De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 9 juli pagina 1

9 juli 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1776 DE AMSTEBDAMHER A°. 1911 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder redactie -VSLTL IÈw£r. 3=1. IF. L. "W l hiSSHsTQ-. Dit anmmer bevat een bijvoegsel. Uitgever*: VA1T HOLKEMA & WARENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het autenrsrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65 Toor ladie per jaar, büvooruitbetaling B mail 10. Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Zondag 9 Juli Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ? ?0.25 .0.30 .0.40 INHOUD: "VAN VERRE EN VAN NABIJ: O as t. Oorzaken en gevolgen derzeeliee, door Een Stuurman. FETJILUÏTON: Trouw, doar Frits van Loon. KUNST EN LETTEREN: Openbaring, door Kachel de Tries-Brandon, beooidedd door fnmt Coenen. Beetho ren-Schwindel, door «dr. A. Diepenbrock. Tentoonstelling PoorttcMar, Hulshofl Pol en Tbéièe van Hall in bet Stedel. Mnseuat, door W. Steenhoff ' TOOÜWKNRTJBKIEK: Zesde Internationaal Congres voor Vrouwenkiesrecht te Stockbobn, II, met portetten (dot), door N. Mansddt-de Witt Hmberts. ALLERLEI, door Altogra. UIT DB NATUUR, door E. Heimang. Nederlandscbe Dorpskerken, anet af b., door Jan Gratama. Presiienftiaele causerie, met af b., door v. d. E. Daniël de Lange, met portret, door Matthijs Vermeulen. Sensatie, door W. Steenboff. Clwrivari. - FINANCIEELE EN OECOMOXI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d 8. SCHAAKSPEL. DAMRUBRIEK. ADVERTENTIËN. WmlHHtlllllllll llllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllMllllllllinillllllllll Ons Moabit. Terwijl op het Ddmrak de rozetten gloeiden ter eere van Fallières, en de entguirlandes aan blijdschap en zelfs ?au kermis herinnerden (vanwege hun ultra-smaakvol arrangement) liepen onze dorpsjongens in uniform en met bajonet «p 't geweer door een zeelieden wij k en «choten hun wachtkogels", pif paf, door mlle openstaande ramen en deuren: in «en compleete duisternis en verschrikkeIjjke verwarring een vijftal gewonden makend, behalve dan nog de gewonden, die officieel niet bekend zijn. Natuurlijk zal over dit heele nachte lijke geval, waarvan men huivert bij de lezing der twee of drie onpartijdige ver slagen, een rechtbank te oordeelen heb ben : bepalend de eerste aanleiding, schuld en boete. Over de eerste oorzaak (verre gaande jarenlange veronachtzaming vanhet zeevolk door welgestelde reeders en welgezeten Staten Generaal) zal geen -woord worden gerept: als zijnde die zaak luiten de orde. Ons vervult deze fusillade, deze kleinformaat gajoes-expeditie met afschuw. Op het opgeablik, dat wij dit schrijven, fitaan de feiten nog geenszins vast. Het kan wij nemen het terstond aan wezen, dat van de zijde der bootwerkers de eerste klap of een dreigend woord viel, toen er zonder noodzaak midden door hun wijk een werkwillige" naar «en der booteri gevoerd werd : een werk willige", voor hen in hunnen bestaansstrjjd is een verrader", want termen wismlen. (De verraders" der Atjehers lijn de gidsen" der Hollandsche dag bladen.) Maar evenals bij de lezing der ?rapporten van onze Indische expedities de niet-naïeve met scepsis den roem van zfln leger ondergaat, telkens als er staat ie lezen van honderden dooden bij den vijand en twee of drie gewonden aan onze zijde, evenzoo nemen wij voorshands niet aan, dat de middernachtelijke schieterij in de vensters, en de verwonding van een waarschijnlijk belangrijk aantal menflchen noodzak el ij k verweer is geweest. Ben blijkbaar naar heldhaftig heid strevende reportage in het AIg. Handelsblad vertelt ons van de straateteenen, die in de zeeliedenhuizsn konden worden verzameld. Van revolverschoten die (na de fusillades) uit de dakvensters werden gelost. Maar wij vinden het op zijn zachtst gesproken uiterst verdacht, dat maar n agent werd gekwetst en dat ter loutere z.g. Beveiliging" honderde patronen werden verschoten en vele menschen werden ge wond, waaronder door twee, drie kogels! "Wij bevelen de lezing van het hiervolgend artikel aan, dat vóór de mili taire nachtelijke expeditie geschreven werd. En wij wachten, waarlijk zonder Teel vertrouwen, op nader nieuws. Oorzaken en gevolgen der zeeliedenstaking. Voor den niet ingewijde is het moeilijk een juiste voorstelling van het huidige epnflict zich te vormen. Aan de eene zijde manifesten van den Zeemansbond, grieven bevattende die den vorm aan nemen van schandalen-publicatie (door enkele artsen bevestigd). Aan de andere «ijde een voorstelling der staking als een enkele strijd om de macht". (Zie Advertentie der groote stoomvaartmaatschappijei in de dagbladen van 24 Jun;.) Een groot deel van het Nederlandsche volk blijft bij dit conflict onverschillig toeschouwer. Zy lezen de berichten, begrijpen misschien, dat de zaak aan eene zijde van den aanvang af is onderschat e a maken zich er verder van af door te denken dat de waarheid wel in het midd n zal liggen, hierbij niet vermoedende Wölke groote en algemeene belangen er op 't spel staan. Aan welke zijde men zich ook in dit C3;fl;ct schaart, het is de plicht van ieder belangstellende in het scheepvaartbedrijf om het volle licht op de toestanden aan board der Nederlandsche koopvaardij schepen te doen vallen. Het behoud van een moderne, goed bamande Nederlandsche koopvaardijvloot is een nationaal belang; hiermede is immers ten nauwste verbonden de be tekenis van Nederland als handels-, marine- en koloniale mogendheid. Wan toestanden en corruptie, waar ook aan wezig, zijn oorzaken van verval. Getuige: de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, die, omstreeks 1850 de eerste zeevarende mogendheid, thans van het algemeen verkeer op den Oceaan geheel zijn ver dwenen. Door ligging en natuurlijke bronnen van welvaart in een zeer be voorrechte positie, lijdt Amerika de ge volgen hiervan niet zóó ernstiz als dit anders het geval %ou wezen. Maar het lijdt ze. De roep van de zee! Veel van zijn aantrekkingskracht heefc het zeemans beroep in den loop der jaren verloren. De zeilschepen verdwenen en hiermede grootendeels het, vooral voor jongelieden, aantrekkelijke, romantische gedeelte van het vak. In de plaats der zeilschepen kwamen de rustelooze, afgej akkerde vrachtstoomschepen en de vraag naar ongeschoolde werkkrachten, de stokers en de kolentremmers. De matroos werd zee-arbeider. Het roman tische" van het zeemansleven ligt diep begraven in het kolenruim. Meer en meer keerden zich goede werk lieden van dit in slechten zin herboren vak af, en de reederijen behielpen zich (om de goedkoopte niet altijd ongaarne) met minderwaardige arbeidskrachten. Oppervlakkig beschouwd zou dit laat ste zich moeten wreken in de uitkom sten van het bedrijf. Toch is dit voor de reeders niet altijd het geval. Het Wet boek van Koophandel legt het overgroote deel der verantwoording op de schouders van den gezagvoerder; alleen zijn positie wordt door het arbeiden met minderwaardige krachten practisch be moeilijkt. De groote mogelijkheid der assurantie voorziet in het overige. D<j Schepenwet stelt sle hts minimumeischen, en hierin wordt het onderzoek van met name genoemde particuliere verzekeringsbureaux officieel erkend! IQ dit verband, hoewel niet direct deze zaak rakende, wenschen wij te wijzen op het geval van het stoomschip Rugby in Engeland. Dit schip, geclasseerd in de hoogste klasse van Lloyds, werd door het Ministerie van .Handel (Board of Trade) aangehouden en in zulk een slechten staat bevonden, dat het niet waard bleek te worden gerepareerd en men het schip eenvoudig besloot te sloopen. Dat het belang van de reederij bij het veilig varen van het schip zeer gering, soms negatief kan zijn, loeren ons de vele onderzoekingen in Engeland en Duitschland betreffende ontijdige en moedwillige verlating van schepen. Twee recente uitspraken van den Raad voor de Scheepvaart hier te lande gaven om trent dit punt stof tot denken. Waar zulke mogelijkheden bestaan, daar moeten ook de bekwaamheid en geschiktheid van het personeel voor de reederijen zaken van zeer ondergeschikt belang worden. Oponthoud beteekent schade, de kwade kansen zijn echter voor anderen : Dus varen. Hoe de schepen bemand worden is bijzaak. Hier is de verklaring van het ongehoorde feit, dat schepen, gedurende deze staking, voor een groot gedeelte bemand zijn met ontslagen ge vangenen. Hoe ir en ook moge symphatiseeren met de vereeniging tot zedelijke verbetering van ontslagen gevangenen, in het plaatsen van meerdere hunner beschermelingen op een schip schuilt een te groot gevaar. *) Het aanmonsteren van Aziaten (waardoor de Aziatenq uaestie, die bij ons nog niet bestaat, wordt binnen gebracht) en van de getapte" werkwillige Duitschers heeft gevaren van andere maar niet mindere beteekenis. Niettegen staande alle officieele dementia is het een bekend en gemakkelijk te bewijzen feit, *) Wij varnamen dat de Atnsterdamsche afdeeling dezer Vereeniging zicb in den loonstrijd der zeelieden onzijdig beeft ge houden. BED. dat vele Nederlandsche schepen, gedu rende de staking, naar zee zijn vertrokken met totaal onbevaren bemanning. DEZE SCHEPEN LEVEREN EEX DOORLOOPEXD. OE ? VAAR OP, NIET ALLEEN VOOR ZICH ZELF, MAAR VOOR ALLE ANDERE SCHEPEX. Zeker, pp deze wijze blijven wij gemakkelijk in staat tegen het buitenland te concurreeren. Kunnen wij echter op deze wijze nog spreken van Nederlandsche schepen? En voor welke mogelijkheden komen wij te staan bij rampen en ge vaar ? Het zijn zeker doortastende maat regelen door da reederijen genomen om zich personeel te verschaffen, doch met het oog op het algemeen belang kunnen deze maatregelen alleen worden gebillijkt als zy het eenige middel waren om een bedrijf te redden. Wanneer dit niet zoo is, en het is niet zoo, dan kan geen veroprdeelitg dezer maatregelen TE STERK zijn. Wij stellen ons voor daarom de eischen der zeelieden hier te bespreken. In de eerste plaats de betaling. De hoogate, ons bekende, gage van het personeel op Nederlandsche schepen is ? 45 per maand voor matrozen, ? 55 voor stokers; de laagste f 32 voor matrozen, f 41 voor stokers. Hierbij wordt door de reeders er echter de aandacht op gevestigd dat ook logies en voeding worden verstrekt. Zeer terecht wijst de Zeemansbond er op dat dit laatste alleen van practisch be lang is voor de ongehuwden. Het is moeilijk gemiddelde cijfers te geven, we gelooven niet ver van de waarheid te zijn als we het gemiddelde weekloon van een matroos op f 10, van een stoker op ? 12 stellen. Het beste dat van deze loonen gezegd kan worden is dat het mogelijk is (en wat is niet mogelijk?) hiervan in een havenplaats met een klein gezin op zeer sobere wijze rond te komen. Wat wordt in luil voor dit loon gegeven ? Een arbeidstijd van ge middeld 12 uur per da? onder alle om standigheden, een langdurige afwezig heid, een zeer onzekere toekomst, geen wettelijke regeling van vergoeding bij ongevallen. Gedurende de reis kan elke arbeid van den man veilangd worden, ook des nachts en op Zon- en feestdagen, zij het ook tegen een extra vergoeding van / 0.25 per uur. Vergelijkingen met den werkman aan land zijn alle in het voordeel van den laatste, en daarom kan een eisch om loonsverhoogicg niet on gemotiveerd genoemd worden. Kunnen de werkgevers dezen eisch inwilligen ? Veel zou er gewonnen zijn als zij zich verwaardigden hierover in bespreking te treden Er wordt dik wijls geschermd met internationale con currentie, doch van het standpunt der Nederlandsche reederijen is het misschien beter hierover te zwijgen. In Engeland en Duitschland zijn de gages hooger dan hier te lande, zelfs zijn in het eerstge noemde land de gages der matrozen thans gebracht op f 52 als minimum. Op Grieksche en Spaansche schepen wordt minder betaald, doch deze natiën zijn nooit als ssrieuze concurrenten be schouwd, hunne zeelieden kunnen geen vergelijking weerstaan met de onze, en het werk van n man wordt daar ge daan door twee of drie. De tweede eisch betreft de voeding. Hoewel nog altijd de meer dan verou derde voedingsstaat uit de monsterrol van kracht is, hebben de groote stoomvaartmaatschappijen hierin op afdoende wijze voorzien. Wat die enkele betreft valt over de voeding weinig of niet te klagen. Er bestaan echter bij kleine reederijen nog zeer afkeurenswaardige stelsels. Een hiervan is het uitbesteden van de voe ding aan den kapitein. Dit heeft aanlei ding gegeven tot ernstige en wat erger is, zelden te controleeren misbruiken. Op dit soort schepen heerscht steeds een slechten geest en het is meer dan tijd dat met dit systeem gebroken wordt. Op andere schepen, de zg. weekbooten, varende op korte reizen, wordt dikwijls geen voeding verstrekt. Ieder lid der equipage ontvangt wekelijks een vaste som e a draagt zelf zorgt voor zijne voe ding. Ook hieraan zijn ernstige bezwaren verbonden. Het is gebeurd dat een schip, op reis van Engeland naar Harlingen, te IJmuiden binnenliep wegens gebrek aan proviand! Er is hier slechts m stelsel mogelijk dat goed zal werken, n.l. dat alle reede rijen de voeding in eigen beheer nemen en dat de monsterrol een nauwkeurige omschrijving bevat van een lijst van spijzen, waarvan slechts in zeer bijzon dere gevallen mag worden afgeweken. Staatstoezicht op kwaliteit en kwanti teit der proviand is noodig. Ook is het wenschelijk, in navolging van Engeland, eischen van bekwaamheid te stellen aan de koks. Een slechte kok, die gedurig oneetbare kost schept, kan veel aan den geest bederven. Tegenwoordig kan ieder zich voor kok uitgeven en als zoodanig op ean Nederlandsen koopvaardijschip aanmonsteren. Dit is een der oorzaken van ontevredenheid aan boord en een doorloopend gevaar voor de discipline. Een der ernstigste klachten is die om trent di logiezen. Wettelijke voorschriften omtrent de verblijven bestaan hier te lande niet; wel is sinds korten tijd inge voerd een vrijwillig toezicht op de logie zen, uit te oefenen door de ambtenaren der scheepvaartinspectie. Enkele groote stoomvaartmaatschappijen maken van dit toezicht gebruik. Als regel wordt de huisvesting der equipage, zelfs op de beste schepen, nog te veel als bijzaak beschouwd. Voor ventilatie wordt meestal niet of onvol doende gezorgd en met de ruimte wordt gewoekerd. Het bedrijf eischt de grootst mogelijke ruimte voor lading en passaS'ers, en nog in i ts anders ligt 'n gevaar: avengelden e. d. worden betaald, af hankelijk van d« grootte van het schip. De officieele scheepsmeting staat voor de berekening der netto tonneninhoud slechts een aftrek toe van 5 pCt. der totale ruimte voor logiezen, bergplaatsen, stuurhuizen, kombuizen e. d. Dit is te weinig en de wetgever zou hier kunnen helpen, door vast te stellen, dat alle verblijven voor de bemanning in minde ring gebracht kunnen worden bij de berekening der tonneninhoud. Op deze wijze zijn de opvarenden geholpen zonder groote schade voor de reederijen. Bij den bouw van een schip brengt het immers slechts geringe kosten mee dezs verblijven ruimer te maken. Ook een gelegenheid om baden te nemen en een gedeelte vrij dek, in de tropen afgeschut door tenten, zijn geen overdreven eischen. We vreezen echter dat slechts een ver plicht toezicht op de logiezen hier een afdoende verbetering kan brengen. Zulk een toezicht moet aan de equiBage den plicht opleggen voor dezindejkheid zorg te dragen. Ook hier wordt natuurlijk vaak tegen gezondigd. Wekelyksche inspecties onder toezicht van den gezagvoerder kunnen dit kwaad verhelpen. Tot zoover over de inderdaad billijke eischen van den Zeemansbon d. Intusscnen staan de militairen ter verdediging van werkwilligen met de bajonet op 't geweer. Elke provocatie, van welken kant ook komende, kan de ernstigste gevolgen hebben. En er is reeds geprovoceerd, niet allee a van den kant der stakers. Of hoe kan men het anders noemen, dat de directeuren op eenige bazen, stuurlieden en machinisten de bekende moreele" pressie uitoefenen om boot werkers- en matrozendiensten te ver richten ? Bij een der groote Amsterdamsche stoomvaartmaatschappijen is men zelfa zoover gegaan om van het kantoor personeel te eischen, een op vertrek liggend schip netjes op te schilderen. Hier past een ernstig woord van af keuring. Dit schilderen is immers niet alleen niet noodig, maar het is luxe. Nu vraagt men zijn ondergeschikten kantoormenschen voor de oogen der op gewonden stakers (met hun vele billijke eischen) het weldra vertrekkendsahip nog eens in een extra mooi kleed te steken! Hoe nu als straks die voor provocatie gebezigde arme ondergeschikten de zeeliedenwijken moeten passeeren ? En als hun niets gebeurt, wie ver antwoordt dan de nooit meer wijkende haat der zeelieden jegens zoo'n persoon ? Het is zeer te hopen, dat het conflict spoedig eindigt, en dat dan ook de Wetgever zich onze, zij het ook practiach kiesrechtlooze zeelieden aantrekt. 4 Juli. EEX SïTURMAX. KACHEL DB VRIES?BRAKDON, Openbaring. C. A. J. van Dishoeck, Bussum. 1910. Een harde wekklop dreunde op de kamer deur. Neddy gehokte op, star kijkend een oogenblik naar een pleïja op den tnnur tegen over haar bed. Hè... wat? ... is 'r wat bij zonders t ... Nee ... maar... d'r trouwdag... d'r trouwdag ... gek, dat ze toch nog zoo vast zat in haar droomen . . dat ze nog eve moest bedenken w ut 'r ging gebeuren vandaag Hè, nog eve legge,... nee ... eerst zien hoe laat 't is... anders ging alles zoo gejaagd. Lu!, het lichaam nog door den slaapwellust bevangen, rekte ze n hand n sar den horlogeetandaard op 't nachttafeltje, terwijl ze met de andere, de vingers op het wi'. te laken uit spreidend, steun zocht,... zeven uur ... nog eve maar ... dacht ze verent--chnldigend, haar hoofd nog eens vleiend in de kussenholte... kan best nog eve wachte ... tot half acht... het laatste half uur'j e in haar meisjes bed,... ironiseerde ze,... non moet t ze eigenlijk met angst en vreeze aan vandaag denken, met neergeslagen togen haar touigom tegemoet gaan en een paar dozijn blosjes klaar hebbe voor de bedekte- en onbedekte toespelingen, die er gemaakt zullen wordec Nen, dat bad ze gauw gecoupeerd,... die nieuwtpierige vraten van d'r stiefmoeder ... die zal niet gauw meer met die onhakken raadgevingen op de proppe komen..." enz. enz. Loom schoot ze haar beenen weg van onder de dekens en wierp ze over den bedrand. Z i was zoo graag wat bly'Te sufte.... Haar voet was in het bovenlaken verward geraakt, en ze boog zich slaperig, om dien los te werken. Hoe laat was 't dan, dat die Kaatje zoo'n kabaal maakte... kwart over zeven,.. moeite waard ... ze hadde d'r best nog wat kunne late ligge... hè... 't ?n as friach... ze had al kippen vel op d'r been e... . Proestend sprong ze ineens van den bedrand af. Wie denkt nou op z'n trouwdag aan kippenvel,.. wat 'n schennis... wat 'n proza " Wie deze beide fragmenten, op bl. l en 3 van het boek, genoten beeft, verrykt zich ineens met een echier volledig begrip van deBaelfd eigenschappen. De wijdloopige, volkomen onbelangrijke, realiteitabecchrjjving, blijkbaar met voorliefde bedreven over ongeveer drie vierden van het verhaal en precies alles missende wat voor zulke zegging vereischt wordt: het eigengevoelde, suggestieve woord en ryïhme. Zie daar het eerste dat opvalt. Dan trefc onc, hoe akelig zulke enkel gedachte woorden er n.tzien, als de auteur meent die nu eens hél natuurlijk te moeten maken door het weglaten van n's en dergelijke. Maar vervolgens, hooger opklimmende tot het meer geestelijke, vernemen wij hier van een meisje, dat uit zuivere reactie tegen een voorgaand naief sentimenteel, eea romantiech geslacht, min of meer geslaagde po gingen doet alle emotie-waarde van haar trouwdag te ontkennen, als conventioneel en onecht, daarbij al een bijzonder wee hnmor te baat nemend. Dit meicje nu zo> wordt ons verder op denzelfden, noch zinlijk-gevoeligen, noch fijngeestigen, maar voortdurend brutaal zich er doorheenslaanden toon meegedeeld dit meitje wil als vele meisjes, vooral vele Hollandache, van de liefde niets weten". Zjj schuwt en veracht het laf-:inljjk eedaehtenleven, de heerlijk-heimlijke cor fiienties, al dat schichtige en twijfelige geflidder rondom het eexueele, dat toch ook zoo menig aan komend kind plezierige emotie, verlegenheid en slechte nachten bezorgt. Daarvoor is baar geest te positief en zag zij, tot walgens toe, te veel van baars vaders verliefdheid voor zy'n jongere tweede viouw. Zoo wordt zij tot haar 27e jaar door het passioneele niet beroer i, om dan te trouwen met een jongen man, die haar een enkel... geestelijk hu welijk" voorgeslagen heeft. En het verloop en einde der historie, overigens zonder een scbyn van humor, in alle dierbaarheid van geestelijken ernst geschreven, is dan zoo, dat beiden van het geestlyke finaal genoeg krijgen en smach ten gaan naar een beetje lichamelijkheid. De onbekendheid met hun wederzijdschen zielestaat veroorzaakt dan de verwikkelingen en hoogtepunten in het verhaal, tot zy ein delijk, gelukkig, elkaar vinden en dit zullenze-wel-zullet-ze-niet-romannel je hiermede zijn bevredigend en fatsoenlijk beslag krijgt. Van de beide hoofdpersonen is niet veel terecht gekomem, dat hen voor ons tot levende menscbtn zon maken. Za zijn eigenlijk meer de Jocge Man en het Jonge Meisje, gelijk zij zijn moeten. Het moderne Ideaal, weet u? Doch ook van de b ij personen, die blijkbaar niet zoo-maar gemaakt, doch gezien en uit het leven genomen zyn, is alleen wat grove, niet zeer levei.de, caricatuar geworden. Gelijk de ijverige sympathie der schrijfster van haar Heldin en haar Held iets veel te moois maakte, zoo dringt hier een even ijverige antipathie, een hekel en wrok bijna, haar tot voortdu rend honen en smalen van dien vader en stiefmoeder en het is curieus dit op te mer ken, om hetgeen men er achter vermoedt. Maar tot ietslevends van kunst wordt het niet. Als wij i?n slotte nog vermeldhebben.dat in den realistischen overvloed van beschrij ving en dialoog ook vele dienstbodengesprekken voorkomen, waaruit gchijnt te volgen dat mevr. De Vries de illusie koestert, als zou zij tamelijk goed weten wat in die wereld om gaat, hebben wij ongeveer gezegd wat hier zoo direct te zeggen viel. Dat het boek als Kunstwerk geen naam mag hebben, moge hier vrijelijk nit volgen. Er is genoeg opgewekte durf en waarachtige drang, maar beide zijn van de volledig on-ar tistieke soort, gelijk ik nu verder uiteen wenech te zetten. Immers, na het doorlezen en al lang te voren vraagt men zich af, hoe zoo'n boek in godsnaam geschreven komt. Wat wel de redenen mogen zijn, die zoo'n volstrekt malle historie, zoo souverein onbewust van eigen aard, vervuld van zu k een uitsluitend ver standelij ken geest en met een weelde van machtelooze beschrijving, maar parmantig de wereld inzenden. In welk een zonderling land leven wij, dat een waarschijnlijk degelijke en zeer ont wikkelde vrouw deze haar neigingen en faculteiten, als hebbende iets met kunst te maken, kon aanzien! Heeft zij dun nooit eenig werk gelezen van onze groote schrij vers, of, waarschijnlijker, leefs zij in een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl