De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 23 juli pagina 5

23 juli 1911 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E R -W E EK B I* b D Y Ql Qtft N;E J>iE ft fc A * " « |, f* -.-.v ? Algemtene zomervergadering van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht te Nijmegen geluraden. Een kiekje", genomen ter eere van de vertrekkende Presidente Dr. Aletta Jacobs. IIIIIUIIItllllllllllHIIIIIIIIII 5. Opleiding tot industriearbeidster. De oorspronkelijke bedoeling, waarmede de eerste indnstrieschool in het leven werd geroepen: het opleiding geren in vakken van nijverheid, opdat het meif je alt den midden stand daarin haar brood zon kannen ver dienen, werd allengs geheel nit het oog verloren. Tegenwoordig is evenwel, met uitzondering van enkele scholen, die zich in het bijzrader aan deze opleiding wijden, de voorbereiding voor de arbeidsters',' in de naaldvakken" op den achtergrond ge komen, terwijl da meeste indostriescholen grootendeels zijn hervomd tot herbalingascholen voor meisjes uit de' burgerklasse", die geen vakopleiding-wenscheo, en tevens tot kweekscholen voor onderwijzeressen i» nnttige en fraaie handwerken of in teekenen; voor boekhoudsters, kinderjuffrouwen, stenotypiaten en apothekers-asBigtenteB. Aan de gecombineerde industrie- en huis houdscholen, vakscholen en vrouwenarbeidtaholen (die meer in het bijzonder voor meisjes uit de arbeidersklasse zijn opgericht) «orden bovendien de huisbxmdvakkeu" enderwezen. Daarom behooren de laatstge noemde scholen gedeeltelijk thuis in hoofd stuk 2: Opleiding tot huishoudkundige", gedeeltelijk hier in hoofdstuk 5. Daar evenwel .fn hoofdstak t alleen die inrichtingen worden behandeld, waar enkel en alleen voor de hnishoadvakken wordt opgeleid, terwijl de industriescholen op zichzelf toch reeds geen rtiver type ..vertoonen, maar de meest heterogene opleidingen in zich vereenigen, meenden wij beter te doen, de huishoud- en industrieecholen en de daarmede parallel IIIIHIIIIIUimilllllllllimilirllllllllllïlllllllllltlllllllllMIIMimmlIllllimi UIT DB Duinwater. III. Dat het water in onze breede Hollandsche duinen in zeer bijsonderen toestand onder den grond voorkomt, blijkt wel uit de ver schillende meeningen der deskundigen over ds herkomst. Hoe het mogelijk is dat som mige vakmannen dit water toch voor artesisch hielden en honden, kan nit het volgende opgemaakt worden. Het water namelijk, (dat zich in het midden van de fijnzandige-kleihondende alluviale laag bevindt, en dat zoo moeilijk naar onder doorzakt en zich nog veel moeilijker zijwaarts af beweegt, staat onder de* druk van het er boven liggende water: Wordt er nu in deze onder druk staande laag een pat geslagen, die das met zijn open, ondereind niet de fondamenten raaktmaarin den betrekkelijk dunnen vloer der duinen steekt, dan zal door den overdrak het water, hier nog boven den grondwater stand in de pijp stijgen, ja onder omstandig heden er uit opspuiten, als uit een artesische bron. Het is een kwel. Dringt daarentegen dese boorput of een andere, vlak er naast, dieper door, tot in de fundamenten, dus tot in de grofzandige laag waar het water zich wel niét veel sneller, maar als in een dieper en breeder stroom gemakkelijker beweegt, dan ia! het water in deze diepe put niet tot dezelfde hoogte stijgen, als in de ondiepe put er naast. Dit verschijnsel doet zich het duidelijkst voor in het midden der duinen; naar de kanten toe minder sterk; ook naar het zuiden iets zwakker, maar het niveau-verschil (in ondiepe en diepe putten) verdwijnt togen het midden van de polders geheel en al; daar ia het EOO goed als nul, of zelfs negatief; zoodat daar het dieper water onder grooter druk schijnt te staan. Bq dit kwel verschijnsel komt een tweede dat ook den vorm betreft van de zoetwatermassa in het doinzand. Wanneer een lichtere stof op een zwaardere drijft, dan zinkt de lichte, toch een eind in de zwaardere, zooals b.v. ijs in water, l JLG. ijs heeft ongeveer 1/9 grooter omvang dan l K.G. water; drijft na een brok ijs op water dan zal het ge deelte dat onder water is, 9 maal zoo groot zijn als wat boven water uitsteekt. Ditzelfde geldt; als de lichte stof een vloeistof i», die zich niet gemakkelijk met de zwaardere vloei stof vermengt, b.v. een druppel olie. Door zijn gewicht zinkt van die droppel ± Y& deelen in het water, en H deel steekt er boven nit. Iets dergelijks gebeurt er met zoetwater, all dat op zeewater rast. Al vermengt het zoetwater zich veel gemakkelijker met zee water dan olie met water, zoo heel gauw gebeurt dit toch niet, indien beide vloei stoffen in rost zyu. En zijn beide in fijn zand opgesloten, zooals hier het geval ie, dan scheelt het weinig of het zoetwater ligt rustig in. een kom van zontwater. Wel is er een brakke vermengings-zone; maar die is niet eens heel breed. Daar na het zeewater !'/« maal zoo zwaar is als zoetwater, zom een hoeveelheid duinwater, dat in een groote zoutwaterkom drijft, theoretisch beschouwd, voor lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIItlllllllllllllllllllHIIIIII loopende Inrichtingen in dit hoofdstak onder dak te brengen. Ons land telt, zoover ons bekend, 24 indnstriescholen, verwante inrichtingen en cursussen. Aangaande 21 kannen wij iets naders mededeelen. Antwoord ontvingen wij slechts van 4 scholen; de overige, hieronder vermelde cjjfars, putten wönit de onderwijs verslagen, Van deze inrichtingen is de Induitrieschool «oor vrouwelijke jeugd te Amsterdam de oudste; zij werd in 1865 opgericht en begon den cursus met 23 leerlingen. Dit aantal steeg tot ruim 200, terwijl telken jare 60 90 nieuwe leer lingen worden ingeschreven, en het aantal, dat den geheelen cursus doorloopt, afwisselt tnsschen 14 en 58. Deze school is de eenige, die opleidt voor apothekers-auistente. In den loop der jaren 1868?1905 legden examens af: 331 leerlingen in de pharmaeie, 228 in nuttige handwerken, 126 in fraaie handwerken, 60 in teekenen en 9 in boek houden." Verder is de directrice nog bekend, dat van de oud-leerlingen van ditzelfde tijdvak 10 kinderjaffronw, 5 winkeljnffronw, 21 werk ster op een atelier, l telefoniste en l ver pleegster werden. De Industrieichool te Arnhem werd opge richt in 1873 en heeft sedert dien tijd ongeveer 3000 leerlingen geteld. In de tijdsrnunte 1900?1909 hebben 278 een diploma ver worven, Te 's-Gravenhage werd de Indveirieechool ia 1176 opgericht met 26 leerlingen, welk aantal in 1898 verder gaan onze gegevens niet tot 143 gestegen was. Gedurende 1900?09 zijn 529 nieuwe leerlingen tot de school toegelaten en hebben 214 de school met diploma verlaten. De Induifrieschool te Botterdam werd op gericht in 1885. Het volgende geeft een overzicht van het aantal leerlingen over 25 jaar: Toegelaten gedurende de eerste 12 X jaar 931 leerlingen, waarvan 254 hospitanten, de IIIIIIIIIUIHIIIIIIII ....... Illlllllllll ...... limillll 4% onder het niveau van de zee en voor i/« er boven nit steken. In de werkelijkheid zal dit niet kunnen; daar zoetwater geen vaste stof is als ijs, en zich niet zoo afgescheiden houdt van zoet water als olie van water. En toch zal dit verschijnsel zich in het doinzand wel degelijk in hooge mate doen gel den, daar immers het water ook hier opgesloten is. Wel niet in glazen; buizen als bijeen proef op schoo), maar toch opgesloten tasschen zandkorrels en kleideeltjeS, : die het water maar heel moeilijk zijwaarts doorlaten. Hier door komt het, dat het zoete water mét de zand massa onder het duin dat veel dieper gaat dan den zeebodem, daar in de diepte stnit tegen een zandmassa met zee water doortrokken, als tegen een vasten, staarden wand. De vermengings- zone blijkt inderdaad niet breed te zijn. In den grond midden onder het hooge duin dringt het zoete water het diepste door, tot op meer dan 100 M. is het daar aange toond; naar de zijden, naar zee en polderland, wordt de diepte van het zoete water minder. Dit water rust dus, van onder en aan weers zijden, op en tegen het zoute water; of beter gezegd : tegen zandwanden met zontwater doortrokken. En zoo bevindt zich das een groote kuil of een lens, een zoet water-meermet hollen bodem, onder de duinen; een kuil, school verlaten na volledigen cnrsas 220, de school verlaten tusachentjjds 457. Gedurende de volgende 12X jaar:, toege laten 1147 leerlingen, waarvan 408 hospi tanten, de school verlaten nft volledigen cursus 401, de school tosschentüds verla ten 343. Totaal in 25 jaar: toegelaten 2078 leerlin gen, waarvan 657'hospitanten, de school ver laten n& volledigen carsus 621, tnsschentijds verlaten 800. In 1894 werd te Alkmaar de Huishoud- en Induttrie-tchool geopend. Het aantal nieuw toegelaten leerlingen, dat, in 1900,111 bedroeg, was in 1908 tot 28 gedaald. Het aantal dat vertrok met diploma wisselt tnsschen 7 en 56, het aantal zonder diploma tnsachen 2S en 45. De Vakechool te 's Gravenhage werd in 1901 opgericht. Het aantal leerlingen voor volledig onderwijs steeg tasschen 1907 en 1910 van 111 tot 203; het aantal uitgereikte diploma's bedraagt + 20 per jaar. Te Dordrecht werd de Huithtud- en Industrie. ichool in 1901 geopend met 73 leerlingen. Het aantal nieuw toegelatenen daalde van 35 in 1902 tot 20 in 1908. Het aantal gedi plomeerden steeg van. & tot 15. De Huithoud- en Industrieschool te Haarlem (vroeger Kook- en Huishoudschool) werd opgericht in 1901. Gedurende 1902?09 werden 61 leerlingen gediplomeerd. Het jaartal van opening van de Huishouden Indtutriuchool te Utrecht is o as niet precies bekend. In 1896 werd een kook-en huishoud school opgericht, die later in Huishoud- en Indnstrieschool veranderd werd; voleen* de onderwijsverslagen vermoedelijk in 1902. Het aantal toegelatenen varieert tnsschen 53 en 80 's jaars; het aantaal gediplomeerden tns schen 12 en 24. Te Amersfoort werd in 1902 de ffuithoudtn Induilrieichool opgericht. Het aantal nieuw toegelatenen bedraagt + 50 's jaars; gediplo meerd ontslagen werden, in 1909, 22. Te Groningen werd de Induttrietchool in 1905 opgericht. Op 31 Dec. 1909 bedroeg het aantal leerlingen 197: in 1910 werden 59 nieuwe leerlingen toegelaten; 37 leerlingen verlieten met voldoenden uitslag of diploma de school; 10 bleven op het atelier werkzaam, 4 op den cursus voor nuttige handwerken. Verder vermeldt het laatste jaarverslag nog, dat n der oud-leerlingen benoemd werd tot tijdelijk onderwijzeres in de handwerken aan de K. en H.-school te Arnhem, en alle leerlingen, die aan de school werden opgeleid voor de acte nnttige handwerken aan ver schillende scholen aldaar zijn geplaatst en er zelfs aan inkomende aanvragen om hulp niet steeds kan worden voldaan. Te Deventer werd in 1905 met 137 leerlingen een Vrouwenarbeidichool opgericht. Het aantal nieuw toegelatenen steeg van 68 tot 90; 30 leerlingen verlieten de school met diploma. Ook het paar van opening van de Huishoud en Industrieschool te Schiedam is ons niet bekend. Dese school was gelijk enkele andere Huishoud- en Indnstriescholen eerst Kooken Huishoudschool. Sinds 1905 nam het aantal nieuw ingeschrevenen toe vam 40 tot 61, terwijl in de laatste 4 jaar 62 leerlingen een diploma verwierven. De tegenwoordige Indastrit- en Huishoudschool te Leeuwarden x*s tot 1906 Kook- en Huishoudschool. In 1907/8 werden 59 leer lingen toegelaten; in ll>08/9 44 leerlingen en verwierven 52 een diploma. De Huishoud- en Induttrieichool te Zwolle iiiiiiiiiiiliiiiiilliiliiiiiniiiiiiilliiiimiiii waarvan de diepte zeer ver ouder het zee oppervlak gaat. Natuurlijk is het een zandknil met veel zoet water doortrokken; dat komt voor ons vrij wel op het zelfde neer. Maar wat van veel belang is, en we wel in gedachte moeten honden, dat is: de zonce zand-zee daar in de diepte, die het zoet water-bekken omsluit als met een stoffelyken wand, wordt slechts door den druk van het zoete water in dien vorm gebonden. Houdt echter de toevoer van boven op of wordt er veel meer onder gronds afgevoerd of nitgepompt dan er bij komt, dan vult de zee de ruimte aan; en de zoetwaterzak onder het duin wordt steeds platter en ondieper; en zoo zon ten slotte het zoete water bijna geheel kannen verdwij nen, m. a. w. het zoute water zon in het zand opstijgen tot bijna op het niveau van de zee, en tot een heel eind landwaarts in. Dit opraken of verzouten van het zoete grondwater der duinen is liet groote gevaar, waarvoor gewaarschuwd wordt door de des kundigen, als zy meenen dat er te veel of op ondoelmatige wijze water aan de duinen wordt onttrokken. Nu is nog maar de vraag, wat is te veel, wat is ondoelmatig. Naar een berekening van Prof. Dnbois bevat het zoet wat er meer in het ondergrondsch dilnvium der duinen bijna half zoo veel water als de Zuiderzee. Wat werd waarschijnlijk in 1900 opgericht. Het aantal nieuw ingeschrevenen wisselt tosschen 21 en 61; het aantal gediplomeerden steeg van 11 tot 37. - De OultMboffftohe Suish»ud- en Industrie. ichool is geheel ingericht voor het meisje uit de arbeidersklasse. Voor examens zijn er tot op heden nog geen meisjes klaarge maakt. De volledige cursus duurt 3. jaar. Sinds de oprichting hebben 190 leerlingen de school bezocht; 30 daarvan doorliepen den volledigen cursus, terwijl 60 nog op school aanwezig zijn. Bijna alle meisjes, die deze inrichting bezocht hebben, vervallen een ondergeschikte betrekking (linnenmeuje, werkmeisje of Baaister (niet zelfstandig), of brengen het geleerde thuis of in eigen gezin in toepassing. De Vrouwenarbeiditchool te Rotterdam werd in 1908 opgericht. Het aantal leerlingen bedroeg op ai Dec. 1910: 159. De school kan 216 leerlingen bevatten, doch daar ze slechts 2 jaar bestaat, zijn nog nist alle klassen aanwezig. Diploma's konden nog niet werden uitgereikt, daar nog geen enkele leerling de geheele school doorloopen heeft. De Vrouwenarbeidsehool te Harderwijk is pas in 1910 begonnen vakonderwijs te geven, vóór dien tijd was ze meer een naaischool, waaraan cursussen in hnishoudvakken ver benden waren, die men niet verplicht was te volgen. De Vaktohoolvoor Vrouwen-en Kinderkleeding te Amsterdam werd ia 1909 opgericht en is sedert September 1910 verbonden aan de Dagteeken- en Knnstambachtsschool voor Meifjeg. Deze vakschool begon met 12 leer lingen en telt er thans 31. In 19ü9 werden de Leergangen voor Kleer makers, uitgaande van de Maatschappij voor den Werkenden Stand te Amsterdam, ook voor vrouwen opengesteld. De inrichting heet tegenwoordig: Saycursus voor Kleer makers en Naaisters". Het aantal vrl. teerl. per halfjaarlijkschen leergang bedraagt 13 a 19; bet aantal dat een getuigschrift verwierf 10 A 17. In 1909/1910 woonde een naaister te Alkmaar den gezellen-cursus voor kleer makers (anijcursus) bij, terwijl zich voor dezen cursus 6 vrouwelijke leerlingen hebben aangemeld. Ook zijn dit jaar voor het eerst 3 meisjes ingeschreven als leerlingen der Alkmaarsche Ambachtwchool, met het doel tot kleedermaakster te worden opgeleid. De leerlingen, die aan Indnstriescholen of verwante inrichtingen hare opleiding genoten, vinden, voor zoover z,üalthans beoogden zich een middel van bestaan te verzekeren, hetgeen zooals wij reeds opmerkten en zooals bovendien nit het betrekkelijk geringe aantal gediplomeerden blijkt, slechts met een tamelijk kleine minderheid het geval is, voornamelijk plaatsing als handwerkonderwijzeres aan de lagere school, terwijl een geringer aantal een kantoorbetrekking ver werft, apothekersassistente wordt, als leerares of directrice aan een huishoud- of indaatrieschool wordt aangesteld, of aU ontwerpster in handwerkwinkels of andere magazijnen, als linnen-naaister, naaister, coupease, kleedermaakster, of hoofd eener eigen zaak in het bedrijfsleven een toekomst vindt. (Wordt vervolgd). ANNA J. JUNGMANN, Secr. van het Nat. Bureau voor Vrouwenarbeid. ABBE^BEI. de diepte van dit zoet waterbekken betreft, die zal niet overal even groot zijn; ook niet in het midden van den zak tengevolge van plaatselijke kleilagen; maar bij Bloemendaal is toch op 118 M. diepte nog bruikbaar drinkwater «evonder. De berekende inhoud, geschat op 3600 millioen M3, goeden gemakke lijk bereikbaar drinkwater, is al vaateenigszins geruststellend. Een tweede geruststelling geeft de practijk, die heeft doen zien dat de werkelijke toestand niet zoo heel veel van de theoretische verschilt. Een zeer groot aantal diepe boringen hebben bevestigd, wat op wetenschappelijke gronden ondersteld" werd. Het zoetwatermeer onder de duinen bestaat werkelijk, daaraan twijfelt geen der technici die er dagelijks mee te maken hebben. Maar hoe groot, hoe diep het ook is, dat wil nog niet zeggen dat het onuitputtelijk of onverstoorbaar is; het zqn altijd nog maar vochtige zand muren, waarin het zoetwatermeer besloten is, geen beton- of ijzerplaten. De hoeveelheid is voldoende. De vorige keer is al opgenoemd hoeveel er gemiddeld jaarlijks bij komt door het regenwater en wat er afgaat, naar schatting althans, door afvloeiing nit het dilnvium naar zee en polders. Er blijft inderdaad nog genoeg over om nit te putten. Doch het il bij lange na niet hetzelfde, nit welk» lagen geput wordt. Zee A? Schets-profiel uit: De Haarlemsche Waterleiding, rapport door prof. Eug. Dubois. De hoogte is (evenals op alle geog. profielen), naar verhouding van de lengte te groot genomen. De peiltjea geven de richting van de waterbeweging aan. Binnen de stippellijn (die dus te bol is) ligt de zoetwatermassa. In de onderste lagen: schuingestreepte klei lenzen. In de bovenste gestreepte laag (de vloer) fijn verdeelde klei met veel zand, wijzen de stijgende pijltjes op druk. Mmintien. . " , Te Parijs is een school opgericht, die be stemd is, om de laatste hand te leggen aan de opvoeding der meisjes mit voorname kringen. Als de jonge dames reeds alle pensionaten hebben afgeloopen en op 't pont staan aan de wereld te worden gepresenteerd, gaan ze nog eenigen tijd naar deze oniversitéde maintien, om zich de fineeses van 't verkeer in de salons te doen inprenten. Er worden hier allerlei gewichtige dingen geleerd als b.v.: Hoe men een kamer moet binnentreden, hoe men de hand moet geven, hee men moet handelen als er iets gepresenteerd wordt, hoe men op graciease wijze een zakdoek en een waaier hanteeren moet, hoe men op de meest elegante en de meest in 't oog loopende wijze nit een rgtmig en uit een tram stapt, enz. enz. Ge ziet het, waarde lezeres, deze soort van vrouwen-beweging is eeningewikkelde en uitgebreide wetenschap... die voor velen minder gemakkelijk te loeren en te begrijpen is dan meerdimensionale meetkunde of Hegeliaansche pbilosophie. *** Koopwaar. Het Engelsche volk is antiquarisch, houdt van oude dingen, oude gewoonten, oude gebruiken, oude wetten, en laat de wijsheid, of zelfs de onwijsheid der voorvaderen niet spoedig los. Alleen in Engeland kon dan wellicht ook het voorval plaats hebben, dat onlangs door den strafrechter te Oxf9rd onder handen genomen werd. Een man in een klein dorp in de nabijheid bad namelijk voor de kapitale som van 20 shillings (12 gulden) zijn vrouw verkocht aan een buur man, en de vent keek of hij het te Keulen hoorde onweeren, toen men hem vertelde, dat deze koop een misdaad waf. Reeds honderd jaren, zeide hij, hadden al de inwoners van het dorp gedaan, wat hij na deed en boven dien had z'n vrouw haar goedkeuring gehecht aan 't handelszaakje l... Wat wilde meneer de rechter nog meer? Z'n. bet-overgrootvader had z'n betovergrootmoeder voor tien saillings aan een vriend over gedaan; en die had 't niet eens aan de vrouw gevraagd of ze 't goed vond, maar haar eenvoudig verteld.dat zeden volgen den dag zou verhuizen." Het is een feit, dat dergelijke koopen onder het Engelsche landvolk in vroeger tijd als een oude Heidensche gewoonte voortleefden, en de wetgever is er tot na toe niet in geslaagd ze geheel nit te roeien. Toen men met kracht er tegen op trad, diepte men in zeker dorp een oude verordening op, die vermeldde dat een koop wettelijk geldig was, indien de verkochte waar aau een halster werd weggevoerd; en in 't begin van de achtiende eeuw zag men 't gebeuren, dat een boerinnetje als een paard aan 't touw van 't eene aoishoaden naar 't andere werd geleid. Dit vonden zelfs de meeste dorpsgenooten te bar, en ze maakten ketelmnsiek voor de deur van den echt* genoot. De vrouw echter protesteerde. 2e had er dat zonderlinge wandelingetje voor over gehad, om van baar eersten man ... ontslagen te raken. Hoog waren doorgaans de prijzen niet, die de vrouwen opbrachten; In dien zelfden tijd verkocht John Lees te Sheffield zijn vrouw voor zes shillings. Erger kon het al niet l En waren dit-nog maar barbaarschheden uit een ver verleden l Maar de jongste gebeurtenissen hebben bewezen, iiiiiiiiiiuiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH En ook is het niet wenschelijk, dat er jaarlijks meer nit een terrein geput wordt, dan er door den regen opvalt; al zal dat niet dade lijk noodlottig worden; daar immers ook van den regen die buiten het gebruikte terrein valt, nog heel wat binnen het bereik der diepe putten komt. Er is water te krijgen lo. uit de dainen zelf, maar dat is opper vlakte-water en voor drinkwater niet aan te bevelen; 2o. nit den vloer der duinen (het alluviaal fijn zand) en 3o. nit de fundamenten (tiet diluviaal gedeelte). Wat boven uit het duin zelf kan worden wegge haald is maar heel weinig, afgezien van da kwaliteit; veel meer en uitmuntend water levert het onderste van de vloer op, de betrekkelijk dunne tweede laag waarin de watervoorraad zeer groot is en onder overdruk staat, door dien het water er zich langzaam beweegt. Uit het dieper .gedeelte is veel en best drink water te krijgen, al zijn de moeite en de koeten van het omhoog brengen dn door de diepte, n door den geringeren overdruk, er grooter dan in het bovenliggend zand. Wordt in het tweede geval het kapitaal aan gesproken, in het laatste is het alleen de rente. En nog wel alleen de rente, die toch, behalve voor de polders, zonder nut verloren sou gaan. Immers het diepe duinwater, het dilnviaal water, stroomt vrij gemakkelijk weg naar zee en polders. Wat daaraan onttrekken wordt, mindert, als de theoriën juist zijn, den aan wezigen voorraad maar weinig en dit is eea aparte zaak: dit onttrekken bederft ook de dninen in de buurt van de. prise-d'ean niet, door ze te doen opdrogen. Wat wel het geval kan zijn, als nit het bovendeel, den vloer der dninen, water wordt onttrokken. Wordt nit deze alluviale laag het water in groote hoeveelheid weggepompt, dan zal de waterstand in de nabijheid der pompen, putten en kanalen snel en sterk dalen; er ontstaat om zoo te zeggen een depressie, die niet snel kan worden opgevuld; al weer door de geringe snelheid van beweging in dit zand; bierdoor kan er in de nabijheid der patten al spoedig niet voldoende meer omhoog gebracht worden ; het gevolg is dat over een zeer groote oppervlakte geput moet worden, indien er zeer veel ondiep water wordt ont nomen voor het gebruik in de steden. Wordt er daarentegen uit de diepe grove zandlagen, dus dilaviaalwater, opgepompt, dan is er van een depressie weinig of geen sprake; de aanvulling van de ontnomen massa's geschiedt snel, het grondwater zakt in de bovenduinen lang zoo snel en zoo sterk niet door het uitpompen. Er behoeft boven dien niet over zoo'n groot oppervlak geput te worden. Maar... dat nit-de-diepte-oppompen moet met mate gebeuren; want geschiedt dit al te energiek op een en deze f de plaats dan is het voor ieder duidelijk, dat er door de sterke zuiging een opdruk van onder ontstaat. In den bodem van den zoetwaterzak ontstaat een kegel; het is alsof er van onderop met een polstok in geduwd werd; die holte vult zich met zont water, en tot schrik van de belang hebbenden levert dan de pomp water met grooter zoutgehalte dan gewoonlijk. E. HKIMAMS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl