Historisch Archief 1877-1940
1777
DE AMSTERDAMMER
AV1911
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Oia.c3.er r©d.a.atio -veLn. IMZi-. H. IP. TJ. "W
DH muuner bevat een
Uitgeven: YAJf HOLEEMA ft WAREJTDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht Toor den inbond van dit Blad wordt renekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
per 3 maanden . . . . . .f 1.50, fr. p. post ? 1.65
Veer hdfe per jaar, bij vooruitbetaling, . .... . . mail. 10.
i Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . , 0.12'/t
Zondag 16 Juli
Advartentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?036
.030
,0.40
Verzoeke gedurende de
vacantiemaanden alle stukken, voor de redactie
bestemd, uitsluitend te zenden aan het
adres: Keizersgracht 333, Amsterdam;
en niet op naam van den redacteur
iiiiiiiiiiiiiiiiiiaiimitimiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiMiiii
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De
Gemeente vet, door A. Dupar c. Kroniek.
Waterstaatsbeleid, door L. SOC. AANGEL.:
Armhnisverpleging, door S. FEUILLETON:
Trouw, (dot), door Frits van Loon. KUNST
EB LETTEREN: .Twee schrijven, door F.
ETOM. In »ke hetBeethovenhuif, (Incez.),
door W.Sibmacher Zgnen.?INGEZONDEN.
Hat Vacantiekindei feest. VRO
WENRTJB RIEK: Vereenigirg voer Vrouwenkiesrecht
door N. Mansfeldt-de Wilt Hnberts. Het
?Miqe aan de sociale meisjes- en aan de
gemergde vak-fcholer, door Anna J.
Jnnpmuam. ALLERLEI, door Alltgr». UIT
DB NATUUR, [door E. Heimans. Opkomst
en bloei van Amsterdam, door prof. dr.' H.
Brogmans, door [J. H. Bössing, met
af b. Aziatische Kunst in het
Rykgethnographieeh Mnseam te Leiden, I, door T. B.
Boord*. Sensatie, door Cornelis Veth .
Politie en Politesse, door A. Stop. De
DnitEchers voor Agadir, door H. G. Ibelp.
CtattHmri. - WETEN SCH. VARIA: Cement
aa beton, metgafb., door dr. P. van Olaf.
Pcpillon, door AlbeninedeHaap.
FINANCIEELE EN OECOSOMISCHE KRONIEK,
*>or v. d. M. en v. d. S. 8CHAAKRÜ.
BBIEK. DAMBUBRIEK. ADVEB.
TENTEEN.
Ifllllllllllllllllllllllfllllllllllllllllllllllllllllltllllllll
De Gemeentewet.
Juli 1851 Juli 1911.
Het jaar 1848 zal steeds een even
belangrijke als schoone bladzijde in de
geschiedenis van Nederland beslaan.
Terwijl in bijna alle landen van Europa
staatkundige stormen woedden, tronen
werden omvergeworpen, wilde
regeeringloosheid heerschtë, had, dank zij de wijs
heid van koning Willem II, in Nederland
de meest vreedzame omwenteling; plaats.
Vrijwillig gaf de koning het volk nog
meer rechten en vrijheden dan elders
met bloed werden gekocht.
Het was een hervorming, die den weg
van vooruitgang en ontwikkeling voor
ons ontsloot; een hervorming, waarvan
de nieuwere geschiedenis geen tweede
voorbeeld aanwijst.
Het was tevens de wedergeboorte van
Nederland, juist tweehonderd jaren na
de erkenning zijner onafhankelijkheid
büden vrede van Munster.
Een der grootste zegeningen, die de
hervorming onzer staatsinstellingen ons
bracht, was wel de nieuwe regeling van
het gemeentewezen.
Evenals het provincie-wezen was dat
der gemeente tot nu toe, ten deele met,
ten deele zonder schuld der Grondwet,
geweest een mengsel van verouderde
Kederlandsche Napoleontische Fransche
elementer, zonder publiek leven. 1)
Vóór 1795 vormde in ons land, gelijk
meestal elders, alleen de steden eigenlijke
gemeenten. Het platteland, de dorpen, be
zaten geenerlei staatsrechtelijke bevoegd
heid. Te dien opzichte werden de Edelen
of Ridderschappen als de natuurlijke ver
tegenwoordiging van het platteland be
schouwd. In vereeniging met de steden
oefenden de Ridderschappen werkelijke
«mrereiniteitsrechten uit.
Onder de Republiek steunde het be
stuur der steden grootendeels op privi
leges. Daardoor verschilde ookhet stedelijk
bestuur van stad tot stad. Het bestond
uit een vast getal leden, die zitting had
den voor hun geheele leven, meestal met
het recht van ccöptatie.
En nadat in 1813 Nederland zij n zelf
standigheid had herkregen?... Bijkans geen
deel van ons staatsrecht bood meer leemten,
meer verwarring, meer gebrek aan plan
en stelsel dan het gemeentewezen.
Wel werd bij de vaststelling der grond
wet van 1814 en op haar voetspoor, bij
die van 1815 beoogd, de grondslagen
voor een zelfstandig gemeentewezen te
leggen. Doch eenerzij da de zucht om,
zooveel mogelijk, van wat vroeger had
bestaan te bewaren, anderzijds de afkeer
om aan de burgerij eenig rechtstreeks
aandeel in regeeringszaken te geven,
deden het oogmerk misloopen. Al aan
stonds was de invloed van het verleden
merkbaar in de verscheidenheid van
recht, door de grondwet van 1815 voor
de 80 steden en voor de 1200 plattelands
gemeenten gevestigd. Wel werd in de
steden eenige invloed op de samenstelling
van het bestuur aan de burgerij gegund,
doch op zóó angstvallige wijze, dat aan
het gegunde noch waarde gehecht, noch
daarin eenige prikkel gevonden kon
worden tot opwekking van den publieken
geest 2).
Op den duur werden de stedelijke
besturen dan ook oligarchieën, waarin
de burgemeesters dikwijls de heerschappij
allén voer dep. Haar taak in de gemeente
was wel minder omvangrijk dan tegen
woordig het geval is Bij de uitoefening
daarvan beschikten zij echter over zulk
een uitgebreide macht, dat de regenten
zelven zich de Koningen van het land'
noemden. Yan verantwoording was daarbij
geen sprake.
Mr. W. J. van Weideren baron
Rengers noemt den stedelij ken stand de
meest patricische bekrompenheid". 3)
Zelfs na 1813 was het ten platten
lande niet beter gesteld. Vooral o ik in
Friesland, waar tot het inwerkingtreden
der Gemeentewet de Grietman, meestal
tot de patrisische familiën behoorende,
de eerste overhéidspersoon was. Het Sic
volo sic jubio" was als in zijn mond
bestorven. 4) De betrekking bleef dik
wijls in dezelfde familie bestaan, ging
meermalen zelfs van vader op zoon o r er.
Hoe stond het met de verkiezing van
de leden der stedelijke en
plattelandsbesturen P
Ojk nu werden de leden van den
stedelijken raad voor hun geheele leven
benoemd door Kiescolleges, bestaande
uit gezeten burgers", die een zeker be
drag in 's rijks directe belasting betaalde.
De leden van het Kiescollege werden
gekozen door stemgerechtigden, die mede
zeker bedrag in de belasting hadden te
betalen. Deze ontvingen, als er een kie
zer" moest worden benoemd, een lijst
van de als zoodanig aangewezen perso
nen, een biljet, dat door den bode van
het Stadhuis of politie-agenten afgehaald
en in een gesloten bus gestoken werd.
De bussen werden daarna geopend
en dan werd de uitslag geconstateerd.
Van controle was geen sprake, de bur
gers moesten alles maar gelooven. 5)
Ten platten lande was er n trap"
minder. Daar werden de raadsleden
direct door de stemgerechtigden gekozen.
De Gemeenteraden in de Provincie
kozen dan met de Ridderschap en de
Landelijke Staat ieder een zeker aantal,
de leden der Provinciale Staten, die op
hun beurt de leden der Tweede Kamer
benoemden. Het werden genoemd ge
trapte" (een spatvogel maakte er van
vertrapte") verkiezingen. Toch heette
men de kiezers volkskiezers!
Zoo was, in het kort geschetst de
toestand vóór het in werking treden der
gemeentewet. Die wet moest, volgens
het verslag der Commissie van 17 Maart
1848 voor de grondwetsherziening o.a.:
l o. aan het hoofd der plaatselijke ge
meente een wezenlijke vertegenwoordiging
der burgerij brengen;
2o. de kiemen leggen eener zoodanige
inrichting der plaatselijke regeeringen,
dat zij, de inwendige huishouding, onder
behoorlijk toezicht, zelfstandig regelende
en bestierende tevens, in het algemeen
geschikte werktuigen van het Rijks
bestuur zijn;
3o. den rijkswetgevers verplichten,
dat zij, volgens deze beginselen, de
plaatselijke gemeentekamer formeeren en
alzoo voor de hoofdleden van den Staat
in harmonie met het geheel, een stelsel
en een zekerheid van recht scheppen,
die tot dusver ontbraken". En dan:
Rechtstreeksche verkiezing: en open
bare handeling der plaatselijke ver
tegenwoordiging zijn de twee
levensbeginrelen dezer regeling."
Bij de openbare behandeling der ge
meentewet in de Tweede Kamer zei
minister Thprbefke: Ik ben overtuigd,
dat de herziene grondwet geen gewich
tiger onderwerp kent dan deze wet;
ik ben overtuigd, dat er nauwelijks een
grooter weldaad aan de natie kan wor
den bewezen dan door hetgeen deze wet
tracht te bereiken." Ei later: dat deze
wet een gemeentelijke vrijheid zal schep
pen zooals er nog nooit een bestaan heeft
zoolang Nederland in de geschiedenis
bekend is." Met hoeveel spoad n de
Regeering a de Tweede Kamer des
tijds wist te werker, moge blijken uit
het volgende.
Het ontwerp-gemeentewet werd den
3en Maart 1851 bij de Tweede Kamer
ingediend. Het voorloopig verslag werd
reeds den 2en Maart uitgebracht. Den
2en April volgde het Regeeringsantwoord,
de openbare behandeling den 12an Mei
en eindigde den 4en Juni. De aanneming
der wet had plaats met 52 tegen 13
stemmen.
De Eerste Kamer wilde in spoedige
behandeling niet bij de Tweede Kamer
onderdoen. Haar verslag werd tegelijk
met het Regeeringsantwpord, den 25en
Juni ingediend. In de zitting van 27 Juni
werd de wet, met 28 tegen 7 stemmen,
aangenomen. 6)
Heden is het zestig jaren geleden dat
de gemeentewet ia werking trad.
Die werking heeft het zegel gedrukt
op Thorbecke's woorden, ze in alle op
zichten bewaarheid.
Niet minder dan de andere organische
wetten, uit de grondwet van 1848 voort
gevloeid, is de gemeentewet een zegen
geweest voor het geheele Nederlandsche
Volk en heeft zij den publieken geest
aangewakkerd en een nieuw leven voor
onze gemeente geschapen. Want de ge
meenten zyn, gelijk mr. Boissevain zegt (6),
de natuurlijke bron, waaruit de publieke
geest zijn veerkracht, de Staat zijn krach
ten m«et putten. De gemeente is in den
Staat wat de familie is in de Maat
schappij. Ia baar zetelt het eerste begin
van politiek zelfbestaan en publiek leven.
Naar aanleg en raad is zij de
bewaakster en kweekster van openbare orde en
als zoodanig de natuurlijke grondslag
van den Staat. Deze natuurlijke grond
slag werd door de Grondwet van 1848
gelegd, door de Gemeentewet is daarop
voortgebouwd met vaste hand.
Ook niet-liberalen zullen dit, naar ik
mjj vlei, willen erkennen, en met allen
in den lande, bij het nu zestigjarig be
staan van de gemeentewet, een
eeresaluut willen brengen aan de nagedach
tenis van den vader der gemeentewet,
den grootsten Nederlandschen Staatsman
van de negeatiende/,eeuw.
Amsterdam.
A. DüPARC.
1) Rapport van de Commissie voor de
Grondwetsherziening van 1848.
2) De Gemeentewet, opgehelderd door eene
Aanteekening, door mr. J. H. G. Bossevair.
3) Schel» eener parlementaire getchiedenis
van Nederland, 1849. Eerste deel, blz. 37.
Eerste druk.
4) Het woord Grietman" was afkomstig
van Gietman", aanduidende een
gerechtelyken persoon, een hoofdrechter, (procurator
generalit). die in vroegere tyden 'a Graven
persoon of 'sLands sonverein in naam der
wet vertegenwoordigde in zaken,
dierechtsoefening betreffen. Hij had te zorgen, dat
het recht wel en wettig weid gehandhaafd.
De traditie werd in dit opzicht ook na de
Staatsbegrooting van 1813 nog lang gehand
haafd, de boeren beefden dikwijls voor den
Grietman. Velen zonden het niet wagen, zijn
woning met gedekten hoofde yoorbq te gaan.
5) Ik zie nit mjjn jonge jaren deze be
ambten nog vóór m{j, als zij in mij H vroegere
woonplaats, Leeuwarden, met een voorkomen
van het hoogste gewicht, hun functie ver
richtten en als zij niet spoedig genoeg werden
geholpen, den stemgerechtigde op een standje
OBtbaaldon l
6) Men stelle nu eens hiertegenover de
wijze waarop tegenwoordig de zaken by de
Tweede Kamer worden afgedaan. Uit de zeer
vele sedert tal van maanden by baar
aanbanging gemaakte wetsontwerpen, kies ik
slechts drie:
lo. T «ree tot wijziging der hinderwet, in
gediend onderscheidenlijk 23 September 19O9
en 6 April 191O. Van het eerste ontwerp
werd 16 April 191O voorloopig verslag uit
gebracht, dat nog niet is beantwoord, over
het tweede ontwerp is men bet voorloopig
verslag nog steeds wachtende;
2o. Het ontwerp tot wijziging der armen
wet, ingediend den 31en Maart 1919. Men
weet er nog allén van af, dat er een Com
missie van Voorbereiding voor is benoemd.
3o. Het ontwerp tot wijziging der gezond
heidswet, ingediend 23 Juli 191O. Van een
afdeelingsot derzoek il nog niets gebleken.
Hoe het met verscheidene ,.Socialt>" wets
ontwerpen is gelegen, zal wel niet in her
innering behoeven te worden gebracht.
Laat ik mede er op wijzen, dat de na
ruim anderha'f jaar benoemde Staatscom
missie voor de herziening der Grondwet nog
altijd niet van zich beeft laten hoorec. Men
stelle hier tegenover dat de bij Koninklijk
Besluit van 17 Maart 1348 benoemde
Staatscommiesie voor de herziening der grondwet,
wier taak vry wat omvattender was dan de
thans werkende (?) Staatscommissie, reeds den
Hen April d.a.v. een volledig ontwerp den
Koning aanbood. Wel is waar was dit ont
werp in hoofdzaak een tweede uitgave van
de in 1844 gedane voorstellen der
Negenmannen" (Thorbecke c.s.). Toch was daar
in nog meiige aanvulling! gebracht. In elk
geval had de Staatscommissie grooten spoed
aan de zaak bijgezet.
KRONIEK.
TWEE JALOERSCHE BROEDERS.
Het dagblad De Tijd heeft een zonder
ling bericht. Het schijnt een communiqu
en ziet er semi-officieus uit:
LASTIGE BUITENLANDERS.
Men verzoekt ons er de aandacht op
te vestigen, dat het Duitsche
schendblad, hetwelk te Amsterdam onder den
naam van Deutsche Zeitung" ver
schijnt, niet moet worden verward met
de Deutsche Wochenzeitung in die
Niederlande", waarvan de heer Prell
redacteur is. Deze laatste heeft met
eerstgenoemd blad niets uit te staan.
En eerstgenoemd blad waarschijnlijk niets
met dezen laatste. Terwijl laatstgenoemde
misschien geheel niet sympathiseert met
den eerste, en het buiten kijf kan worden
geacht, dat de genoemde eerste met den
laatste in concurrentie leeft.
Het is werkelijk zér verkwikkend. Men
moge zich herinneren, hoe de onnoozele
Deutsche Zeitung (die Fallières' komst be
sprak nit naam van het Nederlandsche volk!)
vorige week is komen vertellen, dat zij
heusch niet gesubsidieerd werd door eenige
buitenlandsche regeering, hetgeen wij akelig
vinden voor deze Deutsche Zeitung in
Amsterdam, die nu verder geen enkele
<?eld"ige reden, heeft om te bestaan!
En men moge daarnevens bedenken, dat
Prells schepping, de ook als
honingzoete Wochenzeitung fiïr die Niederlande
und Belgiën, sedert jaren niets anders doet
dan, precies als Poeschl, maar minder open
lijk, Garmaansche idealen" te propageeren...
om hartelijk te lachen over den eenvoud,
waarmee De Tijd het beriohtja heeftopge
nomen !
Of is Poeschl soms minder
katholiekemvriend dan Prell ? Dat zou wel aardig zijn...
Gretchen had tenminste altijd voor Mefisto,
hoe lief hij vleide, een heimlich' Grauen".
Maar De Tijd bleek dan ook al geen echt
Gretchen! De Gretchens minderen.
COMME CHEZ sous.
"Wij lazen in het Nieuws van den Dag:
Ook de versieringen worden thans
met meer of minder vrijmoedigheid uit
het oogpunt van schoonheids- en kunst
gevoel becritiseerd. De draperieën,
bloemenslingers, gesjachtswapens, kortom
de geheele versiering had onder de
leiding van kunst autoriteiten moeten
plaatsvinden. Gelijk bekend is, staat de
kunstsBiaak der niet op een
hooge trap, zij nemen gewillig zoo wat
alles aan wat hun als mooi' wordt
aangeboden. Maar vóór het feest durfde
men niet afkeuren, uit vrees van be
schuldigd te worden van gebrek aan
tact. Thans echter brandmerken de
kunstenaars de straten versiering en
illuminaties als onvergeeflijk plomp,
schreeuwend en opdringerig. Het oor
spronkelijke plan om de versieringen
aan de kunstenaars op te dragen, werd
verworpen ; de beroepsmenschen namen
de zaak alleen in handen en 't is hun
volkomen gelukt iets afschuwelijks voor
den dag te brengen.
Waar wij een woord hebben doen uit
vallen, stond: Londenaars. Had dat er niet
gestaan, men zou hebben gedacht een stukje
te lezen overde verfraaiing van Amsterdam
tijdens het Fransche bezoek. Het Benige
verschil is, dat men in Amsterdam, zoover
wüvernamen, zelfs niet in overweging
genomen heeft, een kunstenaar in den arm
te nemen; men ging linea recta naar hen,
die de smaak der autoriteiten volkomen
bevredigen: de z.g. beroepsmenschen."
"Wie herinnert zich dan ook niet met
nationalen trots hoe Naatje op den Dam
een kermis-crinoline aanhad, en H. M. de
Koningin den President der Fransche
Eepubliek tegemoet mocht treden onder een
pavillon", geëigend voor de ontvangst van
Achter-Pommersche fijne-zeepfabrikanten.
Waterstaatsbeleid.
De Rijkswaterstaat geeft weer eens een
staaltje van zijn technische vaardigheid bij
het vernieuwen van de Postbrug in den
rijksstraatweg Haarlem?Leiden over de
t rek vaar t tusschen die steden.
In die vaart is de laatste jaren het ver
voer met zandbakken zeer toegenomen, ter
wijl zij er blijkens haar afmetingen en die
harer bruggen niet op berekend is. Dien
tengevolge zijn reeds verschillende bruggen
moeten worden vernieuwd en ook de^Post
brug was in het najaar van 1910 zóó ge
scheurd, dat instorting te wachten was. De
Rijkswaterstaat scheen er niets van te be
merken. Eindelijk verscheen de betrokken
ingenieur (naar men zegt omdat zijn hoofd
ingenieur door een niet ver van de Postbrug
wonend ingenieur van een anderen dan den
waterstaatsdienst reeds dagen van te voren
was gewaarschuwd)*),maar hij ontdekte,
vol
*) De namen van den betrokken ingenieur
en hoofdingenieur z'jn ons bekend, terwijl
ons ook de waarschuwende ingenieur is ge
noemd. Red.
gens de berichten, geen kwaad. Toch stortte
de brug drie 'kwartier na zijn vertrek in.
Vraag: waar is het beleid? Dit gebeurde
in September 1910. Thans in Juli 1911 is er
nog altijd geen nieuwe brug. Het verkeer
is omgelegd en wordt op de volgende pri
mitieve manier over de vaart gevoerd. Aan
weerszijden van het water is een soort uit
bouw aan den oever gemaakt en daartusschen
ligt dwars in de vaart een pont; van de
uitbouwen komt men op de pont door
plankiers, die aan de pont vastzitten. Nadert
er een schip, dan wordt de pont uitgevaren
en 't verkeer te land staat stil. Dat gebeurt
op den rijksstraatweg Haarlem?Leiden in
het jaar 1911.
't Ongeluk wil, dat de pont zeer licht is
en dompt, als de voorste wielen van een
wagen er op komen; daardoor knnnen
paarden vaak niet overeind blijven, raken
soms te water of worden verminkt. Dit gaf
reeds tot allerlei klachten, ook in dagbladen,
aanleiding, en 't Leidsche Dagblad" van
7 Juli j.l. bevatte er een bericht over, dat
werkelijk ergerlijk is: een paard kreeg door
het wegzakken van de pont den dissel in
de buik en kon met de darmen uit zijn lijf
een eind verder op eene weide liggen sterven.
De eigenaar verhandelde het beest aan een
slager, maar leed natnnrlyk groot geldelijk
verlies Het blad voegt daaraan dan toe:
dat het wegduiken aan de kanten steeds
plaats heeft, en vooral bij auto's zoo sterk
is, dat er vaak wandelaars verwonderd naar
staan te kijken. Dat nog niet meer onge
lukken als het hier vermelde gebeuren,
verbaast menigeen".
Vraagt men: treft den betrokken dienst
blaam", dan kan 't antwoord niet anders
dan ja" luiden. Een tijdelijke vaartover
gang, die tot tooneelen als boven beschreven
aanleiding geeft, veroordeelt het beleid van
den dienst, die hem tot stand bracht. In
dit geval spreekt zulks te meer, omdat de
gemeente Leiden, die over dezelfde vaart
reeds twee bruggen vernieuwde, in beide
gevallen voor een behoorlijken tijdelijken
overgang zorgde, eens door een
ophaalbrug, de andere keer dooreen vaste hilpbrug.
Over 't geval is den Minister van Water
staat een vraag gesteld, maar volgens hem
was alles in den haak. t de Waterstaat
wellicht onaantastbaar? Of heeft de om
standigheid, dat de betrokken ingenieur tot
dezelfde kerk en partij als de Minister be
hoorde, den man vrijuit doen gaan ? Of
werken misschien beide factoren samen?
Of is soms de Minister niet goed ingelicht?
In elk geval is het eenige wat ver
beterd schijnt: de standplaats van den
betrokken ingenieur!
L
lllllllllllIIlllllllllllIHMIIIIIIItllllllHUIIItllllllllllltllllllllltlllllllllMIIIIII
Hoewel het met de aanhangige Armenwet
in geen direct verband staat, zal toch on
getwijfeld bij de aanstaande behandeling
van het Wetsontwerp op d 3 Armenzorg ook
de armhuisverpleging, gelijk deze tot na
toe in ons land bestaat, in de discussiën
een rol spelen.
Immers, blijft het stelsel van subordinatie
der burgerlijke aan de kerkelijke armen
zorg, gelijk deze door minister Heemskerk
wordt voorgesteld, opnieuw in de wet zij
het ook met eenige verzachting door de
Kamer gehandhaafd, en vereenigt deze zich
eveneens met de omschrijving van de eisenen
der burgerlijke armenzorg, gelijk deze door
den minister is opgesteld, dan zal wel op
nieuw de burgerlijke armenzorg in ons land
gedoemd worden óók de armhuisverpleging
in de toekomst te houden op het lage peil
van kazerne-verpleging, waarop zij tot nu
toe stond. Want anders zou immers voor
onze paupers de burgerlijke armhuisverple
ging te begeerlijk worden in vergelijking
met de kerkelijke armenzorg en de verple
ging in de christelijke armhuizen, en.-., dat
moet voorkomen worden!
Te wenschen is het, dat in de armenwet,
mér dan thans het geval is, een stimulans
zal worden gelegd, om juist die armhuisver
pleging beter te doen zijn dan gij thans is!
Er moet in de armhuisverpleging een ander
karakter komen; het hatelijke karakter, dat
de ouden van dagen, die daarin worden
opgenomen, maar" van den arme" onder
houden worden, moet er aan worden ont
nomen ; het armhnis dient gemaakt tot een
verblijf, waarin de verpleegden zich inder
daad eenigszins gelukkig kunnen ge voelen,
in vergelijking met de droevige omstandig
heden, waarin ze dikwijls verkeerden in het
maatschappelijke leven zelf.
Dat kan. Daarvan zijn de voorbeelden
reeds thans aanwezig.
Indertijd is in dit blad door mij het een
en ander medegedeeld omtrent hetgeen de
deelnemers aan het Internationale woning
congres in 1910 te Weenen gehouden, aldaar
te zien kregen, toen hun een excursie naar
Lainz werd aangeboden, en zij aldaar op
het terrein en in de prachtige, heerlijk ge
legen, modern ingerichte gebouwen van het
centrale armhuis van Weenen werden rond
geleid. Welk een enorm verschil met de
sombere, droefgeestige, kazerne achtige ar
menhuizen in onze groote steden, waarin
alles er op ingericht is om den armen ouden
te laten gevoelen dat zij slechts" bedeelden
zyt; en waar voor een groot deel zelfs nog
het separatie systeem voor de oude echt
paren wordt gehandhaafd!
Er is thans een boek verschenen van de
hand van den heer J. E Stok, directeur