Historisch Archief 1877-1940
Na, 1776
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD Y O OR N E D E RL A N D,
niet alleen ia agogisch opricht, maar dat
bij eek de- retonehe» van Wagner in het
Schezao de- IX nit een verkeerd gevoel van
piëasib naar het scbjhti* ignoreert.
ledkreen weet dat ha* dirigeer*» al» k»n»t
nog van betrefckeiq'k jongen datum is, en dat
Wfcgrar d» graadslssBtt. tot dei s knust m
rijn» pnhtqfc en geschriften heeft vastgelege',
voortboawend in theorie en prsktqk op de
indrukken die hq in zjne jeugd te Parijs
van Habeneck vooral, en ook van Berlioz
had ontvangen.
Nu was het karakteristieke van deze nieuwe
dirigeerkuast die een vrucht der Fransche en
niet der geimaansche cultuur was, het
emaneipeesen van het melos uit de banden van
het metrum, met andere woorden het hand
haven van den onrtorijchen au«enis
(rhetorifich gesproken) tegenover den starren dwang
van den rhythmus, eest kunstvermogen dat
?aar men nu eerst berint te beseffen, op een
geheimzinnige van de antieke rhetoriek over
den middeleeuwechen kerkzang tot in de
moderne muziek voortloopende knnsttraditie
berust, «onder welke er fiatelqk gein mn»iek
mogelijk ie, en waaraan Mabl«r in rijae par
tituren op even «maasen* ala geniri» wijze
telkens holde brengt all h* den. dirigent met
dikke letten voorschrift: Zeit lasten." Al ia
net m waar dat Bülow fat WafnerVIeeriing
s$na laatste jaten v*n dit principe
eencarieatuar heeft gemaakt, dit behoeft voor anderen
sooaüs d» haar Weingartaer em rijne volgen,
geeniedentarijaweertothet vóór Wagnersehe
standpunt der unerschuitarliche
TactechJagerei" terug t* keeren. Doen zq dit dan
vergrijpen zij zich aan den geest van Beet
hoven, wiens eigen klavierspel bij de voor
dracht rijner werken volgens getuigenis aller
tq'dgenooten van de hoogste metrische vrijheid
was, en die deze vrijheid, daar hq den
metroneem vaa Ma'zel haatte, ook bq de uit
voeringen zijner orkestwerken zon hebben
gewacht indien d» tqd daarvoor rijp geweest
ware. Wanneer na de heer Hatschenrayter
in 1904 Weingartner in Amsterdam laat
komen om dien net grooten ophef vaa
reclame (geheel in overeenstemming"
trouweasmet de persoonlijkheid vaaderen dirigent)
ala Beethoven vertolker tegen Mengel berg nit
te spelen, en wanneer hq thans wederom
dit zelfde spel" herhaalt m«t een 3e ranga
Wtingartntir dan moet hq zich niet verbazen
wanneer sommigen dia de toeatanden van
naderbij kennen, zich afvragen wat toch wel
het doel van dat ailes is ea wien of wat
men daarbij g«baat io« moeten achten.
Wat mij betreft, ik wil niet als een
principealo tegenstander v«n het Beethovenhnis
ais zoodanig baechonwd worden. Al geloof
ik dat er nu reeds* vele werkea van Beet
hoven veranderd rijn, h^j is het waaid dat
mea een huis voor hem bouwt, en daarin
al zjjne werken, ook d»verouderde, opvoert,
om den meester ia geheel «j n omvang te
leeten kennen.
Slechts zal het hierbij de vraag zqn of
aan daarmede op den duur op de belang
stelling van het groot» publiek zal kunnen
rekenen. Maar deze vraag is voprloopig nog
niet aan de orde, en kunnen wq~ veilig aan
de bestuurders dier inrichting overlaten.
Komt rij echter tot stand, dan zon ik
wenge hen- dat dat soa geschieden door eendrach
tig» samenwerking met alle eminente
inheemsche krachten, waaronder ik in de eerste
plaats Willem Mengelberg en het Concert
gebouw-orkest reken, en met uitsluiting van
minderwaardige nit den vreemde.
Eiadelqk en ten statie «onder valsohe
stommingmakerij", pJuraseologie over reor
ganisatie van het geheele concert wezen, zon
ar beroep op een rein gemoed", moeitevolle
wegen" en bovenzinnelijke beteekenisten"
waarmede men slechts d» anti-mnzikale
instincten van. het Nederlaadsche volk te
komf, in een woord «onder al dien
waterachtrgea onpractiachen en onartistieken
omhaal. Natuurlijk cqn er in onze openbare
muniekbeoefsEiirg dingen te verbeteren, maar
als men met het ooz op een zoo hoogstaande
kunstinnchtrng als het Concertgebouw te
Amsterdam van verwildering" en ontaar
ding" declameert (« de heer H. erkent ook
deze instelling niet nit te zonderee) kan
men ze'fj door het beroep van den letter
kundigen heer Sibmacher Zqnea op de be
weging van '80 niet het verwijt van het
béngen van valsche rhetoriek ontgaan.
Yoorloopig echter, was het mij, evenals den
heer Verhagen, slechts om het principe te
doen, en dit straalde mij uit al die verwarde
en hoogdravende geschriften nog niet met
voldoend overtn'gende klaarheid tegen, dat
ik meende aan dit artikel een milderen titel
te moeten geven dan dien welken ik er
bovenjcareef.
4 Juli 1911. ALPHONS DIEPENBBOCK.
TtérèiG Tai Hall m Int SMel. Mnn.
Van de twee schilders kan gezegd worden,
dat hun werk aan kunstwaardig gehalte
minder Tenchillend is dan het ongelijk is
van aard, deor den geest ea het streven
er achter. Het komt me voor dat het werk
van Poorteaasr meer dan dat van Hnlskoff,
Pol neigingen heeft tot uitgroei, «eker is de
eerste meer een zoeker dan de laatste. Daar
mee is na niet gezegd, dat het zoeken eerst
den richtigen kant uitging op den dag, dat
deze schilder het ook ging proeeeren met
een ander palet en een blank doek. Het is
een kortzichtigheid te meenen, d*t in onzen
tq'd een gunstige ontwikkeling den
onvoorwaardelqken eüch stelt van «en hooger op
gevoerde licktaitdrukking of luider klenr,
en nog minder van de paletmeitcchniek :
ook is een geestelijke verruiming niet altijd
het onmiddellqk gevolg eener werkelijke ver
ruiming van het tafereel, bij een landschap,
dat van boven af gezien het Ijjnenstelsel op
grootscher wijze nit te zetten biedt. Maar
meet het wisselend uitricht van de productie,
hier voor een groot deel op rekening ge
bracht worden van een nog on*eker rond
tasten, dan valt er toch te erkennen tevens da
aanwezigheid van een ondenemenden geest .En
daar het werk niet geheel zonder verdiensten
is, bly'ft het mogelijk dat de ongedurigheid
zich zal terecht vinden in een vaste over
tuiging. Want de inspannin t, lijkt me goed ge
meend. Intnsechen heeft Poorteneer in zqn
etsen, die rnimelijk aanwezig zqn, nog de
voerdeeiifste uiting gevonden van zqn
talent en 't i» opmerkelijk dat het tee
kenen hem bier veel beter van de hand gaat
dan bij het schilderen.
Vaa Halshoff Pol valt er minder te zeggen;
er zijn enkele dingen die allén geëxposeerd,
van hem een anderen dunk zonden kunnen
geven dan het gezamenlijk werk. 'n Paar
landschappen met sporen van een hooger
gestemdheid dan ons gegeven wordt deor de
middelmaat-op ratting van het veelvuldig
voorkomend schilders-type. Maar we zonden
toch bevestiging daarvan wenschen in 'n heel
wat meer voldongene uiting. Enkele studie's
zien er ook aantrekkelijk uit door een nogal
rake en riet ongevoelige klenrdnidiag. Maar
het werk in zij a totaal overziende, komt het me
toch voor, dat de voordeeligst uitziende exem
plaren hier de goede kansen beteekenen, die
een wat artigtiekerige vrijmoedigheid bq het
schilderen muur de natuur allicht wel mee
brengen.
Een belangrijkheid van deze tentoonstelling
zat zeker bij de aanwezigheid van Thérèse
van Hal1. Zjj geeft ons, wat wel eens noodig
was, gelegenheid tot beter inzicht van wat
»y nastreeft en tot juister waardeschatting
van haar talent, 't Moet echter gesegd, de
algemeene indruk blijft wel wat beneden de
verwachting, want te congtataeren allereerst
valt de ongelijkwaardigheid bq dit
geiamenlïk» werk. UU haar enkele inzendingen op
tentoonstellingen deed het verheugend aan,
dat deze vrouw met mannelijke geestkracht
zich zocht te ontwikkelen volgens een vaste
overtuiging en naar een welbewust doel.
Een demonstratie van de grondwetten der
beeldhouwkunst wil men geneigd zijn in
haar werk te zien. Zrj blijkt ook inderdaad
wars van de zennwlooze pop met zoetelijke
omrondiagen en het glad-verglijdend modelé,
waarmee een product van beeldhouwkunst,
vooral als het in blank marmer of albast
is nitgeroard tot woiten lust ie voor de
eogen.
Om een straffe karakteristiek der vormen
en expressieve proüleeringen gaat het haar
bovenal, werkt zq in kantig afgebakende
plans. Deze opvatting vindt wel haar uit
gangspunt bq de elementaire wetten van de
kunst der tastbare verbeelding, of werkelijke
afbeelding, en den beelden nit het
archaistisch tydvak vooral was eigen die stugge
accentnatie van het vormenstel. Het onwrik
bare (monumentale) ia den Assyrischen Leeuw
kennen we als nog meer imposant. Het
streven van Théièje van Hall is zeer kenne
lijk naar het stijlvolle gericht; zij houdt niet
van volle de actie, maar toont in haar beelden
een bijzondere voorliefde tot de Rust; de
rust, die getracht is te fymboliseeren door
symetrische verhoudingen. (Ook een figuur in
actie kan van rustigen stand zqn denken
we bqv. aan den antieken Schijf werper (deor
oningewqden niet te verwarren met den
modernen ecbrjfwerper achter't Rijksmuseum!)
en den Gladiator; dat is de momenteele
rust, de even ingetoomde bewegingsdrang,
als bq de uiterste spanning van het koord
aan den boog, vóó; de pql uitschiet). Maar
monumentale onwrikbaarheid is nog wat
anders dan verstqfdheid en met algemeene
verhoudingsbepalingen, of een schematische
aanduiding der grondtrekken van vermen,
is nog niet toegekomen aan de grootsche
vereenvoudiging, die hoe streng ook van
Iqnen en zelfs van gestyleerden aard
den logiachen uitgroei van een levend orga
nisme zal doen herkennen.
Zoo schijnt het mij, dat in de knnst van
Théièae van Hall het rudimentaire nog te
zeer voor het synthetische of de samen
vatting van de som der bqzonderlijkheden
wordt gegeven. Als bq het tchilderq de
kleur, is de eigendommeiqke schoonheid vaa
de plastiek gelegen in een rijke strooming van
wendingen en wel vingen waarvan ge zoo de
bekering kunt ondergaan, dat ge ze ook met
streelende vingers volgen wilt. Intusechen
is het streven n«ar tchoone maatverhouding
en stellige vormduiding bq deze kunstenares
hoog op prijs te stellen. En ala rij, met ont
wijking van stelselmatigheid, de kracht heef t
in den genomen koers voert te stevener, zal
zij een der weinige figuren van beteekenis
worden onder de hollandgche beeldhouwer?.
We willen het hopen, want metterdaad geeft
zq «oor eenige aanweeige werken, grond
daartoe, met eenige koppen als die van
het negerinnetje, No. 13, ook wel No. 19 en
10 en de kop vanden rittenden jongen, maar
bo reaal met de karaktervolle kaapenbuste
No. 6, een werk van zoo sterke plastiek en
expressie a's er bij de beeldhouwkunst in
ons land maar zeldzaam aan te wijzen valt.
Het basrelief en het kleine figuur tctijnen
minder zich te eigenen voor de geaaidtieid
van deze beeldhojuwster.
W. STEENHOEF.
WILT GIJ AANGENAAM BIJDEN koop dan een
SPIJKER Al l O. TYPE 1911.
Industrieele Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
Industrieele Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
Ulllim i,m Illllllll Illl l III Illllllllllllllllllllll
echt, en de menigte menechen vond ze er
gezellig, om 't samen-genieten en met n
doel voorbij al 't kermisgedoe dringen.
Na zaten ze met bon zessen in 't
Sportcafé, tegenover de spellen, elk met een g'as
schuimend bier voor zich op 'c
glimmendbruine tafeltje. Elk had een kermisjoogeD.
Hoe ze aan dien jongen gekomen war, kon
ze zich nauw meer herinneren, 't Was bij
den draaimolen geweest, dat opeens
wildjoelende jongens om baar heengedanst hadden,
ze hadden beet gepakt en meegenomen in
hun stormenden weel om den molen heen.
En alle drie hadden ze meegedaan, om ut
te springen haar lust naar pret, en ze bad
zich lollig gevoeld, omdat ze weer over de
straat sprong, als vroeger. Het was haar be
vallen, die dwarrelende hol door al het
volk en 't, geschreeuw van de kermisliedjes.
En- tusschen twee jongens hoste ze mee,
gemakkelijk tnsschen dien sterken steun,
die haar voorttrok door elk gedrang van
menschen.
Toch, nu ze rustig aan 't eerste tafeltje
vóór den herberg zat, en ze, buiten alle drukte,
de zwarte massa mencchen, roodomgloeid
door den neerzqgenden lichtval uit ontel
bare lichtkronen, op haar gemak kon zien
voortbewegen hun gedoe als van een
klonterige kluit, die niet van zijn plaats weg kan,
dacht ze opeens weer aan Frans terug. E a
ze schrok van die gedachte, want die kleurde
haar doen zoo heel anders, dan ze de pret
van 'c laatste uur nog gezien had. Het was
gemeen van haar nou met een j ongen te gaan,
dat had ze niet mö^en doen. Schande was het,
schande! Maar 't wis toch zoo erg niet...
Zs had alleen maar met dien jongen over straat
gedanst... dat deeën er zoo velen.... En
de groote lui, dat had ze wel gehoord,
deden het op büa feesten ook. Dan ging
een vrouw ook niet met h'r man En de
jongen, waar ze mee was, god, hij had er
soms zóó aangekeken, dat het was, of ze
niks meer over zich zelf te zeggen had. Die
oogen drongen zóó op haar aan, keken zóó
dwingend en toch vragend, zóó wild en ook
weer zacht, dat ze er naar had moéten kijken
en het niet had kunnen liten. Als hij in
haar oogen keek, ging ze met hem mee,
danste ze, en zong, net naar hij het wou. Tel
kens zag hq haar heel even aan, rijn oogen
strak op haar en zqn lippen lachten dan
En nu, na haar denken, week se terug, want
ze was bang voor hem.... Wat wou-i T Haar
van Frans aftrekken ?
Die strakke oogen, met dat konde, wil
lende en toch ook streelend, aanhalende,
betooverden haar, dat ze zich bang voelde
en wou weggaan, en tegelvj k blq was en
deed, wat hq vroeg.
Ze wou, ze moest weg. Dit was 't eenige,
om bij die oogen vandaan te komen.... Za
mocht hier al niet ritten, om Frans niet,
om haar eigen liefde voor hem niet.
Ze ging nu stellig heen Maar ze kon
niet langs hem. En als hij haar greep. God,
dan kregen ze nog schandaal hier op straat....
En dan zouden alle manschen het weten
Neen, ze moest maar blijven, wachten tot
ze allen weggingen, dan aou ze in de volte
van 't volk probeeren van hem weg te
sluipen. Dd1; zou stellig wel gelukken I
En cütrachten, zijn oogen te ontgaan:
niet meer naar de kermis zian, den herberg
maar inkijken.
Dzitr, als een donkere wriemeling van
lijven, dansten de paren in 't rooie lamp
licht. Muziek schetterde en kryschte uit
schorre en barstende instrumenten die je
niet zien, slechts hooren kondt ketsen en
tetteren. Een rommeling van voeten-geschuif
stommelde uit het stemmengegons naar haar
heen, als het aanhoudende gedruisch van
een machine. Enkel wat vrouw-geschreeuw
flapperde als lichte brokken er boven uit,
zoaals sioomiafela door den j»güi;dcn wind
uit de stoompijp worden gescheurd.
Om toch maar uit de macht te blijven van
die koui-vuur gloeiende oogen, die »e telkens
weer als duivela-gevaarlijk op zich voelde,
keek ze opzettelijk, zonder een oogenblik
ófzien, naar de dansende paren in de lage zaai.
Het geheele zaaltje was vol. De langsten
reikten bqna tot aan de dikke
rood-aangegloeide balken.
Op het ver-hoorbaar hoorngestoot en trom
geroffel kwamen steeds meer paartjes om te
daneen. En ze draaiden er, draaiden, al was
't in nöz zoo'n kleine ruimte, allen op maat
van het krijschend muziek-lawaai.
Jet vond het een moei gezicht, en kreeg
ook wel zin, er heen te gaan. Zoo lang ze
met Frans was, had ze niet gedanst, 'c Was
anders nig! God, kijk die daar eens lek
ker draaien ! Die daar o 't is Marie Bruin,
die ken het niet... O, nee meid, die jongen
iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
neemt je mee, anders ging het heelemaal
niet... Jaap daar, diékon het... Kon, daar
had ze vroeger ook vaak genoeg mee ge
danst. .. Was ze non maar met Frans, dan
ging ze ook es draaien. Maar die jongen kon
het immers niet!
Zoo tl! kijkende, begon ze steeds heviger
te gevoelen haar verlangen, eens mee te doen.
Eerst waa 't maar onbewust het genot, om
't kijken naar al die draaiende lijven, dat
langzaam uitgroeide tot herig willen zien
en volgen van de verschillende bewegingen.
Toen wou ze, n dansja maar, probeeren...
Maar dadelijk was er ook de angjt, om den
jongen, waar ze nog altijd bij zat. Tot ze,
heelemaal mee met de pret daarbinnen, er
haar oogen niet afhouden köj, en zich akelig
voelde, omdat zy niet mee deed. En 't herin
neren van vroeger genot, van de kittelende
omdraaiingen en omdüizelende woeling van
stemmen, en vroolijke muziek, voerde baar
verlangen uit naar een willen, dat ze toch
niet aandurfde.
Plotseling stootte de jongen haar aan, en
terwijl hij haar aankeek, vleiend met den
begeerlijksten glimp en dwingend met zijn
koude z«lf-bewusten schijn in de
verlokkenddwingende oogen, bad hij haar gevraagd, of
ze ook niet eens dansen wou. En toen kon
ze niet, dan opstaan, en den herberg inloopen
achter hem, onbekwaam, hard weg ta komen,
zooais ze nog, voor een enkel oogenblik, wou,
omdat ze voelde, nu haar eigen wil te gaan
vezliezet), en iiu m do icatht «T.S v au diaa
sterken jongen kerel.
Met een hevigen angst voor de gevolgen
begon ze haar dansen, daar ze al by de eerste
passen voelde, dat haar oue !u?t paasie weer
opjoeg, en zij, stellig en graag we', wou dan
sen. Ea onder het heerlijk-lichte zwoveu,
terwijl ze rustig in de sterke armen van baar
jongen hangt, vervluchtigen al haar angst en
gedachten aan Frans en wordt ze, o, om 't
heerlyk-prikkeleude gestrijk langs de bewe
gende lij ven, weer de ons Jet, die, niet af te
matten, haar jongen al meer dansen opdringt
en hem eindelijk meesleurt dwars tegen de
anderen in, steeds sneller en niet lettend op
wie ze verdringt. Niemand kon tegen haar
op. Muziek, muziek," riep ze, om onophou
delijk te genieten dat gedwarrel, waarin ze
zich niet voeMe, uiet wist, of ze er was of
niet, slechts, dat ze genoot, goddelijk, als
vloog ze door de ijlste lucht, 'c Waa een
Aan de Bedactie van
De Amsterdammer, Weekblad voor
Nederland", Amsterdam.
Zeer geachte Redactie,
Ia het nummer van Zondag 2 Juli uwer
courant, wordt aangaande de Deutsche
Zeitung in Amsterdam" gezegd : Wie betaalt
toch de uitgave van zulk een weekblad?"
Het vermoeden ligt voor de hand, dat hier
gezinspeeld wordt op een subsidie van
regeeringswege.
Ondergetekenden verklaren a door dezen,
dat zij tot gaene enkele buitenlandsche
regeering ia betrekking staan, noch daarvan
eenige geldelijke steun ontvangen.
Met beleefd verzoek eeae desbetreffende
rectificatie in het volgend nummer van Uw
geacht blad te willen opnemen teekenen met
collegiale hoogachting,
de uitgevers van de Deutsche
Zeitung in Amsterdam."
O. A. VERWBY. HEINBICH POESCHL.
5 Juli 1911.
nniiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiifiiiiiHi
Oroot Nederland, Juli '11 : P. C. Bomtens,
Imor Vindex. Cyriel Buysse, Stemmin
gen. J. Evertr, Eenzaam. J. F. van
Hees, Verzen. Albertine de Haas, Feest.
Dr. F. Baiteniust-Hettema, Over Jacob van
Lennep, I. Anna van Gogh-Kaulbach,
Kerkhof wandeling. J. E. Jasper, Indische
Reisimpressie». Anna Bnma, De oude Tuin.
De Beweging. Juli '11 : Albert Verwey,
Milton: Het Paradqs verloren. Maurits
Uy!dert, De romantiese Vrouw, I. Is. P. de
Vooya, Ontmoeting. Th. van Ameide, De
Gevangene. A. v. d. Lwnw, Gedich'en
E. de Bock, Schetsen. G. en N. Burger,
Politieke gesprekken, enz.
Elievier1» Otïlluitreerd Maandschrift, Juli 11:
Ester van Nunes, prof. G. J. P. J. Belland.
Henri van Boeven, Karel de Nerée( 18 Maart
1680?19 October 1909) (met portret en 8
illustraties). Manrita Wagenvoort,
Plaatjespraatjes van Java. Herman Robbers,
OudBeierache Steden. Jimiaan
ZottmulderIn Retraite, I?III. G. L. P. van den Hoek,
De Giftmengers. Studiosus Melancholicus,
Aan Sara Burgerhart. Kroniek. H. B.,
William Makepiece Thsckeray. C. V., Ko
Doncker's Shakespeare-Burlefqnen. Frans
Vermeulen, dr. J. Zü-cher bij de Lirensche
Kansthande). R. W. P. Jr.. Tentoonstel
ling van kleederdrachten te Haarlem,
D f Vrouw en haar Hws: Annie Boom,
Hooittqd. E. Spakier, Huisvlijt in Suri
name. J. A. Visser, O w Woninginrich
ting, II. Y. H. Rogga, Wenk aan Oudere.
A. Bienfait, Juli in den Tuin. E ie. M.
Rigge, Hand weven op de Meisjesscholen.
M. Wittop Koning, Het bereiden van
Tafelznren. Werkstukken van lersche kant.
Weiktaech voor buiten. Reiapak voor 't
Hooggebergte. Z., Een kijkje in Londen.
Zomertoiletten. Badpatjss. R. de B. V.
B , Lingeriehoed voor jonge meifje?, enz.
De Nieuwe Tijd, No. 7 : J. Stibbe, Het Geld
kapitaal. P. Hiemstra, Grond aan
Lindarbeiders. Mr, W. A. Bonger, Misdaad en
Socialisme. H. Roland Holst, Sentimen
teele Psychologie, II, H. Sneevliet, Het
vereenigicga- en stakingsrecht van het spoor
wegpersoreal. D J. Wijnkoop, Het
Rotterdamsche Kon gr es der S. D. P. W. v.
Ravesteijn Jr. Nieuwe bijdrage tot de
NederUndsche gejchiedenis (vervolg).
Di HoÜandsche Revue, No. 6 : Frontispiece:
S. P. van Eeghen. Voorzitter van den Kamer
van Koophandel te Amsterdam. Wereld
geschiedenis. Belangrijke onderwerpen.
Karakterschets: A. J. der Kinderen (vervolg
en sloi). Revue der Tijdschriften.
Vragen van den Dag, sfl. 7 ; S. J. Sibinga
Mulder, Onze Oost als land van de toekomst
voor onze Nederlandsche jongelui. D. J.
v, d. Ven, Een belangrijk vraagstuk, I.
Schip- of gierbrug te Arnhem. II. Uit
breidingsplannen van Arnhem, Dr. H.
Blink, Over rassen en het eerste algemeene
herinneringafeest van 'c oue, dat ze zoo lang
gemist had ea waarvan ze nu niet verzadigd
kon worden.
Uren aaneen danste ze daar; de anderen
waren al weg; totdat, omdat de jongen zei,
dat-i verdomme niet meer kon, ze met hem
de kermis weer opging, s^f aan zijn arm
hangend en de haren verward over haar
geaicht en voorhoofl, hittig-gekitteld om 't
blije, dat ze onder 'c loopen met lekkere
wellust herdacht.
Het was al laat en al veel minder druk.
Groote plekken zwarte grond donkerden
tusschen de kermisgangers en voor de tenten
brak een wije licWplek ver in de leegte
vooruit.
Maar bij een enkel klein, als een oud mensch
krom en versleten spelletje was nog een
heele drang van nieuwsgierig volk, dat, bij't
opjagend geflits van bekkens en 't woedend
geroffel op de kleine trom, mekaar met de
ellebogen woest wegdrong om maar, by 'c
wonder van een levenden vrouwenkop zonder
armen of beenen langs, naar binnen te komen.
Daar vertoonde men in den donker allerlei
wondereu van spiritisme en toovenarij en
goochelkunst, waar de menschen zich paf
naar kektn. Net vóór het begin van de
voorstelling konden Jat en haar jongen in
den donkersten hoek nog een plaats krij
gen. Ze zaten te ver weg in het duister en
zagen daardoor niet veel van de vertooning,
die de anderen met gerekte halzen en
giereuoen prjtl.ich ui aii^ilg gu'.^'je vaii
oalBettius? cnet al hun geest volgden.
Omdat ze toch niets konden zien, bleven
ze maar zitten en bes;on hij haar, opgewonden
van 'c dansen, te pakken en aan te halen,
wat zij, heelernaal in haar vrosgeron lol, ge
willig losliet. Aan niets dacht r,e dan aan 't
lekker-warme mannelijf, waar ze lui-wellustig
tegen aanleunde. Zijn adem voelde ze door
h'r haren koelen en kriebelen over het vel
van wang ea hals. H ij greep h'r en pakte
overal. Schokjes van lekker genot schrikten
door haar lijf en ze trok zich weg, alleen
om de weer opnieuw prikkelende kitteling
door herhaalde aanraking van zijn breeëhan
den of het gladde even-voelbarekneepje van
zijn voorzichtig pretdrukkende vingers.
En tijdens het spannendste der voorstel
ling trok hij haar heelemaal bij zich, en zyn
ge jicht tegen 'c hare, zoende hij h'r streelend
O7er 't roode gezicht, en ze liet toe, hield
rassencongres. Dr. M. Saiffert, Het ver
krijgen van ziektekiem vrij a melk, en*, enz.
De Indische Kroniek, No. 14: K., Een ver
onderde opvatting. Democraat, D» een
collectief arbeidscontract voor de
suikergeëmployeerden wenschelqk en bereikbaar
M.. Het dogma der onfeilbaarheid. De
militaire lasten, ene.
Weekblad voor Inde No. 7: Dr. J. H. F.
Kohlbrngge. De Pest; hoe kunnen wy haar
vermyden en bestrijden. Strijd over
Multatuli. Glio, De Legende der Volkeren,
V., enz. enz.
Nieuw Vrouwenleven No. 7: O Terwegingen
J. Kleefstra. Da paedagogie der Toekomst
Lida Content, Huiselqkheden in de 18de
eenw enz.
De Levende Natuur afl. 5: G. Blokhais, De
orchideeënrijkdom van Bergen (N.-H.) Dr.
W. Docters van Leeuwen, Een tocht naar
den top van de Berbaboe Dr. A. C.
Oodemans, Onze Amphibiëen enz.
Jeugd afl. 7 : Mevr. O rink-Soer, Aan boord
van de Orania" Etty, Het Japansche
meisje, G. J. Meinen, Van Hemel en
As r de. Een Bijendorp, enz.
iiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiinHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiii
c/izclamw
40 cents per regeL
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bq het bonwboren Ajrt P,
aldaar.
COGNAC MARTEIL
: KOQPÏAISiBHönHER, iKÜf(fl,
AMSTERDAM H
Stadhouderskade/
J LEONAI^D LANG
Eenige
Fabrikanten
V/.BengerSöhne
Shittqart
Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr. 166
K. F. DEÜSCHLE-BENGER.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel
ftteyroos <& Kalshoven,
ARNHEM, KONINGSPLEIN 9.
Interc. Telefoonnummer 913.
VLEUGELS en PIANO'S
in Koop en in Huur.
REPAREEREN STEMMEN RUILEN.
hem ook stevig vast, bang, dat het haar ont
gaan zou, die geluidlooze storting van
zwqmelbareade drukjes op wangen en oogen en
lippen, zich buigend en wringend met haar
geprikkeld Iq'f, dat weg wou, of 't gepijnigd
werd, en zich toch a'-grager aanhalen liet...
Buiten siepelde er door 'c rooie electrische
licht van den stoomcaronssel een grauwe
dreining van mistigen regen.
Ze wisten niet, waarheen nu.
Een enkel oogen blik vonkte een brokje
herinnering aan Frans op. Wat deed ze?
kon ze nog weg 1
Maar 'c geflikker stoof, als een klein flap
perend vlammetje door den sterken wind,
weg, onder den echten druk van zijn arm en
de vaste aankleving van zyn bewegend lijf
tegen het hare, dat een man won, en het
genot, dat hij geven kon.
Toen, op zijn uitnoodiging, gingen ze een
klein kroegje in en kochten er een borrel.
Ze wou die wel, want een angst zwoelde in
haar borst, die ze wegwilde.
Krankzinnigstrak stond daar boven uit, onwrikbaar, dat
ze genieten wou, met dien jongen, die ze
wou en die haar wou, dat wist ze al lang.
Het brandende vocht, dat ze in haar mond
smakkend-gloeiend smaakte, schroeide haar
de keel, en viel, warmte spreidend overal,
tot in de maag, waar 't als een lekker vuur
l-rondom hitte uitstraalde, die er met
heete en konde rillingen door 't lijf liep,
steeds krachtiger, tot die eindelijk uit
sloegen ais behuimendögolfen, kwellend
door haar huid heen, dat nat- en bezweet
door kleffi? baar kleeren aanvoelden. En in
baar hoofd schroeiden alle gedachten over
tot zwoele en vage verlangen?, die ze niet
in woorden verstellen kon, maar, vol en
hevig geroeid door haar lichaam, met brok
stukken vaa woorden verstoven als een dolle
waterval, tot een woeling en koking van
hevigheid en helle hitte, die ze niet be
dwingen kon.
Stijf tegen elkaar aan, slenterden ze nog
wat over de steeds-leeger kermis, tot hq haar
langzaam, schier ongemerkt door hen beiden,
voerde naar steeds donkerde plekjes en
eindelyk, in 't eindelooze zwart achter de
vale tentiyanden, streelend en vleiend door
de zachte schommeling van hun rakende
ij ven, haar voor zijn begeerd lijf nam, geheel,
zooals züzich graag nemen liet.
(Slot volgt).