De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 6 augustus pagina 3

6 augustus 1911 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

'»o. 1TOO DE AMSTERDAMMER W E.E K B L' A D V O O R - N E D E & L A N D. eeni gepoogd «niere j nogal ai TOOT het «xamea -klaar t* makaa, maar ai gauw gif hjj ook tf;U op, omdat het too «torn ver reiend wal «n nf 't on JMtg*ld niet te doen hoefde. Want dé* Vaa Atlerotareeta»'* ««ren van «en on de gefortuneerde Léidtche familie en zyn vader, jwf«wor i» hot «teaftcéfct, hadiacgn huis dien toon en vorm van oude defiigheid bewaard. JUa «enig kind was Boy daar groot geworden in het groote eenvoudige huis op het Rapenburg, en opgevoed h«el streng, maar toch niet liefdeloop. Maar vooral die omgang .net dat eene meifje, Betsie, toen nog schul deloos donkeroogig kind, soa steeds voor hem in kter t|jd eqn kinderjaren doen blü7en n glans, n droom van luflijke berinneringen." Een oude, g*f»rtuneerde,Leideche familie," EU moge dan wellicht niet gekael met de eauwatumde, roemruchte bijzonderheid van Engelache aristocratische families vergeleken knwMB w«rd«j, zq ataat dan toen heel ver van rubber-par renu's en «fiectea-speculantea. Er ia hier .«en fonds van vetnjnda beschaving, die het by den vader nog tot een professoraat brengt, maar by den coon reeds ia het morbide overgaat en hem, tot het uiterate fijngevoelig (flB°y hoorde niet graag ruwe woorden, dat deed hem pyn") en overdelicaat van consti tutie, slechte te leven toelaat in weelderige kamers met veel boeken en een viool. Nauwtfjks twee en twintig, had hij reeds al de bitterheid ven 'het meMchbestaan doorproefd en meende afgedaan te hebben met Lsven e& Wereld. Zijn oudera had by verloren ?enige jaren na elkaar en of dit niet genoeg ware, bleek ook Bettie, het vriendinnetje ?jjner jeugd, na een kostte hooi verbluf ontronw en engageerde zich met een ander Met ?en Ander. O, die kostccholen! Of moeten wy wellicht zeggen: o, die Betsies! Maar Boy klaagde niet. Hjj behoorde tot die grooten van ziel, van wie de dichter «ong, dat zjj litfljjk lachen als zij lijder. Doch wfi trok big zich een beetje" terug, als een waaneha wiag aan h«t Leven, dat er niet veel by moest kamen, indien het wem elite dat «M zijner edstote zonen nog mee zon doen in het boste i pel... HeiaM, h«t Leven «ehqnt geen acht gesla gen te hebben op den wenk of we), het was den wenk in de drukte vergeten, want opnieuw tempteerde en griefde het deze edele ziel door middel van een dancifg-girl, een dier Engeltcbe blond- btauwoogige danspoppen, wier betoovering voer een niet gering deel ia hnn fijne, beweeglijke beenen ligt, maar ook wel in hun schrille, dunne stem metje», waarmee ty zoo nsïevely'k vaUch kunnen zingen. Valeche noten, door de jeugdigvroolyke beenen weer bekoorlijk weggetrappeld. Zoo wei-sprekend zijn die beenen. Overigens... zonderling dit avontuur voor een man, die meende der wereld en haar schijn te zjjn f ges tor ven.. .Hoeveel Echoons er liefs sluimerde nog diep in dit troteche hart, dat wy bevroren dachten, voor goed gedood door de wreedheid van mengch en dicgl Maar het was dan ook iets hél, teel bijzonders dit meitje en heel bijzonder haar noodlot. Eerstens was zy (ook) van goede familie. Lconore O'Neill heette zy, van een voornaam lerech geslacht, dat op fatsoenlijke wijze achteruit was gegaan. De vader verdronk zich; d.w.3. riet zoozeer hy kwam in 't vocht, als wel 't vocht in hem. Zulk een adelbritf maakt het geval dadelijk heel anders en verhef t het oogenblikkelij k bo ven het banale. Juist zoo een blond fijn mei;je, au fond» schuldeloos en eenigszins gelijkend op het Znfjs" van Borel, had de jongeheer Van Atternbeecke noodig. Want al zat hu daar nu op zjjn weelderige kamers aan den Franke n si a?, met veel boeken en een viool, zoo'n bee'je" te bondeeren tegeu het leven, het was toch niet billijk dat dit leren hem onthield wat hij verlangde, zoo ontzettend verlangde gaar ieta lief», iets warncs, naar zijn moeder, naar Betsie, naar wat troost, die bij wel nimmer vinden zoa. Wat hartclyke, stillende troost; van een meisje, esn stil klein meisje, dat als een zuster wezen zou." Jammer, dat Boy van Atternbeecke Borel niet heeft mogen kennen, (f ten minste Reddingius... Enfin, voorshands scheen iu elk geval dit meifJ3 voldoende, dat immers niet slecht wezen (koe)" al vanwege de goede familie. Hiermee heeft uien dadelijk toch zooveel veer. Dat gaf haar die fijne beschaafde gebaren, dat verstandig-hoogvoorname soms ia haar oogen, zoo heel anders ate by andere meirjes". Hat gaf haar waarschijnlijk ook kyk op schilderkunst en gevoel voor de na tuur. Indien men daar nog by rekent dat zij The Raven zoo mooi vd»d en geschreid bad by Annabel Lee, dan is het eerst niet in te zien, waarom uit dit danspop j e niet een gracelyk, superieur onhollandscn vrouwtje voor Bcy had kunnen worden, na « gansenelijk ontlook ouder de zon van zijn vej fijning. Maar... er was een bedenkelijk ietf>. Violet had «oma een onweerstaanbare drang naar het vreemde, net dolle, het bandelooze". Samen aan zee in dierbaar gesprek of theaend in zijn weelderige kamers, kon te wel een zedig, lieftallig meisje zijn, doch zoodra hoorde zy 's avonds haar Song" niet inzetten of het was gedaan met de begeerte naar een rustig, doodfatsoenlyk leven van burgel$ke comfort en regelmaat. Als Boy maar by haar bleef, dan misschien.... Zij hield immers veel van hem!.,.. Doch de nu hoe gemeenen streek het leven dit paar speelde Violet heeft in den Haag uitgedane*. Zij moet naar Amsterdam en Boy zal haar daar komen... stennev. Maar die zelfde Boy, totaal o verstuur van zijn ac'at dagen flirten, valt dadelijk van overspanning om, zoodra zij weg is. Een zoo delicate constitutie, niet waar l Hier wel zeer noodlottig ook, want terwijl hij in zijn bed ligt en met zijn viool onder de dekens, zjjn smart en sourdine, zóó zacht dat maar niemand het hooren zoude" uitklaagt, ligt ook de zoo voorzichtig opgebouwde moraal van Violet bij o a terstond weer omver. Gaen Boy, gsen deagd, schijnt haar moraal te zeggen, ofschoon bet nooit verder heet te komen dan sotipeetjes met wat heel veel champagne. De drang naar het baudelooze ' wordt echter al erger, nu Boy nog maar steeds, solo's in zijn bed spelend, van haar wegblijft. EQ ais hij eindelijk beter is, heeft Violet hem in berouv en schaamte maar toch zoo goed als vergeten. H ij zal haar echter redden, ook tegen haar wil en ver trekt naar EDtterdam tot een energieke daad. Eiooh als de daad gebeuren zal, blijft hij als vaitgeklonken'' staan en doet niets, gods-ter-wereld niete. En reist maar weer gauw naar Den Haag, naar zijn weelderige kamers en denkt er niet over nog eens te probeeren. Ean doodende moeheid waa in zyn hoofd, dat heel zwaar was en pijnlijk". En thnis brak hij ineen, bezwijmend sloeg hij neer met harden sla?. De kracht was gebroken. De droom was voorbij. H g was een arm, ziek kind gelijk". Het spreekt van zelf dat hiermee de maat vol ip. Het Leven moge nu verder zien hoe het zich schikt zonitr Boy van Atternbeecke. HU trekt zich terug, nu niet maar loo'u beetje," maar akelig heelemaal, niet eens meer in Nederland, doch ver weg DE ar Rome, op kamers iets te overrijk." En daar ontgoocheld van het Leven, woonde by stil, een hooge, eetzame ziel, en tchretf er zijn mémoires, dit botk, als een laatste zegenende levensdaad. In Rome, anno 1908, .. Het literaire deel der bespreking kan hier mee, geloof ik, gedaan zyn. Wie na dit alles nog niet beseft wat men met den auteur Hans Martin voor vleesch in de letterkundige knip heefc die moet dan maar sterven zonder die wetenschap. Ik erken gaarne, dat, ware het enkel om literatuur te doen geweest, deze jongens achtig malle poespas ons minder lang had behoeven beug te houden. Het is waarlijk een te mager bontje om pleizierig op te kluiver1. Maar er is hier iets aaderö, *él anders, Of het in vreemde literaturen ook wel voorkomt, vraagt men zich af, dat midden in de ontreddering van zya gevoel, terwijl het juist besef van alle verhoudingen is ta Icor gegaaa, ean joagmeusca zyn leed kleagt, nog uiet e«sns iu iyrisehe verser, maar in als episch bedoalde beelden? Buitenlandeche literatuur ziet er meastal zoo koel vakkundig uit, ss<50 ganscheiy'k o^sctitf en alleen aan ons drassig vaderland gcnijcen die zachtbfzielda jongelingen et jongf juffrou wen voorbehouden, die in de extase vai het oogenblik bun per slot banale lo:- j gevallen oaoiiddBllijk tot prosaliteraiuai' i omsabepper. Nu deden wij vroeger eigenlijk allen zoo. Maar dat was in de omstreken van '80, toen het naturalisme zoowat ver warring gesticht had tusschen werkelijkheid en kunst, r.oodat men soms het een voor het ander nam. Sedert echter hebben Adama van Scheltema en anderen den wagen weer in het spoor gezet en behoeft geea jong auteur meer onwetend te zijn van het feit, dat het leven bezinken moet en eerst be hoorlijk gisten, alvorens er een goede kunstdrank van getapt kan worden. ludien hy een beetje gewacht had, wil ik r. u eens hopen, zou de heer Martin het Engelsche meisje en dan jongen veifijueling in alle objectiviteit voor ons hebben doe a leven. Dan hadden wy niet gecritiseard en gelachen, maar hen simpelweg aanvaaid, als het leven zelf. Dan had hy, wil ik nog eens hopen, zijn Violet ook niet van goede familie gemaakt (selfs als zij het wat) maar haar grof en gewoon sfgebeeld, als de brutale" Liliap. Wyl juist het banale hier, als het algemeene, het meest treffend der wereld droevig bestel had geopenbaard. Want, al leest men niet zonder verleedaring die bladzijden waar de auteur zyn gebrekkige menschenkenoH aanvult met fijn nog altijd levende liefde voor de ongetrouwe en hy tenminste wil verjOilyken, wat hy in haar gedrag niet begrijp*-, oneindig aandoenlijker is nog de eenvoudige werkelijkheid van het leven en het banale van elk nieuw geval is tegelijk zyn Krootheid zelve. Zulk een Violet kan niet geholpen worden, wijl zij voor het allergrootste deel baar eigen noodlot i?. Ia haar is net ongedunr, dat wanhopig heimwee naar een liciter, rijker, reiner efeer, dat zoovelen dier tchepselijes, als iruzgen in een kaars vlam, ten spoedigen ondelgang voert. Het is de romantisehsmarceiyke begeerte naar opgang in stralende eenheid, die altijd weer door htt dagelyksch verbrokkelde, ontroereikecde, onver vullende wordt gtfonikt. En onze samenleving straft, gestrecgelyk-moreel, elke bandelooze daad, die van dit verlangen naar meerlaveneluuat (n licht het gevolg mocht zyn, terstond met algemeen mispryzen en onherroepelijke uit banning, die niets minder dan vernietiging bet eeken^. Doch slechter voor hen, die zoo dwaas waren zonder rente ter wereld te komen. Op de anderen wordt dit ongeduur, die lerenebenauwenis, die tot afwijzing van de burgerlijke regelmaat voert, tenminste niet gewroken door algeheele uitstooting uit het maatschappelijk verband. Wat zy ten slotte van hun leven terecht brengen, is hun zaak, de wereld zal zich hun carts minier aan ekker, ncarmate zy IE r de algemeen supplementaire deugd der welgesteldheid be.ii ten. Maar dansmeifjes" en der gelijken gaan onfermy lelijk ten gronde. En het tragische is, als van dieren, hun klachtlooze onderworpenheid, bun nitt bfgrypen van die harde straf op wat argioos bedoeld werd, hun stille gaan, vaak in de bevallig heid der jeugd, op den fatalen weg, waar onbegrepen machten hen dry ren en waar zij schijnen te boeten voor anderer fouter. Zij klagen iet, zij weten niet. Ia henzelf brandt de vlam die hen verteert, als waren zy de cuere, die het leven opdraagt aan zichzelven. Maar ofschoon zy in waarheid met de schande der wereld" beladen huns weeg-3 gaap, wie, met, redelijk inzicht be giftigd, zoa niet erkennen, dat de burielijke deugd of ondeugd voor de vrouw Uit hel vols maaUchapiijk vrijwel eender uitkomen ? In het deugdzame geval een schamel be staan van getob en zwaar werken vcor een maa en zeven kinderen. In het andere een veei korter leven van excessen en onwara opwindfnï, maar waai in tenminste de kans besraat zich een enkele maal naar lust en neiging uit te leven. Daarom moet msn hun tragiachen ondergang niet al te tragisch aanzien. Violet, inet taar wsaken minnaar, nfctjes getrouwd, aou waarschijnlijk diep on gelukkig geworden zij r. Zoo zij niet waa weggeloopen. En ZOD zij braaf" ware gebleven, zonder dausneigingen, had zij in baar land misschien een kantoormannetje kunnen krijgen, die haar een kommerlijk bestaantje verschafte. Zalfs in het niet al te waarschijnlijk geval dat bij vrij was van sterken drank en h&ar niet mishandelde.... KOOPT EEJf OF G- EIS Industrieelc Maatschappij TKO3IPEXBUK«, Amsterdam. Indnstrieeïc Maatschappij TROMPEXIÏUKG, Amsterdam. IV. j Den volgenden dag ging pater Ignatius j na een vroegtijdig, eenzaam middagmaal naar het kerkhof ?.. voor de eerste maal sedert de begrafenis zijner dochter. Het was zeer warm, geen men«ch was te zien en alles was doodstil, alsof de dag slechts een verlichte nacht was. Doch uit gewoonte liep pater Ignatius kaarsrecht als altijd, keek streng om zieh heen en dacht, hoe hij ondanks alles toch altijd nog de oude, trotsche, gevreesde pater Ignatins was; de zwakte in de knieën bemerkte hij niet; en evenmin, dat zijn schoone, lange baard grijs geworden was, alsof er plotseling een ijzige vorat over heen gestreken wae Het was een rechte, langzaam stijgende weg met aan het einde een witte pooit, welke de ingang van het kerkhof vormde; en in het midden daarvan gaapte de zwarte opening der deur, als een eeuwig geopende muil, door glinsterend witte tanden omgeven. ' "Wera's graf bevond zich ver achter op ? het kerkhof, waar de zandpaden tusschen ! de graven ophielden, en pater Ignatius moest l»ng over de met gras begroeide paden loopen die zich tusschen oude verlaten gra ven heenslingerden. Hij ontmoette scheef staande, door den ouderdom groen geworden en verweerde gedenksteenen, gebroken krui zen en grooce zware grafsteenen, die halver wege in den grond waren gegroeid?Aan een dezer steenen grensde Wera's graf. Het was met versehe bloemen bedekt, doch deze waren door de droogte reeds geel geworden; zooveel te groener was alles rondom.... Een eschdoorn en een ahorn omhelsden eikander sierlijk boven het graf en een wijdvertakte hazelnoot spreidde zijn takken kinderlijk-teeder over beiden uit. Pater Ignatius ging op het graf er naast zitten, om op adem te komen, keek opmerkzaam naar alle kanten rond, wierp eoa blik o,> den wolkeloozen, ledigen hemel, waaraan do brandende zonneschijf in stille onbewege lijkheid hing... en bemerkte toen eertt do diepe, met niets te vergelijke» stilte van het kerkhof, wanneer geen wind en geen ritselen der herfstbladeren dezen eeuwiglieidstempel beroert.... Mn dadelijk kwam pater Ignatius op het dankbaell: dit was geen stilte, doch ... zwijgen: het golfde in breede stroomen naar da steenen muur. welke het kerkhof omgaf, klom daar langs omhoog en er overheen en overstroomde de stad... en vond zijn einde eerst daar. . in die gr\jze, hardnekkige, eigenzinnig zwijgende oogen ... Pater Ignatius huiverde een oogenblik en vestigde den blik op Wera's graf. Hij keek naar de korte verwelkte grashalmen, die men op het wijde veld met de aarde had uitgetrokken, doch die geen tijd had den gevonden, om op deze nieuwe plaats een nieuw leven te beginnen, of do dood, die hier thuis was, had ze reeds gehaald ... en kón zich, kón zich niet voorstellen, uai daar ... onder dat verwelkte graf, nauwe lijks twee ellen diep ... zijn Wera rustte !... n die nabijheid scheen hem onbegrijpelijk en bracht een vreemde, nooit gekende on rust in zijn ziel. Zij, aan wie pater fgnatius reeds gewoon was te denken, als aan een voor eeuwig in de duistere diepten der on eindigheid verdwenene... zij was hier, vlak bij hem, daar onder... en het was niet te begrijpen, dat zij er toch niet was en nim mer meer zijn zou. En het was pater Ignatius te moede, alsof hij slechts een bepaald woord behoefde te spreken, dat reeds op zijn lippen brandde, slechts een bepaalde beweging behoefde te maker, en Wera zou liii het graf verrijzen en glimlachend voor hem staan ... sükoou, lang en fclank, zpoala zij gevrcesi was.... En niot alken zij ZGU uit Lei graf opstaan, doch met haar ai deze dtodei', wtlko hi'-r, zoo nabij, zoo vreeseHjk vi,til)aar in ciezs ongtloofolijko nabij heid, mot plechtig, ijskoud zwijgen daarop schenen ia wachten. Pak-i- Iprnutius nam zijn zwarten, breedgeraritlen hoed af, sticek hst lange, weeldt-rige baar uit het gelaat on zeide: "Wera!" ; Het was zijn oude stem... droog en ge biedend, en het kwam hem vreemd voor, dat : deze luidüen duidelijk uitgesproken oproe, pinp' zoo zonder eenig antwoord bleef. Luide en hardrekkig klonk de stem, en waaneer zij zweeg leek het een oogenbiik, alsof daar ergens van beneden, ondui delijk en onbestemd het antwoord te hooren was. En pater fgnatius keek nog eens naar alle Ivü.fen rond eii legde het oor luisterend cp htt harde, stekelige grasveld: Wera, zes hei mij !'' En vol ontzetting gevoelt pater Ignatius, dat «een kilte als uit het graf zich in zijn ooi' uitstort en ijzig-koud zijn hersenen beroeri, K n dat "Wera spreekt... doch slechts niet dat lange, lange zwijgen... Steeds vreeselijker, steeds ontzettender wordt die kille, en als pater Ignatius het hoofd op hef!", ziet hij bleek als de dood en hij heeft het gevoel, alsof de lucht trilt en siddert van liet rollende zwijgen, alsof uit die ont zettende zee een woedende orkaan oprijst... Dat zwijgen worgt hem; het stort zich in ijzige golven over zijn hoofd uit en beweegt zijn haren ; het stoot af op zijn borst, welke onder dien druk steunt. Aan het geheele lichaam bevend, rechts en links verschrikte bukken werpend, staat Ignatius langzaam Zoo blijkt, dat, onder Gods zegen, de wareld nog soo kwaad niet is ingericht en een rijk maar goedmeenend jon «mensen zich toch liever tweemaal bedenken moet, eer hy een eenvoudig meisje met zyn sentimenteele liefde lastig valt FRANS COENKN. De, Geschiedenis van een onecht Kind. Naver teld door MAX WINTER, in 't Holland?ch bewerkt do ir J. P. WESSSLISK VAN ROSSÜM, 101 pag. Am-ite-dam, D. Berreklouw. Herinneringen van een Wee'jongen, door hem ze f verteld. Met een voorwoord van prof. dr. AÜG. FORKL Naar het Daitscb, bswerkt door J. P. WESSBLINK-VAN EOSSU.M, 110 pag. Amsterdam, D. Barreklouw. CARL EWALD, Mijn groote Dochter. Uit het Deensch, door A. BAKKEB, 2a druk, 172 pag., f O 90 ing. 's Gravenhage, N. f. Uitg. MJJ. voorh. M. Hols. Wie gebruiken de Vereenvoudigde Spelling f Lijst van geschriften in V. 8. van tydschriftep, week- en dagbladen, enz., die artikels in V. 8. opnemen en van vereen voudigers met de daad, met een inleiding van dr. C. G.N. DE VOOYS, 47 pag. Zwolle, La Eivière <fc Voorhoeve. Handboek der Volkshuiihoudkunde. Vrij be werkt na*r Jos. SCHRIJVERS, C. S. S. B., door mr. A. TKPE (2 a dee) 203 pag. Lalden, Uitg. Venn. Fatura." West-Marokko Dcuttchl Von HEINEICH CLASZ, 36 pflg., mit einer farbigen Karte Marokkos, Preis 50 pfennig. München, J. F. Lehmanns Verlag. Verslagen en Medtdeelingen v. d. afd. Han del v. h. Dept. van Landbouw, Nijverheid en Handel, jaar?; 1911, No. 2. Verslag van de Commissie tot onderzoek van Kalkzandsteer. Verkrijgbaar bg de afd. Hande), Lange HoutBtraat 36, Den Haag, d /l. Verslag van den President van de Javagche Bank en van den Baad van Commissarissen over het 83ste Boekjaar 1910?1911, uitge bracht in de Alg. Vergadering van Stemge rechtigde deelhebbsrs, gehouden 21Juni'll. Batavia, Ruygrok & Co. AJgemeen Tehuis voor Militairen" te Helder. Eerste, Vtrslag 1911. Druk van. C. de Boer Jr., Ilslder. iBhonS Tan TiidsciirifteD. Weekblad voor Indië, No. 11 : Later, Onze Woningtoestanden. F. Hageman, Da AmsterdamEche Vliegweek. Otto Knaap, Wijsbegeertelijke overdenkingen. III, enz. De Ii.dische Kroniek, K o. 18 : K?Ben merk waardige fi^nu1-. R. A. Ezerman, De Padvindersbewegicg. Gustave Moreau, door J. Vernvoordf, ecz. . Het Theosophiich Pad. Internationale Maandelyksche Revue buiten Keikelyk en Poli tiek Verband voor de Verspreiding der Theosophie, de studie van oude en moderne Z^deleer, Wijsbegeerte, Wetenschap en Kunst, en tot verh( ffiag en iuircring van het hui selijk en nationaal kven. Redacteur A. Gout*, Assen. Administratie Sieenti straat 40, Gro ninger. Prijs per jaargang f 2. Losse num mers ? 0.30. Uitgave van de Univerteele Broederschap en het Taeosophiseh Genoot schap te Groningen. Inhoud van No. 1: Het Pad, Enkele wonrdf-n ven William Q. Judge. J. H. Fas;ell, Wat is het aeotophiach Pa i ? Leeriini?, Vmmifn in Raad. Ds RiijiYoga School te Point-Lome, door Carl Ramberg. H. P., BlayaUky en bet Taeosophiseh Genootschap. Het unr der Kinderen, en?. Holland Expres', No. 12: Het Vreemde infetverkfer i:a bet Buitenland. Par Spoor op 1UOO i-J. hoo-jtp. D3 Liefde van Rooïieve Bcrgh. On>:e moderne Hotels, en?. Molfsckott, Nf. 5: K. van Dieren, Het Kamsrlid j'jr. De Savortin Lobman ala Vfieoiï.-atie bestrijder, enz, Belang en R^.cht, No. 8; Alter Ego, Vrou wentypen in de Literatuur, I. (Antigone en Dag. A. W. Weiesman, De Benra te Am sterdam 1611?1911. D. J. v. d. Ven, De Bwidentie der 0?er Betnwe. A. B. Wigman, Vogels d«r dunternie. A. v. d. Kemp, Onddorp. Paul Arène, De hond van den Blinde. Elka, Van de diepzee en haar bewonerp. ~- U. G. D., Lochem en Om streken, enz. Jeugd, eü. 8: Mevr. O nuk Soer, Aan boord van de Orania," Het Japwche meii-j°. G. J. Meinen, Van Hemel en Aarde, enz. Gemeentebelangen, No. 23: Waar blijven de krotbewoners? Vuilverbranding (slot). De gemeente en da uitvoering van sociale wetgeving, enz. enz. Op dt Hoogte, Aug. '11: Feiten van den 40 cents per regel. BOUWT te M (J N SF E ET. Inlichtingen bjj het bonwbaraaa Artf, aldaar. COGNAC WARTELL Agenten: KOOPMATORüINlER, DELAUNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONARD LANG, 114 Stadhouderskade, AMSTERDAM. E enig e Fabrikanten W.BengerSühne S'hitfgart Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalvenstr. 168 K. F. DEDSCHLE-BENGiaL Piano-, Orgel- en lozlekhandd 9Ieyr*?os «ü? alstsoven, ARNHEM. KONINGSPLEIN 9. Interc. Telefoonnummer 913. VLEUGELS en FIAWS In Eoop en in Huur. REPAREEREN STEMMEN RUILErf. Spoor's Mosterd W. A. Spoor Jr.f Culemborg. mm HOTEL DJ Allereerste-Rang Hotel met allen comfort. Prachtig gelegen tegenover het Kurpark. Uitvoerig geïll. Prospectus gr. en fr. Intern. Verkeersburcau Amsterdam, Uaadlinisstr. 16. *- Tel. op van den grafheuvel en tracht onder groote iaspaiiciug den rug weder rechtop te houcleu, aan zijn bevend lichaam de rsoodigo waardigheid weder terug te geven. En het Kelukt hera. Met overdachte lang zaamheid klopt hij het stof van de knieën, zet zijn hoed op, maakt driemaal het teeken des kiuises over het graf en verwijdert zich daarna niet vaste stappen; doch hij raakt ia de \var op het hem bekende kerk hof' en kaa den weg niet meer vinden.... Verdwaald," glimlacht pater Ignatius, terwijl Lij weder bij een kruising van paden blijft staan. Doch slechts een oogenblik en, zonder overleg buigt hij licks af, want wachten, stil blijven staan kan hij, mag hij nietl... liet zwijgen jaagt hem voort van alle kanten.... Golvend stijgt het omhoog uit de groene graveii, ademt van de sombere, grijze gr» f kruizen, en blaast met dunne, rerstikkriiido stroomen uit alle poriën dezer met lijken verzadigde aarde.... Steeds snelier worden zijn schreden. Verward, bedwelmt!, loopt hij telkens de/elfde paden, zonder het te bemerken, springt over grafheuvels, stoot zich tegen traliewerk, klemt zich vast aan soherpe, metalen kransen.... De zachte stof zijner ruime kleeding scheurt aan alle kanten.... In hera leeft nog slechts n gedachte: weg ??weg van hier !... Hij probeert aan alle kanten en loopt ein delijk half bewusteloos, koortsachtig opge wonden, zoo hard hij kaa ... vreemd uit ziend met zijn lar ga gestalte in het fladderend koorkleed, met de vliegende baren rond het hoofd. Meer dan voor een uit het graf ver rezen doode zou ieder geschrokken zijn voor deze razende, springende, wild met de handen slaande menschengestalte, zoo hij dat waanzinnig vertrokken gelaat had aanschouwd, dat doffo rochelen uit de hijsende borst vernomen. Met een laatste sprong komt pater Ignatius eindelijk buiten op het pleintje voor het kerkhof. Op de lage bank bij de deur sluimert een grijsaard, zeker een van vez gekomen zwerver, en naast hem kibbelen twee oude bedelaaisvrouwen als kemphanen. Toen pater Ignatius zijn huis naderde, schemerde het reeds en in de kamer zijner vrouw brandde licht. Met den hoed op het hoofd, stoffig, met gescheurde kleederen juist zooals hij was &nelde pater Igcatius naar het bed zijner vrouw en viel voor haar op de knieën. Moeder ... Olga I... Erbarm u mij ner!..." snikte hij, ik word waanzinnig!" En hij bonsde met het hoofd tegen den rand van de tafel en snikte hartstochtelijk, en als een mensch, die nimmer weent. Doch i toen hief hij het hoofd op, plotseling over| tuigd ... dadelijk, zoo dadelijk moest er j een wonder geschieden, en zijn vrouw zou j spreken, zou hem baklagen en hem troosi ten ... hem weder oprichten ... O ... moeder ,.. mijn vrouw ! " En hij buigt zijn gansche, groote lichaam naar zijn vrouw over en... ontmoet den blik der grijze oogen, waarin niets was: geen medeiijdea, geen troost... en ook geen toorn. Misschien vergaf zijn vrouw hem, misschien had zij ook medelijden met hem doch hare oogen zeiden niets, geen mede lijden, geen vergeving! Zij waren stom: zij zwegen.... En zwijgen deed het gansche, sombere leeg-geworden huis.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl