagstuk van drie verscheidene kanten bezien genoeg zaam aan, dat deze rijkdom van voorlichting en inmenging tot zeer delicate situaties voert en den priester noch den leek, even min der Roomsche gemeenschap kan het veel voordeel of licht bezorgen, wanneer de herders der kudden zich te veel mengen tusschen de schapen, want zoodoende ver liezen zij spoedig den blik over het geheel, wordt hun oog te omneveld voor het noodige algemeen overzicht, en hun ook te veel afgeleid om het blaten te kunnen vernemen van het afgedwaalde lam dat schreit om geestelijken bijstand. Tegen dit alles wordt aangevoerd als verdediging en goedkeuring, zoowel door mr. Aalberae als door een of anderen Kattenburger, de lessen en uit spraken van bisschoppen en paus. Afgezien er van dat lang niet alle pauselijke woorden in deze materie op onfeilbaarheid aanspraak maken, en dat menige bisschop de bedoelde beweging een noodzakelijk kwaad acht, blijft nog deze regel, dat wat in het algemeen als aanbevelenswaardig gezegd en vol eer bied aangehoord wordt, toch naar gelang van landsaard en omstandigheden voor wijziging en verzachting vatbaar is, zonder dat zulks «trijdt met de geëisohte onderwerping, gelijk b. v. de voorschriften aangaande kerfczang en kinderen-communie. De geestelijken-voorlichting is zeldzaam invloedrijk, omdat zij overal voorgaat en haar een plaats wordt ingeruimd waar voor anderen geen aankomen aan is. Het gezag van den priester heeft op de geloovigen een al-beslisiende uitwerking in godsdienst en gewetenszaken, en verkeerdelijk wordt dikwerf diezelfde mate van overwicht en gezag aan hem toegekend wanneer hij spreekt op een gebied, dat niet het zijne is; daarbij komt dat de Roomsche pers open staat, maar dan ook zonder voorbehoud, voor alles wat geestelijken te zeggen hebben, tot zelfs de barste onzin wordt niet geweigerd, zoo als b. v. de polemiek in De Tijd van pastoor Suidgeest tegen dr. Damen; al is het ook nog zoo brutaal of ontijdig, wat een geestelijke persoon schrijft, neemt onze pers op. Zijn anders de redacties nogal erg kieskeurig en omzichtig, de letters Pr." behoeven maar onder een artikel te itaan, of heel de redactiestaf zinkt ter adoratie in het stof; men moet al een hoogwelgeboren weledelgestrenge heer van Lier van Brakkenstein, of zoo iets der gelijks zijn om als leek gastvrijheid te vinden in de Roomsche bladen, wanneer men iets ongewoons te zeggen heeft; welnu de pers wordt gezegd de koningin der aarde te zijn, hoe almachtig zijn dut niet zij op de Roomsche aarde, die deze konin gin voor zich geknield zien en houden! Zonder grenzen dus bijna is de macht en invloed van den geschetsten rijkdcm aan voorlichting, doch de tegenbeweging zal niet uitblijven, want het is eigen aan bovendrijvende denkbeelden em strevingen tot het uiterste te gaan en op die wijze in eigen schoot de kiem eener reactie te voeden. Ten slotte een recent staaltje van de weinig gastvrije wijze, waarop menigmaal een leek in onze Roomsche pers wordt ont vangen. De heer Gorris strijdt als winke lier tegen het tariefontwerp, en men zou zoo zeggen, dat is zij a goed recht, doch neen z\jn redevoering wordt met schampere aanmerkingen voorzien en de hoog-wij ze correspondent uit 'sGravenhage voor De Tijd haalt er waarachtig weer zijn katho liek-zijn bij, alsof iemand zijn belangen niet mag verdedigen tegen de aanslagen van een katholiek minister omdat hij zelf katholiek is. Nota bene, dit is ook maar theorie, maar praktijk is het volgende: by den heer F. Wierdels kan men adhaesie betuigen voor een dergelijke beweging tegen het tariefontwerp, courantenpapier betreffend! Zoo iets behoort ook tot onzen rijkdom aan voorlichting! Leefden thans nog Maerlant (al was hij volgens prof. dr. H. Brugmans te harts tochtelijk), Boendale of Anna Byns, dan zouden ze over onzen rijkdom aan voor lichting nog heel wat scherps en vianigs te zeggen hebben, want deze lieden waren niet gewoon iets te bewimpelen, doch de beschaving onzer dagen heeft ons gebracht tot grooter hoffelijkheid en delicatesse, waaraan te kort zou gedaan worden, wan neer dit artikel langer werd. NOCTUA CATHOLICA. Illlllllllllllllll fflIIIHIIIHflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIIIIIIMIIIIIIII» L. VAN DEYSSEL, Uit het leven van Franlc £oz 'Jaar. Louis COUPERUS, Anttike virhalen, Am sterdam, L. J. Veen. I. Mij dunkt, het komt er zeer weinig op op aan of de auteur zelf Frank Rozelaar is of niet, indien men de objectieve waarde van dit boek wil beoordeeler». Wel zegt hij in een woord vooraf aan den L^zer: Gij ?lt in de volgende bladzijden een anderen geest vinden dan in een deel van mijn anderen arbeid, eene andere bonding tegenover het leren. Ik verzoek u echter daaruit geeue gevolgtrekking te maken wat aangaat hetgeen ik voor de Waarheid zonde honden. Wel moet ik u eerlijk bekennen, dat ik zeer geneigd ben het door dezen jongen man bewoonde denkbeeld voor de Waarheid te houden, maar daartegenover weet ik, dat men om dit met een e vergelijking op te lelderen een anderen berg bestijgende en verheugd door de nienwe boscbjes en vergezichten niet meer geheel zeker over het mooy'e der vorige oordeelen kar. Wél ben IK juist getroffen door de overeenkomst in het gehalte der lucatstreek, indien men, hetzij hier, hetzij daar, tot zekere hoogte stijgt," Als schepper van den persoon van FranK Rozelaar heef c de autenr veel van zijne eigene persoonlijkheid daarin gelegd, zooveel haast, dat hig dien geheel met het zijne heeft g vmld. Of er nu nog een groot gedeelte zijner eigene, dea auteurs persoonlijkheid overbluft, dat hebben wij, die een boek apprecieeren, niet noodig te weten. Zoo is dan Frank Rozelaar een deel van Van Deyaael zelf, zoo al niet de geheele Van Deyssel. Bij iemand, die zijn eigen persoonlijkheid naar willekeur kan verdeelen, kan het gebeuren, dat onder het objectiveeren van een deel van zijn Ik de auteur lust gevoelt dit te componeeren tot een willekeurige persoonlijkheid, zooals dit dan is geschied en wy gekregen hebben den' jongen man, Frank R>zelaar geheeten. Als lezer en belangstellend in Van Deysael's geestesarbeid mogen w\j dus hier den auteur met zijn held, den schepper met zy'n schep sel vereenzelvigen. *** Het incoherente van ons leven in dit be gin der twintigste eeuw vindt in een scherp gezift dagboek zijn meest adafquate weer spiegeling. Wy zelven verlengen van den dichter niet meer in de eerste plaats een vol en harmonisch geheel. Dit doen wij alleen nog maar voor een beeld, een schil derij of een stak m u dek. Litterair werk is reeds bij de meesten uit elkaar gevallen tot brokken: een diepgaind dagboek voldoet ons in de literatuur op het ©ogenblik vrij wel. Uitvoerige brieven tnsschen eminente perso nen worden weinig meer in werkelijkheid geschreven. Zij zijn uit de mode. Toch zonde ook dit soort litteratuur ons zeer welkom zijn. Djch boven alles interesseert ons het Dagboek, hetzij dan gefingeerd of het werkeIpe. Dit laatste natuurlijk nog het mees , vooral nu het aanzien van den Roman da lende is. Van Deyjgel's Frank Rozelaar is voor een deel een gefingeerd dagboek. Laat ik liever zeggen een fijn gezift journaal, berustend op zuivere werkelijkheid. Al het gewone, al het banale van het dagelijksche leven is in de zift achtergebleven, die slechts het subtiele, het etherische heeft doorgelaten en waarin de blauwe hemel van een gelukzalig gemoed zich gouden weerspiegelt. Dit boek is a's een groot kristallen pokaal, waarin de droe sem des levens op den bodem ia gezonken en die ons nu als de goudene drank van geluk wordt voorgezet, doorzichtig en rein in zijn stilstand. Al i dusdanig kan de moede, afgetobde onrustige zoeker naar schoonheid dit boek toespreken en daaraan vragen om rust en stille bezonkenheid van gemoed en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl