De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 23 juli pagina 8

23 juli 1911 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 1778 f-. Jules Cambon, de Fransche gezant te Berly'n. llllllllllllllllllltlHIl «n dan loopt het beroep van Gelska gevaar om onder die mededinging te lijden. . In Japan is bet besoeken van een theater een kostbare uitspanning. Men moet er zy'n geheelen dag aan geven, en, alhoewel men Tolle waarde voor *jjn geld krygt, aan daar bixnen en er boiten extra uitgaven, waar men, alt vreemdeling, niet op rekent. \ Men kan b.v. geen maaltijden binnen het gebonw bekomen, en daarom zy'n er meestal tal Tan theehuizen in d oaarfddellgkenabyheid, waar de bezoeker vooiaf, voor den fceelen dag, bestelt wat hu noodig heeft. Een dienstmeisje wordt met hem naar het theater gezonden, die hem van alles voorziet In den middag brengt zy hem «en keurig wit houten doosje, waarin sjjn maal van rigst en .visch, benevens twee stokjes om mee te «ten, vervat is. Alle etiquette wordt er op zijde gezet; als het warm is, maken de toeschouwers hun kimonos los, en als het ko«d is, wikkelen Ejj lich in wollen dekens; mannen en vro«wen rooken er vrfl bun kleine pijpjes. Op den avond dat ik er ging, had ik het voorrecht een Europeesehe Tragedie: Bomeo en Jnlia, te zien, in bet Japansch vertaald, en voor ket Japansche tooneel aangekleed, door ICatragore. Een rq van kleine batnboecea huisen stelde een straat in Verona voor; in een der zei ven werd het feest van. Capulet gegeven, waarbij een Geisha-dans werd uitgevoerd. Bomeo werd naar lijn verbanningaoord gereden in een rikisha, door drie koelies getrokken, terwijl Tybalt hem met een bontgekleurde papieren parasol tegen de brandende zonnestralen behoedde. Zy' ly'n bjjsonder knap in het voorstellen van moord en zelfmoord; Romeo by wien het vergif heel langzaam werkte, lag langen tyd te zieltogen op den grond, en stroomen Moed vloeiden uit de wonde, met eea dolk steek aan de (mannelijke) Jnlia toegebracht. Het publiek bjeef stom en stil onder deze afgrijselijke tafereelen, maar juist de kalme uitdrukking op hun gelaat bewees hun tevre denheid ea bewondering. Zelfbeheersching is den Japanner ingeboren; zij vinden het kinderachtig ee oawaardig om toe te geven aan kun gevoel. Hun streng decorum echter was door deze vertooning geschokt; in Japan wordt de huiselijke haard als heilig beschouwd; de vrouw noet onderdanig zijn aan den man, heiig* hjj rader, echtgenoot of broeder is. Als er tot een huwelijk belloten wordt, heeft ?IJ niets te zeggen en moet gedwee den man volgen die voor haar uitgekozen is. Jnlia was daarom in hun oog een slecht verachtelijk schepsel, en Romeo verloochende de heiligheid van het Japanache gezinsleven; het meeste medegevoel werd betoond voor Capulet en Lady Capulet, omdat zij zulk eene zedelooze dochter hadden; de eenige daad, die de beide gelieven in de oogen van het publiek zonde hebben gerehabiliteerd, ware hara-kiri ge weest. De Japanners bewonderen Shakespeare en willen niets liever dan een eigen Shakespeare ontdekken, die de Oostersche tragedies en overleveringen vertolken sal. iimmimiiiiiiiiiiiiii iitmiiiiitiiiiimiiiiiiiiiiiiiii Brieven van OomJodocns. Cl. Waarde Neef t Gij weet, dat, al ben ik een echte landrot, het Nederlandsche zeewezen mij *a aan het harte ligt, zóó na, dat het water mij somwijlen in de oogen schieten kan wanneer ik er aan denke. En vooral HU het onder Christen-leiding staat, is het mij lief, en wordt het mij met den dag liever: het lijkt wel of dat gelijken tred houdt met het doordringen van den waren zuurdesem. Voor eenige weken schreef ik je, meen ik, over de belangrijke maat regel in die richting werkende, waarbij den officieren een avondbaatje werd voorgeschreven, «n je hebt toen op je gewone spottende toon geantwoord, dat ik het Christen-zijn te veel in uiterlijk heden zocht. Zoo iets leg ik naast mij neder. Sedert ik abonnévan De Standaam 't Zon dwaas zyn om deze Japansche ver tolkingen vaa Europeescbe tragedies te streng te critieeeren; als men in ons werelddeel de Japansche zeden n kleeding voor het voet licht brengt, valt er evenzeer veel op aan te merken; daar worden b.v. vaak kimonos op het tooneel gedragen, die men uitsluitend voor de dooden vervaardigt, en de Japansche dansen die by ons warden uitgevoerd, gelij ken meer op de gymnastische toeren van een knnstenmaksr, dan op de insinneeren ie bewegingen van de Japaneche Geisha. 5 Juni. N. P. Uit Dnitschland komt het bericht dat daar een nieuwe uitgave wordt ondernomen van de werken van onzen landgenoot Frans Hemsterhnis. Hoewel de geschriften van dezen 18en eenwschen denker, aan wien de eerenaam Ie Socrate batave" werd gegeven, na zyn dood, in 1790, eerst recht gekend en naar waarde geschat zyn, werden zij toch by z^n leven niet alleen bewonderd in ons land, in Duitschland en in Frankryk, maar ook in Spanje, Italië, Engeland en zelfs in Busland. Zoo meldt hy zelf in een schry ven aan de prinses de Gallitzin dat de belangstelling in zyn geschriften in ons land zoo groot was, dat zyn werken te 's Gravenhage ver kocht werden voor een onmatigen pry's". In 1782, dus nog by zy'n leven, verscheen te Leipzig eene dnitsche vertaling van sy'n toen in druk uitgegeven schriften; een tweede druk daarvan is in 1797 verschenen. Te Pary's verscheen in 1792 eene uitgave van zijne complete werken, van welke uitgave in 1809 een tweede druk het licht zag. Toch verliep' er nog wel een dertig jaren na den dood van Hemsterhnis, eer men opzettelijk weder de studie zy'ner geschriften en wijsbegeerte begon op te vatten en zyn aandenken zocht levendig te honden door de waardeering en verspreiding zy'ner ryke en verheven ideën en de erkenning zyner verdiensten. De roem van Hemsterhnis herrees met nieuwen luister. Da Duitschers gingen daarin voor; in Frankryk bracht Da Portalis hem hulde, in Belgi werden zy'ne werken en verdiensten aan de vergetelheid ontrukt, door het uitschrijven van prijsvragen en eea nieuwe uitgaaf zyner geschriften, in 2 deelen in 1825 te Leuven verschenen. In ons land was het vooral de hoogleeraar Ph. W. van Heusde, die den smaak voor de werken van Hemsterhnis verlevendigde. Nog in 1846 gaf de Amsterdamsche predikant L. 8. P. Meyboom eene naar tydsorde gerangschikte editie van zyn werken uit in 2 deelen waarop in 1850 een snpplementdeel volgde, terwijl in 1866 een leeraar aan het protestantsch gymnasium te Straatsburg, Etnile Grucker, tot onderwerp van zyn dissertatie koos Franfoi* Henuterhw», Sa vit et te» ceuvrei. Sedert is de studie van de werken van dezen philesoof, door Mad. de Staël de grootste denker der achttiende eeuw genoemd, bewonderd door Herdar, Jacobi, Lessing, Hamann, Kant, Mendeluohn, Lavater en Forster, en van wien Goethe getuigde: Hemsterhnis, een fijn gevoelende ziel, van jongs af gevormd door de studie der Ouden" en Met een teederen, fijnen zin, jaagde die uitstekende man onvermoeid het zedelyke gosde en het zichtbare schoone na", geheel op den achtergrond geraakt. Dat de geschriften eu de wijsbegeerte van Hemsterhnis buiten ons land ook heden ten dage nog niet vergeten worden, getuigt bovenvermelde nieuwe uitgave zyner philosophische geschriften. Deze editie is gebaseerd op de dnitsche uitgaven van 1782 en 1797, maar zal door de zorgen van liet Dreililien Verlag te Karlsrnhe en Leipzig typographisch veel beter verzorgd worden. D. SMITS. Pmiiisciie ontioetlep, I. IN DEN TREIN. In een D trein door Pruisenlaud. My'n overbuur is een jong heertje, zeker van zich zelf, en toch verwonderd over al hetgeen hy, met zyn nieuwe Pruisische oogjes achter zy'n nieuwe brilleglazen, in de groote wereld ziet. Een werkelyk keurig heertje, höflich en ben, heb ik leeren inzien, dat dat een wijze en zeer aanbevelenswaardige taktiek is. Maar of het de oude heiden is, die mij dwingt het gulden zwijgen te verbreken, weet ik niet maar, zeg ik, ik kan het toch niet laten je per slot van antwoord te dienen. De gelegenheid is te schoon. E a ik behoef trouwens weinig mér te doen, dan je een passage over te schrijven uit een brief, dien ik van morgen van Jan Wentholt kreeg. Hij schijnt mij min of meer als zijn goeden genius te beschouwen, sedert ik hem tot Johannes Canonicus heb verdoopt en hem daardoor dien nimbus heb ver schaft, waarmede hij in coalitie-kringen zooveel opgang maakt. Telkens als er iets van belang is, vooral als het regiment des Heeren weder eenige schreden vooruitgekomen is in de Marine, als een of ander bekwaam paganist onder de hoogere officieren op handige manier uit den dienst geloost is en dus weder een gevaar voor 's lands heil is afgewend, dan komt er zoo'n klein episteltje met een bescheiden, Christelijk-bescheiden, triumfkreet. En toen ik dan ook vanmorgen de bekende enveloppe op de ontbijttafel liggen zag, dacht ik dadelijk aan wat ik pas gelezen had over het ontslag van kapitein Woldringh, waarin ik mij al had verheugd. De man had de Militaire Willemsorde en den Eeresabel al, en stond als zeer verdienstelijk bekend, zoodat hij bij elke hoogeren rang een grooter gevaar voor de Marine zou gaan opleveren. Denk maar eens aan van den Bosch en Yan Acbeck! Maar al sprak de brief ook van dit ontslag met een enkel woordje van genoegdoening, de eigenlijke reden ervan was een andere; die lag in het courantenuitknipseltje dat ik hier voor je volgen laat, en dat, moet ik bekennen, ook een minder geestdriftig-aangelegde, dan een Nederlandsen Marine-minister tot uit bundige vreugde zou hebben gebracht. Lees maar: tevens pedant. Een Doctorandus in de Rechts wetenschap, naar hy»elf my' in allen ernst heeft medegedeeld. Beeds weet ik wat hy aan Gepaek by zich heeft: twee nette valiezen, een nette weten schappelijkheid en levenswysbegeerte, en een paraplu in een hoesje. Ook is hy' gevoelig voor het vrouwelijk schoon, want hy kronkelt een fonkeloogende Höflichkeit om een dikke Daitsche trouwe echtgenoote en moeder heen, die hem, van boven haar gevulde koonen uit, goedkeurend toe-glimlacht. Als dit met gou den slingersieraden behangen wezen ap het perron te Keulen in manliefs armen ligt, prevelt myn goede reisgezel, sy'n oogen open sperrend, mij toe: Einfamoses Weib, was?!" Ik hul my, bijna Jnpiteriaansch, in den corridor in cigarettenrook, nu de trein verder snelt: Als er zwaaravondly'ke muggen op my neerkomen, rook ik ze gaarne met zulk brandend papier weg. Maar het reeds weer redeneerende heertje is met geen brandlucht te verdrijven. Hy haalt, of ik een geestelyk douanier was, zijn gansene koffer met spiritueele gedragen kleeren overhoop. Das Leben...." Jawohl", antwoord ik verdienstelijkbeleefd. Das Lsben", zet hy voort, dachte ich mir " En by het voorbysnellen der telefoonpalen licht hy my, sociaal, politiek, religieus, volledig in over sy'ne ideeën. Plotseling hoor ik tnsschen twee stiltes: nd dar ? ich f ragen: I ure Religion?" De kyk hem aan. Ik kan 't niet helpen, maar ik geloof, dat ik hem béte aankyk. Ik ben opgevoed in de afgescheiden Apostolische religie, en ik. heb brave ouders, maar ik kan niet nalaten te antwoorden: Ich habe keine..." Het effect is volkomen. Hy zit reeds weer in de coupé. Hy heeft gefluisterd: Verr zeihen Sie..." Een man-van-positie, die be merkt kennis te hebben gemaakt met een failliet of ontslagen gevangene, is niet mér in de war. II. IN 'T STATION. Aankomst aan het Hanptbabnhof te Aken. Met myn valiezen loopt een Gepacktrajer voor my uit., Nu heb ik hem plotseling uit het 'oog verloren, en, hoe ik ook rechts en links my wend, de man is weg. Fen zelfbewust maar tevens eenvoudig politieman, goed-doorvoed, ryk-gehelmd en -gegalonneerd, staat midden in den grooten voorhal, op een open plek vry' van het menschengejacht, als een scheepskapitein, van zichzelf zeker, op de brug. Zonder te denken, dat het wat helpen zal.'begchryf ik hem myn dienetman en vraag of hy hem toevallig zag. Hy luistert kort en antwoordt bondig. Ja, hy heeft hem gezien, hy' heet zoo-en-zoo en da£r moet hy wezen. Twee passen geleidt hy' my. Hy wyst my' snel maar zeker wat hy bedoelt. Dan herneemt hy', straks weer even onbewogen als te voren, oogenblikkeljjk zy'n plaats: zyn verantwoordelyke positie". Geen woord te veel, geen daal te weinig, waakzaam doet hy zyn plicht. Hy staat op post. Zoo staat heel P r B i s e n op post. Telkens weer diezelfde indruk I v. D. E. Claim De briefkaart is in Frankryk altijd een weinig bemind verkeersmiddel ge weest en heeft daar nooit goed wortel kunnen schieten." (N. R. Ct.) Kan het ook aan den bodem liggen, en eischt de briefkaart vetteren grond? In ons land b.v. tiert zq welig, en steekt een in Frankryk teer bemind verkeersmiddel, de telephoon, naar de kroon. # De tent van het ciicas Charles" kan niet minder dan 6500 personen be ratten." (Zw. Cl.) Dit ia natunrlyk een noodlottige dwaling van den Heer Charles. L»at men het hem toch uit 't hoofd praten. Als hy' maar eens begint met 6499, n 't eiken avond met een paar minder probeert, zal hij zien dat 't wel gaat In een artikel in The Naval and ^Militaire Record van 12 dezer komt in een artikel, getiteld: International Fleetman", en geschreven naar aanleiding van de revue te Spithead, o.a. het volgende voor: Zonder twijfel waren zij, die het netste voorkomen hadden, zoowel wat betreft den snit der kleeding, als de wijze, waarop die gedragen werd, de Hollanders. De onder-officieren, met zware gouden galons op de mouwen en andere onderscheidingsteekenen, vielen zeer op, en de korte jas, die zij droegen (een kleedingstuk, dat voor de onderofficieren onzer (Engelsche) vloot werd afgeschaft) verleende een bijzonder net voorkomen. De manschappen, gekleed in zeemansuniform, dragen, evenals andere zeeBieden van het vasteland, het baat j e, dat tot kort geleden ook het greot-tenue onzer (Engelsche). matrozen was, maar dat nu eveneens is afgeschaft, en hoewel het zeker eenige moeite kost, dit kleedingstuk in de beperkte ruimte op een oorlogschip, in goeden staat te houden, hebben manschappen, die hierin gekleed zijn, een voorkomen, dat de serge kiel of de serge trui niet kan verReenen. Het voorkomen der Hollanders werd verder nog daardoor verhoogd, dat de matrozenkraag aan de voorzijde met wit is afgezet, wat een bijzonder goeden indruk maakt. Sommige -der vertegenwoordigde naties waren wat slordig gekleed, en waar dit viel op te merken, scheen het gepaard te gaan met een minder streng in acht genomen discipline; het maakte inderdaad den indruk, dat de best gekleede manschappen behoorden tot de landen, die de hoogste discipli ne in hun zeemacht handhaven". De Stiehttche Courant kan zoo onaesthetisch over de Liberalen schrijven. De Liberalen," schrijft het blad, stelden zich van achteren aan, alsof ze toch eigenlijk van een verbond met de socialisten niets wilden weten." * Da Tel. moeit 's nachts om twaalf uur niet meer trachten artikelen op te stellen. Dat lukt niet; dan krijgen wy zoo iets als dit: Alleen de bewoners vertoonden zich in die straten, nieuwsgierig of er ook nog iets ge beuren zon, maar tot twaalf uur beden nacht, het uur waarop dit verhaal van niets ge beuren wordt geschreven, gebeurde er ook werkelijk niets." * ? De Koning van Engeland is bekend om zy'n zachte inborst, maar velen weten niet, op hoe vreedzame wy'ze Z. M. zich van zyn regeeringsarbeid weet te verpoozen. Als zinnebeeld van Znid-Afrika", schrijft de N. K, Ct., is de acacia aangenomen. De Koning van Engeland had er op zijn kroningsmantel een geborduurd." * Wegens plaatsgebrek moest het kanton gerecht tot een volgend nummer big ven liggen," schrijft de Dotsb. Ct. Het blad weet blijkbaar niet dat er maatschappijen zijn die mog heel wat flinkere vrachtjes meenemen. Wülezen b.v. in het U. D.: Over Genua met de stoomschepen der maatschappij Nederland" 5 en 19 Juli. Met deze gelegen heid wordt geheel Indiëverzonden." ? Die zoogende moeder met een nog grooter kind aan de knie werd door de veelzeggende werken rondom zulk een béte brok geluk." (tf. K. Cl.) Een béte brok geluk," noemt de N. R. Ct. dit. Wij vinden de voorstelling eenvoudig weerzinwekkend. Een moeder, die haar ab normaal uitgegroeid kind de knie geeft, en waarschijnlijk die comedie nog wogen" noemt ook! * We zyn weer aan 't lengen. Heden her denkt de heer Smit den dag," zoo adverteert een dankbaar patroon in de O. H. Ct., waarop hy gedurende 25 jaar ons met de meeste nauwgezetheid ter zy'de stond." en oeconoiisclie Wel. Het verslag, dat door de van regeeringswege ingestelde Commissie van onderzoek naar de faits et gestes" van de Steel-Carporation is uitgebracht, heeft een alleszins gnnstigen indruk gemaakt. Eene zelfstandige opstelling van de balanscyfers der Corporation leidt natuurlijk bij die commissie wel tot geheel andere resul taten dan bij de maatschappij zelve, doch iu menig opzicht treedt hieray aan het licht, dat de truat een voorzichtig beleid heeft gevoerd. Be commissie neemt by v. de totale waarde der erts-bezittingen op een minimum bedrag van #135 millioen aan, terwijl dat bezit in de boeken der maatschappij in 1902 reeds met f 700 millioen figureerde. De commissie heeft hierbij echter de waarde vermeerdering in de laatste jaren, door de stijging in de ertspryzen, niet in aanmerking genomen. Een dergely'ke raming schijnt ook voor andere takken van bedrijf te zijn toegepast, doch des ondanks komt de commissie tot eene taxatie der totale activa van $ 1200 millioen, wat uitkomt op eene pari-waarde voor alle uitstaande obligatien en pref. aandeelen en op ca 50 % voor de gewone aandeeleo; De aanvankelijke waarde der bezittingen bij de oprichting der maatschappij wordt in het officieele verslag op ^780 millioen ge raamd, zeodat eene waarde-vermeerdering van £'420 millioen is te constateereu. Wat een grooter bedrag ia, da a door de Corporation zelve becijferd, daar de com missie telken jare grootere winsten heeft geraamd, geen rekening houdende met stille afschrijvingen en dergelijke. Zaodat het regeeringg-verslag dan ook voor de onderscheidene jaren tot een hooger winst-percentage op het werkelijk in de zaak iiiiiitiimiiiiimimimiimiiiiitiiiiiiiiimiiiititiititiiiiiiiiimtiiiumitiiii Wat zegt gij er van ? Trouwens dat kan mij zooveel niet schelen, omdat ik wel weet hoe jij en je kornuiten over onze Jantjes denkt; maar het zou kunnen wezen, dat het lezen van dit bericht je van al dieu waan genas, en dan zou ik van je bekeering evenzeer genieten, als ik nu genoot van de ongekunstelde en oprechte vreugde van mijn Christenzeeheld. Waarde Heer", zoo schreef hij, ver geef mijn zeemansharte, ik het aanstonds vreugdevol voor u uitstort; lees het stukje uit de Naval and Military Record, en gij zult mij gelijk geven. Welk eene overwinning van onze Koninklijke Nederlandsche Marine, behaald op deze inter nationale revue, onder Keizerlijke en Koninklijke oogen. Men zegt wel, onze vloot klein is, maar is zij dan toch blijkbaar, naar het heerlijke Koninklijke woord groot in alles, waarin een kleine vloot groot kan zijn. Welk een roem is het toch, onze onderofficieren een bijzonder net voorkomen hebben, en hos groot kan nu onze internationale invloed op het zeewezen aller naties worden als men begrijpt het vooral het feit is dat de matrozenkraag van voren met wit is afgezet waardoor zoo'n bijzonder goede indruk werd gemaakt. Dat wit is een der belangrijkste verbeteringen tijdens het vorig Christelijk ministerie in de Marine*oestanden gebracht; gij begrijpt dus, ik mij verheug, en neem ik mij voor om ook voor de uniformen der hoogere officieren het afzetten met wit in te voeren. De kleeren maken den man; zij doen dat zeker op de vloot en het heeft u zeker net zoo getroffen als mij, dat de vreemdelingen terstond gemerkt hadden, de discipline op onze vloot zoo prachtig is als de kleeding. Dat bewijst den in gang die de Christelijke zedeleer oader de schepelingen maakt. Moed, de oude eisch voor de jantjes is, als paganistisch, minder in tel. Zegt niet Schiller: Alfred von Kiderlen-Waechter, Staats Sekretaris van Bniteblandsche Zaken. (Daitsche Ryk). gestoken kapitaal kemt; over 1907?10 becijfeit de commissie dit percentage resp. op 14.4 %, 7.8 %, 10.5 % en 10.7 %, terwijl de Trust zelve zelve bv. over 1910 8 % had aangenomen. Voor vervolging van de Trust is geene aanleiding in verband met dit onderzoek, doch volgens hetzelfde verslag controleert zij 75 pCt. der ertslanden, wat het karakter van eene monopolisatie aanneemt. Wat echter den afzet betreft, oefent zy thans eene minder sterke controle op de markt uit dan voorheen, hetgeen ook in 't licht der jongste gebeurtenissen in de staal-indnstrie, zich gereedelyk laat ver klaren. Op grond van een en ander is men ge neigd tot de conclusie te komen, dat de Corporation den toets der critiek schitterend heeft doorstaan. Zoo was ook de opvatting aan de NewYorksche beurs, in verband waarmede zich een ietwat meerdere levendigheid ontplooi de, die tot eenige koersverbetering, vooral in indastrieele waarden aanleiding gaf. Toch is de ware stemming er nog niet, want op elk gebied wordt het regeeringsonderzoek voortgezet en hierdoor blyft de toestand van onzekerheid bestaan. Zoo wordt thans weer eea onderzoek in gesteld naar de verhouding die tosschen tal van spoorwegen en kolenmijnen bestaat. In den loop der jaren hebben verschei dene kolen-spoorwegen zich by' myn-maatschappyen geïnteresseerd ten einde zich het vervoer der kolen tegen zeer loonende prij zen te verzekeren ten nadeeie van de overige aandeelhouders in die mynondernemingen. Om deze zaak recht te zetten is nu een actie ingesteld tegen de Lahigh Valley Spoor weg Mg en zal de uitslag van dat onder. zoek waarschijnlijk wel als maatstaf kunnen worden aangelegd voor de houding der re geering ten opzichte der andere kolen sporen. Onzes inziens zal er derhalve voorloopig nog wel geen sprake zy'n vaa eene b^zondere verlevendiging der speculatieve markt, trouwens, al zy'n de omzetten te New- York ook eenigzins. toegenomen, ze zijn' nog altijd zeer onbeduidend tegenover de normale cijfers, welke die omzetten als regel aan wijzen. Wij laten hieronder de koersen der voor naamste soorten op 13 Juli en 20 Juli volgen: Amalgamated Copper Amer. Car. & Fonndry Hide & Leather Smelting & Bef Steel Denver Eio Erie Kansas City Southern Missouri Kansas Bock-Island Southern Bails Union Pacific Wabash Pittsly Term. pCt. 69 M 66 K 25% 81 79 28% 36* 35% 36% 32 X 32% 185K 16% 3% pCt. 68 K 57X 25% 81 79K 29K 36K ? 35% 36% 32K 32% 188 16 3*6 Mut zeiget auch der Mamelnck Gehorsam ist des Christen Schmuck?" U ziet, waarde heer, ik mijn klas sieken nog niet vergeten ben, al wil ik u, onder ons, wel vertellen, dat dit, volgens Theo, de lijfspreuk van de antirevolutionaire Kamerclub is. Ik bedoelde maar u te vertellen hoe wij tevreden mogen zijn over onze vloot die de Christengehoorzaamheid reeds zóó internationaal op het aangezicht heeft gedragen, en kan dit groote gevolgen hebben voor onze weerbaarheid! Zoo ga ik rustig mijn gang met hervormen; dan heft hoop ik bij een volgende vlootrevue het gansche corps als een man een psalm aan en maakt onze vloot een indruk als die van Salomo. Dan zouden wij zelfs de kustverdediging wel kunnen nalaten. Weet .ge wat my allén gespeten heeft, dat is, de Eagelsche schrijver . onze Marine-dominee niet heeft opgemerkt. Misschien komt dat doordat zij a kraag van voren niet met wit is afgezet wat ik hem trouwens terstond geordonneerd heb want dat had ons zeker nog een prijsje mér gegeven l" Zoo schreef hij door en je zult mij willen gelooven als ik zeg, dat zulk een brief mij weder geruster maakte en een pleister kwam leggen op al de wqnden mij geslagen door de gemeenteraadsver kiezingen, waarbij de kinderen der roodste revolutie zoo akelig veel vorderingen maken. Hoe kan dat toch, bij al rte zegeningen, die ons onder dit bewind reeds zijn te beurt gevallen, e> die ons nog wachten? Ik twijfel3l6nqa*«n'iFMoht vaak: is er dan slechts de vloot die zich Christianiseert, en moet ten slotte al wat gelooven blijft, als in de dagen der Water geuzen, op zee en op de vloot zijn heul zoeken ? Bange vragen bij dit warme weer! Als 'steeds Ja Oom JODOCÜS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl