De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 23 juli pagina 7

23 juli 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1778 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. OnderzeeBooten. De groots ontwikkeling der onderzee boot heeft plaats gehad in de laatste tien «f vijftien jaren. Hoe men vroeger ook moeite deed, ai was het ook maar over korten afstand, onder water te varen, de techniek was nog niet ver genoeg gevor derd om 't mogelijk te maken, de ver schillende vraagstukken, die er zich bij voordeden, eenigszins afdoende op te lossen. Dat thans de periode van vergeefsche. probeersels voorbij is, wordt wel bet beste bewezen door het groote aan tal onderzeesche vaartuigen, die de versohillende oorlogsmarines in gebruik heb ben. De techniek wees vanzelf aan, in Welke richting de ontwikkeling moest gebeuren, en zoo kwam het, dat, hoewel men. den bouw van nieuwe booten dik wijls in de grootste geheimzinnigheid hulde, ten slofte de resultaten van de in de verschillende landen gedane pogingen betrekkelijk weinig uiteenliepen. Figuur l, voorstellend een langsdoorsnee van een moderne onderzeeboot, kan eeaigszins een denkbeeld geven van in richting en bouw. Het door de dik ge trokken Iqnen omsloten gedeelte, nl. dat over de lengte a?b, is bestemd om den druk te weerstaan van den waterkolom, die neb boven de boot bevindt, wanneer deze is ondergedoken. Het is sterk ge bouwd en omsloten door dikke huidplaten, zoodat het minstens den druk van een 30 meter hoogen waterkolom kan verdragen. Uit figuur 2 blijkt, dat deze sterke romp-cirkelvormig in door snee is. Voor en achter is de boot verlengd; op zij is zij naar boven verbreed. De ruimten tussohen den sterken romp en <te huidplaten van de verlengstukken en verbreedingen zijn, wanneer de boot on der water vaart, vol water en staan met de zee in verbinding, zoodat de water druk zich wel doet voelen op den sterken binnenromp, maar niet op de platen van de voor en achter en opzij aangebrachte bnitenhnid, waardoor deze laatste betrek kelijk dun kan blijven. Voor de vaart aan de oppervlakte wor den, de door binnenromp en buitenhuid afgesloten ruimten, de z.g. ballasttanks, geledigd; de boot komt dan met haar bovenkant een flink stuk boven de water oppervlakte te drijven en gedraagt zich verder in alles als een gewoon schip. Moet zij weer onder water gaan, dan worden de ballasttanks weer gevuld, zoo dat EU. met haar bovenkant gelijk met ?de wateroppervlakte komt te liggen en slechts een geringe kracht noodig is, haar geheel onder water te voeren. Wordt in 3ien toestand de boot door haar machines vtoruit bewogen, dan is zq gemakkelijk «iet |pholpiTOB%d* voo* e» «chter aan.gebrachte horizontale roeren op iedere gewenschte diepte onder water te bren gen en te houden. In den binnenromp zjjn opgesteld de voortbewegingsmachines en de verschil lende instrumenten en werktuigen benoodigd voor de besturing van de boot. Wat de voortbewegingsmachines betreft verkeert .de onderzeeboot in de ongun stige omstandigheid een dubbel stel noo dig te hebben; het eene voor de vaart onder, het andere voor de vaart boven 'water. Onder water doen dienst de electri sche motor en de «Jeetrieche accumulatoren, die wel het voordeel hebben, geruischloos te zijn, weinig warmte te ont wikkelen en geen lucht en brandstof te verbruiken, maar daartegenover het na deel, dat zy niet in staat zqn de boot een grootere snelheid te geven dan hoog stens 11 mijl per uur (=» ongeveer 20 ?K.M.) en dit nog slechts over betrekkelijk korten afstand. Heeft de boot met hare electrische machines eenige uren gevaren, dan moeten de accumulatoren, voor zij gereed zijn voor een volgende vaart, op nieuw geladen worden, wat weer enkele uren tijd kost. Om het mogelijk te maken Fig. 1. Langsdoorsnede. de boot tenminste boven water langere afstanden te doen afleggen, is zij bovendien voorzien van stoommachines of benzine-, petroleum- of Dieselmotoren, die weer geen van alle onder water te gebruiken zijn, omdat zij groote hoeveelheden lucht verbruiken. Van dit tweede stel machi nes kan tevens gebruik gemaakt worden om de accumulatoren te laden en dus de boot na een gedane onderwater mart weer voor een volgen de gereed te maken. De noodzakelijkheid van het dubbel stel machines veroorzaakt dat de snelheid van een onderzeeboot nooit zoo hoog kan worden opgevoerd als bij een boven waterschip, waar men de ruimte en het gewicht van het dub bele stel voor een enkel stel machines beschik baar heeft. In de laat- ? ste jaren is dikwijls geprobeerd de electrisohe machines f e doen vervallen en de boyenwatermachines, liefst Diesel-motoren, ook onder water te gebrui ken. Wel spaarde men hierdoor de ruimte en het belangrijke ge wicht dier electrische machines uit, maar men bracht er. voor in de plaats een groote hoeveelheid in zware stalen buizen bewaarde, samen geperste lucht, die noodig was voor de motoren bij de vaart onder water, zoo dat ten slotte de besparing op weinig uitliep. Uit het bovenstaande zal 't duidelijk zijn, dat de koopvaardij vaart niets van de onderzeeboot te verwachten heeft; tegenover tal van nadeelen zou eigenlijk geen enkel voordeel te stellen zijn. Voor de oorlogsvloten staat evenwel de zaak geheel anders; deze toch hadden in de .gewone torpedoboot wel een vaartuig, dat torpedo's op vijandelijke schepen kon afvuren, maar het kon dit alleen doen onder bescherming van 't nachtlijk donker, zoodat de torpedoaanval nog al onzeker was, daargelaten nog de kans, dat de torpedoboot bij den aanval door het vijandelijk, geschutvuur vernietigd werd. De onderzeeboot was dan ook voor de torpedoboot een zeldzaam welkome aanvulling; varend boven water, tot de vijandelijke schepen in 't zicht komen, loopt zij deze onder water, en dus on zichtbaar en volkomen beschermd tegen vijandelijk vuur, verder tegemoet tot het oogenblik van afvuren der torpedo's gun stig is. In figuur l stellen de vakken l en 5 de woonruimten voor, waarin tevens de electrische accumulatoren zijn opgesteld. Vak 2 is de machinekamer, 3 de commandotoren, van waaruit, evenals vanuit 4, de besturingsorganen van de boot be handeld worden, 6 is de tprpedokamer, 7 en 8 zijn ballasttanks, 9 is de periscoop. Deze periscoop is een soort kijker, verticaal opgesteld en in hoofdzaak be staande (zie fig. 3) uit een waterdichte buis, waarin boven en onder prisma's Fjg. 2. Dwarsdoorsnede. zijn aangebracht, zoodat men bij de vaart onder , water in den comman dotoren staan de, duidelijk alles kan zien wat zich boven water bevindt in een sector van ongeveer 60 graden. Door den perisooop te draaien kan de geheele horizon overzien worden. 't Spreekt vanzelf, dat wanneer men zoo diep vaart dat de geheele perisooop onder water blijf c, de boot blind U, want het water is, practiseh gesproken, ondoorEngelache onderzeeboot. -HtlHmiMtllltlllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllullltllllllllllllllMlllllllllllllllllltlllllllllltllllllMllllllllllllllllllllllllllllllllllli Tentoonstelden. Oldewelt. R'dam, etc. Er was een schilde rijtje op dese tentoonstelling nit '89, met name Marietje, dat zeker aiet zonder aangenaamheid was, «a iets van de kinderportretten van Tholen bezat: zedige observatie van het werkelijk ?weten. Kr waren een groot getal bloemstukken. Een schilderij 'van rosen, van leliën, van phlo,xen kan gegeven zijn als een fonklende, haast gestolten massa kleur; het is van Verster nit een zijner logisch zich ordenende periow. HM toto»oi8tuk kan voor een behangsel staan, het vat net de rozen, en nauwkeurig maar wat papierig, niet zonder distinctie maar met de fijnheid niet tot kracht opgevoerd, kan het geren rijn door Voerman. Het kan bjj Fantin Latour vast en argeloos, en met sehoone zinnelijkheid geschilderd zijn, en een getrouwen vasten geest n voorstellen, dien . m gaarne ook als menach mocht ontmoeten. Het kan tot minder stof worden, tot wilder , -decor. Kamerlingh Onnea heeft in bloem stukken de kracht van den zwakke, ik zou haast schrijven van den pbyaiek-zwakke: uit bundigheid, die niet vol, en zwier die niet r|jk is aan volharding en taaiheid. W. de Zwart kon schilderen dat ge zondt zeggen: ia het niet verwant met Verster en toch ia het dit niet. Verster joeg de kleur op tot iets dat in zijn zwaarte en dauin alleen Oosterach leek, en Willem de Zwart (van wien ik goede bloemen ken) hield de kleur terug in een duisterder gamma. Van Rjjaaelberghe kon ze zinnelijk geven in het klaarder gamma; met meer VergiUniaansch er-in, met meer vreugde dan Vereter, als deze dat pad opging dat in dezelfde richting van van Büsselberghe lykt te liggen. Vineent maakte er gloeiende maar treu rende harten van. Oldewelt maakt er geen van deze dingen nit.Bloemen kunnen vederlicht zyn gezien met sterken trek toch: Gabriël dedddat soms. Oldewelt maakte dit niet. Het meest Ijjkt het werk georiënteerd naar de richting van Onne». Maar Onnes is gedistingeerd zooals een Hollander dat zelden is. Zijn werk is Amerikaansche onderzeeboot, onderduikend. zichtig; het kompas is dan evenwel een uitstekend hulpmiddel om de gewensohte richting op te gaan. 10 is een der torpedolanceerbuizen, waarmee de torpedo's naar het vijandelijk doel geschoten worden. Deze torpedo's zijn zelf ook weer een soort kleine auto matische onderzeesche vaartuigen, die door middel van meegevoerde samenge perste lucht zich met groote snelheid (ongeveer 70 KM. per uur) voortbewegen en bij 't treffen van een,schip dit onder water zeer ernstig beschadigen door ont ploffing van de zich in de torpedo be vindende lading acbletkatoon. Een enkele treffer zal dikwijls aV volSoende zijn, een schip te doen zinken: Hier en daar, waar de ruimte in de onderzeeboot het toelaat, zijn stevige stalen reservoirs met samengeperste lucht opgesteld, welke in hoofdzaak gebruikt wordt voor het snel ledigen van de bal lasttanks, soms ook tot verversching van de lucht in de boot bij een langdurig verblijf onder water. Gewoonlijk is de in de bootsruimte aanwezige lucht voor de bemanning voldoende om het er een twaalftal uren gemakkelijk in uit te hou den, zoodat die luchtverversching tot de zeldzaamheden behoort. *** Toen de onderzeeboot haar eerste ontwikkelingsphasen doorliep, voorspelden enthousiasten, dat binnen enkele jaren de dagen van de groote oorlogsschepen, de slagschepen en de pantserkruisers, geteld zouden zijn. Een onderzeeboot was onzichtbaar, had in de torpedo een ver vaarlijk wapen, waartegen geen schip bestand zou wezen en was bovendien zelf onkwetsbaar, beschermd als zij was door een 4 of 5 meter hoogen waterkolom. Ultra-enthousiasten gingen verder en profeteerden, dat binnenkort de zee oorlog een onmogelijkheid zou zijn; bovenwaterschepen hadden tegen onder zeebooten toch geen kans meer en zouden Neder! andsche onderzeeboot. soms meer flets dan het u l|jkt te zijn, er ia een luk-raak in den bouw, die fouten niet ontgaat, en een eenvoudig weten of inaicht niet aanwendt, waardoor het werk zeker veel meer waard zijn zou. Toch Onnes overtreft in zijn rijke hoewel niet sterke voornaamheid zoo goed als altijd Oldewelt. Oldewelt heeft niet dat der kleuren dat bloemen bühun sterven krijgen, alsof ze zelf zich een aureool geven voor het vallen van hun blad. Oldewelt die dezelfde wenschen wellicht heeft, heeft niet de luchtigheid van Onnes, die den gloed tot gratie maakt. Oldewelt is een der velen wien bepaalde vaardigheid niet te ontzeggen ia, maar wien het zelden? gelukt («lukt het hem eoit) het materiaal, waarmee hij ageert, te doen vergeten. Degenen der schilders, die dat kunnen, z|jn al gekroonden, al zy'n ze niet met den drievouden kroon gesierd, hierdoor alleen. PLASSCHABIT. Fig. 3. Periscoop. dus niet meer aangebouwd worden, 't Zou voldoende zijn enkele onderzeesche vaar tuigen in de havens te hebben, en als er oorlog kwam, kon men ze er ook kalm in houden, omdat de eenige vijan delijke schepen de onderzeebooten van de tegenpartij. waren. Die waren toch onzichtbaar en dus had het geen zin naar hen te gaan zoeken. Zoo zou de zee oorlog, faute de eombattants, uit de geschiedenis verdwij nen. Evenwel, het is an ders geloopen en het ziet er niet naar uit of het spoedig zoo worden zal. Wel heb ben zich de voornaam* ste oorlogsmarines verscheidene flottieljes onderzeebooten aange schaft, maar de som men, die uitgegeven worden voor slagschepen en kruisers zjjn er niet minder op ge worden. Eerder het tegendeel. De enthousiasten hadden niet voorzien, dat het terrein van de kleine en slecht bewoonbare onderzee boot zich beperken zou tot de reeden en de kustzeeën, maar dat het blauwe water, de Oceaan, het onbetwiste gebied zou blijven van het greote, snelle schip, dat rustig en onge stoord de felste stormen kan doorstaan. Hoe kleiner het terrein is, waarop de onderzeeboot optreedt, en hoe dichter het gelegen is bij de eigen havens en ree den, hoe gevaarlijker zij ah vijand is. Stelt men zich eens voor, wat het lot zal zijn van een vijandelijke scheepamacht, die, om een voorbeeld te noemen, de ree van Texel opstoomt, terwijl die ree door enkele onderzeebooten bewaakt wordt, dan blijkt dat deze eenvoudig kalm onder water hebben af te wachten tot de binnenstoomende schepen op eenige hon derden meters genaderd zijn en daarna de torpedo's af te schieten. De mogelijk heid van misschieten bestaat nauwlijks, de veiligheid voor de onderzeebooten zelf is zoo goed als volkomen. De strijd is voor de eene partij kinderspel, voor de andere een nagenoeg zekere mislukking. Zoo gemakkelijk zal evenwel de taak van de onderzeeboot niet altijd zijn. Het kan noodig wezen de vijandelijke sche pen vóór de kust in de Noordzee aan te tasten; de eerste moeilijkheid is dan, dat die schepen opgezocht moeten worden; is die moeilijkheid overwonnen, dan komt de tweede, hun den pas af te snijden, en hierbij doet het bezwaar van de ge ringe snelheid der onderzeeboot zich ge voelen, doordat zij bij het trachten, de schepen in den noodlottigen afstand van enkele honderden meters te brengen, door behendig manoeuvreeren moetprobeeren goed te maken, wat zij aan snel heid mist. Bij dit alles, vooral wanneer het uitzicht slecht en de zee ruw is, dient het geluk een woordje in 't voor deel van de onderzeeboot mee te spreken. Is dus büde verdediging der kusten, de kans op succes minder zeker dan bij de verdediging van havens en reeden, men dient m 't oog te honden, dat wan neer de admiraal van een vijandelijke soheepsmacht, den verdediger in 't bezit weet van een paar dozijn ondereeebooten, de nadering der kusten een allergevaarlijkste onderneming voor hem is. Hu weet, dat hij zjjn tegenstanders niet kan zien, hij weet, dat overal en ieder oogenblik een zijn schip vernietigende aanval kan plaats hebben; hij weet ook, dat hij daar volkomen machteloos tegenover staat. Is dit voor zulk een vlootvoogd niet voldoende, om de kusten niet te naderen en zijn schepen niet te wagen dan alleen, wanneer er voor zijn land de hoogste belangen mee op het spel staan P Het streven van de laatste jaren is er op gericht onderzeebpoten te bonwen, die in staat zijn langen tijd in open zee te blijven en mee te kunnen varen met de eskaders van groote schepen. Vanzelf vervalt men daardoor in groote booten, want alleen bij die is het mogelijk een voldoende bewoon baarheid en een voldoende snelheid te verkrijgen. Een goede oplossing is even wel nog niet gevonden; de snelheid blijft nog steeds beneden die van de slagschepen, de bewoonbaarheid laat bühopge zee nog veel te wenschen over. Daarbij komt nog dat de attractie van -goedkoop te zijn b een groote boot bedenkelijk verflauwt en dat het er mee manoeuvreeren onder water verre van gemakkelijk is. Stelt men zich de vraag, wat de onder zeeboot waard is voor onze marine in Nederland, dan valt 't dadelijk in 't oog dat deze haar alleen te gebruiken heeft in de gunstige omstandigheid van kust en havenverdediging. De dagen van den zeeoorlog ver van de havens en reeden, in de open Koordzee of in den Oceaan zijn voor onze marine voorbij. Vertoont zich een sterk vijandelijk eskader voor onze kust, dan zou het natuurlijk, van een theoretisch standpunt bezien, mogelijk zijn, den indringer te verdrijven met een even sterk of sterker en gelijk gevormd eskader, maar wan neer men bedenkt dat dit neer zou komen op een zuivere Dreadnoughtpolitiek, dan ligt de practische onmogelijkheid hiervan voor de hand. Een andere manier, on getwijfeld een dure en een slechte, zou zijn een imitatie-Dreadnoughtpolitiek te volgen en te trachten den vijand van de kust te houden met verkleinde en in alle opzichten verzwakte edities van de werkelijke Dreadnoughts; alleen het ver schijnen van een paar dezer laatsten zou reeds voldoende zijn onze schepen over haast de wijk te doen nemen naar de veilige reeden, tenzij zij de voorkeur gaven aan een misschien wel roemrijke, maar in ieder geval vrijwel nuttelooze vernietiging. De onderzeeboot doet ge lukkig een betere oplossing aan de hand; zij alleen kan altijd naar buiten en zonder gevaar of vrees voor overmacht den vij and, hoe sterk ook, aantasten; althans overdag, voor nachtelijke aanvallen is de gewone torpedoboot beter geschikt. Van hoe groote waarde de onderzee boot voor de verdediging der kusten en reeden ook mag zijn, haar beteekenis daalt onmiddelijk tot ongeveer nul, wan neer niet de bemanning volkomen ver trouwd is met het gebruik van alle werktuigen en instrumenten, ze niet kent met al hun eigenaardigheden en soms ook hun grillen en wanneer bij de man schappen zelf geen onderling vertrouwen heerscht. Alleen met een volmaakt ge oefende bemanning kan de onderzeeboot in de hand van haar commandant het machtige wapen zijn, dat geluidloos en onzichtbaar met rustige zekerheid den vijand nadert en doodelijk verwondt. Z. Duitsche onderzeeboot. MIIIHIIMIHIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIMIMIIIIMItlllllllllHIllimillMIUimilimilll Het Japanse Theater. (ROMEO en JULLA.) Tot voor eenige jaren werden, zooals bekend ie, in Japan geen vrouwen aan het tooneel toegelaten; het gehalte van den tooneelapeler onderging een groote verbetering, toen bet land meer en meer met de Weatersche be schaving in aanraking kwam, zoodat er thans reeds een paar actrices in Tokio syn op getreden, die echter uitsluitend in moderne tooneelstnkken spelen. Al de rollen, vrouwe lijke zoowel als mannelijke, werden door mannen vervuld, en 't was wel verwonderlijk zoo goed als deze de beide karakters ver tegenwoordigden. De losse kimono verleende daarvoor een geschikte kleedtf, waarbij de vormen niet al te geprononceerd uitkwamen, terwijl verw en blanketsel, het verdere uiter lijke volmaakten. De Japansche tooneelspeler van beroep speelt altjjd tragedie, zonder een zweem van humor er by; van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, zeven dagen in de week, houdt hu dit vol, in een houten gebouw; dat meer geljjkt op een schuur dan op een theater. De Japanners iyn een ernstig volk; als zij glimlachen, en z|j glimlachen u veel toe, ia 't meer om hun ernst nit te drukken, dan om vreugde of iets anders te doen blijken. Daar het karakter van een volk gewoonlijk op het tooneel wordt weergegeven, is het dus licht te begrjjpen, dat het luchtige genre daar niet in den smaak valt. Voor de geisha, die de eenige vrouwelijke personen zijn, welke (op hare wy'se dan) voor het publiek optreden, is de tooneelspeler het toppunt van roem en vermaardheid, maar het staat te bezien, of, in het tegenwoordige overgangstijdperk, ~de geisha zich er mé«al bltyven vergenoegen om altijd de nederige rol--v,an voorkomend-dienstmeiije, in theehiis of reBtatfrant-teafrelen, of hoogstens om haar dansen naHBHen-apel, gezocht Ie worden; aj zal ongetwijfeld zoodra de publieke opinie het toelaat, een aanval wagen op het tooneel,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl