Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E R D A M M E R W E E K B IT
O O R N E D E R«L A N D.
Ne. 1775
geest. Wel leert liet niet, hoe deze te ver
krijgen, m a»r door de daad zelve, door den
stiften 'bedaarden gang, door de hooge
wgdgespaninen welving der sensatie spreidt bet
den zegen <der rwt en de kalme aanschou
wing. Een langzaam zich inleven in deze
doat tot de werkelijkheid dezer bkdzjjden
naderen; bereiken zal ik niet direct zeggen:
daarvoor i* eene speciale dispositie noodig,
eene dispositie, die echter menigeen bij de
lezing in riek aelven ontdekt.
Ladewjjfc van Dij .-se! is een van de laatst
overgeblevene, weikelgke artigten van den
ouden slag in onz* rastelooze moderne
maat83b*ppjj, waarin teen stilstand en
bezonkenheid meer ia te vinden bij het individu, dat
mee wordt gevoerd in de wervel vinden der
hond 9id vond verm enig v-uldigde bewegingen.
HU heeft de macht bg zich zelven behouden
aan iedere sensatie, die hem aangrijpt haar
recht y«n bestaan in zgn binnenste te
verleenen, haar te laten opbloeien in zuivere
harmonie. I«dere sensatie a goei, ook de
eogemcböniqk minst beduidende. Er is geen
gradatie fsan belangrijkheid daarin, en daar
om ook vindt deze auteur da hoogste litte
ratuur niet in het zoogenpemd interessante,
maar in de rijke ver werking van het meest
gewone, dat ons bejegent. Hij geniet meer
bij eaa hkaw* lucht, een drijvende wolk,
eea boom, die buigt in de avondzon, dan bg
het gezicht eener interessante stad- of zeld
zaam landschap. Op hl. 46 zagt hjj:
Beste kunst maken is: tijn in den
witen»itaat in welken men zich bewust is Eau wig
te levaa, en van daar -ui t beeldend te werk
gaan. Dan maar baeldend ta werk gaan,
tvader zich van dan toestand rekenschap
te geven, zonder het opzet: in zgn werk
'e d oen ge roeien, dit de toestand aanwezig
is. Vanzelf, zonder dat gg het weet
eigealy'k, ?ooet alt het werk de toestand bljjkea,
waarin bet gemaakt ie."
Dit I^kt nu wel seer juist, en ia dat mis
schien we!. Doch er il dikwgls niets verder
vaa de waarheid af dan dat, waar wel iets
waara ia , «egt Scharten ergens. Doch dan
zal de baste kunst, (let wel: de auteur vindt
het beter bette kunst, dan hoogste" kunst te
zeggen) een kunst zijn wier werking aan een
zeer gering aantal metuchen duidelijk is. Er
is echter eene gewichtige badenkicg hier te
maken en hiermede raken wg de wortels en
den grond van alle kunst aan en dat ia: dat
kunst ook kau gemaakt worden voor een
ander, dat bet aanstippen en uitleven der
sanseti* voor zichzelf bg dan artist -wel voor
hem het beste gebeuren i*, miar ook vel
een teniet gaan der sensatie in hem beteakeat,
soodat bg de overdracht op een ander door
middel van het woord, of in het algemeen
van het kunstwerk, er weinig voor dien
ander meer overbluft. Zo 3 hebben wg den
Dialoog; van Catharina van Biena, geschreven
of gedicteerd in volle exitase, waarin de
zachte en simpele woorden zich in di«p ge
dragen stemming voortbewegen, doch waar
achter wij alleen het schitterende
wereldgabeureu, het golven dar lichtzee kunnen
gissen en vermoeien, met dit gerolg, dat
het aan een enkele slechts is gegeven zich
aan deze lezing te verkwikken en dan nog
in den E vakken weerschijn.
Hoe dit ook zü, een auteur, welke zich in
het geheel niet bekommert over de uitwer
king van zijne volsinneu, moeten wij
eer.bièdïgen. Wij mogen hem geen verwijten
doen zich zelf te zjjn, want voor zich zelven
heeft hij b ar ei k t wat hjj bereiken kan. Hg,
die zich veel bekommert over de uitwerking,
bereikt niet wat hij bereiken kan. HU laat
aan den lezer over gedeeltelijk het werk te
doen, door hem en en dan indicaties te
gever. In een zekeren zin is Van Deyasel
haast geen artist meer, maar een zich steeds
volmakend mensch, die alle stadia van het
artist zijn beeft doorloopen en zich
gecristalliseerd heeft in een zuivere beweegkracht
van menecbelgk zielelicht. Langzaam, lang
zaam en nog eens langzaam is die beweging;
zij volgt bet tempo der natuur, die ook lang
zaam voortschrijdt naar hare volmaking uit
de kracht van haren af achuw voor het ledige.
De beweging in den Frank Eozelaar" is
daarom* eene krachtige, omdat zg door geen
buitenkracht wordt gedreven, maar in zich
zelf den innerlgken hefboom vindt. Gaen
boek is verder van Rhetoriek verwijderd
dan dit. Ook valt nooit een woord uit het
hoofd van den schrijver, dat niet volledig
z|jn circulatie in zgn bloed en zgn hersens
beeft doorgemaakt. Hoeveel wordt er niet
.geschreven tegenwoordig, waar de mooie
zinnen zoo maar klakkeloos worden neerge
smeten, als gooden vodden en goudsand in
de oogen van den argeloozen lezer; geschre
ven door schrijvers met zwakke hersens, die
iiiiiiiiimiiitmiiiittiuiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiitiiiiiiiHiiiiiMimiiiitiiiii
Van een kanarie die ruide.
DOOK
MINCA VERSTER BOSCH?REITZ.
II.
Zs köi niet meer meehelpen aan 't in
orde maken van da schoone kooi voor 't
rampzalige pietebeest; ze £ o a niet meer, ze
voelde 'n woeste haat tegen 't eigenwijze
mormel, tegen Fine, tegen Bertha, tegen
alles, tegen Gods gansch groote heelal dat
samenspande om hddr vers te doen misluk
ken, EV\ juist nu ... nu ..."
Toe, steek jij met 'n breipen de nieuwe
vlierstokjes door, Lou," vroeg Bartha be
minnelijk, je bent zoo handig..."
Bh ..; dank je," zei Lonise, wat hoog ...
ik ... heb te schrijven ..." Ea meteen streek
ze neer op 't bureau-stoeltje achter 't gemeen
schappelijke schrijf bureau, en schreef op:
Alex ik heb je lief,..
O zeg niet dat een gril, een vrouweluim
mg noopte ..,"
Hon z'n drinkbak recht, andera is 't
versche zand al düielgk vochtig..." zei
Fine tegen Bertha, die tezamen, in kalme
berusting Louise's hulp dervend, de ver
zorging des piëta voleindden.
Te biechten 't geheim dat ganech mgn
leven sloopte,
't Geheim dat als 'n vlam, verzengend in
zgn gloed,
Verteerd», al mgn kracht, mg'n hoogen
levensmoed.,."
Nom voorzichtig de vliegenkap optillen.;.
dan grijp ik 'm..." zei Fine,
Louise schreef, schreef met noeste vlijt,
er bestond vóór haar gén kanarie, gén
kooi, geen vliegenhpr, geen zusters meer...;
Alex ik heb u lief...
de kunst verstaal zelfs gerenommeerde critici
een rad voor de oogan te draaien, zooals de
volksexpressie hier plastisch zich uit.
De litteratuur is een wirwar geworden,
wervelend en morrelend in -homderdan cou
ranten en tijdschriften, waar de stokken en
brokken met vlugge vaart als in draaikolken
verzwinden naar de diepte der vergetelheid.
Het is een vlökken en neerzggan van ideeën
als een sneeu wmajsa, die spoadig wegsmelt
en geen spoor achterlaat. Zich zelven te
zamen te nemen en langsga m met zekeren
en vasten koers de kolk te omzeilen, dat
heeft van Deyasel op magistrale wgze vol
bracht. Het is slechts een dagboek, dit hg
ons heeft gegeven, maar een da^boak ineen
volmaakten vorm, zoo klasri-sk, dat de taal
hier in onze heele litteratuur zgn wederga
zoekt. Wg zien hier ten volle wat hei is een
groot schrijver te zgn. Wij hebben hier het
duidelijkst bewijs van da superioriteit van
den schrijver of denker boren den cinelen
regeerder of den gewonen man der politiek,
want in des denkers hersenmassa ontspringen
de heilige bronnen, die het aanscngn der
aarde moeten vernieuwen, wil dtze niet var
dorren tot doode woestijn
Dit boak is een primitief boak. Het gaat
uit van onze onderste zielelagen, van de
oarsentimenten onzer natuar, daar waar die
nog klaar en ongeschonden zgn door contact
en vermenging. Alle gebeurtenissen zgn
op dea achtergrond gesel en in schaduw
gehouden. Wg worden slectrs de lichten der
sensaties gewaar, zojdat wjj, aan wie dj ge
beurtenissen vreemd zgn, toch bet licht
kunnen deelachtig worden.
Dit is dus geen interessant boek, ook geen
dat een diepen indruk op ons zal maken, zoo
wij niet in analoge sentimenten ons Dewegen.
Wij zullen er slechts zelden naar grijpen
om te lezen en te herlezen vele malen. Neen,
alleen in heel speciale gemoedstemmingen
zullen wij het openslaan, wanneer wij naar
niets bizonders zoeken, niets willes; in uren
van zieleEtilstand en rus*. Met wat ons hier
wordt gageven kunnen wij niet naur wille
keur onze belangstelling oproepen. De toe
standen, waarin deze woorden zgn ontstaan,
omvangen ons slechts zelden en dan nog bg
gelegenheden, voor ieder mensch verschillend
en slechts zelden of nooit bij gelegenheden
als welke hier in d t boek worden vermeld,
Hier komt bg, dat dit dagboek geen eigenlijk
kunstwerk is, d. w. z. in den zin vaa schep
pingsdaad. De expressie blijf c hier ver b sne
den de grootheid van de innerlijke ontroe
ring. Er staan hier woorden, waar A-J iter
belangrgke dingen gebeuren maar waarvan
wg niets zien dan de schaduwen, die geheim
zinnig en vaag voor onze oogen zich lessen
en ineenkrimpen tot vreemde fantastische
vormen. Enkele spelingen der verbeelding
doen ons soms in enkele nummers van dii
curieus dagboek niet aangenaam aan of laten
ons onverschillig. Doch dis alles, dat nooit
bepaald minderwaardig wo dt, brengt de
schoonheid van het geheel niat in gevaar.
Omdat het ean dagooak ij, wordt na en dan
iets gegeven of vermeld, dat in het kader
van een logisch zich ontwikkelend of p'anieeh
kunstwerk niet zou pase.ec. Het is het
zieleleven van een zekeren Frank Rozelaar van
wie wg niet weten wie hg is: slee h-.8 dit is
zeker, wij hebben te doen met een
baspiegelenden, in zich gekearden menscb.
Een bepaald soort mensch wordt niet aan
gegeven. Zijn karakter wordt niet omschre
ven. Uit zgn gaest stijgen alleen gesepareerde
ideeën op, die een eigen leven leiden en ons
verbluffen door de geheimzinnige fonkeling
van mysticiteit, zooals men bg avond een
vuurwerk ziet opgaan naar da sterren: men
weet niet wie het heeft doen rgzen en ziet
alleen den gouden regen ia den nacht:
(U November Donderdagavond).
Zooals het van daag is, is het goed. Alles
tintelt van poe'.ie. Alle; tintelt van onuit
gesproken poëzie, die ik een heel enkele
maal uit mag spreken. '
Het is niet het beste, maar het is toch
'.66 goed, zoo al3 het laven nu in mij gloeit.
Ik kom er maar niet toe aan ander werk
.te gaan dan het uitspreken van wat zoo
maar in mg opkomt.
Wat kan zoo lang ik in den Hemel
ben of er dicht bij ik beter doen dan
zeggen wat ik word gewaar.
IE word bespeeld. Ik laat mg maar
bespalen. Als een zacate wind bespeelt de
schoonheid de snaren van mijn wezen."
* **
Op bladzijde 153 vind ik de volgende uit
spraak, die eigenlijk de qaintessentie van
dit fcoek bevat: zg luidt:
Daar het Leven 'i schoonste kunst-werk
is, is het maken van een kunst-werk iets
O zeg niet dat zoo snel, in zulk een spanne
tgds. Gaen liefde kan ontstaan, geen leren
kan verdorrep.
Alex ik heb u lief, en ik zegen, zonder
morren. Die liefde wier geboort', 't graf
werd van mg n lot
U heb ik lief, Alex, mijn luisterrijke God l"
Lottise'i hand beefde, ze zonk tegen de
leuning van 't bureau-stoeltje,... 't was als
een openbaring zóó vlot als ze na toch ge
dicht had....
De maat deugt niet" zei Fme lichtelijk
geïrriteerd tegen Bartha, die de nieuwe
vlierstokjes ongelijk kort versneden had.
Lonise keek gejaagd op; de maat was
goed, ze wist 't zeker; 't waren Trochaeën,...
toonverheffing, toondaling ... Alex ik heb
je lief... gut nee... net anders om;... nu
d;ln had ze in Jamben gedicht, en dan was
't heele vers in Alexandrynen....
Nu, dat deed Vondel óók dikwijls ..."
Gerustgesteld naai Louise 'n nieuw vel
papier voor zich, en begon keurig in \ net
over te schrijven, eerst den titel Leefde"
dan da opdracht Voor Sascha Suwareff,"
toen 't heele vers. Bij de onderteekening
hokte 't. Zs wilde 't onder pseudoniem naar
De Geldersche Roos" sturen. Gaen sterveling
mocht weten dat zg 't was,... goeie genade
Bee, geen sterveling....
Ze peinsde, z&3 weer Sjscha's guitige
oogen, hoorde weer z'n wonder bekorende
stem ,.. Carmen !...
Ja, ditt was 't... zóó zon ze onderteekonen.
En toen piet, nu ganscn afgetobd op zijn
zilverzandigen bodem te hijgen lag, geflan
keerd door 'n versch hoopje maanzaad, en
'n nieuwe opengespleten vijg, toen de
Wallküren weer op 't geborduurde medaillon
van 't rood pluche tafelkleed troonden, Wodan
van des piets onvoagzaamheid was gereinigd
en Fine mei 't vilten boenlapja uit 't bufl^:,
de notenhouten standaard tot zijn vlekkeioozo
ongereptheid had teruggebracht, toen vouwde
minders dan het Leven stil en schfcon te
leven.
Hier hebben wg den auteur geheel en al:
den man die beproefd heeft, (ea -wie sal
zeggen dat hg het niet bereikt beeft?) het
L?ven met de kunst te vereenzelvigen, tot
nheid te versmelten en zoo de zoogenaamde
Grande Synthèw te efiactaeeren gedurende
zgn aard&h bestaan. Wg hebben hier den
mensch, die het zwaartepunt van zgn streven
in het Tegenwoordige en niet in de Toekomst.
heófc verlegd. Dit kont dan ook overeen,
met zgn bewering elders in dit boak, meen
ik, uitgesproken, maar waarvan ik op het
oogenbiik de plaats niet meer kan vinden,
dat het onjuist zou zij a, dat het Tegenwoor
dige niet oejtaat. Voor dan auteur bestaat
aliéa het Tegenwoordige, het tijdlooze: Ik
leef in den Heao el. Ik leef in het Eauwige
Laven", (oladz. 15). Wg naderen dus hier
de streken en landen der Mystiek. Niet steeds
verblijft hg daarin, alhoewel hg nooit zgn
natunr ontrouw word f. Op blad 77 lees ik:
Als ik, op een verren tocht, mgn jam aan
een kind geef en eet zelf mgn botram
?ronder iets er op, dan k r g a; t die botram
een biionder eoort aangenamen, zuiveren
.smaak. Nameljjk niet een zintnigelgken
smaak ofschoon ik dien toch met het
zintuig gewaar word.
Het is een hoogar soort smaak dan bg
voorbeeld kreefcensoep of artisjokken."
D« hoogste wijsheid schijnt mg echtar t»
liggea in dit gezegde:
Bjj da bepaling van o as geestelijk
levens^edrag, moet men altijd ergens beginnen.
Men -moet n waarheid stellen, die niet
meer overwogen wordt, en waar men de overige
wit tflaidt."
De noodsakelgkheid van een Bjjin kont
hier duidelijk te voorschijn, van een
oarprincips waarover niet wordt nagedacht, dat
niet meer oaderzocht wordt. Het iets, waarop
hij steunen kon, waarnaar Archi&edes vroeg.
Er komt een moment in '«meniciea leven,
waarin hem duidelijk wordt, dat hij niet
verder moet doordringen in het wezan der
dingen, dat achter dien maar de waanzin
sluimert. Zoo wordt dan de Vrede verkregen,
dan Vrede dien de wereld met haar onrust
niet geven kan en dia komt vanden Heiligen
Gaest der Godheid. Ik wensch den Vrede
9n de Schoonheid. Ik wensch in Harmonie
te leren met de mengchheid. Uit het f de g t
van dezen wansch volgt, dat mgn
bestem,,'fli»g is tot die mannen te bèhooren, welke
daarin hun geluk gevonden hebben."
Waarom zich dan nog langer te var aio
aiman met het masker van een Frank Roielaar ?
Wg hebben hiar den auteur zalf, zui/er in
zijne persoonlijkheid, dia wel niet tot vast
karakter deze omlijnd en begrensd heeft, maar
die geheel op de go. vingen der gedachtenzee ge
dragen slechts onta;t houdt met de hoogere
en elementaire macQten, die da manseahe
leiden. Dit is dan ook het recht van baataan
van den prozaschrijver en dichter in onze
dagen, waar zoovele onteioepenen de dicht
kunst en de litteratuur in discrediet hebben
gebracht. Hier in dit boek is bgna iedere
voliin gegrond op het zelf-ond»rvondene.
Gaen beweringen worden er zoo maar losjes
neergeschreven. Geen klakkeloos naschrijven
van anderen : de auteur neemt zich zelfd in
aalt voor het enkel* woord, dat een
gemeenp aats of clichézon kunnen zg'o. De gemeen
plaatsen, wanneer hij ze gebruikt, werkt hij
om en drukt er agn eigen merk op. Dit is
dan ook een eerite vereischte om op den
duur gelezen te worden.
Haet en Maltatuli leven nog door hun
stgl. Ou2e litteratuur is waarlgk niet zoo rijk
aan een eigen taal sprekende individuen.
Wg hebben voortrett'slgk werk van Coanen,
de Measter, van Hulzen, Couperus, miar
ook bij deze auteurs is Liet alles even goed,
van hetzelfde gehalte. Van Van Deyssel kan
men zeggen, dat hij het minste minderwaar
digen arbeid heef c geproduceerd van de
Hollandsche auteur?. Diarenbo7ea is hij in
de le^enskuast de werkelijke hoogleeraar.
Hij heeft aan z:chzel7en een uitgebreid veld
tot experimenteering aangewezen. Wie had
dat vijf en twintig jaren geleden kunnen
voorspellen, toen deze auteur wars van alle
reflectie slechts den echoonen weerschijn
wou geven van de oppervlakte der dingen ?
Niet den weg van Zola en Gjncoart heaft
hg gero'.gd maar hij is binnengegaan het
labyrinth der mystiek. De innerlijke levens
diepte is voor ons Hollanders dan ook het
ware terrein, waarop onza letterkuade zich
het best beweegt. Voor ons is de eenvoud
der dingen goud waard. Da braed uitgespon
nen detailverwerking zou ons in de war
brengen en ona de minderen toonen van
vele buitenlanders. Trouwens deze laatste,
Louise haar copie dicht, sloot die vastbe
raden in 'n groot couvert en schreef:
ian de Hoofdredactie van da Galdeische
Roos" te Arnhem.
Toen postte zg het stuk nog zelf.
Enkele dagen gingen schijnbaar in ver
wachtingsvolle kalmte voorbij. Piet ruide,
bleef ruien, zooals hij zijn ganse'ie levens
strijd, totnogtoe ruiende gestreden had; drie
keer had Fine 's morgens ondar 'c zetten van
de ontbijtthee, op da wasem van den bouilloir,
brood met melk en suiker voor hem ge
stoomd; drie keer had Louise 'n blaadje van
den scheurkalender getrokken en de spreuk,
versregel of 't citaat voor dien dag voorge
lezen; driemaal had Bartha de afgescheurde
blaadjas gebruikt om piet'* vorig bekloaterd
on bevuild braoddeeg-knoedeltje handiglijk
van zijn bodem op te scheppen en te ver
wijderen. Eenmaal nog had piet hijgende
getroond onder de vliegenkap en op 't
Wallkürentafreel, ditmaal echter op 'n laapje
watten, eensdeels ter physieke veraangena
ming van zïjn, zy 'c ook, slechts kortstondig
verblg'f aldaar, anderdeels ter voorkoming
van herhaalde onwelievendheden van hem,
piet, ten opzichte van den be-Ghiystolenmden
Wodan.
Verder was de ontroeringsvolle rust in geen
enkel opzicht verstoord.
Totdat in den vierden nacht, Fine
ploteelieg uit haar slaap werd opgeschrikt door
een zonderling geluid dat haar weliswaar
gewekt had, maar dat zij toch niet geheel
wist thuis te brengen. Ze ging overeind
zitten, stak 'n lucifer aan, en belichtte 't
kleine klofcje op haar nachtkastja.
Groote genade, pas half twee!" Ze bleef
suüerig luisteren ... er was 'n vreemd frut
selen beneden aan de voordeur; ook ging
da huiaschei zacht teamerig over, als werd
ar of bij ougblu,?, of angstvallig sciitscht?r
aan getrokken.
hoe ook overeenkomend met den tijdgeest,
kan all eea verblindend werken ei niet voor
langen dnur. Wg doem wgs ons aan den
«e»voud te heulen. De scherpzinnige ontlediag der
complicatie, het fijne uitspinnen van gedach
ten i raden, het rgk der distincties, de analyse
in hare breedste vertakkingen bèhooren niet
tot iet domein van onze taal. Onae glorie
is «fe eenvoud van Knysbreeck, Tnomaa
a Ksmpit, van Vondel. Het hooge, simpele
is onze roem. Wij leven in Holland een leven
van onder-onsjes en zelfa de groote stad
Amsterdam is een onder-onsje gebleven.
Moeten wg nu daartegen reageeren en oss
aansluiten bg de cosmopolitische strooming ?
Wg zouden immers onze natuur geweld aan
doen. Zoo denkt de auteur van Deyasel en
evenals K j m brandt heef; hg zich in z$n
wezen vaa Hollander opgesloten.
Wg hebban hier niet o ver bet min of meer
juiste der stellingen van dit boek te twisten,
wg moeten zelfs niet in de eerste plaats hier
naar waarheid zoeken, maar wel naar de
manier van voelen en voordragen van het
gezegde, opdat wij daaruit kunnen leeren de
juiste manier van voelen, dat onnaspeurlijke,
welke onze redding is tegenover de buiten
wereld, die ons in zekeren zin steeds vijan
delijk is. Immers: Homo bomini Inpu?.
Door ona te verplaatsen in het juiste sen
timent, bereiken wg het geluk en komen wg
in o vereenstemming met de bestaande wereld
orde. Wanneer wg dat alleen uit dit boek
zouden kunnen leeren, dan zon dit werk
onvergankelijk zgn. Ik zal niet beweren, dat
dit zoo is en slechts zeer zelden treft de
bliksemstraal eener openbaring nit de zwarte
massa's van de gedrukte letter. Doch bg een
dergelgk werk bigft hier de mogelijkheid niet
uitgesloten. Men diene dit boek voorzichtig
ter hand te Beman. Eane eerste telenrste !ing
schrikt» niet af. Man zette het weg, wanneer
het niets zegt, maar vatte het weer op eenige
dagen daarna, want het iseendosument van
beteekenif. Het kort afgebrokene der gezegden
laat deze methodo van lezen toe. Wg hebben
geen vasten draai te volgen, geen intrigue
met haar verwikkelingen te onthouden. Bui
gen wüons hoofd in stille overweging voor
een oogenbiik; heil .m het weer openleggen
het boek ter zg'de. Na eenigentgd zullen wij
stille sterren zien blinken, waar wg die niet
hadden vermoad. Sjirappen wij
meedoogenloos wat ons niet aanstaat, er zal toch genoeg
blgven staan tot openbaring en troost.
ik weet niet of de auteur zelf met dit
werk meer ingenomen is dan met zijn
andere werken, maar ik voor mij houd het
voor zgn merkwaardigste, zoo niet zgu baste.
Het Woord is hier teruggedrongen op den
achtergrond en de persoonlijkheid van een
manscütreedt hier naar voren omstraald
met het latente, onzichtbare licht der dingen.
Het Woord, dat dreigde de vijand te worden
in onse tijden van het echoone, van de wer
kelijke litteratuur, is hier orerwonnen, in
banden gelegd door de pen van een zege
vierend auteur. Het Woord verontrust ons
hiar niet langer en valt alleen langzaam en
in regelmaat,, wanneer wij de sensatie vol
ledig hebben opgenomen en zg in ons bin
nenste hare volledige uitwerking heeft ge
daan, ons wezen heeft verruimd.
Zooals in een onderaardsche grot boven
van de zoldering atüde droppel zich ver
zamelt en dan valt telkens met vaste
tusschenpoose, zoo valt hier het Woord zwaar
en vol van beteekenis naar beneden in des
lezers gemoed en geest. Da lezer kgke goed
toe in de duisternis. Hij zal in zgn gemoed
en geast ontwaren een plas vaa helderheid,
als een spiegel van kristal.
FKANS EEENS.
iüg st Lncas.
Men leest in da dagbladen :
Ia eene vergadering van stemhebbende
leien der Vereeniging S". Lucas, te Amster
dam, gehouden op 15 Juni 1.1. in zake da
qaaeatie der drie verwijderde schilderijen
van Kses van D jagen uit hare tentoonstelling
in het Stedelijk Museum aldaar is besloten,
dat het Ba»tuur ter openbare kennis brenge
dat, na al het gebeurde, geschrevene en ge
sprokene, de stemhebbende leden de drie
verwijderde schilderijen niet als onzedelijke
uitstalling, maar als Kunst blgven beschou
wen".
Dit is een alleszins onthutsend bericht I
Alaoo, ondanks al het geschrevene", ge
sprokene", gebeurde" (1) d.w.z. ondanks den
toorn van Van Esden en van den
BurgeFine's bloote beenen schoten vastberaden
't bed uit en de altijd op 'c gemsvachtja
gereed staande vilten sloflan ip. Toen liep
zij zacht 'c portaal op en luisterde. Groote
genade l er was onraad, er viel niet aan te
twijfelen; er werd aan de vooidaur gemor
reld, er waren dieven, goeie, goaie genade,
moorderaars misschien.
Ze liep met kippevel van kou en bangheid
caar de kamers van Louise en Bertha.
Ben je wakker?" vroeg ze doodsbenauwd
aan Bertha, en herhaalde die vraag aan de
argeloos snurkende zuster net zoo lang totdat
deze werkelijk wakker was. Er zijn dieven,
inbrekers" fluisterde Fine heasch, Louise
moet ook opstaan... en jij ook"...
L!eve hemel nog toe, wat meeten wij be
ginnen," zei Bartha, schoof ook haar beenen
onder de dekens uit, en bleef toen weaenloos
op den laad van haar bed zitten.
Beneden was weer duidelijk merkbaar
geritsel aan de voordeur; toen belde de
huisschel schril door de duisternis van 't
nachtelijk stille villa-'je.
De drie zusters hokten gansch genepen van
angst en ontzetting bg elkander. Hoe laat
is 't toch?" vroeg Louise.
't Was ha'f twee toen ik het 't eerst
hoorde," zei Fine klappertandend, gut o gut,
ik donk dat zïda deur uit d'r scharnieren
willen lichten ... en zoo tegen de bel
stooten"
Louise die over 't traphek op 't portaal
was gaan luisteren, kwam in opperste zenuw
achtigheid verklaren, dat ze duidelijk stemmen
hoorde.
Konden we ze maar in 't idee brengen
dat er 'n man in huis is," fluisterde
Bsrtha.
Gut j»," zei Fion, ^ooala tante Line,die
altijd 'n hoed on 'n jas of 'n wandel stok win
Emmy's man töleen hseft om in den
atandsard *.s harden... dut geafc toch altijd
o.siMg aio 'K 't ir.erk3r:."
Met heftiger ruk ging de huiaschei over,
meester, blijven (wat een geweldige jongens
van stavast toch I) de Kunttentart van St.
Lncas drie Kviutwerken als Kunst beschou
wen, e» niet... als een onzedelgfce uitstal
ling! Ook aiet, hopen we, als eea
brievenlegger of een locomotief?
Het is bedroevend, dat de beweging van
gezond verzet, die in deze Vereeniging gaande
was, zich te oordeelen naar dit onvoldragen
en groteske communiquéniet voldoende
heeft kunnen doen gelden. Er had nataurlgk
een meerderheid behooran gevonden te zga,
die openlgk hare afkeuring er over uit
sprak, dat:
la het Bestuur d« onafhankelijke kunst
beeft verloocbaad in plaate van haar te
eeren («rat zijn allereerste plicht is);
2 3 bet Bastau-, op een lossen wenk van
een burgervader, den kunstenaar Van Dongen
(door St. IMCOS, let wel, alt gast genoodigdl)
openlgk heeft behandeld als ware hg een
schilder van buitensporige schandelijk hei dj es;
3e het Bestuur aan de publieke opinie
gegronde reden gaf ee<n jury van fatsoenlijke
artiesten voor importears van
onsedely'kheden" aan te zien;
4a het Baataur, na dit alles, niets beters
wist te doen dan den burgervader ventre
a terre (en faei d terre l) nog eens extra- excuses
te gaan aanbieden.
Miar het gezonde varstand" pleejjt ge
lukkig in vereeaigingen van mear dan drie
personen te overwinnen! Als er na veel
moeite een positie" is verworven, zie, waarom
zou het gezonde verstand" haar dan niet
beschermen op al die manieren, waarop
'd werelds lafheid dat na eenmaal te doen
gewend is?
Hoe beschermen de particuliere personen
hun reputaties? Immers, achter de coulissen
hunner deftige uiterlijkheid, in den regel
op dezelfde Biet zeer groot Hartige manier!
S t. Lncas is oud genoeg om dat te weten
en haar wandel (en handel) daarnaar te
richten.
Maar toch... het valt ons niet mee.
&H,32
Waarom een Beetlra-M?
De ,,wgze lessen" waarvoor de heer B.
Verhagen mg erkentelijkheid betoont, schij
nen iets uit te werken.
Wat aanvankelijk heette de eigenlijke, de
karakteriseerende tendenz van heel de
Baethoven-Huis-baweging wordt nu, aan 't slot
der repliek, aangeduid in deze vergelijking:
de lezer van Willem Hatschenruyter's boek
ziet het persoonlijk feit rustig dicht onder de
oppervlakte van den stroom dezer demon
stratie medevlottea, en zoo na en dan zeer
duidelijk even aan bet dagUcht komen1'. Zoo
nu en dan, even l Toch is dit persoonlijke
het gewichtigste, meende da heer B. V., en
de rest van veel minder belang. Da,,stroom"
wordt verder genegeerd. Hoe de stroom in
beweging kwam, door welke kracht hg wordt
voortgestuwd, of hg nog iets anders weer
spiegelt en te zien gaeft dan dat persoonlijk
ding dat er uit opgevischt en den volke ver
toond werd, het zijn vragen waar de onbe
vangen heer B. V. zich niet mede inlaat:
bgzakenl
Hjj herinnere zich even dat anderen er
anders orer denken, en in hun
baoordeelingen (1908) een adere aoofdsaak rele
veerden. Zoo deze zelfde Groene"
(Averkamp): Ik raad iedereen aan, het boek van
den heer Hutschenruyter te lezen: het is
gesproten uit een onbaatzuchtig gemoei en
gedicteerd door een warm en edel gevoel om
misstanden in ons kunstleven uit dan weg
te ruimen". Zoo Het N. v. D. (De L*nge),
die erkende dat H's , streven alleen hierop
gericht is, om aan de beoefening der muzi
kale kunst eea hooger peil te verzekeren".
Zoo de Amsf. correspondent der N. R. Ct.,
die van gevoelen verschilde aangaande de
kenschets van het tegenwoordig concert
wezen, doch aldus vervolgde: dit behoeft
niets af te doen aan de waardeering van de
ideale kunstbeginselen die de gegeven be
schouwingen doordringen, noch aan de er
kenning van hare beteekenig in kunst
historisch ojnieht. Wg hopen van harte
dat Het Beethoven-Huis tot stand moge
komen." Zoo ook Catcilia (Van Milligen) die
Hutschenruyter de vervulling zijner wenschen
betreffende de zuivering der kunstbeoefening
toewenschte, de volle bevrediging zijner idea
len. Zg hebben ook den eenvondigen, klaren
stijl van het betoog geprezen, en den hel
deren klank der overtuiging gehoord in de
taal, de woorden, die allerminst gelijken op
iiMliiliiiiiiitimiiimiiinmiMiiMliltiiiiiiiMiiMmiiiHiiiiilmiiiiiiiiiiniii
gevolgd door wrikken en stommelen aan de
deur.
De drie zusters grepen elkander vast aan
d'r lange nachthemden, trapten van opperste
benauwenis op elkaar's amper door de v Hen
slof jes beschutte, bloote voeten....
Als jelui durft, dan weet ik wat!" zei
Fine nu vastberaden. Er is in de kleerkast
van 'i logeerkamertje nog de jockeypet, de
hooge hoed, en Je koetsiersjas van de voor
drachten op neef Karel's bruiloft... laten
we die nu halen en aantrekken en dan . . .
ja, gut... in de gang beneden hard gaan
stappen."
Waar daar zien ze toch niks van," zei
Bertha, 't luik is voor de deur en 't is overal
pikdonker."
Als we ons dan eans op 't balcoa
ver.toonden en kabaal maakten," slelde Fine vaag
voor ... gut er moet iets gedaan worden...
zóó worden we nog levend vermoord."
Hoe zij nog anders vermoord konden wor
den, lieten de austers in ' c midden, maar na
eenig overleg schoven zg' toch muisstil naar
da kast in de logeerkamer, en weinig
oogenblikken later stonden zij weer eendrachtelgk
by de trap, Fine in den koetsierpjaï, Bertha
met den jockey-pet, Louise met den hoogen
zijden hoed. 't Zal niets geven," zei Lonise
somber, ?óó zien ze toch dat wa geen man
nen zijn."
Fine bekeek met critisch oog en 't opge
heven nachtlichtje, de wit-benachthemde
zaaiers en de daarbij on-passende hoofd
deksels.
Doen jelui dan je cape er bij om," raadde
zij pienter aas.
Gut o gut" kreunde Bartha, die hangen
allebei beneden in den gang, nietwaar L^u?"
L'JU knikte zwijgend, in verheven berusting.
De zusters luisterden,... benedan was 't
stil geworden.
Durf jij naar beneden te gaan?" vroeg
Bertha aan Fine, jij lijkt tenminste nog 't
meest op 'n man"....