De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 23 juli pagina 1

23 juli 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1778 DE AMSTERDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Ut Buunor borat oen btfroegaeL . IF. L. "W itfOTon: V AH HOLEEMA ft WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht Toor den inhoud van dit Blad wordt ronekord oTereonkomitig do wet Yan 28 Juni 1881 (StaattMad No. 124). INHOUD: YAN VEERE EN VAN NABU: Conservetiave Reeders, door Aquarinp. Oanoodig CrjBÜch, door F. van der Goee. FEUIL£KTON: Schetcjea uit een Kinderhoapitaal, door Lili TUI Kol. Karl 8t. KUNST EN IfTTEBSN: Liefdes tnsschenspe1, door G. van Halzen, beoordeeld door Frans Coenen. flróunus en lijn dag, door prof. G. J. P. J. BttUand. Zedelijkheid, door Johanna Stetetee, beoordeeld door J. Everts, BE XICflTEN. Verbeteringen. - VROUWKNKU3RIEK: Het meisje aan de speciale ??irffjrr en aan de gemengde vak-echoler, V, door Anna J. Jongmanr. ALLERLEI, dMr Allegra. UIT DE NATUUR, door E. uu. INGEZONDEN. Onderzeeboo.en, met af b?door Z. TentoonstellinCBB, door Plasschaert. Het Japaneche Theater, doo» N. P. Een vergeten WJJBdoor D. Smit. Pruisische ontmoetindoor v. d. E. Caarivari. Brieven Oom Jodocus. FINANCIEELE EN OECOKOMISCHE KRONIEK, dóór v. d. M. o» v. d. 8. 8CHAA.KRUBBIEK. DAMSUBRIEK. ADVERTENTIEN. iiuiiiiiiiiiiiir iiiiniiu nu IM IIIHII n i Verzoeke gedurende de vacantiemaanden alle stukken, voor de redactie bestemd, uitsluitend te zenden aan het adres: Keizersgracht 333. Amsterdam; en niet op naam van den redacteur per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.66 per jaar, bij vooruitbetaling, » » mail , 10. Nnmmen aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» verre van zijn daarvan kennen wij allen de lieflijkste bewijzen. Het zo 3 bij uitstek van opvoeding ge tuigende als 't je niet aanstaat, dan donder je maar op", is bij alle zeeva renden overbekend en teekent de ver houding. Nog maar zeer kort geleden deed zich bij een stoomyaartlijn het geval vopr, dat de vereenigde officieren in den tijd van een half jaar twee verzoekschriften opzonden. De directie van die lijn heeft niet eens de moeite genomen er op te antwoorden. Zulke dingen vindt men natuurlijk. Dit teekent de verhouding. Is het te verwonderen- dat officieren na zulke ervaringen zeggei: Voortaan zullen we vragen of het Bestuur van onze Yereeniging in ons belang wil optreden?" En wanneer dan een Vereenigingabestuur hieraan gevolg geeft, is het dan billijk dat de reeders later met een zekere hooghartigheid zeggen: Wij heb ben met organisaties niets te maken wüwillen alleen niet het personeel zelf onderhandelen ! ?" In goed Hollandsch is dat niet anders te nosmen dan praatjes voor de vaak maken. Da Duitsche reeders zijn eenigszins meer up to date dan hun Hollandsche collega's: zij weten voeling te houden met hu a personeel. Zij hebben dan ook zoo geen last van staken en stopzetten van den handel, niettegenstaande bij hen de loonen nog lager zij a dan in Holland. De Hollaodeche reeders zijn nog eenige eeuwen ten achter zij zij n nog antiek. Zij loopen nog met ideeöa omala: zee lui behoeven niet te trouwen" meer loon is gekheid" e.d.g. (zij wenschen het vroegere type zeebonk") zooala boven genoemd Rotterdamach reeder heeft mede gedeeld. Zeer terecht laat de man daarop volgen, dat, zoodra er staking is, deze ouder wetsche reeders de rsten zijn om zich concessies af te laten dwingen. Trouwens, dat is te begrijpen, zij over zien den strijd het slechtst. Nogmaals vragen wij dus: zijn die pensenen wel op hun plaats? Doen zij in hun werkkring hun plicht tegen over hun aandeelhouders... en tegenover het algemeen belang, dat toch ook mee telt?" Deze zeelieden-kwestie is er eene tusschen de reeders en het ondergeschikte personeel aan boord, maar vragen de reeders zich wel eens af hoe het op den duur moet gaan m t den tat-major der schepen ? Gezagvoerder?,officieren en machinisten, zij allen hebben hunne groote grieven, die in vakbladen, en ook wel eens in dit weekblad, duidelijk genoeg in het licht zijn gesteld den hoeren reeders laat dit echter kou i. Het is bij r. niet zoo lang geleden dat de Vereeniging van Ncd. Gezagvoerders en stuurlieden ter Koopvaardij een roidschrijven om lotsverbetering tot de reeders richtte. Antwoord werd daarop eenvoudigweg niet gegeven veel minder natuurlijk tastbare resultaten. Zoo ziet men den kringloop: komen de menschen aandringen om lotsver betering, dan neemt men het hun kwalijk, en zij kunnen bij de eerste de beste gelegenheid er uit gaan. Komt de organi satie, zoo willen de heer en reeders met die organisatie" niets van doen hebben: zij geven haar niet eens antwoord l Neen, de heeren wachten liever op een staking. Dan kunnen zij gaai weeklagen over die booze zeelieden, die (het zijn dan de zeelieden!) den Nederlandschen handel stop zetten". En het publiek, dat alleen de uiterlijke dingen gewaar wordt, loopt voor een deel kan het anders? in den val. Welk een toestand! De Rotterdamsche reeder had gelijk toen hij zeide van zijn collega's: Ze kijken niet buiten hun kringetje1'. Hebben al deze kortzinnige heeren al eens overdacht, wat het beteekenen zou, al esii3 da ctat-major hunner schepen den arbeid nederlegde? We hooren de heeren reeds bulderlachen zij toch beschouwen dit als iets ónmogelijks, en ook wijl zijn vol komen overtuigd, dat wij van iets der gelijks nog verre staan; maar toch moge men wel eens bedenken, dat het ook nog slechts eenige jaren geleden is, dat wij van reeder «zijde hoorden: Matrozenbonden enz. daar heb ik niets mede te maken". Hoe denken de heeren daar nu over? E a, moge het met het aanvullen der ondergeschikte bemanning nog zoo'n beetje gaan moge men de schepen nu nog weg kunnen zenden met Duitsche of Chineesche minderwaardigen (prettige reis voor deverantwoordelijke officieren!) met de tat-major is dat niet mogelijk, dank zij Schippers- en Schepen-wet. Een staking van officieren van de federConservatieve Beeders. Herhaalde weigeringen en zelfs hard nekkige negeering van verzoeken om loteverbetering hebben ten gevolge gehad, dat de zeelieden aan hunne eischen kracht tobben bijgezet door een staking. Zulk een etaking heeft tenminste dit groote Toordeel, dat de aandacht van het publiek gevestigd wordt op de niet zeer voor beeldige toestanden in het scheepsbedrij f. Als het publiek er niet van weet, de reeders wenschen er niet van te weten. Bij. hen heerecht een ingekankerd con?ervatisme ten opzichte yan iedere waarIflke verheffing van den zeeman, Konden wq niet kortelings lezen in de N. Rott. Courant, hoe een aanzienlijk Rotterdamsch reeder ronduit verklaarde, dat het zoovelen reeders hapert aan wat Tuimer inzicht buiten hun eigen zaak en het hun onmogelijk valt om over die grenzen eens door te denken!?1' Wij zouden zoo zeggen, daar kunnen de heeren het voorloopig mede doen, en de vraag dringt zich op: zijn die zg. reeders dan eigenlijk wel geschikt voor hun taak?" Want wij verstaan onder reeders tegenwoordig vrij wel uitsluitend directeuren van reederijen menschen das, die niet met hun eigen geld een leederij voeren, doch met geld van aan deelhouders en die dus wel degelijk in dienst staan van die aandeelhouders ea evenzeer verantwoording schuldig zijn als ieder ander ambtenaar. Wanneer de mentaliteit van deze heeren nu beantwoordt aan het beeld, door hun vakbroeder ontworpen, dan gelooven wij dat zij niet op hun plaats zgn en achten wij het geen wonder dat conflicten rijzen, die aan den NederlandMhen handel schade berokkenen. Wij willen hier niet in beschouwingen beden over het rechtvaardige van deze ?taking. Ia een vorig artikel werd reeds door Een stuurman" meer dan voldoende toegelicht, dat da betaling enz. veel te irenachen overlaat. Wij willen de aan dacht vestigen op iets anders. Ingewijden moet het getroffen hebben, hoe de reeders ?teeds het standpunt innemen van niet onderhandelen" met de besturen van de Terschillende vakvereenigingen. Hoewel ik niet ontken, dat recht?treeksche onderhandeling met eigen personeel iets aantrekkelijks heeft en men tegenzin kan gevoelen tegen het mengen van buitenstaanders in de par ticuliere zaken van een reederij, stellen wq hier de vraag: hebben reederijen xioh wel eens moeite gegeven eigen per soneel te organiseeren en met hen zaken van lotsverbetering te bespreken ? Of: vaar eigen personeel zich onderling organiseert en met verzoeken aankomt wordt daar wel acht op hen geslagen door de reeders ?" De ingewijden weten nelaas! maar al te goed dat wij daar Zondag 23 Juli landsche Koopvaardijvloot beteekent dan ook niet anders dan volkomen stop-zetten van den handel over zee. Ons dunkt dat het voor heeren aandeelhouders wel eens de moeite waard is dit te overaenken en hunne directeuren aan te sporen tot wat meerdere voorzichtigheid en beleefder en billijker behandeling van deze inder daad onmisbare ambtenaren. Ieder ambtenaar, van directeur af tot loop- of dekjongen toe, kan, zoo noodig worden vervangen de tat-major der schepen echter niet, en men bedenke dat deze onmisbaarheid wel wat meer ge waardeerd kon worden. Een ruimer Hik zq den heeren toegewenscht. Meer toe nadering tot alle toilers of the deep". AQUARIUS. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . . ? 030 Reclame^ per regel > 0-^0 Onnoodig Cynisch. i. De president, moet men algemeen hebben geoordeeld na het aanhooreu van de rede waarmee naar zijn gewoonte, meenen we de heer Mr. Joh. Eaaehedéde on langs gehouden jaarvergadering der Maat schappij van Nu verheid" geopend heeft, de president heeft als kundig referent over zaken die den leider eener vereeniging van industrieelen kunnen interesseeren, dit maal zichzelf overtroffen. Het woord voe rende over kapitalistische ondernemers gelijk hy zelf, heeft de heer Enschedéhun de verzekering gegeven dat twee der ergste euvelen van het stelsel waaraan zij en hij al het hunne verschuldigd zijn, tot de nor male verschijnselen van de kapitalistische produktie gerekend moeten worden, teekenen van den toestand dien het kapitaal behoeft geen ziekteverschijnselen" in n woord.... De kindersterfte die ontstaat door de overmaat van bevolking, is als de veilig heidsklep van den op spanning staanden stoomketel. Men trachte niet hare natuur lijke werking tegen te gaan.... Kindersterfte en werkloosheid zijn de twee verschijnselen, die wijzen op eene normale en krachtig zich uitzettende bevolking. Zg zyn de kanalen waarlangs hej overtollige afvloeit. Aller minst zijn het ziektevenchjjnaelen." Aldus en verder in dien geest, volgens een verslag in de N. K. C., sprak de voorzitter. Waarom, was ongetwijfeld de welkome konklusie van het gehoor, waarom o ver dingen gejammerd die toch niet, of enkel te onzen koste zijn te verhelpen P Waarom, vooral, gepoogd, een ellende te stuiten waarmth onze be voorrechte positie staat en valt? Niet minder, onderstellen wij, moet de wijae van motiveering der forsche uitspra ken naar den smaak der leden van Nij verheid" zijn geweest. In plaats van op staathuishoudkundige, heeft de spreker zich op natuurwetenschappelijke gronden beroep'n. Zoo weinig, heeft hij betoogd, wordt ons maatschappelijk stelsel door het voortduren van zekere gruwelen veroor deeld, dat men algemeene natuurwetten ala de laatste oorzaak kan aanwijzen. Niet», zeer zeker, kan den vertegenwoordigers van een gepriveligeerde klasse aangenamer zijn te vernemen. De konditiën en kenmer ken van hun voorspoed tegelijkertijd en in laatste instantie natuurlijke instellingen werkingen van een natuurwet waaraan wij ons onderworpon hebben te gevoelen", zooala de heer Enschedézeide. Niet, dat deze interpretatie van maat schappelijke verhoudingen den atandgenooten van den redenaar zonder eenig voorbehoud kan worden aanbevolen. Door de stralen van de natuurwetenschap mogen, in het oog van belanghebbenden, sommige toestanden worden verschoond: het ia ook mogelijk dat ze in het licht stellen wat men gaarne verborgen had gehouden. Het leven, sprak b.v. de heer Enschedé, is zoo ver uit gebreid als de omstandigheden het mede brengen. Het eene leven voedt zich ten koste van het andere: overal is er strijd". Misschien doch had de apreker bedacht, mogen we vragen, dat in zij D systeem deze stelling tot rechtvaardiging van den meeat belangrijken maatschappelijken strijd, voort spruitende uit de tegenstelling van kapitaal en arbeid, gewichtige diensten kan bewijzen? En wat zal hij antwoorden wanneer men op het gezag van zijn verklaring de kapi talistische ondernemers aanwijst als de leveis die zich voeden ten koste van de levens hunner werklieden, wier kleine kinderen in grooten getale ontijdig weg vallen en die zelf gemiddeld eenige jaren korter leven dan de patroons ? Met deze waarheden, besloot de heer E -.schede, hebben wij rekening te houden ala wij de menschenmaatschappij goed zullen begrij pen". Niet onaardig te pas gebracht, zou men zeggen, door een president van een nijverheidavereeniging, waarvan ongetwij feld vrij wat leden nog steeds niet de noodzakelijkheid van de strijdende arbei dersbeweging zullen hebben begrepen". II. Doch met welke bedoeling de voorzitter van Nijverheid" voor verschijnselen uit de tegenwoordige maatschappij naar ana logieën uit het dieren- of plantenrijk ver wees, heeft hij zelf zoo duidelijk mogelijk aangegeven. Het geschiedde ook bij deze gelegenheid om het kapitalisme te ontlasten. Aan een kardinale fout", sprak hij be straffend, maken zij zich schuldig die in onze zoogenaamde kapitalistische maat schappij de kern van alle maatschappelijk kwaad zien". De heer Enschede dus, acht het verstandiger buiten de maatschappij naar de oorzaken van haar eigen kwaad". te zoeken. Dat hu inderdaad over niets anders dan de meest in 't oog vallende trekken van het kapitalisme heeft gesproken willen wüuit het vervolg van z\jn rede aantoonen. Waarmee tevens weerlegd is de plompe en tendentieuse poging om voor de nooden van deze maatschappelijke in richting onafscheidelijk, een z.g. natuur lijke wereldorde aansprakelijk te stellen, ja, die nooden in naam dezer wereldorde voor noodzakelijk te verklaren. W|j hebben, ging de spreker voort, als tegennatuurlijk te verwerpen elk denkbeeld dat aan ieder individu een bestaan verzekerd kan zijn". Zie hier de reden: Spr. stelt dat de bevolking tracht zich uit te zetten buiten de grenzen haar door de levens middelen gesteld. Daaruit volgt onmiddelijk dat voor een deel der g3borenen geen levensmiddelen aanwezig zijn: dat zij niet tot wasdom kunnen komen". Ei men maene niet dat deze verhouding tusschen menschen en levensmiddelen voor afdoende verbetering vatbaar zou zyn. Zeker, de armoede" kan uit de maatschappij verdwijnen. Maar het gebrek" is niet op te heffen: het natuur lijke te weinig". Zelfs in een maatschappij zonder armoede zou de bevolking zich buiten de grenzen der beschikbare levensbenoodigdheden willen uitzetten en zoude het teveel" geen onderhoud vinden." En zoo kwam de spreker tot zijn reeds mee gedeelde konklusie: de kindersterfte neemt gelukkigerwijze het teveel" weg. Doet zij dat niet, slaat men het aan de weten schap" van den heer Enschedéc.s. ontleen de voorschrift" in den wind, dan zal het gebrek zich elders openbaren en wel in den vorm van werkloosheid". Met het verschil dat de heer Ensched aanduidde tusschen de door hem verdedigde theorie en de leer van Malthus kunnen wij geen rekening houden. Zegt hij, onder welke bewoordingen dan ook, dat de ellende onder de menschen te wijten is aan een in de natuurlijke wereldorde besloten oorzaak: nl. aan de wanverhouding tusschen de be volking en de hoeveelheid levensbenoodigdheden een kwaal die zich steeds heeft geopenbaard" dan is dit de oude bevol kingsleer, de theorie van Malthus in haar wezenlijke beteekenis als leer van de on vermijdelijke armoede, uit natuurlijke, niet uit maatschappelijke oorzaken verklaard. Meent hij anders, dan moeten wij besluiten dat de heer Enschedémalthusiaan is ondanks zich zelven. Doch malthusiaan of niet, en afgezien van alle vragen die het verleden en de toekomst betreffen, hoe iemand die zijn gezond verstand gebruikt de tegenwoordige ellende aan een natuurlijk tekort kan toe schrijven, blijft volkomen onbegrijpelijk. III. Wanneer gij, vragen wij den heer En schedé, van een te veel" aan menschen spreekt, welk soort van menschen hebt g dan op het oog? Immers alleen arme men schen, leden van de arbeidersklasse. Gij zult nooit zeggen dat er te veel rij ken zijn, nooit in hun klasse de overtollige bevolking aanwijzen, zelfs niet bij de nietsnutters en de doennieten, de moreel-overtolligen. In het bezit van geld geboren te worden, een bepaalde plaats te bekleeden in de maat schappelijke rangorde, geeft iemand (be houdens ongelukken) de zekerheid van bestaan. Hoe kunt gij dan zeggen dat de onzekerheid yan bestaan het gevolg is van een natuurlijk te-veel aan menschen? In dien uw stelling waarheid bevatte, en de menschen daarom gebrek leden, wijl zij nu eenmaal met elkander niet genoeg ver mochten voort te brengen om ieder ecu behoorlijk deel te geven, dan zouden wij immers niet juist de werk rs gebrek zien lijden. Hoe komt het dat het te-weinig uit sluitend onder hen is te vinden, niet onder de bezitters en genieters ? Bovendien, mijnheer de voorzitter van de Maatschappüvan Nijverheid, vagen wij u: heef c het nooit uw aandacht getrokken dat het te weinig aan levenabenoodigdheden de arbeiders in onze samenleving nimmer pijn lijker treft dan wanneer alle organen van de maatschappelijke voortbrenging eenigen tij l achtereen met de uiterate inspanning van hun krachten hebben gewerkt? Hebt gÜniet opgemerkt dat in die omstandig heden als gevolg van een tolkens aange wakkerde overproduktie, die de voorraadschuren van den rijkdom tot overladens toe vult, zoodat stilstand intreedt of een krisis uitbreekt, de armoede en het gebrek onder de arbeiders het allerhevigat woeden? Heeft het u nooit getroffen dat de nood waaronder zij dan lijden, wel verre yan de uitdrukking te zijn van een natuurlijk teweinig, het direkte gevolg ia vaneen maat schappelijk te veel ? Doch juist wijl gij van werkeloosheid spreekt als van een ellende door een abso luut gebrek aan levensmiddelen teweeg ge bracht, hadt gij die gevolgtrekking, meenen we, zonder veel moete kunnen maken. Moest gij niet erkenendat het samen vallen van gebrek aan arbeidsgelegenheid met gebrek aan arbeidsprodukten iets zeer ongerij mds is? Iets, althana, dat allerminst met een beroep op welke natuurkrach ten ook te verklaren valt? Gebrek aan arbeidsprodukten laat zich, uit een natuur lijk oogpunt, verklaren uit gebrek aan arbeidskracht of uit een geringe arbeidsopbrengst. . . Wij zeiden reeds, tegennatuurlijk is dat in deze maatschappij juist de werkers dikwijls van het noodige ver stoken blyven. Wüvoegen er thans bij: dat de werkers het meest moetem ontberen, waaneer zij, ondanks de aanwezigheid van talrijk', ja overtalryke produktiemiddeler, waaronder grondstoffen van alle soorten, gedwongen worden den arbeid voor korter of langer tijd, geheel of gedeeltelijk neer te leggen, dit kan toch waarlijk niet, zou men zeggen, door de verwijzing naareenige wereldorde" begrijpelijk worden gemaakt Hierin is toch te kennelijk de werking van een maatschappelijke wanorde te bespeuren, van een op zekere punten gebrekkige in richting van den arbeid. Maar niet alleen tijdens de ekonomische periode van teruggang en stilstand, door overproduktie teweeggebracht, blykt bet tegennatuurlijke verband in deze maat schappij tusschen overvloed en gebrek. De onzekerheid yan bestaan, de werkloosheid, zij breken niet enkel als een sociale pest op min of meer gezette tijden uit. De ver betering van de techniek, de uitbreiding van het machinewezen heeft voortdurend de strekking levende arbeidskracht over bodig te maken. Toenemende produktiviteit van den arbeid, dus, hetzij in haar gestadigen groei, hetzij in haar periodieke en stootagewijze uitbreiding, is het die de werkloosheid veroorzaakt, daarmee den ar beider van het arbeidsloon berooft datzija eenig bestaansmiddel is, en in 't algemeen de onzekerheid van bestaan vergroot. Zo j veel blijft er over om de stelling de» heeren Enschedé, een weinig eervolle po ging om de meeat klaarblijkelijke maat schappelijke verkeerdheden te stellen op rekening van een macht, die niemand ter verantwoording kan roepen. IV. Men bedriege zich evenwel niat en veroordeele den president der industrieele ver eeniging niet te haastig. Hoe zonderling het moge zijn juist thans te beweren dat de bevolking zich buiten de grenzen der bestaansmiddelen heeft uit gezet", nu de snel 'dalende geboortevoet overal reden tot bezorgdheid geeft, een be weging vergezeld door een enorme ver meerdering van den rijkdom, de theorie van Malthus is en blijft de eenige voor het kapitalisme aannemelijke verklaring van de massale ellende onzer dagen. Behalve dat zij de werking van overmachtige na tuurwetten bij de maatschappelijke gebeur tenissen betrekt, geeft zij van die gebeurte nissen de voorstelling zooals zij zich aan den kapitalistischen beschouwer vertopnen. Het tijdelijk overkompleet aan arbeiders, het blijvende bezinksel van totaal verarmden, onbruikbaren en ontaarden, de verdrijving van arbeidere door machines, van geschoolden door ongeschoolden dit alles zijn maar al te werkelijke verschijnselen. Het ia ook niet twijfelachtig dat het niet slechts on vermijdelijke, maar voor de kapitaal belangen onmisbare verschijnselen zijn. Indien er heden geen overkompleet ware, hoe zou dan morgen de bij een stijgende konj unktuur noodigearbeidskrachten worden aangevuld? De reserve is evengoed een deel van het arbeidsleger als het aktief dienende. Zij valt in bij toenemende vraag, zij levert de loondrukkers en de werk willigen". Deze somtijds geheel opgenomen helft van het arbeidsleger te rekenen tot een natuurlijk te-veel; de bewegingen van de industrie welke de arbeiders aantrekt en uitwerpt, te verklaren ala bewegingen van de bevolking die de industrie met werk krachten somtijds oyentroomt, moge gezocht naief of wel ergerlijk onoprecht schijnen -wie, vragen wij, doet de burgerlijke wetenachap een beter systeem aan de hand? En dat de heer Enschedéhet uitlandsche ge spuis, waarmee, eerder dan eigen personeel een bagatel loonsverhooging te gunnen, vaderlandslievende Amsterdamsche reedera thans hun schepen bemannen, ala een over schot behandelt waarop in de natuurlijke wereldorde niet ia gerekend, moge de Haarlemsche redenaar aan gezegde onder nemers verantwoorden. De eenige aanmerking van kapitalistisch standpunt op het gesprokene te maken, zou dunkt ons, de tegenwerping zijn dat dsellende van de arbeidersklasse als grond slag van het kapitalisme onvertrouwbaar begint te worden. Velen, althans, beschou wen werkeloosheid, kindersterfte enz., niet meer met de optimististische rustigheid van den heer Enschedé. Beperking van dekindersterfte, in 't bijzonder, wordt zelfa vrij algemeen aangemerkt als het in de gegeven omstandigheden meeit werkzame» en ook dringend noodzakelijke middel otn de arbeidersbevolking op peil te houden. De weer- en werkkracht die het kapitalismeniet kan missen, loopt gevaar, vreest men. Naar deze jongste opvattingen moet het betoog van Mr. Enschedéonnoodig cynisch schijnen. En zoo moest de spreker beleven dat zijn beroep op de natuurwetenschap door een van hare meest bevoegde verte genwoordigers prof. H. Treub te Leiden in voor hem zeer onvriendelüke bewoordin gen werd afgewezen. 12 Juli. F. v. D.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl