Historisch Archief 1877-1940
NoJ 1779
DE-A M STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
aiihe, da«s er, soëald das Volk sich fiber
kotmhche Prob'eme Klarheit zn schaffen
snchte, anch als Sstöpfer angesetaen wnrée
B. f. w.' Maar kan de taftk niet evengoed
omgekeerd l'ggen ? Zoekt een volk zich
«iet rekenschap van kosmische problemen te
geren lang Toordat het in staat is steen
groeven t* exploitoeren ? En ia een god ala
kunstentar niet eigenlijk primitiever dan een
god der kunstenaars? De bewering van
Profaner Hd. Meycr die met welgevallen
geciteerd wordt: dies Lokalgöttern von
Anhng die Tendens inne wobnt, zn
kwmifcben Machten zn werden", is in dezen
algemeenen vorm minstens evenzoo onbe wenen en
onbetrqebaar ala menige andere, die de
?ehrflver angstig wist te vermijden. Doch
dit fjJB zonden waarvoor men den heer
Btolk niet geheel aansprakelijk 6 tellen kan
en die, tegenover het positieve wat het boekje
brengt, misrchien ook Tan minder btlang
zfl». Wanneer wjj ae vermelden, zoo willen
wjj lezar en schrijver slechts daaraan her
inneren dat zelfs een voorzichtig man, op
het gebied der godïdiemt wetenschap niét te
voorzichtig «jjn t ar. ~'
Berlijn. ' ' ' AKDKÊJOLLES.
Beet», do«r G. VAN RUN. Eerste
deel. Rotterdam, M. J. Bredee 1911.
Op het eigenaardig plan der laat ik
haar zonder geringschatting maar slechts
daideljjkheklsbalve noemen Dyserincksche
methode van litteratuurgeschiedgchry' ving is
volledigheid de eenige met kans op succes
nagestreefde dengd. En als ze bereikt wordt,
heeft zij met andere deugden gemeen, dat
se ietwat vervelend is, of, op zyn zachtst
genomen, hét lézen eer tot een
verdrietelyken plicht dan tot een leerzaam genoegen
maakt, om van de kans op genotvolle in
spanning maar geheel te zwijgen. Ala ik
dus begin te veiklarcn dat het boek van
den heer Van Rijn aan dese deugd rijk lp,
ligt er in den lof, dien ik fees» van gasacfaer
hart* t*ri»i«eag, teth ook nog iete «vder*;
Om «n woord van Beats aan f« baltn :
't Ml t*»*Hdad&e '.
la t oa««B«dige,"
of, «wals kjj het oawne dar wijs» «wdste
dockter van Roemer Visccher, die hjj min
of mM* oafek&t imfft, nazegde : Gevoeg is
meer". ?
Dit te «Boeten zeggen verdriet tnjj wel
het meest om den heer Van Rijn, van wiena
voortreffelijke qnailtelten ik »iet gering der k
«n die eerbied afdwingt door de innemende
piëteit, waarmede hy zjjn reuzenarbeid is
begonnen, door de treffende liefde voor den
beid van yn boek, welke uit tal van blad
zijden spreekt.
Juist voor wie zelf het b$sond«r voorrecht
gehad heeft Nicolaas Beeta van naderbij te
kennel, en «Je bekoring re ondergaan van
?jjn wjioe liefde, rustige wijsheid en
nverbrokea harmonie, is deze piëteit van den
heer Van Rtya even sympathiek als begrij
pelijk. En de byenvljjt, waarmede hij alles
?amengedragen heeft, wat fajj meende, dat
?trekken kon tot een beter begrijpen en
nieer waardeeren van den door hem zoo
Tereerde, krijgt, :66 gezien, iets eerbied
wekkend'?.
Toch kan ik niet laten te zeggen, dat ik
.^oor dit boek niet dankbaar ben; misschien
wel ia de eerste plaats cmdat het zeker
stfn doel niet bereikt en noch het begrepen,
«och het waardeeren rm Beets veel verder
brengen zal. Het BJJH het kunnen immers
maar zjjn de «ér weinigen die uit dien
?troon van «aagébatlde recensies 12
bladzijden comprei-druk bij v. aün overJosé!
wm gedichten en brieven, die ge lach ten
«n voorstellingen naar bo^en weten te halen,
welke inderdaad de besproken personen en
toestanden j aist belichten en beter doan kennen
dan tot nu toe. Er k heel wat kenau van
die beide daartoe neodig, en die ia nu een
maal bjj ons «elf j in beschaafde kringen
zoo wtinig geletterd volk" de uitdrukking
] s van De la Saussaye in diens boek o ver Beete
verre te aoekei>. Kom daarbij nn eens met
dezen Van Rjjwchen turf zooals B.
het noemen zon van 520 bladzijden, die
nog niet eens den studententijd volledig af
werkt l
Ik ben bet dan ook grondig oneens mat
den schryver, dat naast wat er sedert Baets'
dood in 19(3 over hem geschreven werd
nog behoefte bestond aan een boek als dit.
Ik heb, naiat ik het had doorgelezen, nog
eens het voortieflalijke werk van Prof.
Chantepie de la Saussayr(l) ter band ge
nomen: een biographie van zóó bijzondere
qualiteittn, dat de vraag rijst wat men nog
meer zou kannen wenschea.Saussayeisgeen
litterator, hjj heeft misrchien hier en daar
enkele dingen over het hoofd gecien, die
een ander zon hebben opgemerkt. Het zij
zoo, maar toch is in het algemeen
genemen _iyn oordeel over den litterator 3ets
geen ander dan de kritische
litteratnurhistorcus zelf erorer velt of op den duur vellen zal.
Ho heeft met een ernstigen nadruk en in
een inderdaad welsprekend betoog Beeta'
beteekenis als criticus en essayist in het licht
gesteld en over zgn poëzie een vonnis gewe
zen, dat van eerlijkheid evenzeer als van in
zicht van modern inzicht, bedoel ik
getuigt. Bovendien met de litteratuur-alleen
komen wij er niet: Beets was theoloog,
of liever, beter, Beets was een door en
door en -zér echt godsdienstig man, h\j
wilde dftt zijo, en wds dat als vanzelf in
alles wat hij deed. Toen hij Prof. de la Sauacaye
min of meer aanwees als zjjn Ie vensbeschrij ver,
wiet h^ iemand te kiezen, die dat begreep
die daarin kon medeleven, en die dat dan
ook op de nitmnntendste wyro tot zyn recht
deed komen in het boek dat hij schreef. Zoo
sta«t de figuur van Beets inderdaad achter
dit boek in oprechte gaafheid. Wat wil,
vraag ik dan, de heer v. Rijn mér ? Boven
dien dr. Dyserinck, die in twee boek j as (2)
allerlei wetenswaardige kleinkramerï) heeft
b ij een gedragen, heeft voor hem trouwens
de room wel wat afgeschept, en al zijn er
voor dit soort werk inderdaad toch nog wel
aardige nienwe bedragen geleverd, nienwe
gezichtspunten openen zij wel niet. Hoe |
zonden se ook? Terecht breektSansssyedfn
staf over die jatfït op inedita", als of een
man die ongeveer 400 preeken, 11 bundels
verzen, 5 deelen letterkundige opstellen, een
groot aantal van losse geschriften beeft na
gelaten, nog ontdekt moet worden uit zjjn
ongedrukte papieren!"
Toeh is wat er aan tnedita" door uitvoerige
briewnpublieatie gegeven wordt het aantrek
kelijkste deel van Van Rijns arbeid. Had bij
ziek daartoe beperkt l Bad hij den opzet van
zyn boek gawjjsigd en sich bepaald tot een
uitfsve van de brieven van Beets uit deze
eerste perioie de trieven van en aan
i Best* miasebw» nog liever. Weliswaar er
staat eigenlijk niets in dat iemand die lezen
kan niet vindt in de gedrukte werken"
constateertJSausgaye, maar," laat hij eraan toeh
ook voorafgaan: zij hebben mij een leven
dig, aanschouwelijk beeld gegeven van ver
houdingen en mengchen".
Dat doen zij. Het was een tijd van brie
venschrijver, en men deed het beter dan
na. Onze gehaaste levensmanier, onze tele
foon, onze briefkaarten, onze goedkoope
porto's, bederven den smaak in het rustige
wei-overwogen briefschrijven. Ean brief fs
niet meer in die mate een gebentenis als
toen, en aan den anderen kant komt ook onze
lossere schrijftaal aan desty leering van brieven
niet ten goede. Er is voor ons dan ook wel
een ietwat vermakelijke deftigheid in zoo'n
voorvaderlijken brief, waarin men goede
vrienden elkaar hoort toespreken als waar
de", of zelfs waardete Heer en Vriend";
maar die plichtmatige stijfheid van
omgaagsvermen dwong toch tot een streven
naar zuiverheid in het geschrevene in het
algemeer, die nu nog menigen zoodanigen
brief, ondanks die stijfheid, ondanks debjjna
onvermijdelijke langwijligaeid zelfs, tot een
prettige kctuar maakt.
Het is waar, het zijn dan ook de
dooreneebrieven niet, maar die van de besten, en van
de beste prozaïsten OOK, van hun dagen:
Potgieter, Baets, Bakhuizen v. d. Brink,
Hazebroek, Kneppelhout.
Doch ook zonder voorkeur boven het
heden, zon een dergelyke, wat breed opgevatte,
kundig geschifte en helder toegelichte brie
ven- collec ie een kostelijk monument zyn
voor de kennis van den tijd toen de <3trf«
weid opgericht". L«rt men van R;jns boek
lezen om die brieven l Er is looveel aardigs
in. By de toezendirg van zijn bundel'j9
Byronvertalingfn 18.5 schrijft bjj v. Baets aan
Potgieter: Nes-n het aan, maar niet ooi
het te lezen : my trans'ation is bnt a faint
adumbration, as I told you in the Dedication,
and to you a!so the crgininal beanties cf
Lord Byron's works are p ar f eet )y known ;
ook zal i Sc my' nooit me:r met vertalen
ophonden ; want wat ia het ? Men geeft zich
een hersecfolterend3, hoofdbrekenda moeitp,
men denkt, men wikt, men weegt, men suft,
men «chrüft, men verandert, men trcqueert
de woorden van de eene hoek naar de andere,
men schrapt uit, men vergelijkt, men be
sluit eindeigk, opdat, after all, de
dankbare lezende wareld zeggen zon: 't is maar
een vertaling!" Wat verderop in denselfden
brief: Haar o gij onderkruiper, o gjj vuige
belager vnn mijn roem! Waarom hebt g
mij uit den Almanak voor het Schoone en
Ooede gedrongen, waarom my den voet geligt ?
Ik had er mij veel van voorgesteld alle
vrouwenharten in te pakken met mijne
welgeslaagde ode: 'k Wenfcbte n te zien
met losgesnoerde viechteii" etc. 'i Was
mijn meesterstuk, en reeds zag ik in mijn
gedachten alle de blondines van ons vader
land zich de eer der toeeigecing betwisten:
maar un beau ma t in, hoor ik door Robidé,
die hier een week heeft rondgezworven,
dat gij zulk een indiscreet lang verhaal
hebt ingezonden, (waarmee ZEd, echter zeer
tevreden waf) dat het onmogelijk was mijn
meesterstuk te plaatsen, dat hij dus alleen
de andere coupletten, die ik hem gezonden
had op zou nemen, en dat ik vriendelijk
voor myn goede intentie bedankt wor'.
Voiia ce qae c'est qu'un prosateur parmi
les pcè'es. Zoodra hy zich in iran kring ge
drongen heeft, (en güzyt slim, güzy't als
collega begonnen) begint hy met schouders
en ellebogen te weiken en de arme Rijmelaars
moeten het veld ruimen. Waarlijk als ik u
niet kende, gij zondt mij rekenschap moeten
geven."
Iets verder komt de internationale littera
tuur ter sprak». Beets schip t: Ik heb
onlangs met uitmuntend veel genoegen Ls
Père Ooriot gelezen, 't Heeft mij opnieuw
overtuigd dat BiUac alleen al de nieuwere
frame hèprosatenrs opweegt. Een enkele
maal (ifart hjj echter met deze of gene uit
drukking aan den Moloch van het
nltraRomanti'me; die uitdrukkingen zyn dan
meestal indecent of profaan; maar over het
geheel is hy in conceptie en in details, en
in wereldb&chouwiag, en in sty'l, en in
«ffect meesterlijk. Victor Hngo is met
mademoiselle [Ringeling] Ida op hol. Denk
eens hoe de arme Kneppelhont hier
mee inloopt, met de schildering van
Hugoos huiselijk geluk: Oni en voyant la
tous les denx s'aimant et s'adorant, elle
heureuje du renom, du génie de aon mari,
lui hèu r en x de la beauté, des veitna de
ea femme, se cherissants matuellement dans
kurs enfant», chaine divine q'ii se tient
anssi intimemer.t, aussi troitemeut que la
nature l'a forgé), on vondrait comme Ini
tre poux et père etc" 3), En Dumas ia g(
gareerd. Ziedaar hoe 't met die gloeiende
hoof ien en uitgebrande harten gaat l Alle
menschen zeggen met een soort van pedan
terie en een bedenkelijke beweging van het
hoofd: daar moet een eind aan die gisting
in de literatuur komen; en 't kan niet lang;
zoo duren. Ik heb hierop dikwijls gezegd:
Ja wel, een eind I heel goed. Maar lieve goede
mei ach'n hoe en wanneer? En op wat wijze
dan t'ch? Thans wordt het mij klaar. De
auteurs zullen zoo langzamerhand in het
dolhuis raken, en dan zullen de classici met
een arrogant: Heb ik het n niet gezegd"
de baan schoon vinden om ons totdepcë:
van Racine terug te brengen en zach'jens
aan te gaan vervelen. Oadertusachen spijt
het müvan Damaa; sy'n impressie ns de
voyage" hadden wel verdiend voltooid te
worden, (maar misschien is hu juist gek van
't liegen geworden). Ik h t d liever gehoord
dat Mid. Dudevant (ie heer G. Sand als het
Letter'. Maanschrifi met een weergaloaze
naïveteit zegt) in een verbaterhuis was ge
raakt; nn vrees ik dat wy rog wel eens
zn Ien vernemen, dat zij in een bordeel terecht
komt, waar z\j< dan mijnentwege de apologie
der onkniechheid prediken mag. Hoor eens
vriend P. gy moogt zeggen wat gy wilt,
maar op den duur bevallen my de
Engelschen beter. Iïlees tegenwoordig
Bnlwers Student,", dear zijn heerlijke Eiaayj
onder, en wat zegt gy van zyn Last
Dtyi of Pompei"? Dat boek is in staat hem
de onsterflijkheid te geven. Prof. Geel ver
klaarde mij de ouden nooit zoo goed en
scène" gebracht te hebben gezien".
0?er dit boek in een anderen blief nog
een verdediging tegen aanvallen van P., en
dan dit teekenend tretja uit de dagen der
romantiek : Misschien heb ik een voorliefde
vjor het boek, omdat ik het uit de beeld
schoon e handen eener allerbevalligste freule
t-jr leen ontvirg en my reeds by voorraad
verheugde hoe ik na lectnre met haar over
KOOPT
SPIJKER AUTO MODEL 1911
OF
Iu«la*trieel« Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
Industriecle Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
mimiiiMiMiuiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiMiitiii
gaarne gebroken en ellecdig gezien,
terneergedrukt door de akelige erkenning,
dat' hij tweevoudig schuld had aan het
vreeselijk einde der dochter: als onbarm
hartig vader en als slecht priester, die zijn
eigen vleesch en bloed niet voor een der
gelijke zomde had weten te behoeden. En
allen zagen hem vprschend aan; doch hij
gevoelde al die blikken op zijn rug en
verzette zich des te krachtiger tegen zijn
smart, hield den broeden, stijven rug nog
zooveel rechter en dacht niet zoozeer aan
de dooie dochter als aan de wijze, hoe hij
zijn eigenzinnige waardigheid het beste
zou ophouden.
Een stijf kop van een priester!" zeide
een schrijnwerker, die nog een onbetaalde
rekam/.g ten name van Ignaiius in den
zak had.
En zoo, rechtop en verhard, schreed pater
Ignatius achter het lijk naar het graf, en
op dezelfde wijze kwam hij terug. En
alleen op den drempel der kamer, waar
zijn vrouw lag, boog hij den rug een weinig;
doch dat kwam misschien alleen, omdat alle
deuren voor zijn forsche gestalte wat laag
waren. Door het heldere zonlicht buiten,
kon hij in de halfdonkere kamer niet dadelijk
het gelaat zijner vrouw waarnemen, en toen
hij het eindelijk goed zag, was hij verbaasd,
? hóe rustig en kalm het wac. In hare oogen
was noch toorn noch smart te lezen zij
waren stom en zwegen loodzwaar, hard
nekkig, evenals het gehcele dikke,
krachtelooze lichaam, dat diep in het veeren bed lag.
Wel hoe gevoelt gij u?" vroeg pater
Ignatius.
Doch deze lippen waren stom; en ook
IIIIIIIIMMIUIIIMHIHII
de oogen zwegen. Pater Ignatius legde de '
hand op Olga's voorhoofd; het was koud
en vochtig en de zieke vrouw gaf door niets
te kennen, dat zij die aanraking Bevoeld t
had. En toen pater Ignatius d3 hand terug
trok, zagen twee grijze, diepa oogon hem
aan, bijna zwart door de verwij Ie pupillen
en noch smart ncch toorn was daarin '
ta lezen....
Xu ik ga naar mijn studeerkamer," i
zeide pater Ignatius, die begon te huiveren. |
Hij liep door het salon, waar alles netjes
en ordelijk stond ala altijd de hooge
leuningstoelen onder de witte overtrekken
als lijken in han doodshemden. Aai) het
eene venster hing een vogelkooi doch
ledii?, het deurtje wijd open. r
Nasta«ja!" riep patsr i^natius, cis iu\v
klonk zijn stem door de stille kamers, welke
verlegen schenen, dat hij dadelijk na de
begrafenis zijner dochter zóó kon schreeuwen.
Nastaszja," riep hij wat zachter, waar is
de kanarievogoi 1J'
De keukenmeid, met een behuild gezicht,
antwoordde op ruwen toon: Waar zou hy '
zyn ? zeker.weggevlogon." [
Waarom hebt gij hem er uit gelaten ?''
Dreigend trok pater Ignatius de wenkbrau
wen op. ;
Nastaszja barstte in tranen uit en stamelde, ;
terwijl zij de oogen met de punt van haar ?
schort afvvischte: |'
De ziel van de juffrouw heeft.... hem.... '
geroepCD..,., dan mochten.... wij..,, hem... :
toeh riet houden?" ?'
En het kwam pater Ignatius vop'1, alsof '
het vroolijke gele vogeltje, dat aitijd zoo j
lustig zong, werkelijk daar behoorde, waar i
Wera's ziel thans was, en dat men niet zou
kunnen zeggen, dat Wera dood was, zoolang
de vogel nog hier in zijn kooi was. En
met alle geweld bruiste de toorn in hem
op en hij brulde: ,Hr uit!" en toen
Nastas?ja niet dadelijk de deur scheen te
kunnen vinden: S^haapskop!"
11.
Na den dag der begrafenis begon het
zwijgen in de kleine pastorie. Hot was geen
stilte; want stilte is absolute afwezigheid
van geluid, terwijl degenen, die hier zwegen,
toch spreken kouden en het alleen maar
ciet wilden. Zoo dacht pater Ignatius, wan
neer hij de kamer zijner vrouw binnenging
eu lannr liurdnekkigcn, xwijgecden blik
ontmoette, dien vreeselijken blik zoo
zwa«<r en drukkend, alsof alle lucht rondom
haar in lood veranderd was en op hoofd en
schouders drukte. Zoo dacht hij, wanneer
hij de muziekscbriften zijner dochter door
keek, waarin hare stem als 't ware was
blijven leven, hare boeken, haar portret...
het groote portret in olieverf, dat zij uit
Petersburg had medegebracht. Bij het be
kijken van dit portret volgde pater Ignatias
steeds een bepaalde, langzamerhand door
hpm aangenomen volgorde: eerst keek hij
naar de wang, welke pp het portret helder
uitkwam en stelde ich. daarbij steeds de
bloedige schram voor. welke het lijk destijds
op die plaats bad, en waarvan hij zich maar
niet de oorsprong kon begrijpen. En telkens
overlegde hij opnieuw: icdien die schram
door een stoot van den trein was ontstaan,
was het goheele hoofd ook verbrijzeld
geden inhoud discoveren zoude. Dat is ge
schied, 't Was een aangenaam uur! Wy
zaten op het geel damasten kassen der
vensterbank. Eena kleine bloem mand stond
naast ons op de marmeren console. Wy ven
den die inrichting beiden beter dan die der
aanlegbedden en amphorae der ouden. Maar
ik plaagde haar, want een vorig lezer had
op pag.... by de woorden Oh! löne, conld
y -bat say how I léve thee", een
potloodschrapjen gemaakt."
Potgieter kon in zyn brieven scherpe kri
tiek oefenen op B sets en zijn werk. Maar
Beets kon zich toch ook wel verweren
en hy spaarde aau Potgieter de kritiek even
min. Van bet eerste een voorbeeld uit
een brief van Kov. '35: Maar wat begint
gij nn daar, vriendlief? Gaef ons eindelijk
Beet j, niet den Byroniaanschen B. niet
den morrenden, wreveligen, zuchtenden B.
['k laat u dit alles in Godsnaam zeggen:
de heele wareld schijnt my op dit punt beter
te kennen dan ik my zei ven enfin! maar
nu!] evenmin den Baets, die dominévan de
eene of andere kleine stad [toch nog een
stad?!] gaat worden"" dat negeer ik!
Waar, by all means, vindt güne passage in
eènig mjjner gedichten, die den toekomstigen
P/arheer dicteert ? toon my, toon mij de
plaats waar de punten van den steek, waar
de witheid des bef?, waar de plechtigheid
des mantels komen doorkijken I Ik de ft eer
u in dezen, in de overtuiging dat gy er even
min in slagen zult, als 't mij ze u gelukken
de beurs en de bureau op den achtergrond
uwer tafereelen te zien schemeren, ware het
ook dat wy de telescoop van Ming, waarmee
men de vlekken in de zon ziet, ten dienste
stond. Afgehandeld."
Ook van de critiek door Beets geoefend
een staaltje. Ze zag er anders dan die uit van
Potgieter, in zgn blieven nog wat scherper
dan in zijn tijdschrift-receasies en net lijkt
wel of Beets j uist dat verschil in enkele brie ren
vaststelt. Te kens legt hjj er den nadruk op
dat zijn loi gemeend i", en verdedigt hij zich
blijkbaar tegen uitingen van Potgieter alsof
hy°een vleier war». ,Gy' verdenkt mij als ik
prijs, en toch is het mij zulk een
wezendlijke behoefte: ik ben niet van de menschen,
die tunne verrukking inslikken en verdnwen
kunnen." En een andermaal: Voorhands
schijnt gij my' voor een vleier te houden...
Mag ik de eer hebben n te zeggen, dat ik
noch honig verkoop noch honig lust... En fin, ik
behoor zeker niet tot de menschen, die, in
'c midden hunner verrukking, den bril nit
de zak halen, of een loupe adhiberen om te
zien of er ook hier en daar iets is dat hun
enthousiasme zon kunnen matigen, en dan, als
iemand naar hun bevinding en oordeel vraagt,
beginnen met te zeggen wat zy door den bril
gezien hebben, en vergeten dat zij verrukt
sijn geweest: ik weet niet hoe mijn principe
in dezen sameahangt met mijn
kleine-stadsdomicégeest, maar ik kan u zeggan, dat
waar gelegenheid tot bewonderen en
critiseren beiden is, ik mij liever tot het eerste
laat wegsleepeio, dan my tot hat tweede zet".
Van Potgieters Anna" keurde hij daarna de
intrigne af: Ze is tegelijk te eenvoudig en
te gekanstelo." en Ik heb zooveel verhalen
gelezen, waar de booswicht der party, als er
geen heil meer voor hem opzit, met een
mysterieus gezicht een geheim opanbaart,
dat alles goed maakt, dat ik gaarne deze
greep in een verhaal van myn vriend P.
gemist had. En wat duivel! doet gy mij met
die motto- ostentatie. Ba ven iedere kleine
sectie twee, en daaronder zulke ah die van
Broes, wat aanlokkend gezigt', of En liefde
komt in 't spei' van Silderdijk?" Niet kwaadis
elders een verwytnadeontvangstvanheteerste
deel van Het Noorden: Dourquoi tes-vous
tonjours tellemett dans i'admiration devant
Ie Icx;? Z;edaar wat mij in Drost's Anguatua
dagen ook, nog meer dan bij n, gehinderd
heeft. Hy vindt alles ^oo razend mooi" by
den baron van Siralenhoef, en gij spreekt
ook van geen w.;nglas of 't is fijn geslepen
kristal en'. Z:o ik hier meer van maakte
dan een wenk, 'zou ik schijnen my zei ven te
behagen in u hierop opmerkzaam te maker.
Maar, ziet gy! een auteur moet zijn nil
mirari", zijn tont comme chez nou 3" hebben ;
zyn engelsch Yes this would be a fine thing
in England", op zyn hoogat. Ook moet ik u zeg
gen, dat güwel eens een weinig je al te abrupt
en ('airdoor voer trage, koudbloedige
Hollandeche lezers wel eens een weinif jen moed
willig onduidelijk zy*. Bedenk dat gij uw
Noorden niet in het Zuiden uitgeeft". Dat
Beets ook rechtaf veroordeelen kon, blijkt
in wat tij in dienzelfden brief over ». Lacnep's
Roos vnn D.-.kama echreef, en in een andere
bijv. aan Potg-'etei's adres : Maar lieve vriend,
de vertaling uit Daate is leelyt, hoor I"
Ik wil niet mér aanhaler. Tr zijn ook
goede brieven aan Hasebroek en van deze
aan Beets en aan Potgieter; een paar ty
pische brie ren van den nu volkomen vergeten
maar toeh verdienstelijken Helvetius van den
Bergh, ook aan Potgieter. Het lijkt vreemd,
maar het hetfc den schijn of veel van
worden ; dat was echter niet het geval ge
weest. . . . Misschien was iemand met den
voet tegen de wang gekomen, in de
algemeene opwinding, toen men in 't duister
het lijk vond; misschien had iemand haar
bij het optillen met den nagel gekrabt ?
Doch het was te ontzettend, om zich lang
in dien vreeselijken toestand te verdiepen,
en pater Ignatius ging op het portret tot
de oogen over. Zij waren zwart en schoon,
met lange wimpers, welke een zware schaduw
tevoorschijn riepen, zoodat de oogappels
bijzonder wit en als 't ware in rouwranden
daartegen afstaken. De onbekende, doch
talentvolle kunstenaar had er een eigenaar
dige uitdrukking aan gegeven: alsof tusschen
die oogen en datgene, waarheen zij zagen,
een zeer dunne, doorzicliii;43 stoLüuier hing:
zooals een dunne laag stof op do zwarte
kast van een vlengcl den glans van het hout
tempert. En hoe pater Ignatius het portret
ook plaatste die oogen volgden hem
steeds inet hun blik, die niet sprak, doch
zweeg: en dit zwijgen was zoo duidelijk,
dat men het bijna hooren kon... En lang
zamerhand verbeeldde pater Ignatius zich,
dat hij werkelijk dit zwijgen hoorde . . . .
ledere morgen, na de mis, trad pater
Ignatius in het salon, sloeg een blik op
den ledigen kooi bij het venster en do
geheele van ouds bekende inrichting der
kamer, ging in een der leunstoelen zitten en
luisterde naar het zwijgen van het huis.
Dat was heel eigenaardig: De kooi zweeg zacht
en teeder, en duidelijk waren ia dit zwijgen
smart en tranen te hooren en ver verwijderd,
lang gestorven vroolijk lachen... lga's
zwijgen, in de muren van hare kamer
het voor ons belangrijkste in het boek
zich wel eens mér concentreert om
Potgieter dan om Baets. Zooals men ook
den tijd eerder zal aanduiden als die van
den Gids, dan van eenig andere litteraire
gebearteni*. Voor ons althans is van alle aan
rakingen van Beets met anderen in dat tijd
perk, die met Potgieter degeen welke ons aller
eerst treft, en bezighoudt. Is het omdat
deze in die jaren Beets het krachtigst ver
bindt met de litteratuur? Later groeit het
heele wezen van Beets naar alle kanten uit,
wordt zyn litterair leven een deel van een
geheel, dat met andere maat gemeten, uit n
ander gezichtsveld gezien moet worden, maar
nu staat het nog grootendeels in den ban
der letteren en in dien van Potgieter.
Beets en Potgieter dat zij n nóg t vee stroo
mingen samengaande by de oprichting, of liever
in de eerste levensjaren van den Gids, om
daaina bijna zoover mogelijk uiteen te loopen.
Eu het moet ons van het hart, dat die van
Potgieter in onze oogen het Ie ven gewonnen
heef", en die van Beets is doodgeloopen in
het dorre zand der dogmatiek. Ondanks
Beets, voeg ik er terstond by, ondanks ay'n
waarschuwing en, sterker, zgn voorbeeld.
Er 'n voor wie gaarne naar analogiëu
in den eigen ty'd zoekt, iets dat, zér in
de verte, aan de breuk tusschen van
Eeden en den Nieuwen Gid» doet denken,
als wüBaets zich zien verwijderen van Pot
gieter, Potgieter dien hjj als letterkundige,
als prozȕjt gaarne voor zyn meerdere ver
klaarde, doch dien hjj als mensch eigenlijk
niet lijden mocht. Maar de analogie l*, herhaal
ik.zeer in de verte, en er is menig punt van ver
schil. Abeeds dit, dat de breuk zich, niet
zoozeer ongemerkt, als wel in stilte voltrok.
De verwijdering kwam langzaam, vanze'f.
De drukke briefwisseling, de warme belang
stelling zoolang er een gezamenlijke actie,
een gezamenlijk stellingnemen tegenover
de oude kuastrormen en litteratuuropvat
tingen was, slijt af tot een volkomen zwijgen
toen men het terrein had gewonnen en ieder
er zjjn eigen koren zaaien ging. Potgieter
sloot aan by' de oude Hollanders, en lie&t
by Hooft in wien hij zyn eigen rationalisme
ontdekte; Beets boog ook terug «naar niet
verder dan naar Bilderdyk; en hoezeer beiden
Vondel bewonderden, ieder deed dat op zijne
wijze. Potgieter zag hem, met Bakhuizen, ak
den levensvollen kampgrage, Baefs zag hem
als den lyrischen dichter der reien zy'ner
treurspelen, juist van die deelen dus, waar
de gen fl acteerde, bezonken wijsheid, de
wijsheid der overgave ook, aan het woord
ie. Een verschil in temperament, zeker, maar
dieper toch ook een in levensovertuiging,
was het dat Beets en Potgieter scheiden
moest We lik e as at a distance, my dear
if you like me at all", schreef Potgieter
reeds in 1886, en Beets heeft dat in zijn
Per oonlijke Herinneringen aan E. J, Potgieter
(1892) wel nader duidelijk gemaakt, Da uit
drukking van Prof. de la Sauswye, dat zij
wel niet bepaald in onmin geraakten, maar
met gemis aan waardeering en wederzijds
in zure stemming zich van elkaar afwendden",
lijkt my echter te sterk. Het is mogelijk,
dat Beets in zyn ziel Potgieter een eigen
wijs, onbeminnelyk, afgunstig man" vond
(dan stond hij trouwens in dat oordeel niet
alléc), doch Baets was er de man niet naar
om aan zulk een gevoelen toe te geven en
zeker niet om er zyn oordeel zijn eind
oordeel door te laten beïnvloeden. Zyn
bewondering voor veel van Potgieter in de
Persoonlijke herinneringen geuit, is volkomen
oprecht gemeend. Wie dat anders willen
doen voorkomen, doordat zij hem blijkbaar
niet kennen, doen Beets onrecht.
Dit voor onze litteratuurgeschiedenis en
onze kennis der menschen die daarin
op40 cents per regel.
BOUWT te NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau A r t i",
aldaar.
verzachtend besloten, was hardnekkig,
zwaar als lood, en ontzetting wekkend...
op zulk een wijze, dat pater Ignatius op
den heetsten zomerdag er koude rillingen
van kreeg. Langgesponnen, koud als het
graf, was het zwijgen der dochter... alsof
dit zwijgen zich zelf pijnigde en verlangend
naar woorden zocht... en een zeker iets...
sterk en stomp als een machine, het onbe
wegelijk vasthield en het voortdurend uit
trok tot dun, oneindig draad... en ergens
aan een ver verwijderd einde, die draad
rondsuisde en zoemde... zacht, schuchter,
klagend... En met vreugde en ontzetting
ia het hart ving pater Ignatius dit kiemend
geluid met scherp luisterende ooren pp, en
wachtte, met de handen op de zijleuningen,
het hoofd luisterend naar voren gebogen,
tot dat dit geluid zich zou ontwikkelen en
aanzwellen, hem nader zou treden... Doch
het brak af en zweeg.
Dwaasheid!" mompelde pater Ignatius,
uit zijn humeur, en stond van den stoel op,
nog altijd statig en rechtop. Door het raam
zag hij het marktplein, met het oentonig
plaveisel van gelijkmatige ronde steonen,
aan de eene zijde begrensd door de lange,
vensterlooze en even eentonige muur eener
schuur. Op den hoek stond een voerman
met een ouderwetsch rijtuig; hij geleek in
den zonneschijn wel een beschilderd
poroeleinen standbeeld en het was onbegrijpelijk,
op wien hij wachtte. Voorbijgangers waren
urenlang niet te zien.
(Slot volgt).