Historisch Archief 1877-1940
. 1776
DE AMSTEBDAMHER
A°. 1911
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder redactie -VSLTL IÈw£r. 3=1. IF. L. "W l hiSSHsTQ-.
Dit anmmer bevat een bijvoegsel.
Uitgever*: VA1T HOLKEMA & WARENDOBF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het autenrsrecht voor den inhoud van dit Blad wordt venekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post / 1.65
Toor ladie per jaar, büvooruitbetaling B mail 10.
Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Zondag 9 Juli
Advertentiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel ?
?0.25
.0.30
.0.40
INHOUD:
"VAN VERRE EN VAN NABIJ: O as
t. Oorzaken en gevolgen
derzeeliee, door Een Stuurman.
FETJILUÏTON: Trouw, doar Frits van Loon.
KUNST EN LETTEREN: Openbaring, door
Kachel de Tries-Brandon, beooidedd door
fnmt Coenen. Beetho ren-Schwindel, door
«dr. A. Diepenbrock. Tentoonstelling
PoorttcMar, Hulshofl Pol en Tbéièe van Hall
in bet Stedel. Mnseuat, door W. Steenhoff
' TOOÜWKNRTJBKIEK: Zesde Internationaal
Congres voor Vrouwenkiesrecht te
Stockbobn, II, met portetten (dot), door N.
Mansddt-de Witt Hmberts. ALLERLEI, door
Altogra. UIT DB NATUUR, door E.
Heimang. Nederlandscbe Dorpskerken,
anet af b., door Jan Gratama.
Presiienftiaele causerie, met af b., door v. d. E.
Daniël de Lange, met portret, door Matthijs
Vermeulen. Sensatie, door W. Steenboff.
Clwrivari. - FINANCIEELE EN
OECOMOXI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en
v. d 8. SCHAAKSPEL.
DAMRUBRIEK. ADVERTENTIËN.
WmlHHtlllllllll llllllHIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllMllllllllinillllllllll
Ons Moabit.
Terwijl op het Ddmrak de rozetten
gloeiden ter eere van Fallières, en de
entguirlandes aan blijdschap en zelfs
?au kermis herinnerden (vanwege hun
ultra-smaakvol arrangement) liepen onze
dorpsjongens in uniform en met bajonet
«p 't geweer door een zeelieden wij k en
«choten hun wachtkogels", pif paf, door
mlle openstaande ramen en deuren: in
«en compleete duisternis en
verschrikkeIjjke verwarring een vijftal gewonden
makend, behalve dan nog de gewonden,
die officieel niet bekend zijn.
Natuurlijk zal over dit heele nachte
lijke geval, waarvan men huivert bij de
lezing der twee of drie onpartijdige ver
slagen, een rechtbank te oordeelen heb
ben : bepalend de eerste aanleiding, schuld
en boete. Over de eerste oorzaak (verre
gaande jarenlange veronachtzaming
vanhet zeevolk door welgestelde reeders en
welgezeten Staten Generaal) zal geen
-woord worden gerept: als zijnde die zaak
luiten de orde.
Ons vervult deze fusillade, deze
kleinformaat gajoes-expeditie met afschuw.
Op het opgeablik, dat wij dit schrijven,
fitaan de feiten nog geenszins vast. Het
kan wij nemen het terstond aan
wezen, dat van de zijde der bootwerkers
de eerste klap of een dreigend woord
viel, toen er zonder noodzaak midden
door hun wijk een werkwillige" naar
«en der booteri gevoerd werd : een werk
willige", voor hen in hunnen
bestaansstrjjd is een verrader", want termen
wismlen. (De verraders" der Atjehers
lijn de gidsen" der Hollandsche dag
bladen.) Maar evenals bij de lezing der
?rapporten van onze Indische expedities
de niet-naïeve met scepsis den roem van
zfln leger ondergaat, telkens als er staat
ie lezen van honderden dooden bij den
vijand en twee of drie gewonden aan onze
zijde, evenzoo nemen wij voorshands niet
aan, dat de middernachtelijke schieterij in
de vensters, en de verwonding van een
waarschijnlijk belangrijk aantal
menflchen noodzak el ij k verweer is
geweest. Ben blijkbaar naar heldhaftig
heid strevende reportage in het AIg.
Handelsblad vertelt ons van de
straateteenen, die in de zeeliedenhuizsn
konden worden verzameld. Van
revolverschoten die (na de fusillades) uit
de dakvensters werden gelost. Maar wij
vinden het op zijn zachtst gesproken
uiterst verdacht, dat maar n agent
werd gekwetst en dat ter loutere z.g.
Beveiliging" honderde patronen werden
verschoten en vele menschen werden ge
wond, waaronder door twee, drie kogels!
"Wij bevelen de lezing van het
hiervolgend artikel aan, dat vóór de mili
taire nachtelijke expeditie geschreven
werd. En wij wachten, waarlijk zonder
Teel vertrouwen, op nader nieuws.
Oorzaken en gevolgen der
zeeliedenstaking.
Voor den niet ingewijde is het moeilijk
een juiste voorstelling van het huidige
epnflict zich te vormen. Aan de eene
zijde manifesten van den Zeemansbond,
grieven bevattende die den vorm aan
nemen van schandalen-publicatie (door
enkele artsen bevestigd). Aan de andere
«ijde een voorstelling der staking als
een enkele strijd om de macht". (Zie
Advertentie der groote
stoomvaartmaatschappijei in de dagbladen van 24 Jun;.)
Een groot deel van het Nederlandsche
volk blijft bij dit conflict onverschillig
toeschouwer. Zy lezen de berichten,
begrijpen misschien, dat de zaak aan eene
zijde van den aanvang af is onderschat
e a maken zich er verder van af door te
denken dat de waarheid wel in het
midd n zal liggen, hierbij niet vermoedende
Wölke groote en algemeene belangen er
op 't spel staan.
Aan welke zijde men zich ook in dit
C3;fl;ct schaart, het is de plicht van ieder
belangstellende in het scheepvaartbedrijf
om het volle licht op de toestanden aan
board der Nederlandsche koopvaardij
schepen te doen vallen.
Het behoud van een moderne, goed
bamande Nederlandsche koopvaardijvloot
is een nationaal belang; hiermede is
immers ten nauwste verbonden de be
tekenis van Nederland als handels-,
marine- en koloniale mogendheid. Wan
toestanden en corruptie, waar ook aan
wezig, zijn oorzaken van verval. Getuige:
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika,
die, omstreeks 1850 de eerste zeevarende
mogendheid, thans van het algemeen
verkeer op den Oceaan geheel zijn ver
dwenen. Door ligging en natuurlijke
bronnen van welvaart in een zeer be
voorrechte positie, lijdt Amerika de ge
volgen hiervan niet zóó ernstiz als dit
anders het geval %ou wezen. Maar het
lijdt ze.
De roep van de zee! Veel van zijn
aantrekkingskracht heefc het zeemans
beroep in den loop der jaren verloren.
De zeilschepen verdwenen en hiermede
grootendeels het, vooral voor jongelieden,
aantrekkelijke, romantische gedeelte van
het vak. In de plaats der zeilschepen
kwamen de rustelooze, afgej akkerde
vrachtstoomschepen en de vraag naar
ongeschoolde werkkrachten, de
stokers en de kolentremmers. De matroos
werd zee-arbeider. Het roman
tische" van het zeemansleven ligt diep
begraven in het kolenruim.
Meer en meer keerden zich goede werk
lieden van dit in slechten zin herboren
vak af, en de reederijen behielpen zich
(om de goedkoopte niet altijd ongaarne)
met minderwaardige arbeidskrachten.
Oppervlakkig beschouwd zou dit laat
ste zich moeten wreken in de uitkom
sten van het bedrijf. Toch is dit voor de
reeders niet altijd het geval. Het Wet
boek van Koophandel legt het
overgroote deel der verantwoording op de
schouders van den gezagvoerder; alleen
zijn positie wordt door het arbeiden met
minderwaardige krachten practisch be
moeilijkt. De groote mogelijkheid der
assurantie voorziet in het overige. D<j
Schepenwet stelt sle hts
minimumeischen, en hierin wordt het onderzoek
van met name genoemde particuliere
verzekeringsbureaux officieel erkend! IQ
dit verband, hoewel niet direct deze
zaak rakende, wenschen wij te wijzen
op het geval van het stoomschip Rugby
in Engeland. Dit schip, geclasseerd in
de hoogste klasse van Lloyds, werd door
het Ministerie van .Handel (Board of
Trade) aangehouden en in zulk een
slechten staat bevonden, dat het niet
waard bleek te worden gerepareerd en men
het schip eenvoudig besloot te sloopen.
Dat het belang van de reederij bij het
veilig varen van het schip zeer gering,
soms negatief kan zijn, loeren ons de
vele onderzoekingen in Engeland en
Duitschland betreffende ontijdige en
moedwillige verlating van schepen. Twee
recente uitspraken van den Raad voor
de Scheepvaart hier te lande gaven om
trent dit punt stof tot denken. Waar
zulke mogelijkheden bestaan, daar moeten
ook de bekwaamheid en geschiktheid
van het personeel voor de reederijen
zaken van zeer ondergeschikt belang
worden. Oponthoud beteekent schade, de
kwade kansen zijn echter voor anderen :
Dus varen. Hoe de schepen bemand
worden is bijzaak. Hier is de verklaring
van het ongehoorde feit, dat schepen,
gedurende deze staking, voor een groot
gedeelte bemand zijn met ontslagen ge
vangenen. Hoe ir en ook moge
symphatiseeren met de vereeniging tot zedelijke
verbetering van ontslagen gevangenen,
in het plaatsen van meerdere hunner
beschermelingen op een schip schuilt
een te groot gevaar. *) Het aanmonsteren
van Aziaten (waardoor de Aziatenq uaestie,
die bij ons nog niet bestaat, wordt binnen
gebracht) en van de getapte" werkwillige
Duitschers heeft gevaren van andere
maar niet mindere beteekenis. Niettegen
staande alle officieele dementia is het een
bekend en gemakkelijk te bewijzen feit,
*) Wij varnamen dat de Atnsterdamsche
afdeeling dezer Vereeniging zicb in den
loonstrijd der zeelieden onzijdig beeft ge
houden. BED.
dat vele Nederlandsche schepen, gedu
rende de staking, naar zee zijn vertrokken
met totaal onbevaren bemanning. DEZE
SCHEPEN LEVEREN EEX DOORLOOPEXD. OE ?
VAAR OP, NIET ALLEEN VOOR ZICH ZELF,
MAAR VOOR ALLE ANDERE SCHEPEX. Zeker,
pp deze wijze blijven wij gemakkelijk
in staat tegen het buitenland te
concurreeren. Kunnen wij echter op deze wijze
nog spreken van Nederlandsche
schepen? En voor welke mogelijkheden
komen wij te staan bij rampen en ge
vaar ? Het zijn zeker doortastende maat
regelen door da reederijen genomen om
zich personeel te verschaffen, doch met
het oog op het algemeen belang kunnen
deze maatregelen alleen worden gebillijkt
als zy het eenige middel waren om een
bedrijf te redden. Wanneer dit niet zoo
is, en het is niet zoo, dan kan geen
veroprdeelitg dezer maatregelen TE STERK
zijn.
Wij stellen ons voor daarom de eischen
der zeelieden hier te bespreken. In de
eerste plaats de betaling. De hoogate,
ons bekende, gage van het personeel op
Nederlandsche schepen is ? 45 per maand
voor matrozen, ? 55 voor stokers; de
laagste f 32 voor matrozen, f 41 voor
stokers. Hierbij wordt door de reeders
er echter de aandacht op gevestigd dat
ook logies en voeding worden verstrekt.
Zeer terecht wijst de Zeemansbond er op
dat dit laatste alleen van practisch be
lang is voor de ongehuwden. Het is
moeilijk gemiddelde cijfers te geven, we
gelooven niet ver van de waarheid te
zijn als we het gemiddelde weekloon
van een matroos op f 10, van een stoker
op ? 12 stellen. Het beste dat van deze
loonen gezegd kan worden is dat het
mogelijk is (en wat is niet mogelijk?)
hiervan in een havenplaats met een
klein gezin op zeer sobere wijze rond
te komen. Wat wordt in luil voor dit
loon gegeven ? Een arbeidstijd van ge
middeld 12 uur per da? onder alle om
standigheden, een langdurige afwezig
heid, een zeer onzekere toekomst, geen
wettelijke regeling van vergoeding bij
ongevallen. Gedurende de reis kan elke
arbeid van den man veilangd worden,
ook des nachts en op Zon- en feestdagen,
zij het ook tegen een extra vergoeding
van / 0.25 per uur. Vergelijkingen met
den werkman aan land zijn alle in het
voordeel van den laatste, en daarom kan
een eisch om loonsverhoogicg niet on
gemotiveerd genoemd worden.
Kunnen de werkgevers dezen eisch
inwilligen ? Veel zou er gewonnen zijn
als zij zich verwaardigden hierover in
bespreking te treden Er wordt dik
wijls geschermd met internationale con
currentie, doch van het standpunt der
Nederlandsche reederijen is het misschien
beter hierover te zwijgen. In Engeland
en Duitschland zijn de gages hooger dan
hier te lande, zelfs zijn in het eerstge
noemde land de gages der matrozen
thans gebracht op f 52 als minimum.
Op Grieksche en Spaansche schepen
wordt minder betaald, doch deze natiën
zijn nooit als ssrieuze concurrenten be
schouwd, hunne zeelieden kunnen geen
vergelijking weerstaan met de onze, en
het werk van n man wordt daar ge
daan door twee of drie.
De tweede eisch betreft de voeding.
Hoewel nog altijd de meer dan verou
derde voedingsstaat uit de monsterrol van
kracht is, hebben de groote
stoomvaartmaatschappijen hierin op afdoende wijze
voorzien. Wat die enkele betreft valt
over de voeding weinig of niet te klagen.
Er bestaan echter bij kleine reederijen
nog zeer afkeurenswaardige stelsels. Een
hiervan is het uitbesteden van de voe
ding aan den kapitein. Dit heeft aanlei
ding gegeven tot ernstige en wat erger
is, zelden te controleeren misbruiken.
Op dit soort schepen heerscht steeds een
slechten geest en het is meer dan tijd
dat met dit systeem gebroken wordt.
Op andere schepen, de zg. weekbooten,
varende op korte reizen, wordt dikwijls
geen voeding verstrekt. Ieder lid der
equipage ontvangt wekelijks een vaste
som e a draagt zelf zorgt voor zijne voe
ding. Ook hieraan zijn ernstige bezwaren
verbonden. Het is gebeurd dat een schip,
op reis van Engeland naar Harlingen,
te IJmuiden binnenliep wegens gebrek
aan proviand!
Er is hier slechts m stelsel mogelijk
dat goed zal werken, n.l. dat alle reede
rijen de voeding in eigen beheer nemen
en dat de monsterrol een nauwkeurige
omschrijving bevat van een lijst van
spijzen, waarvan slechts in zeer bijzon
dere gevallen mag worden afgeweken.
Staatstoezicht op kwaliteit en kwanti
teit der proviand is noodig. Ook is het
wenschelijk, in navolging van Engeland,
eischen van bekwaamheid te stellen aan
de koks. Een slechte kok, die gedurig
oneetbare kost schept, kan veel aan den
geest bederven. Tegenwoordig kan ieder
zich voor kok uitgeven en als zoodanig
op ean Nederlandsen koopvaardijschip
aanmonsteren. Dit is een der oorzaken
van ontevredenheid aan boord en een
doorloopend gevaar voor de discipline.
Een der ernstigste klachten is die om
trent di logiezen. Wettelijke voorschriften
omtrent de verblijven bestaan hier te
lande niet; wel is sinds korten tijd inge
voerd een vrijwillig toezicht op de logie
zen, uit te oefenen door de ambtenaren
der scheepvaartinspectie. Enkele groote
stoomvaartmaatschappijen maken van dit
toezicht gebruik.
Als regel wordt de huisvesting der
equipage, zelfs op de beste schepen, nog
te veel als bijzaak beschouwd. Voor
ventilatie wordt meestal niet of onvol
doende gezorgd en met de ruimte wordt
gewoekerd. Het bedrijf eischt de grootst
mogelijke ruimte voor lading en
passaS'ers, en nog in i ts anders ligt 'n gevaar:
avengelden e. d. worden betaald, af
hankelijk van d« grootte van het schip.
De officieele scheepsmeting staat voor
de berekening der netto tonneninhoud
slechts een aftrek toe van 5 pCt. der
totale ruimte voor logiezen, bergplaatsen,
stuurhuizen, kombuizen e. d. Dit is te
weinig en de wetgever zou hier kunnen
helpen, door vast te stellen, dat alle
verblijven voor de bemanning in minde
ring gebracht kunnen worden bij de
berekening der tonneninhoud. Op deze
wijze zijn de opvarenden geholpen zonder
groote schade voor de reederijen. Bij
den bouw van een schip brengt het
immers slechts geringe kosten mee dezs
verblijven ruimer te maken. Ook een
gelegenheid om baden te nemen en een
gedeelte vrij dek, in de tropen afgeschut
door tenten, zijn geen overdreven eischen.
We vreezen echter dat slechts een ver
plicht toezicht op de logiezen hier een
afdoende verbetering kan brengen.
Zulk een toezicht moet aan de
equiBage den plicht opleggen voor
dezindejkheid zorg te dragen. Ook hier wordt
natuurlijk vaak tegen gezondigd.
Wekelyksche inspecties onder toezicht van
den gezagvoerder kunnen dit kwaad
verhelpen.
Tot zoover over de inderdaad billijke
eischen van den Zeemansbon d. Intusscnen
staan de militairen ter verdediging van
werkwilligen met de bajonet op 't geweer.
Elke provocatie, van welken kant ook
komende, kan de ernstigste gevolgen
hebben. En er is reeds geprovoceerd,
niet allee a van den kant der stakers.
Of hoe kan men het anders noemen,
dat de directeuren op eenige bazen,
stuurlieden en machinisten de bekende
moreele" pressie uitoefenen om boot
werkers- en matrozendiensten te ver
richten ? Bij een der groote
Amsterdamsche stoomvaartmaatschappijen is men
zelfa zoover gegaan om van het kantoor
personeel te eischen, een op vertrek
liggend schip netjes op te schilderen.
Hier past een ernstig woord van af
keuring. Dit schilderen is immers niet
alleen niet noodig, maar het is luxe.
Nu vraagt men zijn ondergeschikten
kantoormenschen voor de oogen der op
gewonden stakers (met hun vele billijke
eischen) het weldra vertrekkendsahip nog
eens in een extra mooi kleed te steken!
Hoe nu als straks die voor provocatie
gebezigde arme ondergeschikten de
zeeliedenwijken moeten passeeren ?
En als hun niets gebeurt, wie ver
antwoordt dan de nooit meer wijkende
haat der zeelieden jegens zoo'n persoon ?
Het is zeer te hopen, dat het conflict
spoedig eindigt, en dat dan ook de
Wetgever zich onze, zij het ook practiach
kiesrechtlooze zeelieden aantrekt.
4 Juli.
EEX SïTURMAX.
KACHEL DB VRIES?BRAKDON, Openbaring.
C. A. J. van Dishoeck, Bussum. 1910.
Een harde wekklop dreunde op de kamer
deur. Neddy gehokte op, star kijkend een
oogenblik naar een pleïja op den tnnur tegen
over haar bed. Hè... wat? ... is 'r wat bij
zonders t ... Nee ... maar... d'r trouwdag...
d'r trouwdag ... gek, dat ze toch nog zoo vast
zat in haar droomen . . dat ze nog eve moest
bedenken w ut 'r ging gebeuren vandaag
Hè, nog eve legge,... nee ... eerst zien hoe
laat 't is... anders ging alles zoo gejaagd.
Lu!, het lichaam nog door den slaapwellust
bevangen, rekte ze n hand n sar den
horlogeetandaard op 't nachttafeltje, terwijl ze met
de andere, de vingers op het wi'. te laken uit
spreidend, steun zocht,... zeven uur ... nog
eve maar ... dacht ze verent--chnldigend, haar
hoofd nog eens vleiend in de kussenholte...
kan best nog eve wachte ... tot half acht...
het laatste half uur'j e in haar meisjes bed,...
ironiseerde ze,... non moet t ze eigenlijk met
angst en vreeze aan vandaag denken, met
neergeslagen togen haar touigom tegemoet
gaan en een paar dozijn blosjes klaar hebbe
voor de bedekte- en onbedekte toespelingen,
die er gemaakt zullen wordec Nen, dat
bad ze gauw gecoupeerd,... die nieuwtpierige
vraten van d'r stiefmoeder ... die zal niet
gauw meer met die onhakken raadgevingen
op de proppe komen..." enz. enz.
Loom schoot ze haar beenen weg van
onder de dekens en wierp ze over den
bedrand. Z i was zoo graag wat bly'Te sufte....
Haar voet was in het bovenlaken verward
geraakt, en ze boog zich slaperig, om dien
los te werken. Hoe laat was 't dan, dat
die Kaatje zoo'n kabaal maakte... kwart
over zeven,.. moeite waard ... ze hadde d'r
best nog wat kunne late ligge... hè... 't
?n as friach... ze had al kippen vel op d'r
been e...
. Proestend sprong ze ineens van den
bedrand af. Wie denkt nou op z'n trouwdag
aan kippenvel,.. wat 'n schennis... wat
'n proza "
Wie deze beide fragmenten, op bl. l en 3
van het boek, genoten beeft, verrykt zich
ineens met een echier volledig begrip van
deBaelfd eigenschappen.
De wijdloopige, volkomen onbelangrijke,
realiteitabecchrjjving, blijkbaar met voorliefde
bedreven over ongeveer drie vierden van het
verhaal en precies alles missende wat voor
zulke zegging vereischt wordt: het
eigengevoelde, suggestieve woord en ryïhme. Zie
daar het eerste dat opvalt. Dan trefc onc,
hoe akelig zulke enkel gedachte woorden er
n.tzien, als de auteur meent die nu eens
hél natuurlijk te moeten maken door het
weglaten van n's en dergelijke.
Maar vervolgens, hooger opklimmende tot
het meer geestelijke, vernemen wij hier van
een meisje, dat uit zuivere reactie tegen
een voorgaand naief sentimenteel, eea
romantiech geslacht, min of meer geslaagde po
gingen doet alle emotie-waarde van haar
trouwdag te ontkennen, als conventioneel
en onecht, daarbij al een bijzonder wee
hnmor te baat nemend.
Dit meicje nu zo> wordt ons verder
op denzelfden, noch zinlijk-gevoeligen, noch
fijngeestigen, maar voortdurend brutaal zich
er doorheenslaanden toon meegedeeld dit
meitje wil als vele meisjes, vooral vele
Hollandache, van de liefde niets weten". Zjj
schuwt en veracht het laf-:inljjk
eedaehtenleven, de heerlijk-heimlijke cor fiienties, al
dat schichtige en twijfelige geflidder rondom
het eexueele, dat toch ook zoo menig aan
komend kind plezierige emotie, verlegenheid
en slechte nachten bezorgt. Daarvoor is baar
geest te positief en zag zij, tot walgens toe,
te veel van baars vaders verliefdheid voor
zy'n jongere tweede viouw. Zoo wordt zij
tot haar 27e jaar door het passioneele niet
beroer i, om dan te trouwen met een jongen
man, die haar een enkel... geestelijk hu
welijk" voorgeslagen heeft.
En het verloop en einde der historie,
overigens zonder een scbyn van humor, in
alle dierbaarheid van geestelijken ernst
geschreven, is dan zoo, dat beiden van het
geestlyke finaal genoeg krijgen en smach
ten gaan naar een beetje lichamelijkheid.
De onbekendheid met hun wederzijdschen
zielestaat veroorzaakt dan de verwikkelingen
en hoogtepunten in het verhaal, tot zy ein
delijk, gelukkig, elkaar vinden en dit
zullenze-wel-zullet-ze-niet-romannel je hiermede zijn
bevredigend en fatsoenlijk beslag krijgt.
Van de beide hoofdpersonen is niet veel
terecht gekomem, dat hen voor ons tot levende
menscbtn zon maken. Za zijn eigenlijk meer de
Jocge Man en het Jonge Meisje, gelijk zij zijn
moeten. Het moderne Ideaal, weet u?
Doch ook van de b ij personen, die blijkbaar
niet zoo-maar gemaakt, doch gezien en uit
het leven genomen zyn, is alleen wat grove,
niet zeer levei.de, caricatuar geworden. Gelijk
de ijverige sympathie der schrijfster van haar
Heldin en haar Held iets veel te moois maakte,
zoo dringt hier een even ijverige antipathie,
een hekel en wrok bijna, haar tot voortdu
rend honen en smalen van dien vader en
stiefmoeder en het is curieus dit op te mer
ken, om hetgeen men er achter vermoedt.
Maar tot ietslevends van kunst wordt het niet.
Als wij i?n slotte nog vermeldhebben.dat
in den realistischen overvloed van beschrij
ving en dialoog ook vele
dienstbodengesprekken voorkomen, waaruit gchijnt te volgen
dat mevr. De Vries de illusie koestert, als zou
zij tamelijk goed weten wat in die wereld om
gaat, hebben wij ongeveer gezegd wat hier
zoo direct te zeggen viel.
Dat het boek als Kunstwerk geen naam
mag hebben, moge hier vrijelijk nit volgen.
Er is genoeg opgewekte durf en waarachtige
drang, maar beide zijn van de volledig on-ar
tistieke soort, gelijk ik nu verder uiteen wenech
te zetten. Immers, na het doorlezen en al
lang te voren vraagt men zich af, hoe zoo'n
boek in godsnaam geschreven komt. Wat wel
de redenen mogen zijn, die zoo'n volstrekt
malle historie, zoo souverein onbewust van
eigen aard, vervuld van zu k een uitsluitend
ver standelij ken geest en met een weelde van
machtelooze beschrijving, maar parmantig de
wereld inzenden.
In welk een zonderling land leven wij,
dat een waarschijnlijk degelijke en zeer ont
wikkelde vrouw deze haar neigingen en
faculteiten, als hebbende iets met kunst te
maken, kon aanzien! Heeft zij dun nooit
eenig werk gelezen van onze groote schrij
vers, of, waarschijnlijker, leefs zij in een