De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 30 juli pagina 2

30 juli 1911 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1779 volgens de Ojgevallenwet, vermeerderd met de gelden van het Rijk, de Provincie en de Gemeente ten behoeve van wijk verpleging, ziekeninrichtingen en al dat gene, wat betrekking heeft op de ge nezing van lijders van allerlei aard en waarvoor ook tegenwoordig dikwijls subsidies worden gevraagd en verleend. Zeker het zou den schijn hebben van een nieuwe regeeringstaak, doch feitelijk ligt zij ook thans reeds opgesloten in de aangeboden wet, die, wil zij tot haar recht komen, toch ook aan alle arbeiders en hnn gezinnen geneeskundige behan deling wil trachten te verleenen, door hen te doen deelnemen aan zieken fondsen. Het is dus geen nieuw beginsel wat door het bovenaangegeven voorstel toe passing vraagt, maar hetzalfde wat de regeering voor de arbeiders vraagt, namelijk geneeskundige hulp in ziekte en lijden, alleen uitgebreid tot lotgenooten met overeenkomstige geringe finantieële draagkracht; doch het zij nogmaals na drukkelijk herhaald, niet vastgeklonken in a wettelijke regeling aan uitkeering van geldelijke ondersteuning. Nu het beginsel dezer scheiding is aangenomen, zij het door een partijstemming, is het nog niet te laat om heel die aangehaakte voorziening in geneeskundige hulp over boord te wer pen en te vervangen door een afzon derlijke regeling. Het is niet denkbaar, dat de partijen in dat geval zoo scherp tegenover elkander zouden staan en dat niet velen van de linkerzijde daar mede instemming zouden betuigen, zij het ook dat sommigen der rechterzijde in het thans aangenomen stelsel zonder eenvce wijziging zoudan willen volharden. Met vereende pogingen zou dan echter juist iets goeds tot stand kunnen worden gebracht door zulk een nauwkeurig omschreven: ziekefondswet, niet uitgaande van een beginsel van verzekering,, maar van voorziening in de behoefte aan ge neeskundige hulp voor hen, die niet bij machte zijn deze zelf te betalen, zij het ook, dat zij in overgrooten getale, even als tegenwoordig, genegen zijn naar mate hunner draagkracht zelf door premiëa daaraan bij te dragen. Wat wij hierboven schreven, zij dus aan het slet herhaald: Talma heeft met splitsing in de zoo genaamde ziektewet gelijk, maar?hij is niet ver genoeg gegaan, er ontbreekt aan: een afzonderlijke regeling bij de wet van het ziekenfondswezen rekening houdende met en steunende op de eigen aardig* Nederiandsche toestanden en gebruiken. Bz. l?VII?'11. Dr. G. "W. BEUINSMA. KRONIEK. HET VUUR SPELEN. Hoe ver zijn wy in de Marokko-affaire van het begin reeds af: het begin dat da teert van nauwelijks zes jaren her! Toen, in 1905 nog, gold het de vraag: Is het bezit van Marokko een winst ? Het diplo matieke geharrewar sedert dien heeft die Traag doen vergeten, waarop later des te pijnlijker-verrassend het antwoord wel eens kon volgen! Dat Engeland, na er vijftig jaar rondom te hebben gedraaid, dit brok aan Frankrijk liet, doet, om maar n ding te noemen, niets goeds vermoeden.... In een wespennest steekt zich, die mee dingt om Marokko. Een wespennest (een Atjeh) zal vinden, wie eindelijk Marokko heel of gedeeltelijk zal mogen inpalmen. "Waarvan men tegenwoordig opschrikt - en hoe herhaaldelijk! zijn de telkens nieuwe strubbelingen tusschen de mede dingers. Ah een veelgeplaagde vader en moeder, die voor de zooveelste keer b.v. hun lieve lingen met hun poezele vingertjes in de messenla zien, kijkt het oude, en langza merhand toch wel vredelievende Europa naar het nu weer ruziën van in Marokko gevestigde Spanjaarden en Franschen. Een misverstand kan gewis wel voorkomen, maar drie misverstanden achter elkander, ZWIJGEN. Novelle van Laonid Andrejsw. Vertaling van Emil Wegelin. I. Het was een goddelijke Meinacht en de nachtegalen zongen, toen Olga de studeer kamer van haar man, pater Ignatius, binnen trad. Een uitdrukking van diepe smart lag op haar gelaat en de kleine lamp trilde in heur hand. Voorzichtig tikte zij haar man op den schouder en zeide: Vader, ga mede naar Wera!" Zonder het hoofd op te heffen, zag pater Ignatius haar over z\jn bril heen aan; lang en doordringend, tot zij eindelijk do lamp op tafel zette en zich op de lage sofa liet neervallen. . . Wat hebt gij beiden weinig medelijden gij zoowel als zij l" zeide zij, terwijl zij speciaal op het woord medelijden" nadruk legde, en over haar goedig, welgedaan ge laat vloog een uitdrukking van diepe ver bittering, alsof züdaardoor wilde toonen en bevestigen, hoe ontzettend weinig mede lijdend die beiden waren haar man en hare dochter. Pater Ignatius glimlachte als afwezig en stond op. Hij sloot het boek, nam zijn bril af, borg haar in het foudraal en bleef een oogenblik staan peinzen. Zijn lange zwarte baard, waarin reeds zilveren draden, zichtzoo als wij te nu beleefden, bestaande in uitvoerige beleediging van offiaieele perso nen, en dat in een reeds zoo spannenden tijd, stemmen wantrouwend. Yoorloopig, zooals gewoonlijk bij zulke gelegenheden, zal van de ware oorzaak der misverstanden" wel niet blijken. Of, en met welk direct of maar indirect doel ze zijn uitgelokt, bluft zeker, als er tenminste een a at woord op is, voorshands in 't duister. Aan duistere machten is in elk geval de vrede in te talrijke opzichten overgeleverd... Het woelen en wroeten van de leiders en de agenten der grootkapitalistische groepen, zoowel te Tanger en Fez, als te Parijs, te Berlijn en te Madrid, kent men nog minder dan de bewegingen der diplomatieke onder handelingen, waarvan ten minste Reuters agentschap vertelt en die later klaarder ?worden door de geel- en blauw-boeken. Ook doet het wel zonderling aan te be denken, dat het Franschen en Spanjaarden zijn, die elkaar gaan sarren! Komt het ooit tot een conflict, wie gelooft het dan beperkt tot Frankrijk en Spanje? Hoor het rommelen in Duitschland, in Engeland! Wie ziet niet in, dat als god Mars er zich mee inlaat, Frankrijk en Spanje juist de ergste klappen zullen ontvangen P iiiimiiiiiiimmiiiiiiiimitimimiiiiiiiiiiiiii iimiiiiiiniiiiiin Scciafo OrenmiictieenferUojslieii, door een MIDDENSTANDER. Anarchie! Regeeringloosheidi Wij ijzen bij de gedachte, dat zy komen zal, en wij leven erin l Of is het geen anarchie, dat de voort brenging in eiken vorm ongebreideld voort gaat, doordat de voor .brenger, niet kennende de hoegroptheid van productie door anderen, en evenmin kennende de toekomstige vraag naar zyn voortbrengsel, er, tuk op winst, maar een slag naar slaat en, zoodoende, den rampzaligen toestand echept van overpro ductie? Van overproductie, doordat de koopkracht onmogelijk even snel stijgen kan als de kracht van voortbrenging door machine en mengchenhand. Overproductie, moeder van het faillissement en van vernietigende concurrentie, moorde nar es van degelyken handel en degelijke industrie l Het teveel, voor 'n appel en 'n ei op de wereldmarkt te bekomen, maakt het vast stellen van de reëele verkoopwaarde tot eene onmogelijkheid. Wat de een u met 'n winst van slechts vijf procent aanbiedt voor honderd gulden, kan de ander n met twintig procent winst leveren voor vijfen zeventig gulden. Zoo veroorzaakt de groothandel vandaag 'n crisis ten eigen bate, maar om zelf morgen door 'n andere crisis ten onier te gaan. I] dit geen regeeringlooaheid ? Ij 't gei n anarchie ? Na poge men deze algemeene beweringen niat te weerleggen met de vermelding van sporadische f jiten, welke er op duiden, dat dese ziekte reeds genezende is. Terstond geef ik 't zulk 'n weerlegger gewonnen. Want, wat hy kan aanwijzen, zijn juist dezelfde lijnen, welke ik wil hebben gevolgd en doorgetrokken. Doch tegenover deze spo radische feiten staan andere, die ons voor de zieke maatschappij het ergste duchten doen. Men bedenke bijv. eens even met welk 'n daemonische wo de men, sedert da crisis van het vorige jaar, te Amsterdam is aan het hou ven gegaan. Men denke aan de enorme, steeds hooge.' wordende soumier, gsgeven voor bouwterrein. Men bestudeere den specnlatieven wedij ver tusschen de revo lutie-bouwers. Ea men vrage zich ernstig af, of deze productie- wij se er wel toe leiden kan om, door zeer hooge huurprijzen der woningen, den arbeid financieel te zien be loond ? Of door zulk 'n stelselloos in ongebondenheid voortbrengen van huizen niet veeleer 'n debacle wordt voorbareid, waarna de huurprijzen en de huisenwaarde enorm zullen dalen en 'n werkloosheid zal heerschen als nimmer te voren? Maar hoe zal men aan deze anarchie 'n einde kunnen maken? Wettelijk voor te schrijven, hoeveel mag worden voortgebracht, is, in ieder geval voorloapig, eene onmogelijkheid. Toch is dringend gawenscht, dat er 'n norm van voortbrenging kome. Zuik 'n norm zou wezen 'n betrouwbaar antwoord op de vraag: Hoeveel heeft de wereld van dit of dat artikel noodig? De wereldstatistiek van het verkochte geeft baar waren, viel in schoone golven over de borst en deinde langzaam op en neder bij de ademhaling. Welnu... laten wij gaan," zeide hij. Olga stond vlug op en smeekte op schuchteren toon : Maar beleedig haar niet, vader. Gij weet immers, hoe zij is " Wera's kamer was boven op de zolder verdieping en de zware stappen van pater Ignatius deden de nauwe houten treden buigen en kraken. L?.ng en etatig als hij was, boag hij het hoofd, om zich niet aan de balken te stooten. Hij wist wel, dat dit onderhoud met "Wera toch niets zou op leveren. Wat wilt gij ?"' vroeg Wera, terwijl zij den eenen blooten arm bovon de oogen hield. De andere hand rustte op de witte deken en stak daar in het geheel niet bij af... wit, doorzichtig en koud als zij was. Wera, lieveling..." begou de moeder, barstte in snik_ken uit en zweeg toon. Wera!'' zeide haar vader, terwijl hij moeite deed om zijn ruwe hardo stem wat zachter te doen klinken. \Vera, zeg oas nu eindelijk toch eens, wat je scheelt?'' Wera zweeg. Wera, verdienen wij dan je vertrouwen niet meer moeder en ik 'f Houden wij dan niet van jy? En kan iemand meer voor e gevoelen dan wij ? Zsg ons toch ja veririet hot zal je goed doen geloof mij ;och. En ons ook... Zie toeh hoeveel ver driet je oude moeder hoeft...." En ik..." de ruwe harde stem trilde, alsof iets m haar gebroken »'as, en ik, gelooft gij, dat hot mij makkelijk valt 'f Alsof ik niet zag, dat een of ander groot dit antwoord niet. De statistieken van den wereldoogst, van uitvoer en van invoer even min. Want onder de opgaven van al deze statistieken zijn begrepen de enorme hoeveel heden, welke a. nooit betaald zijn geworden en b. welke nog zullen worden betaald. Het antwoord op de vraag: Hoeveel haeft de wereld noodig? is niet r zooveel heeft zÜgekocht, of: zooveel heeft z voortgebracht en verdeeld, maar: zooveel heeft zij verbruikt en gebruikt. Het is het vraagstuk van de koopkracht der wereld! Welnu, de eenige, die het antwoord geren kan, is o, neen, zal eenmaal zijn: de wereld-organisatie van v e reenigingen. Deze organisatie, dit 'n natuurlijk leven hebband, geestelijk organisme, zal 'n einde maken a. aan de Anarchie der Voort brenging en b. aan de Anarchie van den Arbeid. De organisatie zien. wij allerwege in wor ding! Oreral en we lijnen en lijntjes, die, vermeerderd en verlengd, eenmaal voor deze wereldorganisatie, gezamenlijk het volledig, duidelijk aanwijzend plan zullen zijn. Ieder, die zich bezig houdt met de cultuur der wereld, nebbe tot taak, deze lijnen, deze teekenen der tijden, te volgen en ze dóó: te trekken! Steeds minder in aantal worden de takken der samenleving, waarvan de samenlevenden zich niet hebben sterker gemaakt door zich te vereenigen. Al meer en meer vereenigen zich de vereenigingen tot iaternationale bonden. Op de congressen komen soms afgevaardigden van schier alle natiën der wereld. Thans nog staan werkgevers en werknemers vaak vijandelijk tegenorer elkander, maar dit is slechts een tijdelijke gisting in den maatschapp&lijken brouwketel, noodzakelijke werking om door gemeenen nojd te komen tot 'n eenheid, die beider belangen omspant. T aan s nog is men verblind door verschillen van stand, van religie en van politiek, maar de hoogere eenheid, die allen omvat, zal voor deze verschillen ruimte laten, zoodanig, dat zij voor den groei van de wereld-organisatie geen beletselen meer zijn. Losgemaakt van bij oogmerken van stan den, gezindten en partijen, zal, deze organi satie door de draadloze telegrafie en tele fonie kennis bakomen van het verbruik in de verschillende landen en werelddeelen. Djor vrij eenvoudige optelsommen zal als dan het Centraal-bureau kennis bekomen van de koopkracht der wereld en kunnen constateeren: Zooveel moet er gefa briceerd worden. Meer niet! Men noeme dit geen utopie! Men zie zelf het worden! O, de vooruitgang der techniek, da telegrafii, de draadlooae telegrafie zal onze planeet zoo klein maken; en hare bewoners, vereenigd tot slechts weinige, vereenigde bondslichamec, zullen steeds mér tot elkander spreken als tot leden van een zelfde gezin! Wanneer aldus de voortbrenging evenwijdig loopt en gelijken tred houdt met het ver bruik, zal er eenheid van en-gros prijzen zijn. Hierdoor en doordat alles zich regelt naar de koopkracht, zullen moordende concurren tie en faillissement behooren tot 'n bar baarse h, anarchistisch verleden, dat, helaas, voor ons nog heden is! Op deze wij ze zal dus ontstaan; 'n orga nisch geheel van koopkracht als régulateur van voortbrenging, verdeeling en verbruik. Een natuurlijke eenheid, evenals de mensch, die aan eigen organisatie part noch deel heeft, maar ontstaan is volgens een plan, waarin hij zelf niet is gekend. Kin l der noodzake lijkheid, die hij zelf niet begrijpt! Zoo ook de wereld-organisatie ! Da menschheid ziet verbaasd het wordend wezen wassen! Wie het poogt neer te slaan, beproeft eene dwaasheid! * * * Maar dan verdwijnt ook de Anarchie van den Arbeid. Evenmin als er thans nog 'n antwoord is op de vraag: Hoeveel voortbrengsel kan de wereld koopen? evenmin kan thans nog da vraag worden beantwoord: Hoeveel arbeidskracht kan de wereld koopsn ? Daarom kan de hoeveelheid arbeidskracht thans nog niet rationeel worden verdeeld. Het gevolg hiervan is, dat men 'n vak of 'n beroep kieat in het wilde: naar luim of gril; of naar de tijdelijke en plaatselijke gesteld heid. Of men kieat dut bedrijf, waarin momenteel groote levendigheid aeerscit, hoewel juist deze levendigheid de profatia inhoudt van 'a tyd van malaise. Zóó ontstaat ook op dit gebied overproductie en deze, op de wereldmarkt geworpen, drukt niet alle-in de looasn, maar vindt vaak zelfs in 't, geheel g e o n koopers. Zóó ontstaat de werkloosheid. Zóó onUtaat verdriet aan j3 hart knaagt. Maar wat? Ik j j vader ik wcot het niet! -Mas? dat zoo blijven ?" Wera zweeg. Voorzichtig streok pater Ignatiua langs zijn baard, alsof hij vreesde, dat zijn vingers er eensklaps met alle kracht aan zouden trekken, en hij vervolgde: Tegen mijn wensen zij t gij naar Petersburg gegaan. Heb ik js daarvoor soms ge vloekt? Heb ik je geen geld gezonden!' Of zoudt gij kunnen beweren, dat ik niet goed voor ja ben geweest?... Nu!., waarom zwijgt gij Jan ? ... Dat komt van da'c Peters burg!" Pater Ignatius zweeg en in zijn verbeel ding ontstond iets reusachtig groots voor zijn oogen, een granieten kolos, wemoloud van onbekende gevaren, van vreemde, on verschillige menschen. En daar, eenzaam, onbeschermd, was zijn Wera geweest; daar hadden zij haar te gronde gericht. Kun vurige haat tegen die ondoorgrondelijke, vreeselijke wereldstad ontstond in zijn ziel, tegelijk met een opbruisenden toorn tegea j zijn dochter, die daar maar ligt ea zwijgt... hardnekkig zwijgt Petersburg heeft daarunde E iets to inaken," antwoordde Wera eindelijk knor rig, terwijl zij de oogen sloot, ilij man keert niets Gaat liever slapen... het is reeds laat." Weraliof," steunde do moeder, spreek j je toch eens uit tegenover...." Och, Mama ..." viel Wera haar onge duldig in do rede. i'aler Isjnatius nam op een stool naast het bed plaats en begon te lachen, ,,/uo ? ... Dus ja mankeert niets!-" vroeg hij ironisch. ze uit twee oorzaken: overproductie van voortbrengsel, overproductie van arbeids kracht. Maar loodra beiden: de huidige anarchie in de voortbrenging en die in den arbeid tot het verleden behooren, zoo zullen de bekende hoeveelheid productie w e r k en de bekende hoeveelheid benoodigde werkkracht te' zamen ds régulateur zijn van geheel den meuschelijken arbeid. Dan zullen, niet alleen moordende con currentie en faillissement, maar ook werk loosheid, werkstakingen, te lage loonen en te hooge ei se hen behooien tot 'n barbaarsch, anarchistisch verleden, dat, helaas, voor ons nog heden is! Al deze voordeelen, door zoodanige regeling van koopkracht en werkkracht verkregen, zullen dan zijn geworden langs den natuurlijken weg der noodzake y'kheid en daardoor beter en duurzamer zijn dan wat kerken en scholen, dan wat gezindten en partijen hebben aangewezen als zoovele ecnig ware" middelen ter oplossing van de Socia'e Kwestie! Als de natuur ons naar 'n hoogere pbase van beschaving leidt, stoort zij zich niet aan onze meeningen, maar &üstelt ons in haren dienst, zelfa tegen onzen wil. Laten wij ons dus niet eigenwüa staren op eigen, individualistisch gedoe, maar op stijgen tot de vrije hoogte, vanwaar wij alles en allen kunnen o/erzien! Doch ah wij er goed uit de oogen hebben gekeken, dan niet blijven rondzweven in die hoogere sferen, maar met de verkregen wijs heid moedig en zonder tegenzin teruggekeerd tusschen de mencchen. Want ddar liggen de lijnen, die wij hebben te volgen en door te trekken I Ia vereeniging met millioenen anderen! Alkmaar. J. KNOPPBES W.Kzw. IIIIIMIHIMI1IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIII1IIIIIIIIIII1IIIIIHIIII PTAH, Ein BeHrrag tw Relifionsgetchichte det alten Aegyptens, door M. STOLK. Op den zolder van het Berlijnsche Museum waarin hondarden van Zettelkiiatchen", de duizenden van notities, die den grondslag vormen voor het g.oote Aegyptischs Woor denboek, langzamerhand tot tien- en het U geen gargintu asks overdrijving maar we tenschappelijke waarheid tot honderddui zenden aanzwellen, leerden wij voor eenigen tijd een landsman kannen. Da; moest wel een doortrap; ph loloog zijn, want wie anders kon vermaak scheppen in dit soort werk, dat de ze.fverlooc&emng vaneen kloosterling en de nauwkeurigheid van een talmudist eischt: bawonderens- maar niet benijdenswaard. Maar kort daarop vernamen wij dat de heer Htolk geenszins philoloog of ze'.fd Egyptoloog, maar een jong wyegaer is en dat hu om het familiaar te zeggen, voor de poerelde grap en de aardigheid de moeilijkBte taal ter wereld, in du veeleischendate school zoo goed gestudeerd had, dat zijn hulp in dit ietwat stoffige Allerheiligste der lexicografie, nuttig kon zijn ea gewaardeerd werd. Er hoort zonder twijfel een behoorlijke dosis ascetische zelfbeheergching toe om wan neer onze ziel neigt naar Pi a; o, Spinoza of zelf d naar Hegal, Kurt Sethe's: Das aegyptischa Verbum im Alt-aegyptischen, ISeuaegyptischen und Koptischen" door te ploetsren en bovendien' een goede kop, want nog eens, de egyptische grammatica is een gebied vol vinnige voetangels en klemmen. Van beiden, kop en zelfbeheerscaing, ge tuigt nu ook Btolks onlangs verschenen dis sertatie over Pnah. De angst kan een braaf en bescheiden geleerde om het hart B'aan wanneer hij een boekje of een verhandeling over Ptah in handen krijgt. Pcah echyat nadat hij opge houden had te Memphis Zaidelijk van den witten muur" te regearen, een God van dilet tanten in de Godsdienstwetenschap en een beschermheer vsn luchtige, verstrekkende hypothesen gaworde» te zijn. Uit een aantal texlen die batrekking op hem hebben, waait ons iets te gemoet, dat vaag aan Platonische ideeënleer, of meer nog aan Neoplatonisme, j i aan Gnosis en het Logosevangalie doet deaken. Ojk ercstige Egyptologen komen wanneer zij zich met hem bezig honden ailicht op glibberige paden. jJes te aangenamer is de verrassing in het boekje van den Hol landse'a en phiiosoof, geen enkele gewaagde veronderstelling te vinden. Kort en bondig wordt hier, wat wij uit Egyptische bronnen ovsr P-.ab. weten en-«eten kunnen opgesomd. Na een koste inleiding over de uitt-praak eu de mogelijke beteekenia van den naam Ptah volgi. het earste hoofdstuk: Pcab in der Vader," zeide Wera scherp, terwijl zij zich in bed oprichtte, gij weet zeer goed, hoeveel ik van u on moeder hcui. Maar Xu ... ik voel mij wat weemoedig.... Dat gaat wel over.... Werkelijk ... gaat toch liever slapen. Ik ben ook slaperig. Ea morgen ... of wanneer dan ook... spreken wij...." Pater Ign&tius stond ruw op, zoodat de stoei omviel on nam zijn vrouw bij de hand. Kom!" Wcralief...." Ko;n toch, zag ik jo !" riep Pater Ignatius uit. Heeft zij God reeds vergaten?., wat zijn wij nog voor haar-?... \Yat kunnen wij voor haar zijn? ...'' En bijna met gewold duwde hij Olga naar buiten. En dazo fluisterde onder het naar beneden gaan: O ... o ... dat is jouw werk ! Jij hebt haar zoover gebracht! Alleen van ,j.)u heoft zij die manier van doen! Draag jij nu de verantwoording! U, ik ongeluk kige!'' En zij begon hevig te weonen, zag de treden niet meer en zotte de voeten zóó neder alsof iodore volgende trede een af grond was, vaar zij gaarne in gevallen zou z.jn. Sinds dien dag sprak pater Ignatius niet moer met zijn dochter, en zij ... scheen dat in hot geheel niet te bemerken. Doorgaans lag zij, als vroeger, gtesds in Laar kamer, cf liep daar rusteloos op en neer, terwijl zij zich met den binnenkant der hand de oogeu uitwreef, alsof daar iets naar binnen was gevlogen, h!n gedrukt tusschen die tvree zwijgende meuschen leefde de priestersvrouw, vaii natuur m'jdcdeekaaru on vrooiijk, Vorstellung der Aegyptsi". Volgens een oade traditie, waarvan men zoowel ia Egyptische bronnen als brj Herodotns gporen vindt, moet Ptah reeds in den tijd van Menw (3400 v. Chr.?)_ stidgod van Memphis geweeit zijn. Ala zoodanig vinden wij hem later verbon den met andere Memphitische godheden, met Sachmet, de godin met de leeuwinnenkop ; mat de heer ge her es der Sykomore ; met Nefertem, met Sokaris en latenen. Misschien was hij in een zeer vroeg stadium bescherm heilige der steen- en beeldhouwers, die niet ver van Memphis in de groeven van Turra werkten; later kan hij dan tot patroon der kunstenaars in het algemeen geworden zijn, om te eindigen in het karakter van een creator coeli et terrae. In een van de be langrijkste texten vinden wij hem als Schep per van zich zelf en van alle andere goden en de bewoner van het oude Memphia hoefde slechts een stapje verder te gaan om in alle goden niet anders dan Hypostasen van Ptah te zien. Büde bespreking van zulk een godsdienstig veralgemeeningsproces, was zeker een kalm en objectief vastbonden aan uitsluitend Egyptische texten hét aller moeilijkst overal lokken hier vriendelijke vdttpaadjes waar men dwalen en verdwalen kan. Plah is het hart en de teng der go den" is een vaak weerkeerende formule, die men, wanneer men in een ietwat overdrach- . telyke stemming is, zon kunnen verklaren door te zeggen dat Fiah tegelijkertijd de concipieerende Gedachte, die volgens Egyp tische begrippen in- het hart zetelt, en bet scheppende Woord is. Hu is de Schepper van ieder ding, van iedere kunst, van het werk der handen en het gaan der voeten; de beweging van ieder lichaamsdeel geschiedt naar zijn bevel " Hij is de tong die de gedachten van het hart uitspreekt " 'Alle Goden, alle Mensehen, al wat loopt en kruipt, leeft, wijl dese God denkt en wijl hy beveelt wat hem behaagt...." Men aiet het, met een beetje verbeelding en vrije vertaling aynwij op den naasten weg naar: Het woord is vleesch geworden... Nog gevaarlijker wordt het wanneer wüleien: Hg heeft Vader noch Moeder, zich aelf schiep hu geheel alleen; hy die de Goden schiep, die schept en niet geschapen is, die den Hemel draagt als het werk zijner handen, die de Aarde voor zijn kinderen, de goden, heeft inge richt. ..." Vader der Vaderen aller Goden; Begin van het beginnende, Schepper van wat geworden is, die alles wat is, geschapen heefr...." En wanneer wij dan ten slotte vernemen dat hij bovendien Heer der Eeuwigheid", Heer der Waarheid" enz. ge noemd wordt, dan gaat onze bovenvermelde blyde verrassing in' bewondering over, voor den geleerde, die zich in zijn eerlijke nach terheid ,hier niet tot paralellen en vergelij kingen verleiden liet. In de derde paragraaf vinden wü, Ptah als Totengott" behandeld en kunnen nagaan hoe hu na zijn samensmelting met Sokaris en ds daaruit volgende verbinding met Osiris, niet enkel als schepper vereerd werd, maar ook een gastrol in het rijk der gestorvenen ging vervuilen. Het tweede hoofdstuk gaat over de P tab.'s eer e dienst, over zyn Kulstatten" in Egypte en Nubië, zijn te npels en priesters. Tenslotte wordt Ptah in der Volkreligion" behandeld ea vinden wg in een Anhang" een kort iconographisch overzicht. Wij herhalen een Bei t rag zur Baligionsgeschiehte" die zich tegelijk zoo streng tot de feiten bepaalt en het materiaal zoo vol ledig weet samen te stellen is een perzik die naar meer smaakt. In tien of twaalf van zulke boekjes over de voornaamste Egyp tische godheden zonden wij de basis be zitten voor geschiedenis van den Egyptischen godsdienst en godenleer, die heel wat beter zou kunnen worden dan alles wat tot nu toe op dit gebied gepresteerd werd. Alleen door zulk soort werk wordt de godsdienst wetenschap, die in de laatste jaren in Doitschland door het dwaze gepraat der Panbabylonisten in een kwaden reuk begint te komen, waarlijk gediend. Maar ze'.fs in een boekje dat zoo zorgvuldig binnen geschiad kundige en philologische grenzen gehouden ia, laten zich uitdrukkingen die eigenlijk tot de godadienstphdlosofia hooren, niet geheel vermijden en waar deze voorkomen voelen wij dubbel hoe vaag ea onvast deze zijde der algemeane godsdienst wetenschap juiót tegenover het historische staat. Wij kunnen de wetten waarnaar een taal zich in den loop der tijden verandert min of meer nagaan en defiaeeren, maar bij den godsdienst zijn wij helaas nog niet zoo ver. Wat beteekent het wanneer wy' zeggen: twea godheden naderen elkaar en vermengen zich? Welke godheden kunnen zich vermangen; welke niet? Wat vermengt zich, bij zulke godheden; heeft dit proces betrek king op den cultus of waarop? Het i3 niet moeilijk te schrijden: War Piah einrnal zum Schntzjtott der Küasder und selbst g 'tlicher Kiiistler geworden, so lag es 'ieraus eenzaam en verlaten, en wist niet, wat zij doen of zeggen zou.... Dikwijls ging Wera ook wandelen. Esn week na het bewuste gesprek ging zij, ala gewoonlijk, 's avonds uit. Levend zag men haar niet meer terug; zij wierp zich dien avond onder den sneltrein ea werd geheel verpletterd gevonden. Pater Ignatius leidde zelf de begrafenis. Olga was niet in de kerk: toen zij den dood harer dochter vernam, had een beroerte haar getroffen. Zij lag te bed, handen, voeten en tong verlamd, terwijl vlak naast haar, van den kerktoren, de doodsklok luidde. Zij hoorde, hoe de roenschen uit ds kerk kwamen, hoorde hot zingen door de ramen en wilde de hand opheffen, om het teeken des kruizea to maken doch de hand gehoorzaamde niet,... Zij wilde zeggen : Vaarwel Weralicf... doch stom, onbewegelijk, reuzenzwaar lag de tong in heur mond En hare houding was zoo rustig en vreedzaam, dat ieder, die haar zoo zag, wel had moeten denken: daar rust, daar slaapt een mensch, al bleven ook haar oogen open. Voor ^ de begrafenis waren vele menschen in de kerk gekomen zoowel bekenden van pator Ignatius als onbekenden en allen hadden medelijden met Wera, die zulk een ontzettendon dood gestorven was, on trachtten in don stem des vaders sporen va o zij a diepa smart ts ontdekken. Niet allou hielden vau pater Iguatïus, omdat hij ruw en trots was en onbarmhartig tegenover zondaars, terwijl hij zelf, af gunstig cc. gierig, nimmer de gelegenheid verzuimde, zijn parochianen hot overtollige af te nemen. Ea de meesten hadden hem

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl