Historisch Archief 1877-1940
No. 1778
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
OnderzeeBooten.
De groots ontwikkeling der onderzee
boot heeft plaats gehad in de laatste tien
«f vijftien jaren. Hoe men vroeger ook
moeite deed, ai was het ook maar over
korten afstand, onder water te varen, de
techniek was nog niet ver genoeg gevor
derd om 't mogelijk te maken, de ver
schillende vraagstukken, die er zich bij
voordeden, eenigszins afdoende op te
lossen. Dat thans de periode van
vergeefsche. probeersels voorbij is, wordt wel
bet beste bewezen door het groote aan
tal onderzeesche vaartuigen, die de
versohillende oorlogsmarines in gebruik heb
ben. De techniek wees vanzelf aan, in
Welke richting de ontwikkeling moest
gebeuren, en zoo kwam het, dat, hoewel
men. den bouw van nieuwe booten dik
wijls in de grootste geheimzinnigheid
hulde, ten slofte de resultaten van de in
de verschillende landen gedane pogingen
betrekkelijk weinig uiteenliepen.
Figuur l, voorstellend een
langsdoorsnee van een moderne onderzeeboot, kan
eeaigszins een denkbeeld geven van in
richting en bouw. Het door de dik ge
trokken Iqnen omsloten gedeelte, nl. dat
over de lengte a?b, is bestemd om den
druk te weerstaan van den waterkolom,
die neb boven de boot bevindt, wanneer
deze is ondergedoken. Het is sterk ge
bouwd en omsloten door dikke
huidplaten, zoodat het minstens den druk
van een 30 meter hoogen waterkolom
kan verdragen. Uit figuur 2 blijkt, dat
deze sterke romp-cirkelvormig in door
snee is.
Voor en achter is de boot verlengd;
op zij is zij naar boven verbreed. De
ruimten tussohen den sterken romp en
<te huidplaten van de verlengstukken en
verbreedingen zijn, wanneer de boot on
der water vaart, vol water en staan met
de zee in verbinding, zoodat de water
druk zich wel doet voelen op den sterken
binnenromp, maar niet op de platen van
de voor en achter en opzij aangebrachte
bnitenhnid, waardoor deze laatste betrek
kelijk dun kan blijven.
Voor de vaart aan de oppervlakte wor
den, de door binnenromp en buitenhuid
afgesloten ruimten, de z.g. ballasttanks,
geledigd; de boot komt dan met haar
bovenkant een flink stuk boven de water
oppervlakte te drijven en gedraagt zich
verder in alles als een gewoon schip.
Moet zij weer onder water gaan, dan
worden de ballasttanks weer gevuld, zoo
dat EU. met haar bovenkant gelijk met
?de wateroppervlakte komt te liggen en
slechts een geringe kracht noodig is, haar
geheel onder water te voeren. Wordt in
3ien toestand de boot door haar machines
vtoruit bewogen, dan is zq gemakkelijk
«iet |pholpiTOB%d* voo* e» «chter
aan.gebrachte horizontale roeren op iedere
gewenschte diepte onder water te bren
gen en te houden.
In den binnenromp zjjn opgesteld de
voortbewegingsmachines en de verschil
lende instrumenten en werktuigen
benoodigd voor de besturing van de boot.
Wat de voortbewegingsmachines betreft
verkeert .de onderzeeboot in de ongun
stige omstandigheid een dubbel stel noo
dig te hebben; het eene voor de vaart
onder, het andere voor de vaart boven
'water. Onder water doen dienst de electri
sche motor en de «Jeetrieche
accumulatoren, die wel het voordeel hebben,
geruischloos te zijn, weinig warmte te ont
wikkelen en geen lucht en brandstof te
verbruiken, maar daartegenover het na
deel, dat zy niet in staat zqn de boot
een grootere snelheid te geven dan hoog
stens 11 mijl per uur (=» ongeveer 20
?K.M.) en dit nog slechts over betrekkelijk
korten afstand. Heeft de boot met hare
electrische machines eenige uren gevaren,
dan moeten de accumulatoren, voor zij
gereed zijn voor een volgende vaart, op
nieuw geladen worden, wat weer enkele
uren tijd kost. Om het mogelijk te maken
Fig. 1. Langsdoorsnede.
de boot tenminste boven water langere
afstanden te doen afleggen, is zij bovendien
voorzien van stoommachines of benzine-,
petroleum- of Dieselmotoren, die weer
geen van alle onder water te gebruiken
zijn, omdat zij groote hoeveelheden lucht
verbruiken. Van dit tweede stel machi
nes kan tevens gebruik gemaakt worden
om de accumulatoren te laden en dus
de boot na een gedane onderwater mart
weer voor een volgen
de gereed te maken.
De noodzakelijkheid
van het dubbel stel
machines veroorzaakt
dat de snelheid van
een onderzeeboot nooit
zoo hoog kan worden
opgevoerd als bij een
boven waterschip, waar
men de ruimte en het
gewicht van het dub
bele stel voor een enkel
stel machines beschik
baar heeft. In de laat- ?
ste jaren is dikwijls
geprobeerd de
electrisohe machines f e doen
vervallen en de
boyenwatermachines, liefst
Diesel-motoren, ook
onder water te gebrui
ken. Wel spaarde men
hierdoor de ruimte
en het belangrijke ge
wicht dier electrische
machines uit, maar men bracht er. voor
in de plaats een groote hoeveelheid in
zware stalen buizen bewaarde, samen
geperste lucht, die noodig was voor de
motoren bij de vaart onder water, zoo
dat ten slotte de besparing op weinig
uitliep.
Uit het bovenstaande zal 't duidelijk
zijn, dat de koopvaardij vaart niets van
de onderzeeboot te verwachten heeft;
tegenover tal van nadeelen zou eigenlijk
geen enkel voordeel te stellen zijn. Voor
de oorlogsvloten staat evenwel de zaak
geheel anders; deze toch hadden in de
.gewone torpedoboot wel een vaartuig,
dat torpedo's op vijandelijke schepen
kon afvuren, maar het kon dit alleen
doen onder bescherming van 't nachtlijk
donker, zoodat de torpedoaanval nog al
onzeker was, daargelaten nog de kans,
dat de torpedoboot bij den aanval door
het vijandelijk, geschutvuur vernietigd
werd. De onderzeeboot was dan ook voor
de torpedoboot een zeldzaam welkome
aanvulling; varend boven water, tot de
vijandelijke schepen in 't zicht komen,
loopt zij deze onder water, en dus on
zichtbaar en volkomen beschermd tegen
vijandelijk vuur, verder tegemoet tot het
oogenblik van afvuren der torpedo's gun
stig is.
In figuur l stellen de vakken l en 5
de woonruimten voor, waarin tevens de
electrische accumulatoren zijn opgesteld.
Vak 2 is de machinekamer, 3 de
commandotoren, van waaruit, evenals vanuit
4, de besturingsorganen van de boot be
handeld worden, 6 is de tprpedokamer, 7
en 8 zijn ballasttanks, 9 is de periscoop.
Deze periscoop is een soort kijker,
verticaal opgesteld en in hoofdzaak be
staande (zie fig. 3) uit een waterdichte
buis, waarin boven en onder prisma's
Fjg. 2. Dwarsdoorsnede.
zijn aangebracht, zoodat men bij de vaart
onder , water in den comman dotoren staan
de, duidelijk alles kan zien wat zich boven
water bevindt in een sector van ongeveer
60 graden. Door den perisooop te draaien
kan de geheele horizon overzien worden.
't Spreekt vanzelf, dat wanneer men zoo
diep vaart dat de geheele perisooop onder
water blijf c, de boot blind U, want het
water is, practiseh gesproken,
ondoorEngelache onderzeeboot.
-HtlHmiMtllltlllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllullltllllllllllllllMlllllllllllllllllltlllllllllltllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllli
Tentoonstelden.
Oldewelt. R'dam, etc. Er was een schilde
rijtje op dese tentoonstelling nit '89, met name
Marietje, dat zeker aiet zonder aangenaamheid
was, «a iets van de kinderportretten van
Tholen bezat: zedige observatie van het werkelijk
?weten. Kr waren een groot getal bloemstukken.
Een schilderij 'van rosen, van leliën, van
phlo,xen kan gegeven zijn als een fonklende,
haast gestolten massa kleur; het is van Verster
nit een zijner logisch zich ordenende
periow. HM toto»oi8tuk kan voor een behangsel
staan, het vat net de rozen, en nauwkeurig
maar wat papierig, niet zonder distinctie maar
met de fijnheid niet tot kracht opgevoerd,
kan het geren rijn door Voerman. Het kan
bjj Fantin Latour vast en argeloos, en met
sehoone zinnelijkheid geschilderd zijn, en een
getrouwen vasten geest n voorstellen, dien
. m gaarne ook als menach mocht ontmoeten.
Het kan tot minder stof worden, tot wilder
, -decor. Kamerlingh Onnea heeft in bloem
stukken de kracht van den zwakke, ik zou
haast schrijven van den pbyaiek-zwakke: uit
bundigheid, die niet vol, en zwier die niet r|jk
is aan volharding en taaiheid. W. de Zwart
kon schilderen dat ge zondt zeggen: ia het
niet verwant met Verster en toch ia het
dit niet. Verster joeg de kleur op tot iets
dat in zijn zwaarte en dauin alleen Oosterach
leek, en Willem de Zwart (van wien ik goede
bloemen ken) hield de kleur terug in een
duisterder gamma. Van Rjjaaelberghe kon ze
zinnelijk geven in het klaarder gamma; met
meer VergiUniaansch er-in, met meer vreugde
dan Vereter, als deze dat pad opging dat in
dezelfde richting van van Büsselberghe lykt
te liggen. Vineent maakte er gloeiende maar treu
rende harten van. Oldewelt maakt er geen van
deze dingen nit.Bloemen kunnen vederlicht zyn
gezien met sterken trek toch: Gabriël dedddat
soms. Oldewelt maakte dit niet. Het meest Ijjkt
het werk georiënteerd naar de richting van
Onne». Maar Onnes is gedistingeerd zooals
een Hollander dat zelden is. Zijn werk is
Amerikaansche onderzeeboot, onderduikend.
zichtig; het kompas is dan evenwel een
uitstekend hulpmiddel om de gewensohte
richting op te gaan.
10 is een der torpedolanceerbuizen,
waarmee de torpedo's naar het vijandelijk
doel geschoten worden. Deze torpedo's
zijn zelf ook weer een soort kleine auto
matische onderzeesche vaartuigen, die
door middel van meegevoerde samenge
perste lucht zich met groote snelheid
(ongeveer 70 KM. per uur) voortbewegen
en bij 't treffen van een,schip dit onder
water zeer ernstig beschadigen door ont
ploffing van de zich in de torpedo be
vindende lading acbletkatoon. Een enkele
treffer zal dikwijls aV volSoende zijn, een
schip te doen zinken:
Hier en daar, waar de ruimte in de
onderzeeboot het toelaat, zijn stevige
stalen reservoirs met samengeperste lucht
opgesteld, welke in hoofdzaak gebruikt
wordt voor het snel ledigen van de bal
lasttanks, soms ook tot verversching van
de lucht in de boot bij een langdurig
verblijf onder water. Gewoonlijk is de
in de bootsruimte aanwezige lucht voor
de bemanning voldoende om het er een
twaalftal uren gemakkelijk in uit te hou
den, zoodat die luchtverversching tot de
zeldzaamheden behoort.
***
Toen de onderzeeboot haar eerste
ontwikkelingsphasen doorliep, voorspelden
enthousiasten, dat binnen enkele jaren
de dagen van de groote oorlogsschepen,
de slagschepen en de pantserkruisers,
geteld zouden zijn. Een onderzeeboot was
onzichtbaar, had in de torpedo een ver
vaarlijk wapen, waartegen geen schip
bestand zou wezen en was bovendien
zelf onkwetsbaar, beschermd als zij was
door een 4 of 5 meter hoogen
waterkolom. Ultra-enthousiasten gingen verder
en profeteerden, dat binnenkort de zee
oorlog een onmogelijkheid zou zijn;
bovenwaterschepen hadden tegen onder
zeebooten toch geen kans meer en zouden
Neder! andsche onderzeeboot.
soms meer flets dan het u l|jkt te zijn, er ia
een luk-raak in den bouw, die fouten niet
ontgaat, en een eenvoudig weten of inaicht
niet aanwendt, waardoor het werk zeker veel
meer waard zijn zou.
Toch Onnes overtreft in zijn rijke hoewel
niet sterke voornaamheid zoo goed als altijd
Oldewelt. Oldewelt heeft niet dat der kleuren
dat bloemen bühun sterven krijgen, alsof
ze zelf zich een aureool geven voor het vallen
van hun blad. Oldewelt die dezelfde wenschen
wellicht heeft, heeft niet de luchtigheid van
Onnes, die den gloed tot gratie maakt.
Oldewelt is een der velen wien bepaalde
vaardigheid niet te ontzeggen ia, maar wien
het zelden? gelukt («lukt het hem eoit)
het materiaal, waarmee hij ageert, te doen
vergeten. Degenen der schilders, die dat
kunnen, z|jn al gekroonden, al zy'n ze niet
met den drievouden kroon gesierd, hierdoor
alleen.
PLASSCHABIT.
Fig. 3. Periscoop.
dus niet meer aangebouwd worden, 't Zou
voldoende zijn enkele onderzeesche vaar
tuigen in de havens te hebben, en als
er oorlog kwam, kon men ze er ook
kalm in houden, omdat de eenige vijan
delijke schepen de onderzeebooten van
de tegenpartij. waren. Die waren toch
onzichtbaar en dus had het geen zin naar
hen te gaan zoeken. Zoo zou de zee
oorlog, faute de eombattants, uit de
geschiedenis verdwij
nen.
Evenwel, het is an
ders geloopen en het
ziet er niet naar uit
of het spoedig zoo
worden zal. Wel heb
ben zich de voornaam*
ste oorlogsmarines
verscheidene flottieljes
onderzeebooten aange
schaft, maar de som
men, die uitgegeven
worden voor
slagschepen en kruisers zjjn
er niet minder op ge
worden. Eerder het
tegendeel.
De enthousiasten
hadden niet voorzien,
dat het terrein van
de kleine en slecht
bewoonbare onderzee
boot zich beperken
zou tot de reeden en
de kustzeeën, maar
dat het blauwe water, de Oceaan, het
onbetwiste gebied zou blijven van het
greote, snelle schip, dat rustig en onge
stoord de felste stormen kan doorstaan.
Hoe kleiner het terrein is, waarop de
onderzeeboot optreedt, en hoe dichter het
gelegen is bij de eigen havens en ree
den, hoe gevaarlijker zij ah vijand is.
Stelt men zich eens voor, wat het lot zal
zijn van een vijandelijke scheepamacht,
die, om een voorbeeld te noemen, de ree
van Texel opstoomt, terwijl die ree door
enkele onderzeebooten bewaakt wordt,
dan blijkt dat deze eenvoudig kalm onder
water hebben af te wachten tot de
binnenstoomende schepen op eenige hon
derden meters genaderd zijn en daarna
de torpedo's af te schieten. De mogelijk
heid van misschieten bestaat nauwlijks,
de veiligheid voor de onderzeebooten
zelf is zoo goed als volkomen. De strijd is
voor de eene partij kinderspel, voor de
andere een nagenoeg zekere mislukking.
Zoo gemakkelijk zal evenwel de taak
van de onderzeeboot niet altijd zijn. Het
kan noodig wezen de vijandelijke sche
pen vóór de kust in de Noordzee aan te
tasten; de eerste moeilijkheid is dan, dat
die schepen opgezocht moeten worden;
is die moeilijkheid overwonnen, dan komt
de tweede, hun den pas af te snijden,
en hierbij doet het bezwaar van de ge
ringe snelheid der onderzeeboot zich ge
voelen, doordat zij bij het trachten, de
schepen in den noodlottigen afstand van
enkele honderden meters te brengen,
door behendig manoeuvreeren
moetprobeeren goed te maken, wat zij aan snel
heid mist. Bij dit alles, vooral wanneer
het uitzicht slecht en de zee ruw is,
dient het geluk een woordje in 't voor
deel van de onderzeeboot mee te spreken.
Is dus büde verdediging der kusten,
de kans op succes minder zeker dan bij
de verdediging van havens en reeden,
men dient m 't oog te honden, dat wan
neer de admiraal van een vijandelijke
soheepsmacht, den verdediger in 't bezit
weet van een paar dozijn ondereeebooten,
de nadering der kusten een
allergevaarlijkste onderneming voor hem is. Hu
weet, dat hij zjjn tegenstanders niet kan
zien, hij weet, dat overal en ieder
oogenblik een zijn schip vernietigende aanval
kan plaats hebben; hij weet ook, dat
hij daar volkomen machteloos tegenover
staat. Is dit voor zulk een vlootvoogd
niet voldoende, om de kusten niet te
naderen en zijn schepen niet te wagen
dan alleen, wanneer er voor zijn land de
hoogste belangen mee op het spel staan P
Het streven van de laatste jaren is er op
gericht onderzeebpoten te bonwen, die in
staat zijn langen tijd in open zee te blijven
en mee te kunnen varen met de eskaders
van groote schepen. Vanzelf vervalt men
daardoor in groote booten, want alleen bij
die is het mogelijk een voldoende bewoon
baarheid en een voldoende snelheid te
verkrijgen. Een goede oplossing is even
wel nog niet gevonden; de snelheid blijft
nog steeds beneden die van de slagschepen,
de bewoonbaarheid laat bühopge zee nog
veel te wenschen over. Daarbij komt nog
dat de attractie van -goedkoop te zijn b
een groote boot bedenkelijk verflauwt en
dat het er mee manoeuvreeren onder water
verre van gemakkelijk is.
Stelt men zich de vraag, wat de onder
zeeboot waard is voor onze marine in
Nederland, dan valt 't dadelijk in 't oog
dat deze haar alleen te gebruiken heeft
in de gunstige omstandigheid van kust
en havenverdediging. De dagen van den
zeeoorlog ver van de havens en reeden,
in de open Koordzee of in den Oceaan
zijn voor onze marine voorbij.
Vertoont zich een sterk vijandelijk
eskader voor onze kust, dan zou het
natuurlijk, van een theoretisch standpunt
bezien, mogelijk zijn, den indringer te
verdrijven met een even sterk of sterker
en gelijk gevormd eskader, maar wan
neer men bedenkt dat dit neer zou komen
op een zuivere Dreadnoughtpolitiek, dan
ligt de practische onmogelijkheid hiervan
voor de hand. Een andere manier, on
getwijfeld een dure en een slechte, zou
zijn een imitatie-Dreadnoughtpolitiek te
volgen en te trachten den vijand van de
kust te houden met verkleinde en in
alle opzichten verzwakte edities van de
werkelijke Dreadnoughts; alleen het ver
schijnen van een paar dezer laatsten zou
reeds voldoende zijn onze schepen over
haast de wijk te doen nemen naar de
veilige reeden, tenzij zij de voorkeur
gaven aan een misschien wel roemrijke,
maar in ieder geval vrijwel nuttelooze
vernietiging. De onderzeeboot doet ge
lukkig een betere oplossing aan de hand;
zij alleen kan altijd naar buiten en zonder
gevaar of vrees voor overmacht den vij
and, hoe sterk ook, aantasten; althans
overdag, voor nachtelijke aanvallen is de
gewone torpedoboot beter geschikt.
Van hoe groote waarde de onderzee
boot voor de verdediging der kusten en
reeden ook mag zijn, haar beteekenis
daalt onmiddelijk tot ongeveer nul, wan
neer niet de bemanning volkomen ver
trouwd is met het gebruik van alle
werktuigen en instrumenten, ze niet kent
met al hun eigenaardigheden en soms
ook hun grillen en wanneer bij de man
schappen zelf geen onderling vertrouwen
heerscht. Alleen met een volmaakt ge
oefende bemanning kan de onderzeeboot
in de hand van haar commandant het
machtige wapen zijn, dat geluidloos en
onzichtbaar met rustige zekerheid den
vijand nadert en doodelijk verwondt.
Z.
Duitsche onderzeeboot.
MIIIHIIMIHIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIMIMIIIIMItlllllllllHIllimillMIUimilimilll
Het Japanse Theater.
(ROMEO en JULLA.)
Tot voor eenige jaren werden, zooals bekend
ie, in Japan geen vrouwen aan het tooneel
toegelaten; het gehalte van den tooneelapeler
onderging een groote verbetering, toen bet
land meer en meer met de Weatersche be
schaving in aanraking kwam, zoodat er thans
reeds een paar actrices in Tokio syn op
getreden, die echter uitsluitend in moderne
tooneelstnkken spelen. Al de rollen, vrouwe
lijke zoowel als mannelijke, werden door
mannen vervuld, en 't was wel verwonderlijk
zoo goed als deze de beide karakters ver
tegenwoordigden. De losse kimono verleende
daarvoor een geschikte kleedtf, waarbij de
vormen niet al te geprononceerd uitkwamen,
terwijl verw en blanketsel, het verdere uiter
lijke volmaakten.
De Japansche tooneelspeler van beroep
speelt altjjd tragedie, zonder een zweem van
humor er by; van 's morgens vroeg tot
's avonds laat, zeven dagen in de week, houdt
hu dit vol, in een houten gebouw; dat meer
geljjkt op een schuur dan op een theater.
De Japanners iyn een ernstig volk; als
zij glimlachen, en z|j glimlachen u veel toe,
ia 't meer om hun ernst nit te drukken,
dan om vreugde of iets anders te doen blijken.
Daar het karakter van een volk gewoonlijk
op het tooneel wordt weergegeven, is het dus
licht te begrjjpen, dat het luchtige genre daar
niet in den smaak valt.
Voor de geisha, die de eenige vrouwelijke
personen zijn, welke (op hare wy'se dan) voor
het publiek optreden, is de tooneelspeler het
toppunt van roem en vermaardheid, maar
het staat te bezien, of, in het tegenwoordige
overgangstijdperk, ~de geisha zich er mé«al
bltyven vergenoegen om altijd de nederige
rol--v,an voorkomend-dienstmeiije, in theehiis
of reBtatfrant-teafrelen, of hoogstens om haar
dansen naHBHen-apel, gezocht Ie worden;
aj zal ongetwijfeld zoodra de publieke opinie
het toelaat, een aanval wagen op het tooneel,