De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 16 juli pagina 1

16 juli 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1777 DE AMSTERDAMMER AV1911 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Oia.c3.er r©d.a.atio -veLn. IMZi-. H. IP. TJ. "W DH muuner bevat een Uitgeven: YAJf HOLEEMA ft WAREJTDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht Toor den inbond van dit Blad wordt renekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). per 3 maanden . . . . . .f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Veer hdfe per jaar, bij vooruitbetaling, . .... . . mail. 10. i Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . , 0.12'/t Zondag 16 Juli Advartentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?036 .030 ,0.40 Verzoeke gedurende de vacantiemaanden alle stukken, voor de redactie bestemd, uitsluitend te zenden aan het adres: Keizersgracht 333, Amsterdam; en niet op naam van den redacteur iiiiiiiiiiiiiiiiiiaiimitimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiMiiii INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: De Gemeente vet, door A. Dupar c. Kroniek. Waterstaatsbeleid, door L. SOC. AANGEL.: Armhnisverpleging, door S. FEUILLETON: Trouw, (dot), door Frits van Loon. KUNST EB LETTEREN: .Twee schrijven, door F. ETOM. In »ke hetBeethovenhuif, (Incez.), door W.Sibmacher Zgnen.?INGEZONDEN. Hat Vacantiekindei feest. VRO WENRTJB RIEK: Vereenigirg voer Vrouwenkiesrecht door N. Mansfeldt-de Wilt Hnberts. Het ?Miqe aan de sociale meisjes- en aan de gemergde vak-fcholer, door Anna J. Jnnpmuam. ALLERLEI, door Alltgr». UIT DB NATUUR, [door E. Heimans. Opkomst en bloei van Amsterdam, door prof. dr.' H. Brogmans, door [J. H. Bössing, met af b. Aziatische Kunst in het Rykgethnographieeh Mnseam te Leiden, I, door T. B. Boord*. Sensatie, door Cornelis Veth . Politie en Politesse, door A. Stop. De DnitEchers voor Agadir, door H. G. Ibelp. CtattHmri. - WETEN SCH. VARIA: Cement aa beton, metgafb., door dr. P. van Olaf. Pcpillon, door AlbeninedeHaap. FINANCIEELE EN OECOSOMISCHE KRONIEK, *>or v. d. M. en v. d. S. 8CHAAKRÜ. BBIEK. DAMBUBRIEK. ADVEB. TENTEEN. Ifllllllllllllllllllllllfllllllllllllllllllllllllllllltllllllll De Gemeentewet. Juli 1851 Juli 1911. Het jaar 1848 zal steeds een even belangrijke als schoone bladzijde in de geschiedenis van Nederland beslaan. Terwijl in bijna alle landen van Europa staatkundige stormen woedden, tronen werden omvergeworpen, wilde regeeringloosheid heerschtë, had, dank zij de wijs heid van koning Willem II, in Nederland de meest vreedzame omwenteling; plaats. Vrijwillig gaf de koning het volk nog meer rechten en vrijheden dan elders met bloed werden gekocht. Het was een hervorming, die den weg van vooruitgang en ontwikkeling voor ons ontsloot; een hervorming, waarvan de nieuwere geschiedenis geen tweede voorbeeld aanwijst. Het was tevens de wedergeboorte van Nederland, juist tweehonderd jaren na de erkenning zijner onafhankelijkheid büden vrede van Munster. Een der grootste zegeningen, die de hervorming onzer staatsinstellingen ons bracht, was wel de nieuwe regeling van het gemeentewezen. Evenals het provincie-wezen was dat der gemeente tot nu toe, ten deele met, ten deele zonder schuld der Grondwet, geweest een mengsel van verouderde Kederlandsche Napoleontische Fransche elementer, zonder publiek leven. 1) Vóór 1795 vormde in ons land, gelijk meestal elders, alleen de steden eigenlijke gemeenten. Het platteland, de dorpen, be zaten geenerlei staatsrechtelijke bevoegd heid. Te dien opzichte werden de Edelen of Ridderschappen als de natuurlijke ver tegenwoordiging van het platteland be schouwd. In vereeniging met de steden oefenden de Ridderschappen werkelijke «mrereiniteitsrechten uit. Onder de Republiek steunde het be stuur der steden grootendeels op privi leges. Daardoor verschilde ookhet stedelijk bestuur van stad tot stad. Het bestond uit een vast getal leden, die zitting had den voor hun geheele leven, meestal met het recht van ccöptatie. En nadat in 1813 Nederland zij n zelf standigheid had herkregen?... Bijkans geen deel van ons staatsrecht bood meer leemten, meer verwarring, meer gebrek aan plan en stelsel dan het gemeentewezen. Wel werd bij de vaststelling der grond wet van 1814 en op haar voetspoor, bij die van 1815 beoogd, de grondslagen voor een zelfstandig gemeentewezen te leggen. Doch eenerzij da de zucht om, zooveel mogelijk, van wat vroeger had bestaan te bewaren, anderzijds de afkeer om aan de burgerij eenig rechtstreeks aandeel in regeeringszaken te geven, deden het oogmerk misloopen. Al aan stonds was de invloed van het verleden merkbaar in de verscheidenheid van recht, door de grondwet van 1815 voor de 80 steden en voor de 1200 plattelands gemeenten gevestigd. Wel werd in de steden eenige invloed op de samenstelling van het bestuur aan de burgerij gegund, doch op zóó angstvallige wijze, dat aan het gegunde noch waarde gehecht, noch daarin eenige prikkel gevonden kon worden tot opwekking van den publieken geest 2). Op den duur werden de stedelijke besturen dan ook oligarchieën, waarin de burgemeesters dikwijls de heerschappij allén voer dep. Haar taak in de gemeente was wel minder omvangrijk dan tegen woordig het geval is Bij de uitoefening daarvan beschikten zij echter over zulk een uitgebreide macht, dat de regenten zelven zich de Koningen van het land' noemden. Yan verantwoording was daarbij geen sprake. Mr. W. J. van Weideren baron Rengers noemt den stedelij ken stand de meest patricische bekrompenheid". 3) Zelfs na 1813 was het ten platten lande niet beter gesteld. Vooral o ik in Friesland, waar tot het inwerkingtreden der Gemeentewet de Grietman, meestal tot de patrisische familiën behoorende, de eerste overhéidspersoon was. Het Sic volo sic jubio" was als in zijn mond bestorven. 4) De betrekking bleef dik wijls in dezelfde familie bestaan, ging meermalen zelfs van vader op zoon o r er. Hoe stond het met de verkiezing van de leden der stedelijke en plattelandsbesturen P Ojk nu werden de leden van den stedelijken raad voor hun geheele leven benoemd door Kiescolleges, bestaande uit gezeten burgers", die een zeker be drag in 's rijks directe belasting betaalde. De leden van het Kiescollege werden gekozen door stemgerechtigden, die mede zeker bedrag in de belasting hadden te betalen. Deze ontvingen, als er een kie zer" moest worden benoemd, een lijst van de als zoodanig aangewezen perso nen, een biljet, dat door den bode van het Stadhuis of politie-agenten afgehaald en in een gesloten bus gestoken werd. De bussen werden daarna geopend en dan werd de uitslag geconstateerd. Van controle was geen sprake, de bur gers moesten alles maar gelooven. 5) Ten platten lande was er n trap" minder. Daar werden de raadsleden direct door de stemgerechtigden gekozen. De Gemeenteraden in de Provincie kozen dan met de Ridderschap en de Landelijke Staat ieder een zeker aantal, de leden der Provinciale Staten, die op hun beurt de leden der Tweede Kamer benoemden. Het werden genoemd ge trapte" (een spatvogel maakte er van vertrapte") verkiezingen. Toch heette men de kiezers volkskiezers! Zoo was, in het kort geschetst de toestand vóór het in werking treden der gemeentewet. Die wet moest, volgens het verslag der Commissie van 17 Maart 1848 voor de grondwetsherziening o.a.: l o. aan het hoofd der plaatselijke ge meente een wezenlijke vertegenwoordiging der burgerij brengen; 2o. de kiemen leggen eener zoodanige inrichting der plaatselijke regeeringen, dat zij, de inwendige huishouding, onder behoorlijk toezicht, zelfstandig regelende en bestierende tevens, in het algemeen geschikte werktuigen van het Rijks bestuur zijn; 3o. den rijkswetgevers verplichten, dat zij, volgens deze beginselen, de plaatselijke gemeentekamer formeeren en alzoo voor de hoofdleden van den Staat in harmonie met het geheel, een stelsel en een zekerheid van recht scheppen, die tot dusver ontbraken". En dan: Rechtstreeksche verkiezing: en open bare handeling der plaatselijke ver tegenwoordiging zijn de twee levensbeginrelen dezer regeling." Bij de openbare behandeling der ge meentewet in de Tweede Kamer zei minister Thprbefke: Ik ben overtuigd, dat de herziene grondwet geen gewich tiger onderwerp kent dan deze wet; ik ben overtuigd, dat er nauwelijks een grooter weldaad aan de natie kan wor den bewezen dan door hetgeen deze wet tracht te bereiken." Ei later: dat deze wet een gemeentelijke vrijheid zal schep pen zooals er nog nooit een bestaan heeft zoolang Nederland in de geschiedenis bekend is." Met hoeveel spoad n de Regeering a de Tweede Kamer des tijds wist te werker, moge blijken uit het volgende. Het ontwerp-gemeentewet werd den 3en Maart 1851 bij de Tweede Kamer ingediend. Het voorloopig verslag werd reeds den 2en Maart uitgebracht. Den 2en April volgde het Regeeringsantwoord, de openbare behandeling den 12an Mei en eindigde den 4en Juni. De aanneming der wet had plaats met 52 tegen 13 stemmen. De Eerste Kamer wilde in spoedige behandeling niet bij de Tweede Kamer onderdoen. Haar verslag werd tegelijk met het Regeeringsantwpord, den 25en Juni ingediend. In de zitting van 27 Juni werd de wet, met 28 tegen 7 stemmen, aangenomen. 6) Heden is het zestig jaren geleden dat de gemeentewet ia werking trad. Die werking heeft het zegel gedrukt op Thorbecke's woorden, ze in alle op zichten bewaarheid. Niet minder dan de andere organische wetten, uit de grondwet van 1848 voort gevloeid, is de gemeentewet een zegen geweest voor het geheele Nederlandsche Volk en heeft zij den publieken geest aangewakkerd en een nieuw leven voor onze gemeente geschapen. Want de ge meenten zyn, gelijk mr. Boissevain zegt (6), de natuurlijke bron, waaruit de publieke geest zijn veerkracht, de Staat zijn krach ten m«et putten. De gemeente is in den Staat wat de familie is in de Maat schappij. Ia baar zetelt het eerste begin van politiek zelfbestaan en publiek leven. Naar aanleg en raad is zij de bewaakster en kweekster van openbare orde en als zoodanig de natuurlijke grondslag van den Staat. Deze natuurlijke grond slag werd door de Grondwet van 1848 gelegd, door de Gemeentewet is daarop voortgebouwd met vaste hand. Ook niet-liberalen zullen dit, naar ik mjj vlei, willen erkennen, en met allen in den lande, bij het nu zestigjarig be staan van de gemeentewet, een eeresaluut willen brengen aan de nagedach tenis van den vader der gemeentewet, den grootsten Nederlandschen Staatsman van de negeatiende/,eeuw. Amsterdam. A. DüPARC. 1) Rapport van de Commissie voor de Grondwetsherziening van 1848. 2) De Gemeentewet, opgehelderd door eene Aanteekening, door mr. J. H. G. Bossevair. 3) Schel» eener parlementaire getchiedenis van Nederland, 1849. Eerste deel, blz. 37. Eerste druk. 4) Het woord Grietman" was afkomstig van Gietman", aanduidende een gerechtelyken persoon, een hoofdrechter, (procurator generalit). die in vroegere tyden 'a Graven persoon of 'sLands sonverein in naam der wet vertegenwoordigde in zaken, dierechtsoefening betreffen. Hij had te zorgen, dat het recht wel en wettig weid gehandhaafd. De traditie werd in dit opzicht ook na de Staatsbegrooting van 1813 nog lang gehand haafd, de boeren beefden dikwijls voor den Grietman. Velen zonden het niet wagen, zijn woning met gedekten hoofde yoorbq te gaan. 5) Ik zie nit mjjn jonge jaren deze be ambten nog vóór m{j, als zij in mij H vroegere woonplaats, Leeuwarden, met een voorkomen van het hoogste gewicht, hun functie ver richtten en als zij niet spoedig genoeg werden geholpen, den stemgerechtigde op een standje OBtbaaldon l 6) Men stelle nu eens hiertegenover de wijze waarop tegenwoordig de zaken by de Tweede Kamer worden afgedaan. Uit de zeer vele sedert tal van maanden by baar aanbanging gemaakte wetsontwerpen, kies ik slechts drie: lo. T «ree tot wijziging der hinderwet, in gediend onderscheidenlijk 23 September 19O9 en 6 April 191O. Van het eerste ontwerp werd 16 April 191O voorloopig verslag uit gebracht, dat nog niet is beantwoord, over het tweede ontwerp is men bet voorloopig verslag nog steeds wachtende; 2o. Het ontwerp tot wijziging der armen wet, ingediend den 31en Maart 1919. Men weet er nog allén van af, dat er een Com missie van Voorbereiding voor is benoemd. 3o. Het ontwerp tot wijziging der gezond heidswet, ingediend 23 Juli 191O. Van een afdeelingsot derzoek il nog niets gebleken. Hoe het met verscheidene ,.Socialt>" wets ontwerpen is gelegen, zal wel niet in her innering behoeven te worden gebracht. Laat ik mede er op wijzen, dat de na ruim anderha'f jaar benoemde Staatscom missie voor de herziening der Grondwet nog altijd niet van zich beeft laten hoorec. Men stelle hier tegenover dat de bij Koninklijk Besluit van 17 Maart 1348 benoemde Staatscommiesie voor de herziening der grondwet, wier taak vry wat omvattender was dan de thans werkende (?) Staatscommissie, reeds den Hen April d.a.v. een volledig ontwerp den Koning aanbood. Wel is waar was dit ont werp in hoofdzaak een tweede uitgave van de in 1844 gedane voorstellen der Negenmannen" (Thorbecke c.s.). Toch was daar in nog meiige aanvulling! gebracht. In elk geval had de Staatscommissie grooten spoed aan de zaak bijgezet. KRONIEK. TWEE JALOERSCHE BROEDERS. Het dagblad De Tijd heeft een zonder ling bericht. Het schijnt een communiqu en ziet er semi-officieus uit: LASTIGE BUITENLANDERS. Men verzoekt ons er de aandacht op te vestigen, dat het Duitsche schendblad, hetwelk te Amsterdam onder den naam van Deutsche Zeitung" ver schijnt, niet moet worden verward met de Deutsche Wochenzeitung in die Niederlande", waarvan de heer Prell redacteur is. Deze laatste heeft met eerstgenoemd blad niets uit te staan. En eerstgenoemd blad waarschijnlijk niets met dezen laatste. Terwijl laatstgenoemde misschien geheel niet sympathiseert met den eerste, en het buiten kijf kan worden geacht, dat de genoemde eerste met den laatste in concurrentie leeft. Het is werkelijk zér verkwikkend. Men moge zich herinneren, hoe de onnoozele Deutsche Zeitung (die Fallières' komst be sprak nit naam van het Nederlandsche volk!) vorige week is komen vertellen, dat zij heusch niet gesubsidieerd werd door eenige buitenlandsche regeering, hetgeen wij akelig vinden voor deze Deutsche Zeitung in Amsterdam, die nu verder geen enkele <?eld"ige reden, heeft om te bestaan! En men moge daarnevens bedenken, dat Prells schepping, de ook als honingzoete Wochenzeitung fiïr die Niederlande und Belgiën, sedert jaren niets anders doet dan, precies als Poeschl, maar minder open lijk, Garmaansche idealen" te propageeren... om hartelijk te lachen over den eenvoud, waarmee De Tijd het beriohtja heeftopge nomen ! Of is Poeschl soms minder katholiekemvriend dan Prell ? Dat zou wel aardig zijn... Gretchen had tenminste altijd voor Mefisto, hoe lief hij vleide, een heimlich' Grauen". Maar De Tijd bleek dan ook al geen echt Gretchen! De Gretchens minderen. COMME CHEZ sous. "Wij lazen in het Nieuws van den Dag: Ook de versieringen worden thans met meer of minder vrijmoedigheid uit het oogpunt van schoonheids- en kunst gevoel becritiseerd. De draperieën, bloemenslingers, gesjachtswapens, kortom de geheele versiering had onder de leiding van kunst autoriteiten moeten plaatsvinden. Gelijk bekend is, staat de kunstsBiaak der niet op een hooge trap, zij nemen gewillig zoo wat alles aan wat hun als mooi' wordt aangeboden. Maar vóór het feest durfde men niet afkeuren, uit vrees van be schuldigd te worden van gebrek aan tact. Thans echter brandmerken de kunstenaars de straten versiering en illuminaties als onvergeeflijk plomp, schreeuwend en opdringerig. Het oor spronkelijke plan om de versieringen aan de kunstenaars op te dragen, werd verworpen ; de beroepsmenschen namen de zaak alleen in handen en 't is hun volkomen gelukt iets afschuwelijks voor den dag te brengen. Waar wij een woord hebben doen uit vallen, stond: Londenaars. Had dat er niet gestaan, men zou hebben gedacht een stukje te lezen overde verfraaiing van Amsterdam tijdens het Fransche bezoek. Het Benige verschil is, dat men in Amsterdam, zoover wüvernamen, zelfs niet in overweging genomen heeft, een kunstenaar in den arm te nemen; men ging linea recta naar hen, die de smaak der autoriteiten volkomen bevredigen: de z.g. beroepsmenschen." "Wie herinnert zich dan ook niet met nationalen trots hoe Naatje op den Dam een kermis-crinoline aanhad, en H. M. de Koningin den President der Fransche Eepubliek tegemoet mocht treden onder een pavillon", geëigend voor de ontvangst van Achter-Pommersche fijne-zeepfabrikanten. Waterstaatsbeleid. De Rijkswaterstaat geeft weer eens een staaltje van zijn technische vaardigheid bij het vernieuwen van de Postbrug in den rijksstraatweg Haarlem?Leiden over de t rek vaar t tusschen die steden. In die vaart is de laatste jaren het ver voer met zandbakken zeer toegenomen, ter wijl zij er blijkens haar afmetingen en die harer bruggen niet op berekend is. Dien tengevolge zijn reeds verschillende bruggen moeten worden vernieuwd en ook de^Post brug was in het najaar van 1910 zóó ge scheurd, dat instorting te wachten was. De Rijkswaterstaat scheen er niets van te be merken. Eindelijk verscheen de betrokken ingenieur (naar men zegt omdat zijn hoofd ingenieur door een niet ver van de Postbrug wonend ingenieur van een anderen dan den waterstaatsdienst reeds dagen van te voren was gewaarschuwd)*),maar hij ontdekte, vol *) De namen van den betrokken ingenieur en hoofdingenieur z'jn ons bekend, terwijl ons ook de waarschuwende ingenieur is ge noemd. Red. gens de berichten, geen kwaad. Toch stortte de brug drie 'kwartier na zijn vertrek in. Vraag: waar is het beleid? Dit gebeurde in September 1910. Thans in Juli 1911 is er nog altijd geen nieuwe brug. Het verkeer is omgelegd en wordt op de volgende pri mitieve manier over de vaart gevoerd. Aan weerszijden van het water is een soort uit bouw aan den oever gemaakt en daartusschen ligt dwars in de vaart een pont; van de uitbouwen komt men op de pont door plankiers, die aan de pont vastzitten. Nadert er een schip, dan wordt de pont uitgevaren en 't verkeer te land staat stil. Dat gebeurt op den rijksstraatweg Haarlem?Leiden in het jaar 1911. 't Ongeluk wil, dat de pont zeer licht is en dompt, als de voorste wielen van een wagen er op komen; daardoor knnnen paarden vaak niet overeind blijven, raken soms te water of worden verminkt. Dit gaf reeds tot allerlei klachten, ook in dagbladen, aanleiding, en 't Leidsche Dagblad" van 7 Juli j.l. bevatte er een bericht over, dat werkelijk ergerlijk is: een paard kreeg door het wegzakken van de pont den dissel in de buik en kon met de darmen uit zijn lijf een eind verder op eene weide liggen sterven. De eigenaar verhandelde het beest aan een slager, maar leed natnnrlyk groot geldelijk verlies Het blad voegt daaraan dan toe: dat het wegduiken aan de kanten steeds plaats heeft, en vooral bij auto's zoo sterk is, dat er vaak wandelaars verwonderd naar staan te kijken. Dat nog niet meer onge lukken als het hier vermelde gebeuren, verbaast menigeen". Vraagt men: treft den betrokken dienst blaam", dan kan 't antwoord niet anders dan ja" luiden. Een tijdelijke vaartover gang, die tot tooneelen als boven beschreven aanleiding geeft, veroordeelt het beleid van den dienst, die hem tot stand bracht. In dit geval spreekt zulks te meer, omdat de gemeente Leiden, die over dezelfde vaart reeds twee bruggen vernieuwde, in beide gevallen voor een behoorlijken tijdelijken overgang zorgde, eens door een ophaalbrug, de andere keer dooreen vaste hilpbrug. Over 't geval is den Minister van Water staat een vraag gesteld, maar volgens hem was alles in den haak. t de Waterstaat wellicht onaantastbaar? Of heeft de om standigheid, dat de betrokken ingenieur tot dezelfde kerk en partij als de Minister be hoorde, den man vrijuit doen gaan ? Of werken misschien beide factoren samen? Of is soms de Minister niet goed ingelicht? In elk geval is het eenige wat ver beterd schijnt: de standplaats van den betrokken ingenieur! L lllllllllllIIlllllllllllIHMIIIIIIItllllllHUIIItllllllllllltllllllllltlllllllllMIIIIII Hoewel het met de aanhangige Armenwet in geen direct verband staat, zal toch on getwijfeld bij de aanstaande behandeling van het Wetsontwerp op d 3 Armenzorg ook de armhuisverpleging, gelijk deze tot na toe in ons land bestaat, in de discussiën een rol spelen. Immers, blijft het stelsel van subordinatie der burgerlijke aan de kerkelijke armen zorg, gelijk deze door minister Heemskerk wordt voorgesteld, opnieuw in de wet zij het ook met eenige verzachting door de Kamer gehandhaafd, en vereenigt deze zich eveneens met de omschrijving van de eisenen der burgerlijke armenzorg, gelijk deze door den minister is opgesteld, dan zal wel op nieuw de burgerlijke armenzorg in ons land gedoemd worden óók de armhuisverpleging in de toekomst te houden op het lage peil van kazerne-verpleging, waarop zij tot nu toe stond. Want anders zou immers voor onze paupers de burgerlijke armhuisverple ging te begeerlijk worden in vergelijking met de kerkelijke armenzorg en de verple ging in de christelijke armhuizen, en.-., dat moet voorkomen worden! Te wenschen is het, dat in de armenwet, mér dan thans het geval is, een stimulans zal worden gelegd, om juist die armhuisver pleging beter te doen zijn dan gij thans is! Er moet in de armhuisverpleging een ander karakter komen; het hatelijke karakter, dat de ouden van dagen, die daarin worden opgenomen, maar" van den arme" onder houden worden, moet er aan worden ont nomen ; het armhnis dient gemaakt tot een verblijf, waarin de verpleegden zich inder daad eenigszins gelukkig kunnen ge voelen, in vergelijking met de droevige omstandig heden, waarin ze dikwijls verkeerden in het maatschappelijke leven zelf. Dat kan. Daarvan zijn de voorbeelden reeds thans aanwezig. Indertijd is in dit blad door mij het een en ander medegedeeld omtrent hetgeen de deelnemers aan het Internationale woning congres in 1910 te Weenen gehouden, aldaar te zien kregen, toen hun een excursie naar Lainz werd aangeboden, en zij aldaar op het terrein en in de prachtige, heerlijk ge legen, modern ingerichte gebouwen van het centrale armhuis van Weenen werden rond geleid. Welk een enorm verschil met de sombere, droefgeestige, kazerne achtige ar menhuizen in onze groote steden, waarin alles er op ingericht is om den armen ouden te laten gevoelen dat zij slechts" bedeelden zyt; en waar voor een groot deel zelfs nog het separatie systeem voor de oude echt paren wordt gehandhaafd! Er is thans een boek verschenen van de hand van den heer J. E Stok, directeur

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl