De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 2 juli pagina 2

2 juli 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E R W E E K B IT O O R N E D E R«L A N D. Ne. 1775 geest. Wel leert liet niet, hoe deze te ver krijgen, m a»r door de daad zelve, door den stiften 'bedaarden gang, door de hooge wgdgespaninen welving der sensatie spreidt bet den zegen <der rwt en de kalme aanschou wing. Een langzaam zich inleven in deze doat tot de werkelijkheid dezer bkdzjjden naderen; bereiken zal ik niet direct zeggen: daarvoor i* eene speciale dispositie noodig, eene dispositie, die echter menigeen bij de lezing in riek aelven ontdekt. Ladewjjfc van Dij .-se! is een van de laatst overgeblevene, weikelgke artigten van den ouden slag in onz* rastelooze moderne maat83b*ppjj, waarin teen stilstand en bezonkenheid meer ia te vinden bij het individu, dat mee wordt gevoerd in de wervel vinden der hond 9id vond verm enig v-uldigde bewegingen. HU heeft de macht bg zich zelven behouden aan iedere sensatie, die hem aangrijpt haar recht y«n bestaan in zgn binnenste te verleenen, haar te laten opbloeien in zuivere harmonie. I«dere sensatie a goei, ook de eogemcböniqk minst beduidende. Er is geen gradatie fsan belangrijkheid daarin, en daar om ook vindt deze auteur da hoogste litte ratuur niet in het zoogenpemd interessante, maar in de rijke ver werking van het meest gewone, dat ons bejegent. Hij geniet meer bij eaa hkaw* lucht, een drijvende wolk, eea boom, die buigt in de avondzon, dan bg het gezicht eener interessante stad- of zeld zaam landschap. Op hl. 46 zagt hjj: Beste kunst maken is: tijn in den witen»itaat in welken men zich bewust is Eau wig te levaa, en van daar -ui t beeldend te werk gaan. Dan maar baeldend ta werk gaan, tvader zich van dan toestand rekenschap te geven, zonder het opzet: in zgn werk 'e d oen ge roeien, dit de toestand aanwezig is. Vanzelf, zonder dat gg het weet eigealy'k, ?ooet alt het werk de toestand bljjkea, waarin bet gemaakt ie." Dit I^kt nu wel seer juist, en ia dat mis schien we!. Doch er il dikwgls niets verder vaa de waarheid af dan dat, waar wel iets waara ia , «egt Scharten ergens. Doch dan zal de baste kunst, (let wel: de auteur vindt het beter bette kunst, dan hoogste" kunst te zeggen) een kunst zijn wier werking aan een zeer gering aantal metuchen duidelijk is. Er is echter eene gewichtige badenkicg hier te maken en hiermede raken wg de wortels en den grond van alle kunst aan en dat ia: dat kunst ook kau gemaakt worden voor een ander, dat bet aanstippen en uitleven der sanseti* voor zichzelf bg dan artist -wel voor hem het beste gebeuren i*, miar ook vel een teniet gaan der sensatie in hem beteakeat, soodat bg de overdracht op een ander door middel van het woord, of in het algemeen van het kunstwerk, er weinig voor dien ander meer overbluft. Zo 3 hebben wg den Dialoog; van Catharina van Biena, geschreven of gedicteerd in volle exitase, waarin de zachte en simpele woorden zich in di«p ge dragen stemming voortbewegen, doch waar achter wij alleen het schitterende wereldgabeureu, het golven dar lichtzee kunnen gissen en vermoeien, met dit gerolg, dat het aan een enkele slechts is gegeven zich aan deze lezing te verkwikken en dan nog in den E vakken weerschijn. Hoe dit ook zü, een auteur, welke zich in het geheel niet bekommert over de uitwer king van zijne volsinneu, moeten wij eer.bièdïgen. Wij mogen hem geen verwijten doen zich zelf te zjjn, want voor zich zelven heeft hij b ar ei k t wat hjj bereiken kan. Hg, die zich veel bekommert over de uitwerking, bereikt niet wat hij bereiken kan. HU laat aan den lezer over gedeeltelijk het werk te doen, door hem en en dan indicaties te gever. In een zekeren zin is Van Deyasel haast geen artist meer, maar een zich steeds volmakend mensch, die alle stadia van het artist zijn beeft doorloopen en zich gecristalliseerd heeft in een zuivere beweegkracht van menecbelgk zielelicht. Langzaam, lang zaam en nog eens langzaam is die beweging; zij volgt bet tempo der natuur, die ook lang zaam voortschrijdt naar hare volmaking uit de kracht van haren af achuw voor het ledige. De beweging in den Frank Eozelaar" is daarom* eene krachtige, omdat zg door geen buitenkracht wordt gedreven, maar in zich zelf den innerlgken hefboom vindt. Gaen boek is verder van Rhetoriek verwijderd dan dit. Ook valt nooit een woord uit het hoofd van den schrijver, dat niet volledig z|jn circulatie in zgn bloed en zgn hersens beeft doorgemaakt. Hoeveel wordt er niet .geschreven tegenwoordig, waar de mooie zinnen zoo maar klakkeloos worden neerge smeten, als gooden vodden en goudsand in de oogen van den argeloozen lezer; geschre ven door schrijvers met zwakke hersens, die iiiiiiiiimiiitmiiiittiuiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiitiiiiiiiHiiiiiMimiiiitiiiii Van een kanarie die ruide. DOOK MINCA VERSTER BOSCH?REITZ. II. Zs köi niet meer meehelpen aan 't in orde maken van da schoone kooi voor 't rampzalige pietebeest; ze £ o a niet meer, ze voelde 'n woeste haat tegen 't eigenwijze mormel, tegen Fine, tegen Bertha, tegen alles, tegen Gods gansch groote heelal dat samenspande om hddr vers te doen misluk ken, EV\ juist nu ... nu ..." Toe, steek jij met 'n breipen de nieuwe vlierstokjes door, Lou," vroeg Bartha be minnelijk, je bent zoo handig..." Bh ..; dank je," zei Lonise, wat hoog ... ik ... heb te schrijven ..." Ea meteen streek ze neer op 't bureau-stoeltje achter 't gemeen schappelijke schrijf bureau, en schreef op: Alex ik heb je lief,.. O zeg niet dat een gril, een vrouweluim mg noopte ..," Hon z'n drinkbak recht, andera is 't versche zand al düielgk vochtig..." zei Fine tegen Bertha, die tezamen, in kalme berusting Louise's hulp dervend, de ver zorging des piëta voleindden. Te biechten 't geheim dat ganech mgn leven sloopte, 't Geheim dat als 'n vlam, verzengend in zgn gloed, Verteerd», al mgn kracht, mg'n hoogen levensmoed.,." Nom voorzichtig de vliegenkap optillen.;. dan grijp ik 'm..." zei Fine, Louise schreef, schreef met noeste vlijt, er bestond vóór haar gén kanarie, gén kooi, geen vliegenhpr, geen zusters meer...; Alex ik heb u lief... de kunst verstaal zelfs gerenommeerde critici een rad voor de oogan te draaien, zooals de volksexpressie hier plastisch zich uit. De litteratuur is een wirwar geworden, wervelend en morrelend in -homderdan cou ranten en tijdschriften, waar de stokken en brokken met vlugge vaart als in draaikolken verzwinden naar de diepte der vergetelheid. Het is een vlökken en neerzggan van ideeën als een sneeu wmajsa, die spoadig wegsmelt en geen spoor achterlaat. Zich zelven te zamen te nemen en langsga m met zekeren en vasten koers de kolk te omzeilen, dat heeft van Deyasel op magistrale wgze vol bracht. Het is slechts een dagboek, dit hg ons heeft gegeven, maar een da^boak ineen volmaakten vorm, zoo klasri-sk, dat de taal hier in onze heele litteratuur zgn wederga zoekt. Wg zien hier ten volle wat hei is een groot schrijver te zgn. Wij hebben hier het duidelijkst bewijs van da superioriteit van den schrijver of denker boren den cinelen regeerder of den gewonen man der politiek, want in des denkers hersenmassa ontspringen de heilige bronnen, die het aanscngn der aarde moeten vernieuwen, wil dtze niet var dorren tot doode woestijn Dit boak is een primitief boak. Het gaat uit van onze onderste zielelagen, van de oarsentimenten onzer natuar, daar waar die nog klaar en ongeschonden zgn door contact en vermenging. Alle gebeurtenissen zgn op dea achtergrond gesel en in schaduw gehouden. Wg worden slectrs de lichten der sensaties gewaar, zojdat wjj, aan wie dj ge beurtenissen vreemd zgn, toch bet licht kunnen deelachtig worden. Dit is dus geen interessant boek, ook geen dat een diepen indruk op ons zal maken, zoo wij niet in analoge sentimenten ons Dewegen. Wij zullen er slechts zelden naar grijpen om te lezen en te herlezen vele malen. Neen, alleen in heel speciale gemoedstemmingen zullen wij het openslaan, wanneer wij naar niets bizonders zoeken, niets willes; in uren van zieleEtilstand en rus*. Met wat ons hier wordt gageven kunnen wij niet naur wille keur onze belangstelling oproepen. De toe standen, waarin deze woorden zgn ontstaan, omvangen ons slechts zelden en dan nog bg gelegenheden, voor ieder mensch verschillend en slechts zelden of nooit bij gelegenheden als welke hier in d t boek worden vermeld, Hier komt bg, dat dit dagboek geen eigenlijk kunstwerk is, d. w. z. in den zin vaa schep pingsdaad. De expressie blijf c hier ver b sne den de grootheid van de innerlijke ontroe ring. Er staan hier woorden, waar A-J iter belangrgke dingen gebeuren maar waarvan wg niets zien dan de schaduwen, die geheim zinnig en vaag voor onze oogen zich lessen en ineenkrimpen tot vreemde fantastische vormen. Enkele spelingen der verbeelding doen ons soms in enkele nummers van dii curieus dagboek niet aangenaam aan of laten ons onverschillig. Doch dis alles, dat nooit bepaald minderwaardig wo dt, brengt de schoonheid van het geheel niat in gevaar. Omdat het ean dagooak ij, wordt na en dan iets gegeven of vermeld, dat in het kader van een logisch zich ontwikkelend of p'anieeh kunstwerk niet zou pase.ec. Het is het zieleleven van een zekeren Frank Rozelaar van wie wg niet weten wie hg is: slee h-.8 dit is zeker, wij hebben te doen met een baspiegelenden, in zich gekearden menscb. Een bepaald soort mensch wordt niet aan gegeven. Zijn karakter wordt niet omschre ven. Uit zgn gaest stijgen alleen gesepareerde ideeën op, die een eigen leven leiden en ons verbluffen door de geheimzinnige fonkeling van mysticiteit, zooals men bg avond een vuurwerk ziet opgaan naar da sterren: men weet niet wie het heeft doen rgzen en ziet alleen den gouden regen ia den nacht: (U November Donderdagavond). Zooals het van daag is, is het goed. Alles tintelt van poe'.ie. Alle; tintelt van onuit gesproken poëzie, die ik een heel enkele maal uit mag spreken. ' Het is niet het beste, maar het is toch '.66 goed, zoo al3 het laven nu in mij gloeit. Ik kom er maar niet toe aan ander werk .te gaan dan het uitspreken van wat zoo maar in mg opkomt. Wat kan zoo lang ik in den Hemel ben of er dicht bij ik beter doen dan zeggen wat ik word gewaar. IE word bespeeld. Ik laat mg maar bespalen. Als een zacate wind bespeelt de schoonheid de snaren van mijn wezen." * ** Op bladzijde 153 vind ik de volgende uit spraak, die eigenlijk de qaintessentie van dit fcoek bevat: zg luidt: Daar het Leven 'i schoonste kunst-werk is, is het maken van een kunst-werk iets O zeg niet dat zoo snel, in zulk een spanne tgds. Gaen liefde kan ontstaan, geen leren kan verdorrep. Alex ik heb u lief, en ik zegen, zonder morren. Die liefde wier geboort', 't graf werd van mg n lot U heb ik lief, Alex, mijn luisterrijke God l" Lottise'i hand beefde, ze zonk tegen de leuning van 't bureau-stoeltje,... 't was als een openbaring zóó vlot als ze na toch ge dicht had.... De maat deugt niet" zei Fme lichtelijk geïrriteerd tegen Bartha, die de nieuwe vlierstokjes ongelijk kort versneden had. Lonise keek gejaagd op; de maat was goed, ze wist 't zeker; 't waren Trochaeën,... toonverheffing, toondaling ... Alex ik heb je lief... gut nee... net anders om;... nu d;ln had ze in Jamben gedicht, en dan was 't heele vers in Alexandrynen.... Nu, dat deed Vondel óók dikwijls ..." Gerustgesteld naai Louise 'n nieuw vel papier voor zich, en begon keurig in \ net over te schrijven, eerst den titel Leefde" dan da opdracht Voor Sascha Suwareff," toen 't heele vers. Bij de onderteekening hokte 't. Zs wilde 't onder pseudoniem naar De Geldersche Roos" sturen. Gaen sterveling mocht weten dat zg 't was,... goeie genade Bee, geen sterveling.... Ze peinsde, z&3 weer Sjscha's guitige oogen, hoorde weer z'n wonder bekorende stem ,.. Carmen !... Ja, ditt was 't... zóó zon ze onderteekonen. En toen piet, nu ganscn afgetobd op zijn zilverzandigen bodem te hijgen lag, geflan keerd door 'n versch hoopje maanzaad, en 'n nieuwe opengespleten vijg, toen de Wallküren weer op 't geborduurde medaillon van 't rood pluche tafelkleed troonden, Wodan van des piets onvoagzaamheid was gereinigd en Fine mei 't vilten boenlapja uit 't bufl^:, de notenhouten standaard tot zijn vlekkeioozo ongereptheid had teruggebracht, toen vouwde minders dan het Leven stil en schfcon te leven. Hier hebben wg den auteur geheel en al: den man die beproefd heeft, (ea -wie sal zeggen dat hg het niet bereikt beeft?) het L?ven met de kunst te vereenzelvigen, tot nheid te versmelten en zoo de zoogenaamde Grande Synthèw te efiactaeeren gedurende zgn aard&h bestaan. Wg hebben hier den mensch, die het zwaartepunt van zgn streven in het Tegenwoordige en niet in de Toekomst. heófc verlegd. Dit kont dan ook overeen, met zgn bewering elders in dit boak, meen ik, uitgesproken, maar waarvan ik op het oogenbiik de plaats niet meer kan vinden, dat het onjuist zou zij a, dat het Tegenwoor dige niet oejtaat. Voor dan auteur bestaat aliéa het Tegenwoordige, het tijdlooze: Ik leef in den Heao el. Ik leef in het Eauwige Laven", (oladz. 15). Wg naderen dus hier de streken en landen der Mystiek. Niet steeds verblijft hg daarin, alhoewel hg nooit zgn natunr ontrouw word f. Op blad 77 lees ik: Als ik, op een verren tocht, mgn jam aan een kind geef en eet zelf mgn botram ?ronder iets er op, dan k r g a; t die botram een biionder eoort aangenamen, zuiveren .smaak. Nameljjk niet een zintnigelgken smaak ofschoon ik dien toch met het zintuig gewaar word. Het is een hoogar soort smaak dan bg voorbeeld kreefcensoep of artisjokken." D« hoogste wijsheid schijnt mg echtar t» liggea in dit gezegde: Bjj da bepaling van o as geestelijk levens^edrag, moet men altijd ergens beginnen. Men -moet n waarheid stellen, die niet meer overwogen wordt, en waar men de overige wit tflaidt." De noodsakelgkheid van een Bjjin kont hier duidelijk te voorschijn, van een oarprincips waarover niet wordt nagedacht, dat niet meer oaderzocht wordt. Het iets, waarop hij steunen kon, waarnaar Archi&edes vroeg. Er komt een moment in '«meniciea leven, waarin hem duidelijk wordt, dat hij niet verder moet doordringen in het wezan der dingen, dat achter dien maar de waanzin sluimert. Zoo wordt dan de Vrede verkregen, dan Vrede dien de wereld met haar onrust niet geven kan en dia komt vanden Heiligen Gaest der Godheid. Ik wensch den Vrede 9n de Schoonheid. Ik wensch in Harmonie te leren met de mengchheid. Uit het f de g t van dezen wansch volgt, dat mgn bestem,,'fli»g is tot die mannen te bèhooren, welke daarin hun geluk gevonden hebben." Waarom zich dan nog langer te var aio aiman met het masker van een Frank Roielaar ? Wg hebben hiar den auteur zalf, zui/er in zijne persoonlijkheid, dia wel niet tot vast karakter deze omlijnd en begrensd heeft, maar die geheel op de go. vingen der gedachtenzee ge dragen slechts onta;t houdt met de hoogere en elementaire macQten, die da manseahe leiden. Dit is dan ook het recht van baataan van den prozaschrijver en dichter in onze dagen, waar zoovele onteioepenen de dicht kunst en de litteratuur in discrediet hebben gebracht. Hier in dit boek is bgna iedere voliin gegrond op het zelf-ond»rvondene. Gaen beweringen worden er zoo maar losjes neergeschreven. Geen klakkeloos naschrijven van anderen : de auteur neemt zich zelfd in aalt voor het enkel* woord, dat een gemeenp aats of clichézon kunnen zg'o. De gemeen plaatsen, wanneer hij ze gebruikt, werkt hij om en drukt er agn eigen merk op. Dit is dan ook een eerite vereischte om op den duur gelezen te worden. Haet en Maltatuli leven nog door hun stgl. Ou2e litteratuur is waarlgk niet zoo rijk aan een eigen taal sprekende individuen. Wg hebben voortrett'slgk werk van Coanen, de Measter, van Hulzen, Couperus, miar ook bij deze auteurs is Liet alles even goed, van hetzelfde gehalte. Van Van Deyssel kan men zeggen, dat hij het minste minderwaar digen arbeid heef c geproduceerd van de Hollandsche auteur?. Diarenbo7ea is hij in de le^enskuast de werkelijke hoogleeraar. Hij heeft aan z:chzel7en een uitgebreid veld tot experimenteering aangewezen. Wie had dat vijf en twintig jaren geleden kunnen voorspellen, toen deze auteur wars van alle reflectie slechts den echoonen weerschijn wou geven van de oppervlakte der dingen ? Niet den weg van Zola en Gjncoart heaft hg gero'.gd maar hij is binnengegaan het labyrinth der mystiek. De innerlijke levens diepte is voor ons Hollanders dan ook het ware terrein, waarop onza letterkuade zich het best beweegt. Voor ons is de eenvoud der dingen goud waard. Da braed uitgespon nen detailverwerking zou ons in de war brengen en ona de minderen toonen van vele buitenlanders. Trouwens deze laatste, Louise haar copie dicht, sloot die vastbe raden in 'n groot couvert en schreef: ian de Hoofdredactie van da Galdeische Roos" te Arnhem. Toen postte zg het stuk nog zelf. Enkele dagen gingen schijnbaar in ver wachtingsvolle kalmte voorbij. Piet ruide, bleef ruien, zooals hij zijn ganse'ie levens strijd, totnogtoe ruiende gestreden had; drie keer had Fine 's morgens ondar 'c zetten van de ontbijtthee, op da wasem van den bouilloir, brood met melk en suiker voor hem ge stoomd; drie keer had Louise 'n blaadje van den scheurkalender getrokken en de spreuk, versregel of 't citaat voor dien dag voorge lezen; driemaal had Bartha de afgescheurde blaadjas gebruikt om piet'* vorig bekloaterd on bevuild braoddeeg-knoedeltje handiglijk van zijn bodem op te scheppen en te ver wijderen. Eenmaal nog had piet hijgende getroond onder de vliegenkap en op 't Wallkürentafreel, ditmaal echter op 'n laapje watten, eensdeels ter physieke veraangena ming van zïjn, zy 'c ook, slechts kortstondig verblg'f aldaar, anderdeels ter voorkoming van herhaalde onwelievendheden van hem, piet, ten opzichte van den be-Ghiystolenmden Wodan. Verder was de ontroeringsvolle rust in geen enkel opzicht verstoord. Totdat in den vierden nacht, Fine ploteelieg uit haar slaap werd opgeschrikt door een zonderling geluid dat haar weliswaar gewekt had, maar dat zij toch niet geheel wist thuis te brengen. Ze ging overeind zitten, stak 'n lucifer aan, en belichtte 't kleine klofcje op haar nachtkastja. Groote genade, pas half twee!" Ze bleef suüerig luisteren ... er was 'n vreemd frut selen beneden aan de voordeur; ook ging da huiaschei zacht teamerig over, als werd ar of bij ougblu,?, of angstvallig sciitscht?r aan getrokken. hoe ook overeenkomend met den tijdgeest, kan all eea verblindend werken ei niet voor langen dnur. Wg doem wgs ons aan den «e»voud te heulen. De scherpzinnige ontlediag der complicatie, het fijne uitspinnen van gedach ten i raden, het rgk der distincties, de analyse in hare breedste vertakkingen bèhooren niet tot iet domein van onze taal. Onae glorie is «fe eenvoud van Knysbreeck, Tnomaa a Ksmpit, van Vondel. Het hooge, simpele is onze roem. Wij leven in Holland een leven van onder-onsjes en zelfa de groote stad Amsterdam is een onder-onsje gebleven. Moeten wg nu daartegen reageeren en oss aansluiten bg de cosmopolitische strooming ? Wg zouden immers onze natuur geweld aan doen. Zoo denkt de auteur van Deyasel en evenals K j m brandt heef; hg zich in z$n wezen vaa Hollander opgesloten. Wg hebban hier niet o ver bet min of meer juiste der stellingen van dit boek te twisten, wg moeten zelfs niet in de eerste plaats hier naar waarheid zoeken, maar wel naar de manier van voelen en voordragen van het gezegde, opdat wij daaruit kunnen leeren de juiste manier van voelen, dat onnaspeurlijke, welke onze redding is tegenover de buiten wereld, die ons in zekeren zin steeds vijan delijk is. Immers: Homo bomini Inpu?. Door ona te verplaatsen in het juiste sen timent, bereiken wg het geluk en komen wg in o vereenstemming met de bestaande wereld orde. Wanneer wg dat alleen uit dit boek zouden kunnen leeren, dan zon dit werk onvergankelijk zgn. Ik zal niet beweren, dat dit zoo is en slechts zeer zelden treft de bliksemstraal eener openbaring nit de zwarte massa's van de gedrukte letter. Doch bg een dergelgk werk bigft hier de mogelijkheid niet uitgesloten. Men diene dit boek voorzichtig ter hand te Beman. Eane eerste telenrste !ing schrikt» niet af. Man zette het weg, wanneer het niets zegt, maar vatte het weer op eenige dagen daarna, want het iseendosument van beteekenif. Het kort afgebrokene der gezegden laat deze methodo van lezen toe. Wg hebben geen vasten draai te volgen, geen intrigue met haar verwikkelingen te onthouden. Bui gen wüons hoofd in stille overweging voor een oogenbiik; heil .m het weer openleggen het boek ter zg'de. Na eenigentgd zullen wij stille sterren zien blinken, waar wg die niet hadden vermoad. Sjirappen wij meedoogenloos wat ons niet aanstaat, er zal toch genoeg blgven staan tot openbaring en troost. ik weet niet of de auteur zelf met dit werk meer ingenomen is dan met zijn andere werken, maar ik voor mij houd het voor zgn merkwaardigste, zoo niet zgu baste. Het Woord is hier teruggedrongen op den achtergrond en de persoonlijkheid van een manscütreedt hier naar voren omstraald met het latente, onzichtbare licht der dingen. Het Woord, dat dreigde de vijand te worden in onse tijden van het echoone, van de wer kelijke litteratuur, is hier orerwonnen, in banden gelegd door de pen van een zege vierend auteur. Het Woord verontrust ons hiar niet langer en valt alleen langzaam en in regelmaat,, wanneer wij de sensatie vol ledig hebben opgenomen en zg in ons bin nenste hare volledige uitwerking heeft ge daan, ons wezen heeft verruimd. Zooals in een onderaardsche grot boven van de zoldering atüde droppel zich ver zamelt en dan valt telkens met vaste tusschenpoose, zoo valt hier het Woord zwaar en vol van beteekenis naar beneden in des lezers gemoed en geest. Da lezer kgke goed toe in de duisternis. Hij zal in zgn gemoed en geast ontwaren een plas vaa helderheid, als een spiegel van kristal. FKANS EEENS. iüg st Lncas. Men leest in da dagbladen : Ia eene vergadering van stemhebbende leien der Vereeniging S". Lucas, te Amster dam, gehouden op 15 Juni 1.1. in zake da qaaeatie der drie verwijderde schilderijen van Kses van D jagen uit hare tentoonstelling in het Stedelijk Museum aldaar is besloten, dat het Ba»tuur ter openbare kennis brenge dat, na al het gebeurde, geschrevene en ge sprokene, de stemhebbende leden de drie verwijderde schilderijen niet als onzedelijke uitstalling, maar als Kunst blgven beschou wen". Dit is een alleszins onthutsend bericht I Alaoo, ondanks al het geschrevene", ge sprokene", gebeurde" (1) d.w.z. ondanks den toorn van Van Esden en van den BurgeFine's bloote beenen schoten vastberaden 't bed uit en de altijd op 'c gemsvachtja gereed staande vilten sloflan ip. Toen liep zij zacht 'c portaal op en luisterde. Groote genade l er was onraad, er viel niet aan te twijfelen; er werd aan de vooidaur gemor reld, er waren dieven, goeie, goaie genade, moorderaars misschien. Ze liep met kippevel van kou en bangheid caar de kamers van Louise en Bertha. Ben je wakker?" vroeg ze doodsbenauwd aan Bertha, en herhaalde die vraag aan de argeloos snurkende zuster net zoo lang totdat deze werkelijk wakker was. Er zijn dieven, inbrekers" fluisterde Fine heasch, Louise moet ook opstaan... en jij ook"... L!eve hemel nog toe, wat meeten wij be ginnen," zei Bartha, schoof ook haar beenen onder de dekens uit, en bleef toen weaenloos op den laad van haar bed zitten. Beneden was weer duidelijk merkbaar geritsel aan de voordeur; toen belde de huisschel schril door de duisternis van 't nachtelijk stille villa-'je. De drie zusters hokten gansch genepen van angst en ontzetting bg elkander. Hoe laat is 't toch?" vroeg Louise. 't Was ha'f twee toen ik het 't eerst hoorde," zei Fine klappertandend, gut o gut, ik donk dat zïda deur uit d'r scharnieren willen lichten ... en zoo tegen de bel stooten" Louise die over 't traphek op 't portaal was gaan luisteren, kwam in opperste zenuw achtigheid verklaren, dat ze duidelijk stemmen hoorde. Konden we ze maar in 't idee brengen dat er 'n man in huis is," fluisterde Bsrtha. Gut j»," zei Fion, ^ooala tante Line,die altijd 'n hoed on 'n jas of 'n wandel stok win Emmy's man töleen hseft om in den atandsard *.s harden... dut geafc toch altijd o.siMg aio 'K 't ir.erk3r:." Met heftiger ruk ging de huiaschei over, meester, blijven (wat een geweldige jongens van stavast toch I) de Kunttentart van St. Lncas drie Kviutwerken als Kunst beschou wen, e» niet... als een onzedelgfce uitstal ling! Ook aiet, hopen we, als eea brievenlegger of een locomotief? Het is bedroevend, dat de beweging van gezond verzet, die in deze Vereeniging gaande was, zich te oordeelen naar dit onvoldragen en groteske communiquéniet voldoende heeft kunnen doen gelden. Er had nataurlgk een meerderheid behooran gevonden te zga, die openlgk hare afkeuring er over uit sprak, dat: la het Bestuur d« onafhankelijke kunst beeft verloocbaad in plaate van haar te eeren («rat zijn allereerste plicht is); 2 3 bet Bastau-, op een lossen wenk van een burgervader, den kunstenaar Van Dongen (door St. IMCOS, let wel, alt gast genoodigdl) openlgk heeft behandeld als ware hg een schilder van buitensporige schandelijk hei dj es; 3e het Bestuur aan de publieke opinie gegronde reden gaf ee<n jury van fatsoenlijke artiesten voor importears van onsedely'kheden" aan te zien; 4a het Baataur, na dit alles, niets beters wist te doen dan den burgervader ventre a terre (en faei d terre l) nog eens extra- excuses te gaan aanbieden. Miar het gezonde varstand" pleejjt ge lukkig in vereeaigingen van mear dan drie personen te overwinnen! Als er na veel moeite een positie" is verworven, zie, waarom zou het gezonde verstand" haar dan niet beschermen op al die manieren, waarop 'd werelds lafheid dat na eenmaal te doen gewend is? Hoe beschermen de particuliere personen hun reputaties? Immers, achter de coulissen hunner deftige uiterlijkheid, in den regel op dezelfde Biet zeer groot Hartige manier! S t. Lncas is oud genoeg om dat te weten en haar wandel (en handel) daarnaar te richten. Maar toch... het valt ons niet mee. &H,32 Waarom een Beetlra-M? De ,,wgze lessen" waarvoor de heer B. Verhagen mg erkentelijkheid betoont, schij nen iets uit te werken. Wat aanvankelijk heette de eigenlijke, de karakteriseerende tendenz van heel de Baethoven-Huis-baweging wordt nu, aan 't slot der repliek, aangeduid in deze vergelijking: de lezer van Willem Hatschenruyter's boek ziet het persoonlijk feit rustig dicht onder de oppervlakte van den stroom dezer demon stratie medevlottea, en zoo na en dan zeer duidelijk even aan bet dagUcht komen1'. Zoo nu en dan, even l Toch is dit persoonlijke het gewichtigste, meende da heer B. V., en de rest van veel minder belang. Da,,stroom" wordt verder genegeerd. Hoe de stroom in beweging kwam, door welke kracht hg wordt voortgestuwd, of hg nog iets anders weer spiegelt en te zien gaeft dan dat persoonlijk ding dat er uit opgevischt en den volke ver toond werd, het zijn vragen waar de onbe vangen heer B. V. zich niet mede inlaat: bgzakenl Hjj herinnere zich even dat anderen er anders orer denken, en in hun baoordeelingen (1908) een adere aoofdsaak rele veerden. Zoo deze zelfde Groene" (Averkamp): Ik raad iedereen aan, het boek van den heer Hutschenruyter te lezen: het is gesproten uit een onbaatzuchtig gemoei en gedicteerd door een warm en edel gevoel om misstanden in ons kunstleven uit dan weg te ruimen". Zoo Het N. v. D. (De L*nge), die erkende dat H's , streven alleen hierop gericht is, om aan de beoefening der muzi kale kunst eea hooger peil te verzekeren". Zoo de Amsf. correspondent der N. R. Ct., die van gevoelen verschilde aangaande de kenschets van het tegenwoordig concert wezen, doch aldus vervolgde: dit behoeft niets af te doen aan de waardeering van de ideale kunstbeginselen die de gegeven be schouwingen doordringen, noch aan de er kenning van hare beteekenig in kunst historisch ojnieht. Wg hopen van harte dat Het Beethoven-Huis tot stand moge komen." Zoo ook Catcilia (Van Milligen) die Hutschenruyter de vervulling zijner wenschen betreffende de zuivering der kunstbeoefening toewenschte, de volle bevrediging zijner idea len. Zg hebben ook den eenvondigen, klaren stijl van het betoog geprezen, en den hel deren klank der overtuiging gehoord in de taal, de woorden, die allerminst gelijken op iiMliiliiiiiiitimiiimiiinmiMiiMliltiiiiiiiMiiMmiiiHiiiiilmiiiiiiiiiiniii gevolgd door wrikken en stommelen aan de deur. De drie zusters grepen elkander vast aan d'r lange nachthemden, trapten van opperste benauwenis op elkaar's amper door de v Hen slof jes beschutte, bloote voeten.... Als jelui durft, dan weet ik wat!" zei Fine nu vastberaden. Er is in de kleerkast van 'i logeerkamertje nog de jockeypet, de hooge hoed, en Je koetsiersjas van de voor drachten op neef Karel's bruiloft... laten we die nu halen en aantrekken en dan . . . ja, gut... in de gang beneden hard gaan stappen." Waar daar zien ze toch niks van," zei Bertha, 't luik is voor de deur en 't is overal pikdonker." Als we ons dan eans op 't balcoa ver.toonden en kabaal maakten," slelde Fine vaag voor ... gut er moet iets gedaan worden... zóó worden we nog levend vermoord." Hoe zij nog anders vermoord konden wor den, lieten de austers in ' c midden, maar na eenig overleg schoven zg' toch muisstil naar da kast in de logeerkamer, en weinig oogenblikken later stonden zij weer eendrachtelgk by de trap, Fine in den koetsierpjaï, Bertha met den jockey-pet, Louise met den hoogen zijden hoed. 't Zal niets geven," zei Lonise somber, ?óó zien ze toch dat wa geen man nen zijn." Fine bekeek met critisch oog en 't opge heven nachtlichtje, de wit-benachthemde zaaiers en de daarbij on-passende hoofd deksels. Doen jelui dan je cape er bij om," raadde zij pienter aas. Gut o gut" kreunde Bartha, die hangen allebei beneden in den gang, nietwaar L^u?" L'JU knikte zwijgend, in verheven berusting. De zusters luisterden,... benedan was 't stil geworden. Durf jij naar beneden te gaan?" vroeg Bertha aan Fine, jij lijkt tenminste nog 't meest op 'n man"....

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl