De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 23 juli pagina 3

23 juli 1911 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1778 DE AM S TE R B A MME H WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ware Jicht (l Job. 2:8) achjjnt reeds, en RrahM (Kw>. 2:14?18) bedaidt ons, dat wg ono mets meer moeten «antmkken van den astrologischen eeredienst r Joden, den Sabbatb. indnie, omdat over 'de overheden en 40 machten' Christin Jezus beeft gesegepnmM. De wereld behewschers deier duister nis, andere gezetst .de plan«etg«det>, arjn vol gens Bpb. 6:12 joist de wegens, waartegen de wenteling gaat; de Heer der Joden wordt naar luid van l Kor. 8:6 door de Jeznancn niet neer ale beer erkend, want die (Epb. 3:14} borgen hunne knieën roor den Vader. Ze hebben (Epb, 4:5) a Heer, en die Heer ia niet de beo*e god decor wereld, niet Jaldabatóth of Saturnu?. Zedelijkte'd, roman uit het huwelijksleven, door JOH ANK A STREETEB. Amsterdam, 10W, W. Veriliiy*. 't Is dan waar: we leven vervaarlijk snel tegenwoordig ook in de romaap. In hoofdstuk I TAB dit boek lezen we, dat Lien de Haan het huishouden van haar zuatat, die kxankxinaig geworden ia, tijdelijk zal gaan «Mnttmap. In II wandelt Lien al gearmd met Henri, haar ?«?ter, 'e avondïdoor Utrecht'» straten. Ln III zoenen «e elkaar.. . ? We zyn dan paa zes-en-twintig kleine, rcjial-bedrukte blada$den ver. 't Ia duidelijk dat, waar d» genegenheden zoo hard van stapel gaan, 't mis moet loopen. 't Loopt ook mis...: VI, bladt 52. Van strijd, TAB angst voor de gevolgen, van schaamte of wroeging hebben we dan niet veel gemerkt, soo min hjj den zwager ala TOJ Lien. 't Ia allee heel prettig en vlot ge gaan. Oeb, nietwaar, «la er «naar goede wil en medewerking ia. Eg, deze kwaliteiten waren aan beide kanten aanwaai?..., Doch zoo eenvoudig zijn dergelijke grapjes nn toeh nog niet... vooral ia ban gevolgen. De jta> weeën Wijven gewoonlijk niet uit en «e» pilearaak kan is dit geval niet te lettélM»Vïroj«B\ opgevat. De «tra* volgt ook hier » ?nart', trouw en onverbiddelijk, als haar cehftioar. Qp «en mengen mnatljjlr voelt Lien (se ia nog ftaawer kf haar awagw) w* te en te eflendig om op te alaau"; en e*n vreeaeJjjk» «ngat. meer «n meer ontdaan van hoop, kwelde haar: Hnn verboden omgang had dan toch gevolgen". Li»n zit daar begrijpelijk er *ü« leelyk over in de penarie: Henri had haar toch de stellige verzekering gegeven, dat 't geen gevolgen ton hebben, dat hij wel oppaste. Hij aïg de k t er, kon 't toch wetec. Had hij «ich vergUt ?" En was deze ramp het dood-natuurlijke gevolg daarvan?" Of, of zou het ook iets bovennatuurlijke kunnen züaï' Hier ia Lien in haar twijfel klassiek. Even wel ecbgrrt het meisje, na al wat er gebeurd ie, toch wel een weinig al te naïef, om niet te zeg gen : stupide. Wat had ae ia 'hemelsnaam het boven-natuurlijke erb$ te halen T 't Was immers alles zoo laag by den grond en voor de band liggend, ale 't maar kar. Nn zon men zoo denken: Liec, kindlief, maak gem aofgoa noor d«n tijd, Heiri ia dokter, hij heeft je dit akkefietje aangedaan, hy zal n n ook wel zorgen dat alles weer behoorlek in arde komt. Zy denkt er ook soo «wt, «n «preekt mat hem ia dien s». Maar (ondoorgrondelijk cgn de wegen der heerac) Henri bi$kt »u op een* een nobel raensch te lijn, hq heeft scrupules: als dokter mag ik je geen vergif ingeven, en zonder gif gaat 't niet weg, zei hfl schynbasr kalm". H|j geeft haar desalniettemin een onschul dige drank, maar waarvan hu toch bjj ge regeld ge M nik 't Eoedige euccea verwachtte." Dit succes" laat evenwel nochtans wachten. Tot overmaat van ramp wordt de krank zinnige cwter beter en komt t huig. Lien gaat naar haar moeder in Kampen terug en op zekeren dag brengt ze deze op de hoogte van hatr toestand. Bat de moeder reeds zwaar getrc ffan door allerlei leed, P. a. heriditaire kraBferiniiigkeid in haar g«zin diep verslagen ie, kan men nagaan... bij zichzelf doch niet in het boek, want in deze scène komt fchrijfeter'e oonaaeht al heel deideüjk aan den dag, ondanks «enige waarschijnlijk wel natuur getrouwe bijzonderheden. Als getraind door de vele ellende, treedt de moeder zeer kordaat op. Z» gaat met Lien naar het Zuiden van Limburg, en daar in een afgelegen pension baarde (Lien) ia den vroegen morgen tiaar kind, «en mefcje, dat «p L<en'a verlangen den naam ontving van Agitea" hetgeen eea toespeling ia op Agnaa Dei, Lam Ooda, dat de rootten der wereld draagt...." Lien keert met baar moeder naar Kampen terag; doch haar leven ia nn vrijwel gebioken; zij houdt van Henri, maar kan en mag met met hem trouwen; het kind ia haar c genomen, en bovendien verkeert ze voort durend in angst dat de kennissen baar tehande zullen o at dekken. Haar moeder deelt die vrees en zal eerst rust heb beo, eis Lien .goed en wel aan den man i*. Daartoe worden alle pogingen in bet werk gesteld, en dit lukt dan ook vrij spoedig. Onder Mevr. de Haaii's dei tien gedegene reerde kinderer, waarvan er al vjjf een natuurleken of onnatuur lijken dood gestor ven zy'r, laat de schrijfster, zeer menechkuudig, ook een artist optreden; Adolf, een bijzonder onfriscbi en ongunstig type. Adolf heeft een rijken, maar ver loopen vriend, die den weinig vleienden en vloeienden naam van de Peaters" draagt. Deze nobele heer wordt een goede party voor Lien geacht. En zoo gebeurt 't ook. Lien houdt wel niet van hem, en ze poogt hem ook nog af te schrikken door de mededeeling, dat ze een kind heef!-, maar dergelijke kleine obatacles komen niet eens in aanmerking. Ze trouwen en gaan op een groot buiten wonen. Wu, moderne weekelingen, vinden nn, dat de arme Lien waarlijk meer dan zwaar genoeg ge straft if\ we gunnen haar dit weelderig leven van harte en gaan juist hopen, dat zeer volop van genieten zal, ala God, i. c. Johanna Bteketee, 't anders bestiert. Lien is nog geenszins aan het einde van haar lijdensweg: na eenigen tyd blijkt er onder het gras een adder geloerd te hebben in den vorm van een geheime ziekte. Da Peetere wordt wel niet ronduit als de oorzaak aangewezen, maar ik ben dan toch maar zoo vrij hem er op aan te zien. Middelerwijl is Lien weer de dupe. Ze wordt geopereerd en sterft. Haar man neemt Agnes bij zich en hiermee ia het verhaal ten eind». De aandachtige lezer" zal bemerkt hebben dat de titel Zedelijkheid" ironisch bedoeld ie. Het treurige nu is, dat de schrijfster met deze bedoeling baar doel een weinig voorbijeehso*. De bittere ironie, welke zij in don titel legde, slaat dermate op den lezer over, dat 't hem met den besten «il ter wereld niet mogelijk ia door al de narigheid, die hier zoo ««beholpen en overdadig wordt opgedischt, ontroerd te geraken. Hoe komt H nn, dat dit eigenlijk diep-tragische gegeven ons zoo weinig doet? Omdat alles in deze roman oppervlakkig en niet- of onzuiver-gevoeld is; de menechen er in zijn geen menschen, laat staan bekenden of zelfs goede bekenden voor ona geworden. Ze laten ons kon4. Evenals over de Gemengde Berichten" lezen we over al dit leed heen met een zekere onver schilligheid, nog verscherpt door wreve', omdat t soo lang duurt. Voor détail critiek verwijs ik belangstel lenden oaar het boek zelve. De bewijzen voor m$n bewering zyn daar zeer gemaklij k te vinden. Laat mij nu echter eerlijk iyn en bekennen, dat 't mij spijt, deze auteur znlke onaan genaam-klinkend e woorden te moeten toevoe gen : Want dit lijkt een wreed bedrijf. Mevrouw Steketee immers teef t 't blijkbaar zoo erg en zoo eerlek gemeend; ze heeft iets sterks willen doen: een dtó i l Ze heeft onderwerpen behandeld, woorden uit haar pen laten vloeien, die maar niet iedereen zoo aandurft en waarom ze door menigeen nit haar omgeving met den nek zal worden aangezien; ze is, om soo te zeggen, dwars door de wol, die schaamte heet, heen; ze heeft gemeend iets moedigs te doep.... En dit laatste heeft zij ook ontegenzeggelijk gedaan; ze beeft de maatschappe'yke oi d a verbroken, en is daar buiten gegaan. Dat is altijd iets, niet waar. Maar, al is men buiten de maatschappelijke orde, daarom is men dan nog niet altijd juist io ... de kunst. Dit is een tamelijk veel voorkomende vergissing, en 't is de uw», mevrouw. Zelf vertrouwen is een mooi ding; maar, evenals gottd, k»n men 't allén, onvermengd, niet verwerken, en het-f t 't als zoodanig geen practiaeh na*, ttadt a maar wat meer twijfel aan u-zelve gehad l... Nu ging het scbrij ren van dit boek zoo mei en gemakkelijk, en u dacbf, dat dit vanwege de heilige inspiratie was, terwijl 't helaas niets anders dan een doorzichtige oppervlakkigheid bleek te zijn. Met een wei nig zelf-critiek (of ditc-twjjfel, wat nagenoeg het zelfde ia) rondt n na de eerste hoofd stukken zijn opgehouden, en de roman en deze critiek zonden niet geschreven irjn. Hetgeen TOOT ons beiden misschien wel zoo aangenaam ware geweest. Immers, 't is niet prettig dit alles te moeten slikken, maar 't is evenmin prettig 't te moeten ingeven. En toch gevoel ik my' er toe verplicht. Geloof mij, als ik n ze f, dat ik 't alleen doe uit de kracht der overtuiging en der hope: n een weldaad te bewijzen, door n van de kwaal, die schrijven" heet, te genezer. Want waarlyk, merrouw, wat doet u in de kou ? J. EVEBTS. (In<reiiondtn\ Mijn weigering den leerling Verhagen op zyn '.eer gegronde vragen" een zakelijk antwoord" te geven, heeft het ge wen echt e ge volg gehad : zy heeft den meester Diepenbrock uit lijn verschansing" gelokt. Jïu zal ik nit t beweren, dat het aangename van het geval voor my gelegen ia in de kritiek door dr. D., met al de autoriteit waarover hy als deskundige beschikt, op mijn geschriften uitgeoefend. Wel lijkt het mij niet zoo erg, dat de heer D. daaruit eenige zinnen heeft kunnen lichten, die door hem nit literair oogpunt niet fraai worden geacht. Want ik maak niet de pretentie letterkundig te zïjn en het was my ook nooit om mooi-schryven te d oer. Bovendien kan ik nog troost vinden in het feit, dat zelfs bet werk van den letter kundige van professie zich niet altijd vrij kan honden van onlogiechen zinbouw en minder gelukkige beeldspraak, zcoals ook het opstel van den heer D. in het nummer van 8 Juli van dit blad bewijs*.*) Ik zon er dan ook niet aan hebben ge dacht den heer Verhagen om het gebruik van zulk een beeld lastig te vallen (de kritiek van den heer D. ia ten deele als afstraffing daarvoor bedoelt ) wanneer niet dat blijkbaar opzettelijk onzuivere beeld beoogd had het even onznivere doel : den oppervlakkige n leoer te raggereeren, dat ik mij tegen de beschuldiging van dubbelzinnigheid riet kan verdedigen en mij daarom achter mijn eigen publicaties verschanb". Mijn desbetreffende opmerking bedoelde dan ook eer een cor rectie in moreelen dan in letterkundigen zin. Zoofch gezegd, ik kan my troosten wanneer de mogelijke gegrondheid van des heeren D's kritiek beperkt blijft tot de literaire kwaliteiten van mijn werk, al is het ook mij fangecamer daarom te wot den geprezen, dan te worde a gelaakt. Erger zou het echter zyn, wanneer het jutet ware, wat de heer Diepenbrock ook beweert n.', dat iedere bladzijde van myn hoogdravende en verwarde" geschriften staaltjes van wan-logica geven te zier. Want niet alleen zon ik dan de illusie moeten prijsgeven van mijn gedachten en bedoelin gen, zij het dan ook niet in literair fraaien vorm, toch voor een ieder die begrijpen wil, verstaanbaar te kunnen uitdrukken (een illu sie, welke ik eerlijk gezegd tot dusver gekoesterd heb); ik zon bovendien zelf aan de oprechtheid van myn bedoelingen moeten twijfelen, omdat oos ik gemie aan logica en *) Zonder van bombast of van valsche reto riek te willen spreken, en alleen om den des kundige jegens den leek zachter te stemmen, geef ik hier eenige staaltjes van beide soorten van minder geslaagde uitdrukkingswijze, nit het achttal passages, die my in het opstel van dr. D. verdacht voorkomen en waarvan het bedenkelijke my ir derdaad ran bevoegde zijde werd bevestigd : Niet het minst comische van het geval zou het zijn, dat V. ntet meer met 8. Z. wil debatteerea en H. niet meer met V., bevatte het boekje Muzikale Brieven" niet een artikel ...... " De cherpomlyndheid van Beethoveu's melos en rbytmiek doet hem ons kennen als een zoon van den Germaanschen stam wel ia waar, maar met een onmiskenbaar latynrche inslap," een kunstvermogen ... waaraan Mahler in zyne partituren op even practische als geniale wüze telkens hulde brengt als bij den dirigent met dikke letters voorschrijf t : Zeit lassen."" WILT GIJ AANGENAAM RIJDEN koop dan een SPIJKER AUTO, TYPE 1911. Industrieele maatschappij TROMPENBURG Amsterdam. Industriecle Maatschappij TROMPENBURG, Amsterdam. immiiiituiimmMMMiiimiMMiMMiiiiimiMntiiiiiiiiimiiiiimmiiiiHiii en we kunnen ze nauwelijks tot bedaren kiy'gen. De thermometers, gauw, gauw! Ooi half vijf moeten de temperatunrlijsten ingeleverd worden! Vijf minuten later zitten ze allen in postuur, de kleertjes losgemaakt boven de ronde armpjes, 't kwikballetje behoedzaam in den oksel, de linkerarm stevig ondersteund door de rechterhand. Er wordt niet gelachen zooals gewoonlijk, de oogen staan treurig, hier en daar welt er oog een traan, c ie met duizend voorborgen (vanwege des thermometer 1) wordt weggeveegd, EU en da» boort men rog 'n «nik j e... Na 10 minuten komen ze allen bfy ona om de temperatuur te laten fflezen, reiken óns de hand om den polsslag te teller, en daai&d k'cddc uo geheele gemeente iiuL aar. De grootereu helpen de kleintjes, gaan dan in een kringetje staan om elkaar'* kleeren dicht te knoopen, en met dit grapje begint het gelach weer l 't Is vijf uur, de kinderen zijn weer geheel onder onsen invloed! Léonie Fn nu de treurige, de vreeselijke geschie denis eener volwassene, de krankzinnige Léocie... 't Was in L., in mijn allereerste verpleeg stersjaar, dat ik haar leerde kennen. | Ze woonde heelemaal boven, in een klein, kaal hokje met dik traliewerk voor de ramen, in een trieatig hoekje van ons ziekenhuis». De levensloop van Léonie was ontzetten'1. Kind van een knap echtpaar, was zij een beeldschoon meisje geweest. Door ongelukkige omstandigheden waren ze geheel verarmd uit X. naar L. getrokken, en hadden daar getracht aan brood te komen. Léonie wasehte en streek, maar haar Echconheid werd haar verderf, en ze verdiende grof geld als gevallene. Haar geheele familie verachtte haar, alleen haar moeder bleef haar trouw. Zedelijk verloren du?, maar ook lichamelijk een wrak; de lyphilis greep haar zóó hevig aan, dat ze krackiinnig wen', en hoe langer hoe meer alle mecschely'kheid verloor. Toen ik haar verpleging overnam, was ze al een vol jaar in da inrichting, en de oudste leer lingen wisten nog hoe vél beter ze was in 't begin; maar nu.. . Zie haar daar loopen met sloüenden gaag, de gitzwarte oogen wild om zich heenziecde, het prachtige zwarte krulhaar woest om het hoofd. .. Wat voert ze toch uit ? Oi ophoudelijk loopt e iia/>r dti; gcotoltscn ia <-'.j?.: hoek, doet een klepje open, draait enkelo passen in de rondte, steekt de bevende baad uit, (hoe slank zijn die vingers!) sluit't klepje weer, draait weer rond. Aliyd door, altijd door, terwijl de lippan voortdurend preveisr. heel zacht: La robe blanche depuis nior ; oh, oui, la robe blanche!" Léonie is a's een dier. Ze bevuilt zich op de ellendigste wijze, kan niet alleen eter, kent by'na nooit een oogenblik van helder heid, 't Is een toer haar 'a morgens aan to kleedan, want Léonia kan ons wel esns in woede dreigen met haar tanden, en stil zit ze nooit, 'k Zie me aog tobben om het krul lend haar uit de war töh rij gen. Zy liep rond, ik haar na; komisch en toch diep treurig! 's A7onds werd het bad binnengebracht. 't Bed! Ean houten bak, met kuessns en dekens gevuld, meer niet! LéDnie met het dwangbuis aan werd daar te slapen gelegd. Men höa haar uiet temmen ; aüeen met het eten had men een weinig macht over haar. Als ik met het gevulde bord binnenkwam, stortte Léocie met gretige cogen op me af, maar ik hield het weg van baar, Léonie, assiede-toil" Ruggalings, met tegenzin, de glinsterende donkere oogen strak op het bord gericht, krocp ze naar haar rieten stoel. Dan, schrokki?, gulzig, dierlijk, slokte ze deongekauwde brokken naar binnen. Met vollen mond, zich bemorsend met het voedsel, pre velde ze: La robe blacche depuis hier," bij iedere pletter spatte 'c voedsel uit haren mond... Het temperaturen was een kwelliug. Met dcc thermometer onderden arm wilde Léonie zich losrukken, liet zich plots plat op den grond vallen, wentelde zich om en om op . beginner. Toen beproefde ik het vol gende: ik zette Léoiie op haar stoel, git g zelf op de armleuning zitten, sloeg mijn been over haar knieën. Met de eene hand hield ik den thermometer, met de andere streelde ik haar voortdurend werkluigelyk over 'l^voorj hoofd, terwijl ik heel zacht 'n lied zonp... En werkelijk, ca: hielp! Zs hield op met haar eindeloos: La robe blanche", zat stil te luisteren, tot ze opeens 't weer uitkrijschte: ,,0h, oui, la robe blanche depuis biet!" en mij met al de kracht vsw haar uitgeteerd lichaam op zij duwde, .. Ik was aorns l ing voor Léonie ' Esn waarzinnige vrees greep me aan, als ik '«avonds bij 't zwakke schijnsel eaner kaars (er was nooit licht in haar hokje), Léonie onvtrhoeds op me toe zag vliegen, taet verwarde haren en krankzinnige ooger. Eens zelfs geheel be bloed, door een stoot dien ze zich gegeven consequentie in spreken en handelen, ala het typiache kenmerk van onzuivere bedoelingen beschouw. Nn is het, wat mijn woorden betreft, niet , mogelijk het tegenovergestelde te bewijzen, coolang de kritiek van den heer D. zich tot de hierboven aangehaalde algemeenheden bepaalt. Die kritiek betreft echter ook en niet het minst de rol, die ik in het muziek leven vervol, dus mijn daden; en daartegen kan ik mij althans in het algemeen verdedigen door de lijn te trekken, waarlangs mijn be scheiden muzikale loopbaan zich bewoof, om aldua aan te tooneu, dat tnsschen het begin daarvan en myn tegenwoordig stand punt, die IQn den kortst* n afstand vormt, tr>. f. w. dat zy vrij van kronkel?, ala linea recta het beeld van zuivere conse quentie is. Ongetwijfeld wordt die taak be langrijk vergemakkelijkt, nu met instem ming van den heer D. bewering zonder bewijs in deze polemiek geoorloofd bleek. Toch deuk ik van die vrijheid slechts in zoover gebruik te maken, ala mij voor het geen ik beweer, ook het bew§s ten dienste a!aa*. Begin ik nn die lijn te trekken, dan treft het mij reeds dadelijk als een bcogat merk waardige coïncidentie, dat omstreeks den aan vang van myn loopbaan, de heer Diepen brock, blykeni »ij» schriftelijke uitingen, omtrent het weawi der opembare ttaiiekbeoefening dezelfde opvatting huldigde, ala waaiaan ik tot heden onafgebroken trouw gebleven ben. Ik duif zelfs verder gaan en ook daarin tusechen den heer D. en mij eenige verwantschap onderstellen, als ook hem de aanraking met de mazikale werkelijkheid dermate py'nlyk -moet zyn geweest, dat ook zijn deelneming aan het openbaar muziek leven vermoedelijk daardoor ia verlaat. Hoe dit zif, ik maak voor mij op geen andere dan op deze bescheiden muzikale gave aan spraak, dat het bewustzijn van een hoogere beteekenia der kunst, dan die in het open bare muziekleven daaraan wordt gehecht, mg aangeboren ia. Dit was de oorzaak, dat hoewel de omstandigheden in die richting leidden ik de sterk sprekende neiging tot de muzikale loopbaan gedurende langen tijd bedwong; het was eveneens de reden, waarom ik nog op meer gevorderden leeftijd een plaats aanvaardde in het Amaterdamfche Concertgebouw-orkest. Na ia er tusachen dezen stap, toen dcor my gedaan en het scherpe oordeel, door den heer Diepenbrock in dien tijd over dit concertinstituut geveld, slechts schijnbare tegenstrij digheid. In zyn artikel Orer Verhuist'1 in De Nieuwe Gids" van 1391, staat in een zoo loa verbaid met wat voorafgaat en volgt, dat het is als de spontane uiting van een o ver kropt gemoed: Is HET MOGELIJK IETS ANTI-AETISTIKKERS TE MAKSN DAN HUT COKCERTGEBOmV TE AMSTKEDAM ?" Mes ziet het: hier stond de heer Diepen brock geheel op mijn hierboven aangeduide standpunt, al was het zeker hoogst oubiliyk het AmsterdanHche Concertgebovw voor te stellen als het ergste wat op dit gebied denk baar i?. Zulk een oordeel was dan ook alleen maar daardoor mogelijk, dat juist wat my in die instelling zoo bizonder aangetrokken had, blijkbaar nog niet tot de waarneming van den schiijver doorgedrongen was, n.l. dat in datzelfde anti-artistiek e Concei tgebonw door Willem Kes de tand was geslagen aan dat eerste, meest noodzakelijke muzikale hervormingswerk, waarvan de resultaten door den heer D. nu weet zoo bovenmatig hoog worden geschat. Zeker: ik zal de laatste zijn om te ont kenner, dat ook na dien tyd dat werk nog is voortgezet. Maar waar er tusschen het heden en het verleden slechts gradueel, doch geen principieel verschil bestaat, daar wil het mij voorkomen, dat de beer D. het ver wijt van inconw quentie E iet zal kunnen ontgaan, zonder zyn vroeger of zyn tegen woordig oordeel te herroepen. Nu maak ik er aanspraak op, dat aan mijn meening in deze een zekere waarde worde toegekend, omdat ik in verschil lende functies een niet onbelangrijk aan deel in dat hervorm ir g iwerk heb gehtd. En het was juist, omdat een meer principieele hervorming van den aard als thans nog door mij wordt voorgestaan en ala in 1891 ook door den heer D. noodig scheen te worden geacht, onverzettelQken tegen stand vond, dat ik mij ten laetste als voor den algemeenen gang van zaken verantwoor delijke functionaris terugtrok. Na deze stoute bewering van tucs IBBALIST . VAN (myn) CALIBEE" ; van KEK WILLSM H., DIE VO»E EEK KLOO8 OF EEN VAN DXYSSXL GAAT SPELEN", van EEN MJDKESN, RANCU NEUZEN AUTEÜE VAN BOMBAST1', Van BEN BOOSAAÉDIGEN AAKWBNDBB VAN SOPHISTISCHB TBDCS" zal de opmerkzame lezer van Dr. Diepenbrock'e artikel Beethovenschwindel" on getwijfeld van dien geleerden schrijver op nieuw de uitnoodiging tot een gecomhineerden schaterlach" verwachten. Maar ik meen toch, dat er eerder aanleiding tot zulk een vrooly'kheidsuiting bestaat, in de metamorphose, welke de heer D. ook ten aanzien van dezen ,/ypischen functionaris' heeft ondergaan. In een echryven, door hem in 1904 aan het Concertgebouw-orkest gei ich t, geeft de heer D. als zijn meening te kennen, dat HET VEBIJES VAN DEN HEEE H?EN VOOE DB STOFFELIJKE, EN VOOE DB MOBEBLE BELANGEN VAN HET CONCERTGEBOUW OKKEST ALS ZÉB GHOOT, WELLICHT ONHERSTELBAAR MOKT WOR DEN BESCHOUWD", waarom hy dan ook dat verlies .?TEN DIEPSTE BBTBEUET''. Nu zou ook ik gaarne, met den welwillenden lezer, voor deze inconsequenties tilllllllMtmillMllllllllMllimiUIHIIHIMtllllllllllllMmilltHinMIHHMIial 40 centa per regel. BOUWT te WUKSPEET. Inlichtingen bij het bortwbureau Arti", aldaar. COGNAC MARTELL Agenten: KOOPXiKS&BROINIEB, AffliMl, Eenige Fabrikanten V/.BengerSöhne Stultgarf Eoofddepót te AMSTERDAM: Kalverstr. 166 K. F. DEOSCHLE-BEggEB. Piano-, Orgel- en inziekhandel Meyroos «f* ttalshoveo, ARNHEM. KONINGSPLEIN 9. Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en PIANO'S in Zoop en in Euur. REPAREEEEN STEMMEN BUILEN. >: BADEN-BADEN - HOTEL DE L'EUROPE, " ???????????????????????????????aiBiiiiiiilHiiBiBii' Allereerste Rang Hotel met allen *"^'~~J~^":'"""' -??"-'»«* i i comfort. Prachtig gelegen tegenover ??????????????????«?????????????????????????l het Kurpark. Uitvoerig geïll. Prospectus gr. en fr. Intern. Verkeersbareau Amsterdam, Raadhuisstr. 16. Tel. 7*£7. had.. Dan verloor ik alle zelf bedwang, duwde de krankzinnige van me af, gooide de deur achter me dicht. D«ir stond ik te hijgen en my te bezinnen: Wat, bang weien voor Léonie?" En langzaam, dralend, ging ik weer naar binnen, schichtig om me heen ziend uit welken hoek Lëonie op me af zou vliegen... En dan eischt men nog van ons, verpleeg sters, dat we kaltc. opgewekt en vroolyk iullen zijn l! Léonie's moeder hield niet op haar met teedere liefde te koesteren. Zalf ziek, klom ze hygend de drie verdiepingen op, liefkoosde en Ecende batr, gaf haar lekkere brokjes, vroeg dringend en angstig: Léonie, maccérie, ma connais-tu? Comment est ce qne je m'appelle?" Soms volgde er een fluisterend: Maman," esn anderen keer gilde zij de moeder toe: VT??> rob" b'anete derr.:« b(f-*'" ».! rair 't geweest was, k^am de vrouw vroolijk of treurig naar me toe. ,,Blle m'a reconnue, MademoiselleT' cf: Xop, non, <;a ne va pas bian aujuura'cui. Mais jereviecdrai bientót. Panvre eufenl l" O! dien zin: Oh, cui, !a robe blaacae depuis bier l" hoe ken zo dien in haar orrastige dagen tot ia het oneindige herhalen! Nu eens gillend, met woeste woede; dan weer klagend, als uitte ze daarmee al haar onder vonden leed; maar altoos zoo luid dat het doordrong tot in onze slaapkamers. Uren aaneen, tot ik haar 'e morgensom 6 uur vond, óp van het waten, schor van het roeper; maar zoodra ze mij zag, begon de rau *e keel opnieuw: La robe blanche! Li robe blanche depuis hier l'' En wat wis dat toch met die japon? De moeder vertelde het mij, veel later, toen Léonie gestorven was. Die witte japon was haar lievelingekleed ge w eest; zy had die slechts n keer aangehad, vóór ze weg moest wegens haar krankzinnig heid, 't Was dus de laatste duidelijke herin nering dier n il zieke hersenen... Toen Léonie gestorven was? Ja, want ze stierf terwijl ik nog te L. was. Zs was kort te voren erg ziek geworden en vieemd genoeg, veranderde ze geheel in dien tijd. Er hangt in 't Stedelyk Museum te Amster dam een schilderij, voorstellend 'n doodziek aapje. Het dier ligt er zoo in-zielig, met gesloten oogen, en poogt de verkleumde voe'jes in de hand te warmen ... Zóó werd Léonie klein, verschrompeld, ineengedoken, in-in-zielig. En eens op een avond stonden we allen om haar bed; met een snik je stierf ze aan de b^rst der moede»1. He .-esters (nu waren die er ook 1) grienden; wij waren bedroefd, want we hielden van Léocie. En nu kwam er uit een groote kartonnen doos een wüzyden b'ouee en een fijne witte rok ... la robe blanche ... We legden het djk in een verduisterde zaal, en ra enkele dagen gingen wy het voor het laatst nog esrs zien. Hadden we dit maar niet meer gedaan! Ce dood, de wonderbare dood, die moede, pijnlijke trekken wegstrijkt en het gelaat mees'al zoo moei maakt, de dood had bier een vreeseliike verandering teweeggebracht! Al de gemeene zinnelijkheid, die Léon:e tot een diepgevallen prostituee had gemaakt, stond nu op dat gelaat te lezen. De oogen half open, de bovenlip opgetrokken,?'twas ontzettend! ...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl