De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 30 juli pagina 1

30 juli 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1770 DE AMSTBEDAMMEE A°. 1911 WEEKBLAD VOOK NEDEBLAND Onder r©cLa.ot±« Ier bevat een L. Uitf«T«ri: VA1T HOLKEMA ft WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht Toor den inhoud van dit Blad wordt renekerd ?T«reenkomrög de wet ran 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). per 3 maanden f 1.50, fr. p. post / 1.65 beul par jaar, bjj vooruitbetaling ? . mail . 10. Nmnmen aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» Zondag 30 Juli Advertenün ran 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- tn kunstpagina per regel Reclames per regel . O30 ,0.40 INHOUD: YAN VKRBE EN VAN NABIJ: Mr. J. Kappegne van de Copello, gedeputeerde, dow mr. J. A. Levy. Talma heeft wel fdajk. met de ziektewet, maar..., door dr. 6. W. Brninsma, SOCIALE AANGELEGSTTHEDEN: Overproductie en Werkloorhaid, door een Middens t at d er. FE ILUETON: Zwijgen. Novelle van Leonid Andrfjw. Vertaling van E uil WegelinT. KUNST EN LETTEREN: P.ah, EaBeitrag mmr Religionsgesshichte des alten Aegyptens, door M, Stolk, beoordeeld door Andi Joll«r. Nicolaas Beeti, door O. van Rijp, beoordeeld door B. E. van Gelder. E in t$dgenoot over 't begin van 't Christendom, *or P. W. Westra. VEOüWENRUBRIEK: Bot meisje aan de speciale meisjes- en aan da gemengde vak-echolen, VI, door Anna J. Jongmann. Vronwen in het levensver«Atringsbedrijf. ALLERLEI, door A'km. UIT DE NATUUR, door E. Hti maaar. Stamboul, de stal der branden", door BI. Vandalisme in de 20 .te Een v, door J. Oratama. Da nieuwe tempeliers, door A. Dlepenbrock. Wanlogica, Verwde begripper, bombast, door Mattmjs Vermeulen. De psyche der menigte, door WT. H. L. A. Visser, beoordeeld door D. G. Jaicenm». WETENSCH. VARIA: Thermit, xa«t «l b., door dr. P. van Ols'. DaoperIndttapelen, «"oor B. J. Stonri. Charjvari. PINIiNCIEELE ES O ECO KOMISCHE KRO 9IKK, door v. d. M. en v. d. 8. Onse krant, door 9. J. S. van H. B'ieven van Oom Joiocu». SCHAAKRUBBIEK. DAM RUBRIEK. ADVERTENTIEN. MMnuHiiiiiniiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminmniiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiii Verzoeke gedurende Ce vacantieataanden alle stukken, voor de redactie bestemd, uitsluitend te zenden aan het mdres: Keizersgracht 333, Amsterdam; en niét op naam van den redacteur r. J. Kappejjne van de Copello, gedeputeerde. Tegen de bovengemelde verkiezing, door de Provinciale Staten van NoordHolland, op 11 Juli j.1. geschied, is, door een drietal leden dier Staten, een bez waaraehrift ingediend, bij den Minister van Binnenlandsche Zaken, dat de strekking heeft bedoelde verkiezing te doen ver nietigen. De gronden, daarvoor aangeroerd, in het adres, in extenso, opgenomen in Het Handelsblad van 22 Juli j.l. (Ochtend blad) schijnen mij niet overtuigend en de rechtsvraag gewichtig genoeg om haar onder de oogen te zien. Dat daarbij, in den meest volstrekten zin, geabstraheerd wordt van de, in dit geval, ter sprake komende personen, behoeft nauwelijks Termeldinf. De vraag luidt: mag de blijvend aan gestelde rechtsgeleerde raadsman eener gemeente (integreerend en aanmerkelijk bestanddeel eener provincie) tot lid van Gedeputeerde Staten dier provincie wor den gekozen? Adressanten beantwoorden die vraag ontkennend, op twee gronden. Vooreerst, vreezen zij conflicten, voortvloeiende uit het toezicht van Gedeputeerde Staten op de: besluiten door het Gemeentebestuur, vaak in overleg met haren daartoe aangewezen rechtsgeleerden raadsman, genomen." In de tweede plaats, noemen zij de stelling van dien raadsman: eene puWiekrechteiijkedienstTerhouding",waar uit voortvloeien zou, dat zij, door de verbodsbepaling van art. 53 der Prov. wet, getroffen worden moet. Ik wensch de volgorde dier gronden om te keeren, omdat de, naar mijne meening, fundamenteele dwaling, vervat in den tweeden, niet zonder invloed is gebleven op de uitwerking van den eersten. Da bedoelde dwaling, die haar licht werpt op geheel het adres en van gansch den gedachtengang daarvan den grond slag vormt, kan in twee woorden worden aaamgevat: Een rechtsgeleerd raadsman staat in niemands dienst. Men vatte de verhouding tusschen diens raadvrager en dien raadgever op, geljjk men verkiest: tijdelijk of blijvend, bezoldigd of niet. Men bepale den aard der betrekking al naar gelang men wil: publiekrechtelijk of privaatrechtelijk. Waar is en blijft dat, ter kenschetsing dier verhouding of betrekking, het be grip: dienst'' niet slechts onjuist, niet slechts ongepast, maar ten eenenmale Terwerpelijk is. Zóó verwerpelijk, dat daardoor den aard dier verhouding of betrekking geweld aangedaan en zij niets minder dan ontzield zou worden. De rechtsgeleerde raadsman, kortheids halve: de advocaat staat, in den meest volstr^kten zin, uitsluitend in dienst van het Recht. Opgetreden, handelt hij, ii of buiten rechte, naar omstandigheden. Richtsnoer daarvoor is eigen eer en geweten, onaf hankelijk van hetgeen zijn' cliënt be hagen, onafhankelijk vooral van hetgeen winstbejag aanraden mo«ht. Geenerlei macht in den Staat is bevoegd zijn eigen plichtsgevoel in den weg te treden, of hem af te brengen van het pad, daar door alleen, hem afgebakend. Indien men zoodanige algeheele ontstentenis van onderworpenheid aan iets of iemand anders dan eigen opvatting van ambts plicht: dienst" noemt, hebben wij, zoo spoedig mogelijk, onze woordverklaringen te herzien. Het bewustzijn dezer onbegrensde on afhankelijkheid vormt den luister der fransche balie. *) Zoo het, ten onzent, te loor gaat of veifliuwt is dit een veeg ieeken. Advociat is niet enkel hij, die ten paleize van justitie verkeert. Advomat is hu mede, die het voorschrift poogt te volgen van Rudolf von Gneist: R cksichtsloser Wortführer ier ffantlichen Meinung zu sein." Hat een sluit het ander niet uit. Over beide beslist per soonlijke geaardheid. Welke evenwel de gekozen roeping zij, nooit, au grand jamais, is, met haar, het begrip: dienst" vereenigbaar. Aan eene stelling als deze, doet het feit der bezoldiging, tijdelijk of blijvend, niets toe poeh af. Kon de advocatie eereambt zijn, zij zou het moeten wezen. Nu dit, om licht te bevroeden redenen, onmogelijk it, laat de bezoldiging den ambtsplicht en de ambtsroeping ongerept en ongedeerd. De cliënt, hij zij arm of rijk, is aanleiding tot des raadmans op treden, meer niet. Trouwens, ook onze balie heeft, van de fransche, haren regel overgenomen of over te nemen: Les honoraires de l'avocat sont une r oaunération que l'on donne, si on veut, quand on veut, comment on veut." Dat wij, met dit alles, op mijlen afstands zij a van de begrippen: ambtenaar1' of beambte" in het adres uitgewerkt, ligt voor de leand. Ambtenaar is m. i. hij, die met overheidsgezag is bekleed; beambte, hij, die,hoezeer publiekrechtelijk aangesteld, overheidsgezag mist. In publiekea dienst, ditmaal in werkelijken zin, naar wettelijk voorschrift en hiërar chische indeeling, staan ambtenaar en beambte. Mat dien kring van personen en die sfeer van handelen, het f c de ad vocaat, causarum patronus, naar de zin rijke aanduiding van Rome, ook niet het allergeringste uit te staan. Met deze mijne opvatting vervalt, hetgeen het adres, als eersten grond, doet pelden: de mogelijkheid van conflicten. Ook al ware een Raadsbesluit rechtstreeks op aanstichting van een gemeente-raadsman tot stand gekomen, dan nog, en dan juist, ware hij, als gedeputeerde, ter ver dediging daar van aangewezen niet slechts, maar in hooge mate begeerlijk. Advocaat, ried hij den weg rechtens; gedeputeerde motiveert hij zijne voorlichting nader. Wat is daarin onveratandigs of ongerijmds? Hoe het adres er toe komt, dit een bron van conflicten te noemen is *) Tot zelfs een autocraat als Napoleon was beangst voor den onafaankelyken geest der fransche ba'ie. Toen hij een decreet vond, dat hem te vrijzinnig leek, schreef hij aan Cambacéres (Oetober 1804): Mon cousir. Ie r£<;)is nn projat de décret sur les svocats; il n'y a rien qui donne an grand juge les moy?ns de lea eontenir. J'aime mieux ne rien faire que de m'öer les moyens de prendre des mesurea contre ce tas de bavards, artisana da rérolutions, et qui ne sont inspiréj prerque tous qua par la crime et la corruption. Tant que j'aarai l'epée au có'é, je ne signerai jamais uu décret auasi absurde; je venx qu'on pniase coaper la langue a an avocat qui e'en servirait cantre Ie gouvernement. Napoléor. Ondanks dien woest en uitval, heeft: ce tas de bavards" zich niet ontzien om, waar de vrijheid belaagd werd, het den despoot las dg te maken. Ook hij ondervond, dat het woord machtiger zijn kan dan het zwaard. Voor de kenschets van de corypheeën der fransche balie raadplege men E. Ronsse, Avocats et magistrate (Paris 1903). Een hunner F. Liouville, schrijver van: Da l» profeasion d'avccat, Paris 1861 noemt de rechtsgeleerde praetjjk: Un Sacerdoce Scc'al." In het algemeen worden, in Frankrijk, da trad.tie en de regelen der balie, met de grootste zorgvuldigheid, omschreven en te boek gesteld. Ik Boem: M. Mollot, Régies de la profession d'avocat (Paris 1866) 2 deelec. M. Cresson, Uaages et régies de la profession d'avocat (Paris 1838) 2 deelen. In Nederland, is de elegante j uristenschool inheems eb. Waarom ontbreekt, ten onzent, soortgelijke literatuur ? onverklaarbaar. En onoplosbaar is het raadsel in het adres gesteld, als zou, in het gestelde geval, 'de advocaat-gedepu teerde zich moeten : excuseeren". Zoo zeer ware die houding plichtsverzaking, dat, bijaldien het aanging, ieder college van gedeputeerden, bij voorkeur, zich moest doen aanvullen, door den raadsman der aanzienlijkste gemeente in de pro vincie. Vertrouwd als hij is met hare belangen, biedt hij aan het college alsdan den steun zij aer zaakkennis. Iserhooger aangelegenheid voor den Rechtstaat, dan dat, naar menschelijk inzicht, recht ge schiede ? Adressanten zullen ontwaren, dat, door mij, wordt ingenomen een standpunt, lijnrecht tegengesteld aan het hunne. Yolmaakt te goeder trouw is het een zoowel als het ander. Te leeren echter valt, daaruit, dat, hoe en waarom, de dienst van het Rtcht vrijheid ademt en vrijheid eischt. A m s t. 24 Juli '11. J. A. LEVY. T alma heeft wel gelijk met de ziektewet, maar.... Men mag aannemen, dat «ver het al gemeen de geneeskundigen in Nederland niet behooren tot de richting der geest verwanten of althans der volgelingen van minister T alma en tcch zijn door dezen hoogst gewichtige wetsontwerpen aan hangig gemaakt, die haar grootsten steun ontvangen van de Nederlandsche Vereeniging van geneesheeren, waartoe f hunner zijn toegetreden. De ver dedigers der ontwerpen hebben zich bij herhaling op deze instemming der medici beroepen en ook de tegen standers ontkennen haar niet. Beide echter zijn in gebreke gebleven de aan dacht meer in het bijzonder te bepalen bij deze omstandigheid en nog minder hebben zij, wat toch voor de hand lag, gezocht naar de reden van het vreemde verschijnsel, dat, in strijd met alle politiek overleg of overwegingen van partijbelang, een gaheele klasse van ontwikkelde burgers samengaat met eea minister, overigens niet behoorende tot hunne geestesrichting en welke voor dien minister een geheel arsenaal van wapenen smeedde. Ia den tegenwoordigen tijd van ernstig politiek gedoe kan het onmogelijk uit achteloosheid, gebrek aan nadenken, klein eigenbelang, standsvooroordeelen of uit meer dergelijke gevoelens van lagere orde verklaard worden, dat alle politieke overwegingen worden ter zijde geschoven, maar moet er een veel dieper liggende oorzaak aanwezig zijn, namelijk een krachtige, onwrikbare overtuiging, die een kring van ernstige, wetenschappelijke mannen heeft doen spreken, zooals hij deed, toen hij bij herhaling de wenschelijkheid te kennen gaf om bij bemoeiingen van den Staat met ziekte der arbeiders de uitkeering van gelden en de zorg voor geneeskundige behandeling van elkaar gescheiden te houden. Welnu al schijnt zij onze volksvertegenwoordiging niet helder bewust en al wordt zij misschien door het grootste deel van het leekenpubliek ook niet erkend, die oorzaak bestaat en misschien is het nog een ge schikte tijd haar in het openbaar kortelijk toe te lichten. Vooraf echter dienen een paar punten rechtgezet of beter nog weggeschoven te worden. De geneeskundige heeft hier te lande in het gewone maatschappelijk leven en in zijn werkkring niet te klagen over gebrek aan waardeering of over misken ning zijner bemoeiingen, al omzweeft hem ook niet meer het aureool van vroeger, toen vaak binnen en buiten zijn vak zijn woord en advies in den familiekring on bepaald gezag hadden. De tegenwoor dige eeuw van twijfel heeft ook zijn optreden niet ongemoeid gelaten, maar toch waar zijn hulp zoo dikwijls wordt gevraagd en verleend, is hij, wat zijn persoon betreft, ik herhaal het, om het in een paar banale woorden uit te druk ken meestal: geacht en gezien. Deze uitspraak geldt echter alleen zijn individueele persoonlijkheid, voor allen te zamen als klasse is dit zelfde nog wel het geval in officieelen stijl, maar verdwijnt veel van die waardeering, wanneer de tong niet door vormen aan banden gelegd behoeft te worden en elke vrijheid van uiting kan worden toegestaan. Zonder den geestigen spot van Molière meent iedere leek nu en dan het recht te hebben met de geneeskundigen en hun doen te lacher, hunne hande lingen voor een groot deel toe te schrijven aan bijoogmerken en eigenbelang van dikwijls vrij laag gehalte en in het al gemeen in vele hunner daden een uit vloeisel te zien van de zucht om ziekten te beschouwen als een bron van inkomsten. De ongedwongenheid, waarmee dergelijke schampere beoor delingen in particuliere kringen en bij openbare besprekingen*) dikwijls wor den te berde gebracht, doet het grievende, dat er voor de betrokken kategorie van personen in gelegen is, eigeel ij k ver minderen, omdat er uit blijkt hoe inderdaad voor velen de werkkring van den genees heer tegenwoordig gelijk staat met een beroep als elk ander, en dat hij zich in de handen wrijft als er veel drukte in den winkel is en die aan zijn klanten zoo veel tracht te verdienen als hij kan, zonder zich veel te bekommeren om hoogere belangen. Of niet de geneeskundigen in den laatsten tijd zelf deze denkbeelden in de hand werken, door het vormen van vakvereenigen en sommige andere organisatiën, kan hier onbesproken blij ven. Trouwens van deze omzetting der Ned. Maatpij. t. bev. d. Geneeskunst in een vakvereeniging zijn buit m de genees kundige kringen der steden, zeer vele geneesheeren geen overtuigde voorstan ders en het is zeer zeker een vakver eeniging van zonderlingen aard, waarbij de hoofdleiders en bestuurders der Afdeelingen, bestaande voor een groot deel uit professoren, ambtenaren, offi cieren van gezondheid, specialisten enz., niet behooren tot de eigenlijke beoefe naars van het vak van gewoon praktiseerend geneesheer en voor wie de bindende besluite?, met hunne mede werking voor alle leden vastgesteld, van geen praktische beteekenis zijn, omdat zij hun bijzonderen werkkring niet raken. Bovendien, elkeen wien zulk een band in zijn particuliere handelingen op eau gegeven oogenblik hindert, keert zijn zoogenaamde vakvereeniging den rug toe zonder er bijzondere nadeelen van te ondervinden of andere voordeelen dan het lidmaatschap der Maatschappij te missen, een voorrecht, waarvan nu reeds een derde deel van de artsen in Neder land vrijwillig afstand doet. Het tweede punt, dat onder de oogen moet worden gezien, raakt het oordeel van het publiek in het algemeen omtreat de taak van den geneesheer. Het ver langt, en dit is te begrijpen, van den geneesheer herstel van ziekten en kwalen. Dit is echter vaak meer dan deze kan geven, maar het is niet zijn schuld, doch te wijten aan de onvolmaaktheid der wetenschap en aan onvermogen om de middelen toe te passen, die noodig zijn. Dit zelfde publiek stelt zich nog immer op het standpunt, dat er voor alle, althans de meeste, ziekten geneesmiddelen aan wezig zijn of gevonden kunnen worden; een d waalbegrip dagelijks en ijverig in de hand gewerkt door de vierde blad zijde der nieuwsbladen, waar zulke speciale middelen bij reeksen vol worden te koop aangeboden. Slechts deze en soortgelijke middeltjes, in den vorm van drankjes, poeders en pillen, zalven en smeersels worden van den geneesheer verlangd en al weer in zeer veel gevallen heeft hij die niet ter zijner beschikking eenvoudig omdat zij niet bestaan. Wel kan de dokter de groote menigte voldoen, wanneer hij toch maar het een of ander voorschrijft en de leden van ziekenfondsen vooral zijn tevreden mst een recept en hebben het liefst een afzonderlijk middelt j s voor ieder lichaams deel, maar minister Talma had volkomen gelijk, toen hij betoogde, geld kan ik de zieken belooven en verstrekken, de geneeskundige behandeling, die zij noodig hebben, kan ik hun niet verzekeren. Al zouden zij, die onder de aangeboden wet vallen, ook tevreden zijn met behandeling, zooals hierboven is geschetst, het is niet wat zij voor genezing behoevee. Verandering van woning, verandering van voeding, verandering van lucht, verandering van bedrijf en in 't alge meen verandering van levens wij ze hebben velen hunner noodig en de minister kan het hun met deze wet niet verleenen. E a al zal dit door geen enkele andere wet kunnen geschieden, omdat de wereld met de tegenwoordige maatschappalijke verhoudingen voorhands niet kan worden veranderd; het is toch zeker, dat iedere wetgeving, die ziekenhulp ten doel heeft in deze richting moet gaan, waar zulke hulp kan worden nagestreefd door tijde lijk betere huisvesting, door zorgvolle verpleging, door regelmatige voeding, door rust der zieken enz. *) Men herinnere zich hierbij de discussiën in de Tweede K»mer bij behandeling der ziektewet. Nog een darde punt ligt in de over tuiging van iederen geneesheer, namelijk dat niet alleen geregelde en betere ge neeskundige hulp wenschelijk is voor de arbeiders, die de voorgestelde wet op het oog heeft, maar voor alle mingegoeden en hun gezinnen, voor de kleine burgerij evengoed als voor de loon trekkenden. De wet geeft weliswaar een uitweg om een deel van deze ook binnen haar bemoeiingea te trekken, maar slechts als een lapmiddel en van hulp voor onver mogenden buiten de arbeiders wordt nagenoeg geheel afgezien. Van medisch standpunt gezien is zulk een toestand geheel onvoldoende en kan daarin alleen verbetering worden gebracht door voor de geneeskundige hulp eene geheel afge scheiden regeling te treffen, die voor heel deze klasse der kleine burgerij zorgt. Wanneer men nu deze drie punten goed in het oog houdt is het vreemde verschijnsel gemakkelijk te verklaren, waarop wij in den aanhef de aandacht . hebben gevestigd, dat namelijk de genees kundigen, in het algemeen niet behocrende tot de geestverwanten van den minister Talma, hem toch met alle kracht hebben gesterkt in zijn opzet en het stelsel toejuichten, dat thans als richt snoer is aangenomen. Wat toch zou het geval zijn, wanneer n administratie, en n kas aan beide zoozeer uiteenloopende behoeften, name lijk geldelijke uitkeering bij werkloos heid van den arbeider tengevolge van ziekte en zijne geneeskundige behande ling, zouden moeten voldoen P Da zoozeer noodige verbetering van geneeskundige hulp voor tal der kleine luyden", die wij zooeven noemden, zou achterwege blijven, vo3ral op het platteland, vooral ook voor de gezinnen der arbeiders, en vooral wat betreft doelmatige verpleging in of buitenshuis, het opnemen in ziekeninrichtingen en dergelijke hulp, die tegen woordig als het eerst noodige bij ziekenbshandeling wordt erkend. De geldelijke middelen, die beide moeten bekostigen, hoe ook gesteund door premiën en bijdragen, zullen altijd beperkt.blijver, de uitkeering zal rekening moeten houden met den stand der kas en wanneer het ziekengeld niet mildelijk vloeit zal de meeting zich weldra vestigen, dat er te veel aan de geneeskundige behandeling wordt ten koste gelegd. Bovendien, waar uit een geheel ander sociaal oogpunt ruime bijdragen van Gemeente, Provincie en Rijk ter verpleging en geneeskundige behandeling van on- en minvermogende staatsburgers geoorloofd zrjn, sticht het slechts verwarring deze voor een deel te doen dienen ter verzekering van loontrekkenden tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid, zij het ook ontstaan door ziekte. Talma had dus gelijk, zeggen de medici in Nederland, toen hij deze samenkopp > ling van twee heterogene behoeften niet heeft aangedurfd, maar nu had hij ook een stap verder moeten gaan en te gelijkertijd een wettelijke regeling van het ziekenfondswezen hebben ingediend of althans in het vooruitzicht hebben gesteld, zich niet tevreden stellende met een maatregel van Algemeen Bestuur vast ie koppelen aan de ingediende verzekeringswet. Zeker dit ware zich nieuwen en moaielijken arbeid op de schoudeis laden, maar veel wat r u in spannende voorbereiding heefc gekost om te plooien en ineen te voegen, wat niet bij elkaar past, had dan achterwege kunnen blijven en slechts n doel: het voorzien in da behoefte aan geneeskun dige hulp voor minvermogenden had tot richtsnoer behoeven genomen te wordet! Wel zouden moeielijkheden van bijzon deren aard zich hebban voorgedaan, namelijk dat er geen voorbeelden uit andere Staten beschikbaar geweest zou den zijn, want de eigenlijke ziekenfondsen, zooals zij hier te lande bestaan en in wijde kringen zijn ingeburgerd, zijn elders nagenoeg onbekend. Waar nu juist dat groote deel der bevolking, waarvoor de regeling moet dienen, vrijwillig reeds premie betaalt en ze]f8 de kleinste loontrekkende gewoon is enkele stuivers of centen per week voor zich en zijn gezin af te zonderen voor mogelijke geneeskundige hulp in de toekomst, waarom zou niet op dit voetspoor kunnen worden voortgegaan en de bijzondere deelname worden uit gebreid tot een algemeene voor allen, die binnen de termen kunnen vallen? Het zou een aardig potje worden al die thans reeds geofferde premie a van duizende en tienduizende leden bijeen te brengen b.v. in wettelijk gemeente fondsen en daaraan toe te voegen de tegenwoordige kosten voor geneeskundige armenzorg, de bijdragen der werkgevers

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl