Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1777
Da Bsurs. Prent door Boëtius Boltwert.
Opkomst en bloei van Amsterdam,
door prof. dr. H. BRÜGMANS.
Yeel verdween, veel veranderde, veel
vernietigde het vandalisme ia Amsterdam,
zelfs werden de natuurlijke toegangen
van het T tot de stad gestopt, van het
Y waarvan de ouden zeiden, en terecht:
De welvaart van de stad is aan het Y
gebonden," toch zijn er nog zoo vele
gebouwen en huizen gebleven, die her
innering dragen aan al wat stedenbouw,
?wat de gebeurtenissen, wat den handel,
?wat de nijverheid, wat de kuist, wat
de godsdienst, wat de scheepsbouw, wat
de wetenschap der vroegere eeuwen
in het bizonder der 17e eeuw betreft,
dat in volle waarheid gezegd kan worden,
dat de geschiedenis van Amsterdam in
steen geschreven blijft. Eén voorbeeld.
De geschiedenis van den wereldhandel
van Amsterdam spreekt uit de nog be
staande pakhuizen der O. en W. I.
Compagnie; uit de pakhuizen op de
Brouwersgracht voorbij de Palmgracht;
uit de pakhuizen in de Kerkstraat met
een Pool in den gevelsteen; uit de voor
malige Armenische kerk op Boomsloot;
uit het hofje van Venetië; uit het Malta
pleintje, uit het Noorsche hofje; uit de
vele gevelsteenen met afbeeldingen van
de steden, met welke handel werd ge
dreven; uit het huis van Trip, anders
gezegd Trippenhuis; uit het Huis met
de Hoofden, uit het Admiraliteitsgebouw
(nu stadhuis); uit het Korenmetershuisje;
uit het huis van het makelaarsgild; uit
het Waaggebouw (thans het oud-archief);
de Schreierstoren; 's Lands zeemagazijn,
Het Oost-Indische Huis, enz. De ge
schiedenis dier gebouwen is de geschie
denis van den Amsterdamschen handel.
Jan ter Gouw, de historieschrijver van
Amsterdam, heeft dit bij zijne vele stu
diën over de aeloude stad scherp in het
oog gehouden. De oude stad, de stad waar
mede het ten ende was geloopen, leefde
voor hem, zij sprak tot hem. Wie wel
eens met Jan ter Gouw gewandeld heeft,
zal zich herinneren hoe hij voor de
historische gebouwen steeds staan bleef
en u door het ophalen der historie dat
gebouw tot een levend iets maakte;
ook hoe hu stad, straat en gracht in
den geest bevolkte met
Zeventiende?euwers, beroemde en onberoemde; en
hoe hij in zijne studiën de stad, de
regeering, de historie, het gildewezen,
de buurtschap, de oude taal deed opleven
uit Vondel's Gysbreght", uit de blij
spelen van Hooft en Bredero. In het Am
sterdam van zijn tijd zag hij het Am
sterdam der 17de eeuw; de taal der
17de eeuw kon hij spreken; het
oudAmsterdamsch, op welke Bredero prat
ging, dat het de eenige taal was die in
zijn hoofd rammelde, schreef hij met
gemak, zooals in De Geschiedenis van
De Verloren Zoon".
Jan ter Gouw kende Amsterdam door
en door, beter nog dan Mr. Jacob van
Lennep; ook de Amsterdamsche
burgerluidjes zoo goed als Van Maurik, maar
minder sentimenteel. Beiden hebben de
echte A.msterdammers geteekend, allen
wie na hen het beproefd of gewaagd heb
ben, zijn er niet in geslaagd. Jan ter Gouw
en Jnstus van Maurik hadden Amster
dam en de Amsterdammers lief, zij ge
voelden zich n met hen, zij kenden de
volksziel. Lateren maakten litteratuur
van de Amsterdammers en het
Atnsterdamsche volk.
Prof. Dr. H. Brugmans heefc zich in zijn
kostelijk, onlangs bij Meulenhof en Co.
te Amsterdam uitgegeven werk over
Opkomst en Bloei van Amsterdam"
gedrongen gevoeld, hulde te brengen aan
J. ter Gouw's kennis der oude stad. Zoo
ooit een hulde beteekenis had dan deze,
want Prof. Dr. H. Brugmans maakt
sedert jaren ernstige studie van
Amaterdam, in het bijzonder van den handel
en de scheepvaart. In het groote werk
voor Amsterdam in de 17de eeuw", in
de Amsterdamsche jaarboeken, in Bijdra
gen van het Historisch Geneetschap te
Utrecht heeft hij- de vruchten zijner
onderzoekingen, zijner studiën neerge
legd. Van al wat door en vóór Jan ter
Gouw over Amsterdam in het bijzonder
voor zijn handel en zijn regeering ge
schreven is en was, heeft hij kennis
genomen, vooral van de studies uit de
laatste jaren, en bovendien van de
uitgaven der Bronnen door Dr. Breen,
Brouwer Ancher, Ravesteijn, Kernkamp,
Van Brakel, Elias, juffrouw Dr. van
Nierop, Grossman, P. L. Muller, Diferee,
Sayour, enz., en de verkregen kennis
door zelfstandig onderzoek aangevuld.
Het beeld uit de verkregen stof door
hem gevormd, toont ons Amsterdam in
zijn Opkomst en Bloei".
Veel is er in hetwelk men met den
hooggeleerde van meening verschilt. Een
geheele studie zou het eischen om daar
over tot klaarheid te komen. Tusschen
de geschied beschrijving van hem en Jan
Ter Gouw, dien hij herhaaldelijk noemt
en aanhaalt, is een wezenlijk verschil.
In die van Jan Ter Gouw klopt het
hart van den Amsterdammer, in die van
prof. dr. Brugman s tikt dat van den ge
leerde. Jan Ter Gouw's groot werk over
Amsterdam (uitgegeven bij Holkema en
Warendorf) leeft, dat van prof. dr. H.
Brugmans is wetenschappelijker. Bijden
een uit zich het beeldend vermogen, bij
den ander het ontledend talent. De een
gaat uit liefde voor de stad in zijne
beweringen te ver, de ander, in koeler
opvatting, kan wel eens weifelen en uit
geleerdheid de groote lijn verbreken.
Toch wordt prof. dr. Brugmans vaak
warm en ontwerpt hij een kleurig beeld.
Groote waardeering verdient Zijn Hoog
geleerde om de juiste, oorspronkelijke en
scherp3 aanduiding van de oorzaken van
Amsterdam's grootheid en wereldhandel
in de 17e eeuw, zijnde de handel op de
Het bcoin der KEVOI.UTIE te Amfterd am.
Het ComitéRevolutionair verkondigt van de trappen van
de Waag op den Dam de overgave van het Bewind
door Burgemeesters. Prent door E. Vinkele».
Aziatische innst in bet Rijtsetiuograiitöcii
Museum te Letten.
i.
Japansche kleurendrukken.
Primitieven. Tentoonstelling
gedurende Mei, Juni en Juli.
De energieke nieuwe directie van het
Ryksethnographisch museum te Leiden heeft
het voortreffelijk plan gevormd eene serie
van regelmatig opeenvolgende tentoonstellin
gen te organiseeren, waardoor langzamerhand
de in duistere kamers en nog duisterder
kasten opgestapelde kunstschatten uit het
Oosten voor het bewonderend oog der
schoonheidslievenden zullen worden uitgespreid.
Het ie, van volkenpsychologisch standpunt
beschouwd, een merkwaardig verschijnsel,
dat de twee naties die als koloniale mogend
heden van den eersten rang in langdurige
en intime relaties met
deOjsterschebeschavingscentra hebben gestaan Engeland en
Nederland eerst sinds eenige weinig e jaren
tot het inzicht schijnen, te komen, dat wat
daar in China, Voorindië, Perzië, Japan en
ook in onzen Archipel aan kunst is voort
gebracht, niet alleen ala gelijkwaardig met
de beate Enïopeesehe kunst, maar zelfs in
?Bkele superieure exemplaren als meerder
waardig moet worden beschouwd. 1)
In Engeland hebben zij, die tot dit inzicht
'Siyn gekomen, zich georganiseerd in de India
society for promoting and facilitatin; the
appreciation of Inlian Art."
In Nederland schijnt dit inzicht nog slechts
zeer sporadisch by enkele personen aanwezig
te zijn.
Dit verschijnsel HU heb ik merkwaardig
genoemd, maar onverklaarbaar is het niet.
lemmers byna onze geheele westersche
beschaving beweegt zich op eeniydig intel
lectueel niveau onze wetenschap heeft de
wereld der materieele dingen veroverd, onze
kennis der uiterlijk verschijnselen is enorm
uitgebreid en van de kunst voor zoover
die een zeer bescheiden rol op enkele
feestoogenblikken in ons leven vervult, wanneer
wy niet door andere gewichtige zaken worden
in beslag genomen ei:chen wij ook voor
een groot deel, zooal geene vermeerdering
van kennis, dan toch ten minste niet al te
sterk afwijking van het beeld dat wüons
van de objecten-wereld rondom ons hebben
gevormd.
Le coin de la nature" mag dar 4 travers
d'on temperament" (d'artiste) gezien en weer
gegeven worden wee hem die daardoor
bezeten een visioen geeft dat te zeer afwijkt
van het bekende, door allen gez'ene.
De waarde van het kunstwerk wordt nog
hoofdzakelijk bepaald naar de mate der gelij
kenis tusschen de afbeelding en bet afgebeelde
terwijl zuiver aestbetisch beschouwd deze
gelijkenis niets tot de waarde daarvan a's
zoodanig bijdraagt.
Sinds hoe lang dit wanbegrip omtrent de
doeleinden van het kunstwerk in Europa
rondspookt, blijkt reeds uit het oordeel van
den grooten Plato over de waarde der kunst
voor het geestelijk wezen van den menecb.
Waar voor hem da pbaenomesale wereld
slechts een bedriegelijke afbeelding ia van
de eeuwig reëele wereld der ideeën, is de
kunst wederom eene meer of min slechte
af beelding van deze phaeuomenale wereld
en moet daarom uit het leven van den
ideaalstaatsburger worden gebannen, daar
zy hem nog verder van het inzicht der
waarheid verwijdert.
Geheel anders staat de oosterling tegen
over het kunstwerk. Ook hy acht de
verschijnselenwereld een bed r i egel y k beeld, maar
waar hy als heilige in religieuae extase door
de kracht der meditatie het goddelijk wereld
beginsel tracht te doorgronden, daar voelt
hij als leek zich bij het beleven van het
kunstwerk evenzeer in inniger gemeenschap
met de godheid.
De gevoelsintoïie is voor hem een oneindig
zuiverder werktuig tot benadering der god
delijke waarheid, dan de wetenschappelijke
zuiver intellectueele analyse en synthese der
verschijnselen.
Voortreffelijk juist is dit inzicht geformu
leerd in het mooie boekje van den op het
gebied der Indische Kunstgeschiedenis wel
beken Jen Hindu: Ananda Coomaraswamy
getiteld: Aims of indian art": 2)
There is about us a storehouse of the
ae-yet-unknowD, inflaite and inexhaustible;
but to this wisdom the way of acces is not
through intellectual activily. The intuition
tbat reachee to it, we cal l Imagiuation and
Gen-u?. It came to Sir Isaac Newton when
hèsaw theapple fall.and thereflashedacross
his brain the law of gravity.
It came to the Bad d h a as hèsat through
the eilent night in meditation, and honr by
honr all things became apparent to him...
at the twentieth hour hereceived the divine
insight, by which hèsaw all things (of the
universe)... as if they were close at hand;
then came still deeper insight, and h
pereeived the cause of sorrow and the path of
knowledge, hèreacbed at last the in
exhaustless source of truth....
The realify of such perception is witnessed
to by every man within himself npon rare
occasion and on au itfinitely smaller scale.
It is the inspiration of the poet. It is at
once the vision of the ar t i at and the
imagination of the philosopher." 3)
Het Paalbuis of tolkantoor aan de Nieuwe Brug.
Schilderij van Jan Beerstratez in het Rijksmuteum te Amtterdim.
Oostzee, de graanhandel, een handel die
op alles invloed uitoefende, zelfs op de
f p ds dienstige gezindheid. We hebben bij
ichters gelezen van Amsterdam's groot
heid, van de honderden schepen op het
IJ, en schilders hebben ons laten zien
het IJ met een mastbosch schepen;
prof. dr. H. Brugmans toont in cijfers
aan: de enorme uitgebreidheid van den
handel, en in on weer spreekbare feiten
de waarheid, dat Amsterdam de
voorraadschuur is geweest van Europa, de groote
vrachtvaarder, de ploeger van alle zeeëo,
de beheeracher van den wereldhandel;
daarbij telkens wijzende op het verband
van het aantal bewoners en den handel.
Eerst geeft hij de toeneming der bevol
king aan en dan de grootheid van den
handel, blijkende uit de betalingen van
de convoyen en licenten aan het I'aalhuis,
dat was aan den Buitenkant (Prins
HOBdrikkade), tegenover de Slijpsteenen",
of meer begrijpelijk voor een jonger ge
slacht: tegenover het begin van den
Zeedijk en de St. Olofspoort.
Belangrijk zijn de regelen over de
regeering en de economische gesteldheid
en de verhouding van Amsterdam tot
de Republiek.
Opkomst en Bloei van Amsterdam",
voorzien VB n een inleiding" bevat de
volgende hoofdstukken: Het
Middeleeuwsche Amsterdam; Amsterdam en de
Opstand; Economische verhoudingen van
de H de eeuw; Amsterdamsche politiek
in de 17de eeuw, en De Achttiende eeuw.
De waarde van het kostelijke, en flink
uitgegeven en toch min kostbaar werk
wordt verhoogd door de reproductie van
vele oude prenten en zeldzame schilde
rijen, bij welker keus toezicht oefende
de heer E. W. Moes, direoteur van 's
Rijks Prentenkabinet, die de vriendelijk
heid heeft bij alle historiewerken van
Hooggeleerden de keus der prenten ta
leiden, hij, in preatkennis hun aller
voogd en heer. De keus der prenten
is dan ook in de beste handen.
Jammer, dat Prof. Dr. H. Brugmans
en E. W. Moes ontgaan is de prent
van Het Koreimetershuisje'' op de
N. Z Kolk, het mooie merkwaardige
gebouwtje, dat noodzakelijk past in de
teekening tot de aanleiding van Am
sterdam's grootheid, zijnde: de graan
handel. Dat schilderachtig gebouwtje
heeft behalve vermaardheid aan den
graanhandel, ook grootelijks heugenis aan
T)e groote aelou Ie stad, vermaert in oorelogen,
Zoo scheepryck, en voor wie zich zee en
stroomen bogen,
Den vreemden en nagebuur, en rijcken
tot ontzagh".
J. H. ROSSING.
De Korenbeurs. Anonieme prent.
MIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIMIHIMIIIIIlllMlllftMMIIlnlIllltllllllUIIIMIIIIIIIIIIMIIlnlIlllllltlllllllHlllflIlllllllUIIIIUIIIIIIIIMIIMIIIIIIUII
Naturalistische afbeelding der dingen komt
das in de Aziatische Kunst uit de groote
zuivere tjjdperken niet voor. Een schilderij
is een geschilderd gedicht", zegt een oud
chineesch spreekwoord de rbythmisehe
schoonheid der lijn, de harmonie der kleuren
en vlakken is het essentieele, de kracht ligt
ia de strakheid der teekening.
De fchoone vlak versiering is bet hoofd
doel, en elke schilderij of teekening moet
dus beleefd worden als een rhythmisch
samenstel van lijnen, vlakken en kleuren die
als harmonisch geheel eene meer of min
diepe schoonheidssensatie verwekken. 4)
Dit principieele onderscheid tnsschen de
doeleinden der westersche en oostersche
kunst zullen wy dus in hot oog moeten
houden, wanneer wüdeze laatste niet slechts
willen begrijpen, maar ook doorvoelen.
De nu tentoongestelde collectie van 75
kleurendrukken en eenige ongekleurde pren
tenboeken bevat:
n prent van Ukiyo Matabei, twee pren
ten van Hiabikawa Moronobu, een prent van
Oknmura Masanobu. een van Sakei, een van
Kiyomasu, een van Kiyotada, van Motomatsn,
van Hishikawa Kiyoharu, twee van
Kiyomatsn, Tjjf van Kyoteuwe, vijftien van den
groeten Kiyooaga, een van Kiyohiro, twee van
Kiyomine, dertig van den nobelen Harunobn,
zes van Koryueai en een van Harushige
benevens een zeer fijn gekleurd prentenboek
van Harunobu, en eenige zeer schoone on
gekleurde prentenboeken van Masanobu,
Snkenobu en Harunobu.
Zeer de aandacot waardig is het prachtige
kamerschut met de beide springende paarden,
met krachtige zwaai van de penseel in ver
bluffende zekerheid en strakheid van lijn op
den goudbronzen achtergrond neergeborsteld.
In vele, zeer schoone exemplaren dezer
collectie zijn de boven uiteengezette grond
beginselen duidelijk aan te teonen.
Het vrouwen prentenboek (ongekleurd)
van Masanobn in de vitrine tusschen het
kamerschut en het raam is een wonderlijk
krachtig en toch fijn specimen, waarin het
sterk decorative en toch verbazend
spiritueele en teergevoelige niet genoeg bewon
derd kan worden e venzoo Sukenobu A
en Harunobu B l?2 en eerst recht Harunobn
A 1?3, de lotusplnkkende vrouwtjes l!
Het gekleurde prentenboek van Harunobu
(vitrine naast de schoorsteen) en de nobele,
teere prenten van Kiyonaga No. 3, 17, 18,
19, geren een zuiver beeld hoe de voornaam
ingehouden kleuren altijd ondergeschikt blij
ven aan de strakke en gevoelige lijnen der
teekening.
In No. 20 is het handgebaar verwonderlijk
schoon, en ook 21, 22, 23, alle van den grooten
Kiyonaga zijn juweeltjes van kleuren
haromnie.
Ontzaggelyk groot is dan het onderscheid
met de moderne, hard gekleurde en slordig
gedrukte afdrukken 25, 26, 27, 33 van den
zelfden meester en meerdere andere, die hq
zelf zeer zeker zon hebben verworpen; meer
dere andere vindt ieder, die de goede met
aandacht heeft genoten.
Toch is het wellicht verdedigbaar dat ook
deze slechte drukken zijn tentoongesteld
de waarschuwende brief j 33 hadden nog wat
kwistiger kunnen worden aangebracht
daar ook zelfs bij deze, wanneer men met
eenige psychische inspanning van het sto
rende abstraheert, de strakheid der teekening
en de meesterlijke compositie een bron van
groot genot worden.
Sterk van teekening en voortreffelijk ge
componeerd is ook Koriyasais ongekleurde
houtsnee Ne. 73.