De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 9 juli pagina 3

9 juli 1911 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Na, 1776 DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD Y O OR N E D E RL A N D, niet alleen ia agogisch opricht, maar dat bij eek de- retonehe» van Wagner in het Schezao de- IX nit een verkeerd gevoel van piëasib naar het scbjhti* ignoreert. ledkreen weet dat ha* dirigeer*» al» k»n»t nog van betrefckeiq'k jongen datum is, en dat Wfcgrar d» graadslssBtt. tot dei s knust m rijn» pnhtqfc en geschriften heeft vastgelege', voortboawend in theorie en prsktqk op de indrukken die hq in zjne jeugd te Parijs van Habeneck vooral, en ook van Berlioz had ontvangen. Nu was het karakteristieke van deze nieuwe dirigeerkuast die een vrucht der Fransche en niet der geimaansche cultuur was, het emaneipeesen van het melos uit de banden van het metrum, met andere woorden het hand haven van den onrtorijchen au«enis (rhetorifich gesproken) tegenover den starren dwang van den rhythmus, eest kunstvermogen dat ?aar men nu eerst berint te beseffen, op een geheimzinnige van de antieke rhetoriek over den middeleeuwechen kerkzang tot in de moderne muziek voortloopende knnsttraditie berust, «onder welke er fiatelqk gein mn»iek mogelijk ie, en waaraan Mabl«r in rijae par tituren op even «maasen* ala geniri» wijze telkens holde brengt all h* den. dirigent met dikke letten voorschrift: Zeit lasten." Al ia net m waar dat Bülow fat WafnerVIeeriing s$na laatste jaten v*n dit principe eencarieatuar heeft gemaakt, dit behoeft voor anderen sooaüs d» haar Weingartaer em rijne volgen, geeniedentarijaweertothet vóór Wagnersehe standpunt der unerschuitarliche TactechJagerei" terug t* keeren. Doen zq dit dan vergrijpen zij zich aan den geest van Beet hoven, wiens eigen klavierspel bij de voor dracht rijner werken volgens getuigenis aller tq'dgenooten van de hoogste metrische vrijheid was, en die deze vrijheid, daar hq den metroneem vaa Ma'zel haatte, ook bq de uit voeringen zijner orkestwerken zon hebben gewacht indien d» tqd daarvoor rijp geweest ware. Wanneer na de heer Hatschenrayter in 1904 Weingartner in Amsterdam laat komen om dien net grooten ophef vaa reclame (geheel in overeenstemming" trouweasmet de persoonlijkheid vaaderen dirigent) ala Beethoven vertolker tegen Mengel berg nit te spelen, en wanneer hq thans wederom dit zelfde spel" herhaalt m«t een 3e ranga Wtingartntir dan moet hq zich niet verbazen wanneer sommigen dia de toeatanden van naderbij kennen, zich afvragen wat toch wel het doel van dat ailes is ea wien of wat men daarbij g«baat io« moeten achten. Wat mij betreft, ik wil niet als een principealo tegenstander v«n het Beethovenhnis ais zoodanig baechonwd worden. Al geloof ik dat er nu reeds* vele werkea van Beet hoven veranderd rijn, h^j is het waaid dat mea een huis voor hem bouwt, en daarin al zjjne werken, ook d»verouderde, opvoert, om den meester ia geheel «j n omvang te leeten kennen. Slechts zal het hierbij de vraag zqn of aan daarmede op den duur op de belang stelling van het groot» publiek zal kunnen rekenen. Maar deze vraag is voprloopig nog niet aan de orde, en kunnen wq~ veilig aan de bestuurders dier inrichting overlaten. Komt rij echter tot stand, dan zon ik wenge hen- dat dat soa geschieden door eendrach tig» samenwerking met alle eminente inheemsche krachten, waaronder ik in de eerste plaats Willem Mengelberg en het Concert gebouw-orkest reken, en met uitsluiting van minderwaardige nit den vreemde. Eiadelqk en ten statie «onder valsohe stommingmakerij", pJuraseologie over reor ganisatie van het geheele concert wezen, zon ar beroep op een rein gemoed", moeitevolle wegen" en bovenzinnelijke beteekenisten" waarmede men slechts d» anti-mnzikale instincten van. het Nederlaadsche volk te komf, in een woord «onder al dien waterachtrgea onpractiachen en onartistieken omhaal. Natuurlijk cqn er in onze openbare muniekbeoefsEiirg dingen te verbeteren, maar als men met het ooz op een zoo hoogstaande kunstinnchtrng als het Concertgebouw te Amsterdam van verwildering" en ontaar ding" declameert (« de heer H. erkent ook deze instelling niet nit te zonderee) kan men ze'fj door het beroep van den letter kundigen heer Sibmacher Zqnea op de be weging van '80 niet het verwijt van het béngen van valsche rhetoriek ontgaan. Yoorloopig echter, was het mij, evenals den heer Verhagen, slechts om het principe te doen, en dit straalde mij uit al die verwarde en hoogdravende geschriften nog niet met voldoend overtn'gende klaarheid tegen, dat ik meende aan dit artikel een milderen titel te moeten geven dan dien welken ik er bovenjcareef. 4 Juli 1911. ALPHONS DIEPENBBOCK. TtérèiG Tai Hall m Int SMel. Mnn. Van de twee schilders kan gezegd worden, dat hun werk aan kunstwaardig gehalte minder Tenchillend is dan het ongelijk is van aard, deor den geest ea het streven er achter. Het komt me voor dat het werk van Poorteaasr meer dan dat van Hnlskoff, Pol neigingen heeft tot uitgroei, «eker is de eerste meer een zoeker dan de laatste. Daar mee is na niet gezegd, dat het zoeken eerst den richtigen kant uitging op den dag, dat deze schilder het ook ging proeeeren met een ander palet en een blank doek. Het is een kortzichtigheid te meenen, d*t in onzen tq'd een gunstige ontwikkeling den onvoorwaardelqken eüch stelt van «en hooger op gevoerde licktaitdrukking of luider klenr, en nog minder van de paletmeitcchniek : ook is een geestelijke verruiming niet altijd het onmiddellqk gevolg eener werkelijke ver ruiming van het tafereel, bij een landschap, dat van boven af gezien het Ijjnenstelsel op grootscher wijze nit te zetten biedt. Maar meet het wisselend uitricht van de productie, hier voor een groot deel op rekening ge bracht worden van een nog on*eker rond tasten, dan valt er toch te erkennen tevens da aanwezigheid van een ondenemenden geest .En daar het werk niet geheel zonder verdiensten is, bly'ft het mogelijk dat de ongedurigheid zich zal terecht vinden in een vaste over tuiging. Want de inspannin t, lijkt me goed ge meend. Intnsechen heeft Poorteneer in zqn etsen, die rnimelijk aanwezig zqn, nog de voerdeeiifste uiting gevonden van zqn talent en 't i» opmerkelijk dat het tee kenen hem bier veel beter van de hand gaat dan bij het schilderen. Vaa Halshoff Pol valt er minder te zeggen; er zijn enkele dingen die allén geëxposeerd, van hem een anderen dunk zonden kunnen geven dan het gezamenlijk werk. 'n Paar landschappen met sporen van een hooger gestemdheid dan ons gegeven wordt deor de middelmaat-op ratting van het veelvuldig voorkomend schilders-type. Maar we zonden toch bevestiging daarvan wenschen in 'n heel wat meer voldongene uiting. Enkele studie's zien er ook aantrekkelijk uit door een nogal rake en riet ongevoelige klenrdnidiag. Maar het werk in zij a totaal overziende, komt het me toch voor, dat de voordeeligst uitziende exem plaren hier de goede kansen beteekenen, die een wat artigtiekerige vrijmoedigheid bq het schilderen muur de natuur allicht wel mee brengen. Een belangrijkheid van deze tentoonstelling zat zeker bij de aanwezigheid van Thérèse van Hal1. Zjj geeft ons, wat wel eens noodig was, gelegenheid tot beter inzicht van wat »y nastreeft en tot juister waardeschatting van haar talent, 't Moet echter gesegd, de algemeene indruk blijft wel wat beneden de verwachting, want te congtataeren allereerst valt de ongelijkwaardigheid bq dit geiamenlïk» werk. UU haar enkele inzendingen op tentoonstellingen deed het verheugend aan, dat deze vrouw met mannelijke geestkracht zich zocht te ontwikkelen volgens een vaste overtuiging en naar een welbewust doel. Een demonstratie van de grondwetten der beeldhouwkunst wil men geneigd zijn in haar werk te zien. Zrj blijkt ook inderdaad wars van de zennwlooze pop met zoetelijke omrondiagen en het glad-verglijdend modelé, waarmee een product van beeldhouwkunst, vooral als het in blank marmer of albast is nitgeroard tot woiten lust ie voor de eogen. Om een straffe karakteristiek der vormen en expressieve proüleeringen gaat het haar bovenal, werkt zq in kantig afgebakende plans. Deze opvatting vindt wel haar uit gangspunt bq de elementaire wetten van de kunst der tastbare verbeelding, of werkelijke afbeelding, en den beelden nit het archaistisch tydvak vooral was eigen die stugge accentnatie van het vormenstel. Het onwrik bare (monumentale) ia den Assyrischen Leeuw kennen we als nog meer imposant. Het streven van Théièje van Hall is zeer kenne lijk naar het stijlvolle gericht; zij houdt niet van volle de actie, maar toont in haar beelden een bijzondere voorliefde tot de Rust; de rust, die getracht is te fymboliseeren door symetrische verhoudingen. (Ook een figuur in actie kan van rustigen stand zqn denken we bqv. aan den antieken Schijf werper (deor oningewqden niet te verwarren met den modernen ecbrjfwerper achter't Rijksmuseum!) en den Gladiator; dat is de momenteele rust, de even ingetoomde bewegingsdrang, als bq de uiterste spanning van het koord aan den boog, vóó; de pql uitschiet). Maar monumentale onwrikbaarheid is nog wat anders dan verstqfdheid en met algemeene verhoudingsbepalingen, of een schematische aanduiding der grondtrekken van vermen, is nog niet toegekomen aan de grootsche vereenvoudiging, die hoe streng ook van Iqnen en zelfs van gestyleerden aard den logiachen uitgroei van een levend orga nisme zal doen herkennen. Zoo schijnt het mij, dat in de knnst van Théièae van Hall het rudimentaire nog te zeer voor het synthetische of de samen vatting van de som der bqzonderlijkheden wordt gegeven. Als bq het tchilderq de kleur, is de eigendommeiqke schoonheid vaa de plastiek gelegen in een rijke strooming van wendingen en wel vingen waarvan ge zoo de bekering kunt ondergaan, dat ge ze ook met streelende vingers volgen wilt. Intusechen is het streven n«ar tchoone maatverhouding en stellige vormduiding bq deze kunstenares hoog op prijs te stellen. En ala rij, met ont wijking van stelselmatigheid, de kracht heef t in den genomen koers voert te stevener, zal zij een der weinige figuren van beteekenis worden onder de hollandgche beeldhouwer?. We willen het hopen, want metterdaad geeft zq «oor eenige aanweeige werken, grond daartoe, met eenige koppen als die van het negerinnetje, No. 13, ook wel No. 19 en 10 en de kop vanden rittenden jongen, maar bo reaal met de karaktervolle kaapenbuste No. 6, een werk van zoo sterke plastiek en expressie a's er bij de beeldhouwkunst in ons land maar zeldzaam aan te wijzen valt. Het basrelief en het kleine figuur tctijnen minder zich te eigenen voor de geaaidtieid van deze beeldhojuwster. W. STEENHOEF. WILT GIJ AANGENAAM BIJDEN koop dan een SPIJKER Al l O. TYPE 1911. Industrieele Maatschappij TROMPENBURG, Amsterdam. Industrieele Maatschappij TROMPENBURG, Amsterdam. Ulllim i,m Illllllll Illl l III Illllllllllllllllllllll echt, en de menigte menechen vond ze er gezellig, om 't samen-genieten en met n doel voorbij al 't kermisgedoe dringen. Na zaten ze met bon zessen in 't Sportcafé, tegenover de spellen, elk met een g'as schuimend bier voor zich op 'c glimmendbruine tafeltje. Elk had een kermisjoogeD. Hoe ze aan dien jongen gekomen war, kon ze zich nauw meer herinneren, 't Was bij den draaimolen geweest, dat opeens wildjoelende jongens om baar heengedanst hadden, ze hadden beet gepakt en meegenomen in hun stormenden weel om den molen heen. En alle drie hadden ze meegedaan, om ut te springen haar lust naar pret, en ze bad zich lollig gevoeld, omdat ze weer over de straat sprong, als vroeger. Het was haar be vallen, die dwarrelende hol door al het volk en 't, geschreeuw van de kermisliedjes. En- tusschen twee jongens hoste ze mee, gemakkelijk tnsschen dien sterken steun, die haar voorttrok door elk gedrang van menschen. Toch, nu ze rustig aan 't eerste tafeltje vóór den herberg zat, en ze, buiten alle drukte, de zwarte massa mencchen, roodomgloeid door den neerzqgenden lichtval uit ontel bare lichtkronen, op haar gemak kon zien voortbewegen hun gedoe als van een klonterige kluit, die niet van zijn plaats weg kan, dacht ze opeens weer aan Frans terug. E a ze schrok van die gedachte, want die kleurde haar doen zoo heel anders, dan ze de pret van 'c laatste uur nog gezien had. Het was gemeen van haar nou met een j ongen te gaan, dat had ze niet mö^en doen. Schande was het, schande! Maar 't wis toch zoo erg niet... Zs had alleen maar met dien jongen over straat gedanst... dat deeën er zoo velen.... En de groote lui, dat had ze wel gehoord, deden het op büa feesten ook. Dan ging een vrouw ook niet met h'r man En de jongen, waar ze mee was, god, hij had er soms zóó aangekeken, dat het was, of ze niks meer over zich zelf te zeggen had. Die oogen drongen zóó op haar aan, keken zóó dwingend en toch vragend, zóó wild en ook weer zacht, dat ze er naar had moéten kijken en het niet had kunnen liten. Als hij in haar oogen keek, ging ze met hem mee, danste ze, en zong, net naar hij het wou. Tel kens zag hq haar heel even aan, rijn oogen strak op haar en zqn lippen lachten dan En nu, na haar denken, week se terug, want ze was bang voor hem.... Wat wou-i T Haar van Frans aftrekken ? Die strakke oogen, met dat konde, wil lende en toch ook streelend, aanhalende, betooverden haar, dat ze zich bang voelde en wou weggaan, en tegelvj k blq was en deed, wat hq vroeg. Ze wou, ze moest weg. Dit was 't eenige, om bij die oogen vandaan te komen.... Za mocht hier al niet ritten, om Frans niet, om haar eigen liefde voor hem niet. Ze ging nu stellig heen Maar ze kon niet langs hem. En als hij haar greep. God, dan kregen ze nog schandaal hier op straat.... En dan zouden alle manschen het weten Neen, ze moest maar blijven, wachten tot ze allen weggingen, dan aou ze in de volte van 't volk probeeren van hem weg te sluipen. Dd1; zou stellig wel gelukken I En cütrachten, zijn oogen te ontgaan: niet meer naar de kermis zian, den herberg maar inkijken. Dzitr, als een donkere wriemeling van lijven, dansten de paren in 't rooie lamp licht. Muziek schetterde en kryschte uit schorre en barstende instrumenten die je niet zien, slechts hooren kondt ketsen en tetteren. Een rommeling van voeten-geschuif stommelde uit het stemmengegons naar haar heen, als het aanhoudende gedruisch van een machine. Enkel wat vrouw-geschreeuw flapperde als lichte brokken er boven uit, zoaals sioomiafela door den j»güi;dcn wind uit de stoompijp worden gescheurd. Om toch maar uit de macht te blijven van die koui-vuur gloeiende oogen, die »e telkens weer als duivela-gevaarlijk op zich voelde, keek ze opzettelijk, zonder een oogenblik ófzien, naar de dansende paren in de lage zaai. Het geheele zaaltje was vol. De langsten reikten bqna tot aan de dikke rood-aangegloeide balken. Op het ver-hoorbaar hoorngestoot en trom geroffel kwamen steeds meer paartjes om te daneen. En ze draaiden er, draaiden, al was 't in nöz zoo'n kleine ruimte, allen op maat van het krijschend muziek-lawaai. Jet vond het een moei gezicht, en kreeg ook wel zin, er heen te gaan. Zoo lang ze met Frans was, had ze niet gedanst, 'c Was anders nig! God, kijk die daar eens lek ker draaien ! Die daar o 't is Marie Bruin, die ken het niet... O, nee meid, die jongen iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii neemt je mee, anders ging het heelemaal niet... Jaap daar, diékon het... Kon, daar had ze vroeger ook vaak genoeg mee ge danst. .. Was ze non maar met Frans, dan ging ze ook es draaien. Maar die jongen kon het immers niet! Zoo tl! kijkende, begon ze steeds heviger te gevoelen haar verlangen, eens mee te doen. Eerst waa 't maar onbewust het genot, om 't kijken naar al die draaiende lijven, dat langzaam uitgroeide tot herig willen zien en volgen van de verschillende bewegingen. Toen wou ze, n dansja maar, probeeren... Maar dadelijk was er ook de angjt, om den jongen, waar ze nog altijd bij zat. Tot ze, heelemaal mee met de pret daarbinnen, er haar oogen niet afhouden köj, en zich akelig voelde, omdat zy niet mee deed. En 't herin neren van vroeger genot, van de kittelende omdraaiingen en omdüizelende woeling van stemmen, en vroolijke muziek, voerde baar verlangen uit naar een willen, dat ze toch niet aandurfde. Plotseling stootte de jongen haar aan, en terwijl hij haar aankeek, vleiend met den begeerlijksten glimp en dwingend met zijn koude z«lf-bewusten schijn in de verlokkenddwingende oogen, bad hij haar gevraagd, of ze ook niet eens dansen wou. En toen kon ze niet, dan opstaan, en den herberg inloopen achter hem, onbekwaam, hard weg ta komen, zooais ze nog, voor een enkel oogenblik, wou, omdat ze voelde, nu haar eigen wil te gaan vezliezet), en iiu m do icatht «T.S v au diaa sterken jongen kerel. Met een hevigen angst voor de gevolgen begon ze haar dansen, daar ze al by de eerste passen voelde, dat haar oue !u?t paasie weer opjoeg, en zij, stellig en graag we', wou dan sen. Ea onder het heerlijk-lichte zwoveu, terwijl ze rustig in de sterke armen van baar jongen hangt, vervluchtigen al haar angst en gedachten aan Frans en wordt ze, o, om 't heerlyk-prikkeleude gestrijk langs de bewe gende lij ven, weer de ons Jet, die, niet af te matten, haar jongen al meer dansen opdringt en hem eindelijk meesleurt dwars tegen de anderen in, steeds sneller en niet lettend op wie ze verdringt. Niemand kon tegen haar op. Muziek, muziek," riep ze, om onophou delijk te genieten dat gedwarrel, waarin ze zich niet voeMe, uiet wist, of ze er was of niet, slechts, dat ze genoot, goddelijk, als vloog ze door de ijlste lucht, 'c Waa een Aan de Bedactie van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland", Amsterdam. Zeer geachte Redactie, Ia het nummer van Zondag 2 Juli uwer courant, wordt aangaande de Deutsche Zeitung in Amsterdam" gezegd : Wie betaalt toch de uitgave van zulk een weekblad?" Het vermoeden ligt voor de hand, dat hier gezinspeeld wordt op een subsidie van regeeringswege. Ondergetekenden verklaren a door dezen, dat zij tot gaene enkele buitenlandsche regeering ia betrekking staan, noch daarvan eenige geldelijke steun ontvangen. Met beleefd verzoek eeae desbetreffende rectificatie in het volgend nummer van Uw geacht blad te willen opnemen teekenen met collegiale hoogachting, de uitgevers van de Deutsche Zeitung in Amsterdam." O. A. VERWBY. HEINBICH POESCHL. 5 Juli 1911. nniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiifiiiiiHi Oroot Nederland, Juli '11 : P. C. Bomtens, Imor Vindex. Cyriel Buysse, Stemmin gen. J. Evertr, Eenzaam. J. F. van Hees, Verzen. Albertine de Haas, Feest. Dr. F. Baiteniust-Hettema, Over Jacob van Lennep, I. Anna van Gogh-Kaulbach, Kerkhof wandeling. J. E. Jasper, Indische Reisimpressie». Anna Bnma, De oude Tuin. De Beweging. Juli '11 : Albert Verwey, Milton: Het Paradqs verloren. Maurits Uy!dert, De romantiese Vrouw, I. Is. P. de Vooya, Ontmoeting. Th. van Ameide, De Gevangene. A. v. d. Lwnw, Gedich'en E. de Bock, Schetsen. G. en N. Burger, Politieke gesprekken, enz. Elievier1» Otïlluitreerd Maandschrift, Juli 11: Ester van Nunes, prof. G. J. P. J. Belland. Henri van Boeven, Karel de Nerée( 18 Maart 1680?19 October 1909) (met portret en 8 illustraties). Manrita Wagenvoort, Plaatjespraatjes van Java. Herman Robbers, OudBeierache Steden. Jimiaan ZottmulderIn Retraite, I?III. G. L. P. van den Hoek, De Giftmengers. Studiosus Melancholicus, Aan Sara Burgerhart. Kroniek. H. B., William Makepiece Thsckeray. C. V., Ko Doncker's Shakespeare-Burlefqnen. Frans Vermeulen, dr. J. Zü-cher bij de Lirensche Kansthande). R. W. P. Jr.. Tentoonstel ling van kleederdrachten te Haarlem, D f Vrouw en haar Hws: Annie Boom, Hooittqd. E. Spakier, Huisvlijt in Suri name. J. A. Visser, O w Woninginrich ting, II. Y. H. Rogga, Wenk aan Oudere. A. Bienfait, Juli in den Tuin. E ie. M. Rigge, Hand weven op de Meisjesscholen. M. Wittop Koning, Het bereiden van Tafelznren. Werkstukken van lersche kant. Weiktaech voor buiten. Reiapak voor 't Hooggebergte. Z., Een kijkje in Londen. Zomertoiletten. Badpatjss. R. de B. V. B , Lingeriehoed voor jonge meifje?, enz. De Nieuwe Tijd, No. 7 : J. Stibbe, Het Geld kapitaal. P. Hiemstra, Grond aan Lindarbeiders. Mr, W. A. Bonger, Misdaad en Socialisme. H. Roland Holst, Sentimen teele Psychologie, II, H. Sneevliet, Het vereenigicga- en stakingsrecht van het spoor wegpersoreal. D J. Wijnkoop, Het Rotterdamsche Kon gr es der S. D. P. W. v. Ravesteijn Jr. Nieuwe bijdrage tot de NederUndsche gejchiedenis (vervolg). Di HoÜandsche Revue, No. 6 : Frontispiece: S. P. van Eeghen. Voorzitter van den Kamer van Koophandel te Amsterdam. Wereld geschiedenis. Belangrijke onderwerpen. Karakterschets: A. J. der Kinderen (vervolg en sloi). Revue der Tijdschriften. Vragen van den Dag, sfl. 7 ; S. J. Sibinga Mulder, Onze Oost als land van de toekomst voor onze Nederlandsche jongelui. D. J. v, d. Ven, Een belangrijk vraagstuk, I. Schip- of gierbrug te Arnhem. II. Uit breidingsplannen van Arnhem, Dr. H. Blink, Over rassen en het eerste algemeene herinneringafeest van 'c oue, dat ze zoo lang gemist had ea waarvan ze nu niet verzadigd kon worden. Uren aaneen danste ze daar; de anderen waren al weg; totdat, omdat de jongen zei, dat-i verdomme niet meer kon, ze met hem de kermis weer opging, s^f aan zijn arm hangend en de haren verward over haar geaicht en voorhoofl, hittig-gekitteld om 't blije, dat ze onder 'c loopen met lekkere wellust herdacht. Het was al laat en al veel minder druk. Groote plekken zwarte grond donkerden tusschen de kermisgangers en voor de tenten brak een wije licWplek ver in de leegte vooruit. Maar bij een enkel klein, als een oud mensch krom en versleten spelletje was nog een heele drang van nieuwsgierig volk, dat, bij't opjagend geflits van bekkens en 't woedend geroffel op de kleine trom, mekaar met de ellebogen woest wegdrong om maar, by 'c wonder van een levenden vrouwenkop zonder armen of beenen langs, naar binnen te komen. Daar vertoonde men in den donker allerlei wondereu van spiritisme en toovenarij en goochelkunst, waar de menschen zich paf naar kektn. Net vóór het begin van de voorstelling konden Jat en haar jongen in den donkersten hoek nog een plaats krij gen. Ze zaten te ver weg in het duister en zagen daardoor niet veel van de vertooning, die de anderen met gerekte halzen en giereuoen prjtl.ich ui aii^ilg gu'.^'je vaii oalBettius? cnet al hun geest volgden. Omdat ze toch niets konden zien, bleven ze maar zitten en bes;on hij haar, opgewonden van 'c dansen, te pakken en aan te halen, wat zij, heelernaal in haar vrosgeron lol, ge willig losliet. Aan niets dacht r,e dan aan 't lekker-warme mannelijf, waar ze lui-wellustig tegen aanleunde. Zijn adem voelde ze door h'r haren koelen en kriebelen over het vel van wang ea hals. H ij greep h'r en pakte overal. Schokjes van lekker genot schrikten door haar lijf en ze trok zich weg, alleen om de weer opnieuw prikkelende kitteling door herhaalde aanraking van zijn breeëhan den of het gladde even-voelbarekneepje van zijn voorzichtig pretdrukkende vingers. En tijdens het spannendste der voorstel ling trok hij haar heelemaal bij zich, en zyn ge jicht tegen 'c hare, zoende hij h'r streelend O7er 't roode gezicht, en ze liet toe, hield rassencongres. Dr. M. Saiffert, Het ver krijgen van ziektekiem vrij a melk, en*, enz. De Indische Kroniek, No. 14: K., Een ver onderde opvatting. Democraat, D» een collectief arbeidscontract voor de suikergeëmployeerden wenschelqk en bereikbaar M.. Het dogma der onfeilbaarheid. De militaire lasten, ene. Weekblad voor Inde No. 7: Dr. J. H. F. Kohlbrngge. De Pest; hoe kunnen wy haar vermyden en bestrijden. Strijd over Multatuli. Glio, De Legende der Volkeren, V., enz. enz. Nieuw Vrouwenleven No. 7: O Terwegingen J. Kleefstra. Da paedagogie der Toekomst Lida Content, Huiselqkheden in de 18de eenw enz. De Levende Natuur afl. 5: G. Blokhais, De orchideeënrijkdom van Bergen (N.-H.) Dr. W. Docters van Leeuwen, Een tocht naar den top van de Berbaboe Dr. A. C. Oodemans, Onze Amphibiëen enz. Jeugd afl. 7 : Mevr. O rink-Soer, Aan boord van de Orania" Etty, Het Japansche meisje, G. J. Meinen, Van Hemel en As r de. Een Bijendorp, enz. iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiinHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiii c/izclamw 40 cents per regeL BOUWT te NUNSPEET. Inlichtingen bq het bonwboren Ajrt P, aldaar. COGNAC MARTEIL : KOQPÏAISiBHönHER, iKÜf(fl, AMSTERDAM H Stadhouderskade/ J LEONAI^D LANG Eenige Fabrikanten V/.BengerSöhne Shittqart Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr. 166 K. F. DEÜSCHLE-BENGER. Piano-, Orgel- en Muziekhandel ftteyroos <& Kalshoven, ARNHEM, KONINGSPLEIN 9. Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en PIANO'S in Koop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILEN. hem ook stevig vast, bang, dat het haar ont gaan zou, die geluidlooze storting van zwqmelbareade drukjes op wangen en oogen en lippen, zich buigend en wringend met haar geprikkeld Iq'f, dat weg wou, of 't gepijnigd werd, en zich toch a'-grager aanhalen liet... Buiten siepelde er door 'c rooie electrische licht van den stoomcaronssel een grauwe dreining van mistigen regen. Ze wisten niet, waarheen nu. Een enkel oogen blik vonkte een brokje herinnering aan Frans op. Wat deed ze? kon ze nog weg 1 Maar 'c geflikker stoof, als een klein flap perend vlammetje door den sterken wind, weg, onder den echten druk van zijn arm en de vaste aankleving van zyn bewegend lijf tegen het hare, dat een man won, en het genot, dat hij geven kon. Toen, op zijn uitnoodiging, gingen ze een klein kroegje in en kochten er een borrel. Ze wou die wel, want een angst zwoelde in haar borst, die ze wegwilde. Krankzinnigstrak stond daar boven uit, onwrikbaar, dat ze genieten wou, met dien jongen, die ze wou en die haar wou, dat wist ze al lang. Het brandende vocht, dat ze in haar mond smakkend-gloeiend smaakte, schroeide haar de keel, en viel, warmte spreidend overal, tot in de maag, waar 't als een lekker vuur l-rondom hitte uitstraalde, die er met heete en konde rillingen door 't lijf liep, steeds krachtiger, tot die eindelijk uit sloegen ais behuimendögolfen, kwellend door haar huid heen, dat nat- en bezweet door kleffi? baar kleeren aanvoelden. En in baar hoofd schroeiden alle gedachten over tot zwoele en vage verlangen?, die ze niet in woorden verstellen kon, maar, vol en hevig geroeid door haar lichaam, met brok stukken vaa woorden verstoven als een dolle waterval, tot een woeling en koking van hevigheid en helle hitte, die ze niet be dwingen kon. Stijf tegen elkaar aan, slenterden ze nog wat over de steeds-leeger kermis, tot hq haar langzaam, schier ongemerkt door hen beiden, voerde naar steeds donkerde plekjes en eindelyk, in 't eindelooze zwart achter de vale tentiyanden, streelend en vleiend door de zachte schommeling van hun rakende ij ven, haar voor zijn begeerd lijf nam, geheel, zooals züzich graag nemen liet. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl