Historisch Archief 1877-1940
1770
DE AMSTBEDAMMEE
A°. 1911
WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND
Onder r©cLa.ot±«
Ier bevat een
L.
Uitf«T«ri: VA1T HOLKEMA ft WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht Toor den inhoud van dit Blad wordt renekerd ?T«reenkomrög de wet ran 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65
beul par jaar, bjj vooruitbetaling ? . mail . 10.
Nmnmen aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
Zondag 30 Juli
Advertenün ran 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- tn kunstpagina per regel
Reclames per regel
. O30
,0.40
INHOUD:
YAN VKRBE EN VAN NABIJ: Mr. J.
Kappegne van de Copello, gedeputeerde,
dow mr. J. A. Levy. Talma heeft wel
fdajk. met de ziektewet, maar..., door dr.
6. W. Brninsma, SOCIALE
AANGELEGSTTHEDEN: Overproductie en
Werkloorhaid, door een Middens t at d er. FE
ILUETON: Zwijgen. Novelle van Leonid
Andrfjw. Vertaling van E uil WegelinT.
KUNST EN LETTEREN: P.ah, EaBeitrag
mmr Religionsgesshichte des alten Aegyptens,
door M, Stolk, beoordeeld door Andi
Joll«r. Nicolaas Beeti, door O. van Rijp,
beoordeeld door B. E. van Gelder. E in
t$dgenoot over 't begin van 't Christendom,
*or P. W. Westra. VEOüWENRUBRIEK:
Bot meisje aan de speciale meisjes- en aan
da gemengde vak-echolen, VI, door Anna J.
Jongmann. Vronwen in het
levensver«Atringsbedrijf. ALLERLEI, door
A'km. UIT DE NATUUR, door E. Hti
maaar. Stamboul, de stal der branden",
door BI. Vandalisme in de 20 .te Een v,
door J. Oratama. Da nieuwe tempeliers,
door A. Dlepenbrock. Wanlogica,
Verwde begripper, bombast, door Mattmjs
Vermeulen. De psyche der menigte, door
WT. H. L. A. Visser, beoordeeld door D. G.
Jaicenm». WETENSCH. VARIA: Thermit,
xa«t «l b., door dr. P. van Ols'.
DaoperIndttapelen, «"oor B. J. Stonri. Charjvari.
PINIiNCIEELE ES O ECO KOMISCHE KRO
9IKK, door v. d. M. en v. d. 8. Onse
krant, door 9. J. S. van H. B'ieven van
Oom Joiocu». SCHAAKRUBBIEK.
DAM RUBRIEK. ADVERTENTIEN.
MMnuHiiiiiniiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminmniiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Verzoeke gedurende Ce
vacantieataanden alle stukken, voor de redactie
bestemd, uitsluitend te zenden aan het
mdres: Keizersgracht 333, Amsterdam;
en niét op naam van den redacteur
r. J. Kappejjne van de Copello,
gedeputeerde.
Tegen de bovengemelde verkiezing,
door de Provinciale Staten van
NoordHolland, op 11 Juli j.1. geschied, is, door
een drietal leden dier Staten, een bez
waaraehrift ingediend, bij den Minister van
Binnenlandsche Zaken, dat de strekking
heeft bedoelde verkiezing te doen ver
nietigen.
De gronden, daarvoor aangeroerd, in
het adres, in extenso, opgenomen in Het
Handelsblad van 22 Juli j.l. (Ochtend
blad) schijnen mij niet overtuigend en
de rechtsvraag gewichtig genoeg om haar
onder de oogen te zien. Dat daarbij, in
den meest volstrekten zin, geabstraheerd
wordt van de, in dit geval, ter sprake
komende personen, behoeft nauwelijks
Termeldinf.
De vraag luidt: mag de blijvend aan
gestelde rechtsgeleerde raadsman eener
gemeente (integreerend en aanmerkelijk
bestanddeel eener provincie) tot lid van
Gedeputeerde Staten dier provincie wor
den gekozen?
Adressanten beantwoorden die vraag
ontkennend, op twee gronden. Vooreerst,
vreezen zij conflicten, voortvloeiende uit
het toezicht van Gedeputeerde Staten
op de: besluiten door het
Gemeentebestuur, vaak in overleg met haren
daartoe aangewezen rechtsgeleerden
raadsman, genomen."
In de tweede plaats, noemen zij de
stelling van dien raadsman: eene
puWiekrechteiijkedienstTerhouding",waar
uit voortvloeien zou, dat zij, door de
verbodsbepaling van art. 53 der Prov.
wet, getroffen worden moet.
Ik wensch de volgorde dier gronden
om te keeren, omdat de, naar mijne
meening, fundamenteele dwaling, vervat
in den tweeden, niet zonder invloed is
gebleven op de uitwerking van den
eersten.
Da bedoelde dwaling, die haar licht
werpt op geheel het adres en van gansch
den gedachtengang daarvan den grond
slag vormt, kan in twee woorden worden
aaamgevat:
Een rechtsgeleerd raadsman
staat in niemands dienst.
Men vatte de verhouding tusschen
diens raadvrager en dien raadgever op,
geljjk men verkiest: tijdelijk of blijvend,
bezoldigd of niet. Men bepale den aard
der betrekking al naar gelang men wil:
publiekrechtelijk of privaatrechtelijk.
Waar is en blijft dat, ter kenschetsing
dier verhouding of betrekking, het be
grip: dienst'' niet slechts onjuist, niet
slechts ongepast, maar ten eenenmale
Terwerpelijk is. Zóó verwerpelijk, dat
daardoor den aard dier verhouding of
betrekking geweld aangedaan en zij niets
minder dan ontzield zou worden.
De rechtsgeleerde raadsman, kortheids
halve: de advocaat staat, in den meest
volstr^kten zin, uitsluitend in dienst van
het Recht.
Opgetreden, handelt hij, ii of buiten
rechte, naar omstandigheden. Richtsnoer
daarvoor is eigen eer en geweten, onaf
hankelijk van hetgeen zijn' cliënt be
hagen, onafhankelijk vooral van hetgeen
winstbejag aanraden mo«ht. Geenerlei
macht in den Staat is bevoegd zijn eigen
plichtsgevoel in den weg te treden, of
hem af te brengen van het pad, daar
door alleen, hem afgebakend. Indien men
zoodanige algeheele ontstentenis van
onderworpenheid aan iets of iemand
anders dan eigen opvatting van ambts
plicht: dienst" noemt, hebben wij, zoo
spoedig mogelijk, onze woordverklaringen
te herzien.
Het bewustzijn dezer onbegrensde on
afhankelijkheid vormt den luister der
fransche balie. *) Zoo het, ten onzent,
te loor gaat of veifliuwt is dit een veeg
ieeken. Advociat is niet enkel hij, die
ten paleize van justitie verkeert. Advomat
is hu mede, die het voorschrift poogt te
volgen van Rudolf von Gneist: R
cksichtsloser Wortführer ier ffantlichen
Meinung zu sein." Hat een sluit het
ander niet uit. Over beide beslist per
soonlijke geaardheid. Welke evenwel de
gekozen roeping zij, nooit, au grand
jamais, is, met haar, het begrip: dienst"
vereenigbaar.
Aan eene stelling als deze, doet het
feit der bezoldiging, tijdelijk of blijvend,
niets toe poeh af. Kon de advocatie
eereambt zijn, zij zou het moeten wezen.
Nu dit, om licht te bevroeden redenen,
onmogelijk it, laat de bezoldiging den
ambtsplicht en de ambtsroeping ongerept
en ongedeerd. De cliënt, hij zij arm of
rijk, is aanleiding tot des raadmans op
treden, meer niet. Trouwens, ook onze
balie heeft, van de fransche, haren regel
overgenomen of over te nemen: Les
honoraires de l'avocat sont une r
oaunération que l'on donne, si on veut,
quand on veut, comment on veut."
Dat wij, met dit alles, op mijlen
afstands zij a van de begrippen: ambtenaar1'
of beambte" in het adres uitgewerkt,
ligt voor de leand. Ambtenaar is m. i.
hij, die met overheidsgezag is bekleed;
beambte, hij, die,hoezeer publiekrechtelijk
aangesteld, overheidsgezag mist. In
publiekea dienst, ditmaal in werkelijken
zin, naar wettelijk voorschrift en hiërar
chische indeeling, staan ambtenaar en
beambte. Mat dien kring van personen
en die sfeer van handelen, het f c de ad
vocaat, causarum patronus, naar de zin
rijke aanduiding van Rome, ook niet het
allergeringste uit te staan.
Met deze mijne opvatting vervalt,
hetgeen het adres, als eersten grond, doet
pelden: de mogelijkheid van conflicten.
Ook al ware een Raadsbesluit rechtstreeks
op aanstichting van een
gemeente-raadsman tot stand gekomen, dan nog, en dan
juist, ware hij, als gedeputeerde, ter ver
dediging daar van aangewezen niet slechts,
maar in hooge mate begeerlijk. Advocaat,
ried hij den weg rechtens; gedeputeerde
motiveert hij zijne voorlichting nader.
Wat is daarin onveratandigs of
ongerijmds? Hoe het adres er toe komt, dit
een bron van conflicten te noemen is
*) Tot zelfs een autocraat als Napoleon was
beangst voor den onafaankelyken geest der
fransche ba'ie. Toen hij een decreet vond,
dat hem te vrijzinnig leek, schreef hij aan
Cambacéres (Oetober 1804):
Mon cousir.
Ie r£<;)is nn projat de décret sur les
svocats; il n'y a rien qui donne an grand
juge les moy?ns de lea eontenir. J'aime
mieux ne rien faire que de m'öer les moyens
de prendre des mesurea contre ce tas de
bavards, artisana da rérolutions, et qui ne
sont inspiréj prerque tous qua par la crime
et la corruption. Tant que j'aarai l'epée au
có'é, je ne signerai jamais uu décret auasi
absurde; je venx qu'on pniase coaper la
langue a an avocat qui e'en servirait cantre
Ie gouvernement.
Napoléor.
Ondanks dien woest en uitval, heeft: ce
tas de bavards" zich niet ontzien om, waar
de vrijheid belaagd werd, het den despoot
las dg te maken. Ook hij ondervond, dat het
woord machtiger zijn kan dan het zwaard.
Voor de kenschets van de corypheeën der
fransche balie raadplege men E. Ronsse,
Avocats et magistrate (Paris 1903). Een hunner
F. Liouville, schrijver van: Da l» profeasion
d'avccat, Paris 1861 noemt de rechtsgeleerde
praetjjk: Un Sacerdoce Scc'al."
In het algemeen worden, in Frankrijk, da
trad.tie en de regelen der balie, met de
grootste zorgvuldigheid, omschreven en te
boek gesteld.
Ik Boem: M. Mollot, Régies de la
profession d'avocat (Paris 1866) 2 deelec.
M. Cresson, Uaages et régies de la
profession d'avocat (Paris 1838) 2 deelen.
In Nederland, is de elegante j uristenschool
inheems eb. Waarom ontbreekt, ten onzent,
soortgelijke literatuur ?
onverklaarbaar. En onoplosbaar is het
raadsel in het adres gesteld, als zou, in
het gestelde geval, 'de advocaat-gedepu
teerde zich moeten : excuseeren". Zoo
zeer ware die houding plichtsverzaking,
dat, bijaldien het aanging, ieder college
van gedeputeerden, bij voorkeur, zich
moest doen aanvullen, door den raadsman
der aanzienlijkste gemeente in de pro
vincie. Vertrouwd als hij is met hare
belangen, biedt hij aan het college alsdan
den steun zij aer zaakkennis. Iserhooger
aangelegenheid voor den Rechtstaat, dan
dat, naar menschelijk inzicht, recht ge
schiede ?
Adressanten zullen ontwaren, dat, door
mij, wordt ingenomen een standpunt,
lijnrecht tegengesteld aan het hunne.
Yolmaakt te goeder trouw is het een
zoowel als het ander. Te leeren echter
valt, daaruit, dat, hoe en waarom, de
dienst van het Rtcht vrijheid ademt en
vrijheid eischt.
A m s t. 24 Juli '11. J. A. LEVY.
T alma heeft wel gelijk met de
ziektewet, maar....
Men mag aannemen, dat «ver het al
gemeen de geneeskundigen in Nederland
niet behooren tot de richting der geest
verwanten of althans der volgelingen van
minister T alma en tcch zijn door dezen
hoogst gewichtige wetsontwerpen aan
hangig gemaakt, die haar grootsten
steun ontvangen van de Nederlandsche
Vereeniging van geneesheeren, waartoe
f hunner zijn toegetreden. De ver
dedigers der ontwerpen hebben zich
bij herhaling op deze instemming der
medici beroepen en ook de tegen
standers ontkennen haar niet. Beide
echter zijn in gebreke gebleven de aan
dacht meer in het bijzonder te bepalen
bij deze omstandigheid en nog minder
hebben zij, wat toch voor de hand lag,
gezocht naar de reden van het vreemde
verschijnsel, dat, in strijd met alle politiek
overleg of overwegingen van partijbelang,
een gaheele klasse van ontwikkelde
burgers samengaat met eea minister,
overigens niet behoorende tot hunne
geestesrichting en welke voor dien
minister een geheel arsenaal van wapenen
smeedde.
Ia den tegenwoordigen tijd van ernstig
politiek gedoe kan het onmogelijk uit
achteloosheid, gebrek aan nadenken, klein
eigenbelang, standsvooroordeelen of uit
meer dergelijke gevoelens van lagere
orde verklaard worden, dat alle politieke
overwegingen worden ter zijde geschoven,
maar moet er een veel dieper liggende
oorzaak aanwezig zijn, namelijk een
krachtige, onwrikbare overtuiging, die
een kring van ernstige, wetenschappelijke
mannen heeft doen spreken, zooals hij
deed, toen hij bij herhaling de
wenschelijkheid te kennen gaf om bij bemoeiingen
van den Staat met ziekte der arbeiders
de uitkeering van gelden en de zorg voor
geneeskundige behandeling van elkaar
gescheiden te houden. Welnu al schijnt
zij onze volksvertegenwoordiging niet
helder bewust en al wordt zij misschien
door het grootste deel van het
leekenpubliek ook niet erkend, die oorzaak
bestaat en misschien is het nog een ge
schikte tijd haar in het openbaar kortelijk
toe te lichten.
Vooraf echter dienen een paar punten
rechtgezet of beter nog weggeschoven
te worden.
De geneeskundige heeft hier te lande
in het gewone maatschappelijk leven en
in zijn werkkring niet te klagen over
gebrek aan waardeering of over misken
ning zijner bemoeiingen, al omzweeft hem
ook niet meer het aureool van vroeger,
toen vaak binnen en buiten zijn vak zijn
woord en advies in den familiekring on
bepaald gezag hadden. De tegenwoor
dige eeuw van twijfel heeft ook zijn
optreden niet ongemoeid gelaten, maar
toch waar zijn hulp zoo dikwijls wordt
gevraagd en verleend, is hij, wat zijn
persoon betreft, ik herhaal het, om het
in een paar banale woorden uit te druk
ken meestal: geacht en gezien.
Deze uitspraak geldt echter alleen zijn
individueele persoonlijkheid, voor allen
te zamen als klasse is dit zelfde nog wel het
geval in officieelen stijl, maar verdwijnt
veel van die waardeering, wanneer de
tong niet door vormen aan banden gelegd
behoeft te worden en elke vrijheid van
uiting kan worden toegestaan.
Zonder den geestigen spot van Molière
meent iedere leek nu en dan het recht
te hebben met de geneeskundigen en
hun doen te lacher, hunne hande
lingen voor een groot deel toe te schrijven
aan bijoogmerken en eigenbelang van
dikwijls vrij laag gehalte en in het al
gemeen in vele hunner daden een uit
vloeisel te zien van de zucht om
ziekten te beschouwen als een bron
van inkomsten. De ongedwongenheid,
waarmee dergelijke schampere beoor
delingen in particuliere kringen en
bij openbare besprekingen*) dikwijls wor
den te berde gebracht, doet het grievende,
dat er voor de betrokken kategorie van
personen in gelegen is, eigeel ij k ver
minderen, omdat er uit blijkt hoe inderdaad
voor velen de werkkring van den genees
heer tegenwoordig gelijk staat met een
beroep als elk ander, en dat hij zich in de
handen wrijft als er veel drukte in den
winkel is en die aan zijn klanten zoo veel
tracht te verdienen als hij kan, zonder
zich veel te bekommeren om hoogere
belangen.
Of niet de geneeskundigen in den
laatsten tijd zelf deze denkbeelden in
de hand werken, door het vormen van
vakvereenigen en sommige andere
organisatiën, kan hier onbesproken blij ven.
Trouwens van deze omzetting der Ned.
Maatpij. t. bev. d. Geneeskunst in een
vakvereeniging zijn buit m de genees
kundige kringen der steden, zeer vele
geneesheeren geen overtuigde voorstan
ders en het is zeer zeker een vakver
eeniging van zonderlingen aard, waarbij
de hoofdleiders en bestuurders der
Afdeelingen, bestaande voor een groot
deel uit professoren, ambtenaren, offi
cieren van gezondheid, specialisten enz.,
niet behooren tot de eigenlijke beoefe
naars van het vak van gewoon
praktiseerend geneesheer en voor wie de
bindende besluite?, met hunne mede
werking voor alle leden vastgesteld, van
geen praktische beteekenis zijn, omdat
zij hun bijzonderen werkkring niet raken.
Bovendien, elkeen wien zulk een band
in zijn particuliere handelingen op eau
gegeven oogenblik hindert, keert zijn
zoogenaamde vakvereeniging den rug toe
zonder er bijzondere nadeelen van te
ondervinden of andere voordeelen dan
het lidmaatschap der Maatschappij te
missen, een voorrecht, waarvan nu reeds
een derde deel van de artsen in Neder
land vrijwillig afstand doet.
Het tweede punt, dat onder de oogen
moet worden gezien, raakt het oordeel
van het publiek in het algemeen omtreat
de taak van den geneesheer. Het ver
langt, en dit is te begrijpen, van den
geneesheer herstel van ziekten en kwalen.
Dit is echter vaak meer dan deze kan
geven, maar het is niet zijn schuld, doch
te wijten aan de onvolmaaktheid der
wetenschap en aan onvermogen om de
middelen toe te passen, die noodig zijn.
Dit zelfde publiek stelt zich nog immer
op het standpunt, dat er voor alle, althans
de meeste, ziekten geneesmiddelen aan
wezig zijn of gevonden kunnen worden;
een d waalbegrip dagelijks en ijverig in
de hand gewerkt door de vierde blad
zijde der nieuwsbladen, waar zulke
speciale middelen bij reeksen vol worden
te koop aangeboden.
Slechts deze en soortgelijke middeltjes,
in den vorm van drankjes, poeders en
pillen, zalven en smeersels worden van
den geneesheer verlangd en al weer in
zeer veel gevallen heeft hij die niet ter
zijner beschikking eenvoudig omdat zij
niet bestaan.
Wel kan de dokter de groote menigte
voldoen, wanneer hij toch maar het een
of ander voorschrijft en de leden van
ziekenfondsen vooral zijn tevreden mst
een recept en hebben het liefst een
afzonderlijk middelt j s voor ieder lichaams
deel, maar minister Talma had volkomen
gelijk, toen hij betoogde, geld kan ik
de zieken belooven en verstrekken, de
geneeskundige behandeling, die zij noodig
hebben, kan ik hun niet verzekeren. Al
zouden zij, die onder de aangeboden wet
vallen, ook tevreden zijn met behandeling,
zooals hierboven is geschetst, het is niet
wat zij voor genezing behoevee.
Verandering van woning, verandering
van voeding, verandering van lucht,
verandering van bedrijf en in 't alge
meen verandering van levens wij ze hebben
velen hunner noodig en de minister kan
het hun met deze wet niet verleenen.
E a al zal dit door geen enkele andere
wet kunnen geschieden, omdat de wereld
met de tegenwoordige maatschappalijke
verhoudingen voorhands niet kan worden
veranderd; het is toch zeker, dat iedere
wetgeving, die ziekenhulp ten doel heeft
in deze richting moet gaan, waar zulke
hulp kan worden nagestreefd door tijde
lijk betere huisvesting, door zorgvolle
verpleging, door regelmatige voeding,
door rust der zieken enz.
*) Men herinnere zich hierbij de
discussiën in de Tweede K»mer bij behandeling
der ziektewet.
Nog een darde punt ligt in de over
tuiging van iederen geneesheer, namelijk
dat niet alleen geregelde en betere ge
neeskundige hulp wenschelijk is voor de
arbeiders, die de voorgestelde wet op het
oog heeft, maar voor alle mingegoeden
en hun gezinnen, voor de kleine burgerij
evengoed als voor de loon trekkenden.
De wet geeft weliswaar een uitweg om
een deel van deze ook binnen haar
bemoeiingea te trekken, maar slechts als
een lapmiddel en van hulp voor onver
mogenden buiten de arbeiders wordt
nagenoeg geheel afgezien. Van medisch
standpunt gezien is zulk een toestand
geheel onvoldoende en kan daarin alleen
verbetering worden gebracht door voor
de geneeskundige hulp eene geheel afge
scheiden regeling te treffen, die voor heel
deze klasse der kleine burgerij zorgt.
Wanneer men nu deze drie punten
goed in het oog houdt is het vreemde
verschijnsel gemakkelijk te verklaren,
waarop wij in den aanhef de aandacht .
hebben gevestigd, dat namelijk de genees
kundigen, in het algemeen niet
behocrende tot de geestverwanten van den
minister Talma, hem toch met alle kracht
hebben gesterkt in zijn opzet en het
stelsel toejuichten, dat thans als richt
snoer is aangenomen.
Wat toch zou het geval zijn, wanneer
n administratie, en n kas aan beide
zoozeer uiteenloopende behoeften, name
lijk geldelijke uitkeering bij werkloos
heid van den arbeider tengevolge van
ziekte en zijne geneeskundige behande
ling, zouden moeten voldoen P Da zoozeer
noodige verbetering van geneeskundige
hulp voor tal der kleine luyden", die
wij zooeven noemden, zou achterwege
blijven, vo3ral op het platteland, vooral
ook voor de gezinnen der arbeiders, en
vooral wat betreft doelmatige verpleging
in of buitenshuis, het opnemen in
ziekeninrichtingen en dergelijke hulp, die tegen
woordig als het eerst noodige bij
ziekenbshandeling wordt erkend.
De geldelijke middelen, die beide moeten
bekostigen, hoe ook gesteund door premiën
en bijdragen, zullen altijd beperkt.blijver,
de uitkeering zal rekening moeten houden
met den stand der kas en wanneer het
ziekengeld niet mildelijk vloeit zal de
meeting zich weldra vestigen, dat er te
veel aan de geneeskundige behandeling
wordt ten koste gelegd. Bovendien, waar
uit een geheel ander sociaal oogpunt
ruime bijdragen van Gemeente, Provincie
en Rijk ter verpleging en geneeskundige
behandeling van on- en minvermogende
staatsburgers geoorloofd zrjn, sticht het
slechts verwarring deze voor een deel
te doen dienen ter verzekering van
loontrekkenden tegen de geldelijke gevolgen
van werkloosheid, zij het ook ontstaan
door ziekte.
Talma had dus gelijk, zeggen de medici
in Nederland, toen hij deze samenkopp >
ling van twee heterogene behoeften niet
heeft aangedurfd, maar nu had hij
ook een stap verder moeten gaan en te
gelijkertijd een wettelijke regeling van
het ziekenfondswezen hebben ingediend
of althans in het vooruitzicht hebben
gesteld, zich niet tevreden stellende met
een maatregel van Algemeen Bestuur
vast ie koppelen aan de ingediende
verzekeringswet. Zeker dit ware zich
nieuwen en moaielijken arbeid op de
schoudeis laden, maar veel wat r u in
spannende voorbereiding heefc gekost om
te plooien en ineen te voegen, wat niet
bij elkaar past, had dan achterwege
kunnen blijven en slechts n doel: het
voorzien in da behoefte aan geneeskun
dige hulp voor minvermogenden had tot
richtsnoer behoeven genomen te wordet!
Wel zouden moeielijkheden van bijzon
deren aard zich hebban voorgedaan,
namelijk dat er geen voorbeelden uit
andere Staten beschikbaar geweest zou
den zijn, want de eigenlijke ziekenfondsen,
zooals zij hier te lande bestaan en in
wijde kringen zijn ingeburgerd, zijn elders
nagenoeg onbekend.
Waar nu juist dat groote deel der
bevolking, waarvoor de regeling moet
dienen, vrijwillig reeds premie betaalt
en ze]f8 de kleinste loontrekkende gewoon
is enkele stuivers of centen per week
voor zich en zijn gezin af te zonderen
voor mogelijke geneeskundige hulp in
de toekomst, waarom zou niet op dit
voetspoor kunnen worden voortgegaan
en de bijzondere deelname worden uit
gebreid tot een algemeene voor allen,
die binnen de termen kunnen vallen?
Het zou een aardig potje worden al
die thans reeds geofferde premie a van
duizende en tienduizende leden bijeen
te brengen b.v. in wettelijk gemeente
fondsen en daaraan toe te voegen de
tegenwoordige kosten voor geneeskundige
armenzorg, de bijdragen der werkgevers