De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 6 augustus pagina 7

6 augustus 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1780 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hollandsche landschappen, ia, dat de horizon veer hoog is, dat van bovenaf genen werd het land van glooiende terreinen en akkers, eoodat alles duidelijker waarneembaar is en ?de onderlinge afstanden zich «nader laten bepalen «ver de verschillende plans van het tafereel. Maar daarmee dan ook openbaart zich de intimiteit van de opvatting, waaraan geenzins het ruimtegevoel vreemd is. Het ver dichtend element juist maakt deze, aog al -eens onbeholpen, landschap-verbeeldingen boeiend. Als in No. l heffen, boven de aarde nit, de windvangende hooge popels hnnkroonen in de lacht, verwekken de illusie van wijdheid ?en onbeperktheid over alles, wat door waar neming zich benaderen laat. Zoo suist, naast de naive uitdniding der plaatselijke gesteldheden van het Vlaamsche land, nit ieder werk de adem der innerlijke gewaarwording van een, die zijn observatie's verwerkelijkt uit dierbare herinneringen. De Intimiteit van deze kunst kan mis'chien in geaardheid aan het werk van Karsen verwant lijken, maar dan ruimer en milder van ge moedsbeweging en zeker veelzjjdiger van ?opvatting. De tentoonstelling bijjft nog slechts een week open, is voor ieder kosteloos te bezichtigen. W. STBENHOPF. TeitoonsMioi in de stnlentersocieteit 09 de Heilipi 6£, Een eigenaardige en nog al primitief in gerichte tentoonstelling, die wel het karakter heeft van een uitstalling tot den verkoop. Wat is er tegen? Het is in ieder geval een wel bezienswaardige collectie, die daar bijeen is, al zyu er dan ook veel bekende dingen van kortelings gehouden tentoonstellingen. Veel teekeningen en eigenaardig, nog al wat Werk vaneen geprononceerd wulpach karakter! Van v. d. Hem zyn er schetsen en teekeningen ?die dan kern van zyn talent meer bloot leggen dan zyn schilderyen. Een teekeningtje van een paar figuren in een schouwbargloge herinner ik me als van zeer verfijnde kwa liteit. Van Jan Slnyters schilder- en teekenwerk ; onder het schilderwerk is op te merken ?een levensgroote naaktstndie in hel licht, en luide klenrpraal, die eerder nit het land van Rnbens dan van Kembrandt afkomstig lijkt. Verder werk van Leo Gestel, Spoor, Hart Nibbrig, Weijand (aiet voordeelig hier) Knap (die erg zoekende bly'kt) CobaEitsema '(met een zeer waardeerbaar stille vee) Huydekooper en nog eenige andere, waaruit ik als ?een my onbekende, maar verrassende nieuwe ling Kadeker, wil noemen. W. S. Afcurice Maeterlinck, Dramatische werken. Door den schrijver geautoriseerde uitgave, bewerkt door J. CLANT VAN DER MIJL?PIEPJCBS. Amsterdam, Menlenhoff en Co. Indien er een fraasch schrijver is, die zich in eene hollandsche vertaling goed laat lezen, dan is het Maeterlinck. Hu verliest in ons Idioom zooveel niet en het lijkt dan oor spronkelijk werk. De vertaling, die ons hier wordt aangeboden ie dan ook eene zeer goede. Vloeiend is zij en eenvoudig, niet op geschroefd in de gesprekken, doch ook niet vulgair door buitengewone familiariteit. Men ?on deze vertaalde drama's kunnen spelen «onder dat iemand, die het niet weet, zon kunnen vermoeden, dat zy oorspronkelijk in het fransch zyn gesteld. Het is misschien aan de vlaatneche afkomst van den auteur te danken, dat de essentie van zyn geest zich soo gemakkelyk met hollandsche taalvormen laat omkleeden. Ook is zijn fransche volsin ontdaan van dat bijkomstige, dat wel het karakteristiek gallische, maar toch niet voor «en goede fransche expressie noodzakelijk is. Daarom kan hy ook wel zonder erg schade te lijden in eene andere taal worden over gezet, doch in de onze met niet gering succes. Dit is te danken aan Maeterlinck's inmmarische manier van uiting, aan het lapidarische van tyn dramatischen stijl. Dit elementaire is dan ook de qnaliteit, welke dezen stijl voor spoedig doodgaan zal be hoeden. Zooals de styl van Sophocles nog «Itijd levende is om de diepe beweeglijk heid in de soberheid der uiting, zoo kan pok Maeterlinck' op eenige overeenkomst in dit opzicht, al is. die dan ook niet groot, daaromtrent bogen. Daarenboven zij n de woor den en gesprekken van Maeterlincks eerste drama's door eene bizondere stemming ge dragen. Zy staan in een haast onnatuurlijk licht. Het is niet het gewone zonnelicht of dat van de maan, maar een dat door een speciaal gekleurd stemmingsglas schy'nt te vallen en al zijne handelende en spiekende personen overgiet. Zoo ly ken zy'ne handelende personen te spelen in eene kunstmatige wereld, die wel zeer schoon ia, maar toch iets opzettelyks vertoont. De gesprekken worden tot eene hoogte opgevoerd, die hier en daar iets gewilds heeft. De personen, die ze voeren heb ben den bodem der realiteit verlaten en schijnen te zweven, zonder den grond te betreden. Daarom is het dat de handelende personen dier tooneelatnkken geene wezens zijn, die door den auteur in de objectieve werkelijkheid voor zich nit werden gestooten, om een eigen bestaan te gaan leiden, doch de atmosfeer van des dichters eigen zieleleven niet hebben verlaten en nit dat zieleleven- alleen hun leven schijnen te putten. Minder dan Goethe's Iphigenie of Grilparzer's Sapho zyn Maeterlinck's dramatische personen objectieve werkelykheid. Zy vegeteeren in eene droomwereld, in schemering en nevel». Daar nenriën zy in gedempten toon hun lijden, smarten en vreugde. Zij zq'n ook van geen bijzonderen tyd, zy kunnen leven en geleefd hebben, zoowel nu als in vroegere eenwen. Zy volgen alleen de ly'nen van het algemeen menschelyke. Het zyn meestal zachte hooge wezens, die het een of ander idee of gevoel symboliaeeren en in teere stemming heen en weer buigen onder de windvlagen van een mysterieus noodlot. Hunne bewegingen geschieden ineeneonbesternde omgeving en die be vegingen zyn zelden plotseling, maar meestal geleidelijk, niet scherp afgeteekend tegen het omringende, maar opgaande en versmeltend met de weeke realiteit, waarin zy zich schynen op te lossen. Daar is eene eigenaardige schoonheid in deze drama's, al beduiden zy' niet het toppunt der dramatische kunst. Bij het verse bynen van Prinses Maleine" heeft in een opzien barend artikel van den Figaro in de tach tiger jaren Octave Mirbean dit drama met het werk van Shakespeare vergeleken. liefjes der Mplaats mi aan Zee". ^Gezicht op het dorp. Het strand. tlflIIIIIHIIIIIIlllllllllllllltllllllHIHII lllllflflllllllfllllllllfl Mirbeaa had niet geheel ongelijk, maar was er toe ti verre af geluk te hebben. Want zonder Shakespeare zoude Maeterlinck er waarschijnlijk niet geweest zijn. Deze heeft sommige tooneelen, sommige kiemen laat ik liever zeggen, van den Engelschman ont wikkeld. Maar toch by die ontwikkeling is hy°niet naar buiten gegaan in de realiteit, maar is in zich zelf ingekeerd en heeft de werkelijkheid van Shakespeare in sjjn bin nenste Ik tot bloei gebracht, als eene plant, die verplaatst wordt van de open lucht naar de broeilucht van eene warme serre. Maeter linck is ook later nog eene kasplant gebleven toen hy met Monna Vanna en Joyselle de meer zinnelijke wereld heeft weergegeven. Welke eigen levenservaringen aan deze evo lutie ten grondslag liggen, heb ik hier niet na te gaan. Da recensie of de critiek heeft naar myne meening zich alleen te bemoeien met het werk of de schepping, zooals zy daar voor ODB ligt. Het is nu wel interessant te vernemen waarom een werk zus of zoo is gegroeid, het bluft toch altijd nevenzaak welken invloed Maeterlinck's vrouw op den crbeid van haar man heeft gehad. Wjj kunnen het betreuren, indien wij meenen dat invloeden van buiten op het werk van een dichter niet dat. resultaat hebben gehad, wat wij zonden gewenscht hebben, wühebben ten slotte toch alleen met het werk zelf te rekenen. Dit wordt er niet minder of meer door. Sainte Beuve moge al een andere manier hebben gehad in het aanpakken van een auteur, wy°zijn heden ten dage eenigszins anders. Wij vinden, al stellen wij Sainte Bauve zeer hoog, zijne methode ietwat verouderd. Maeterlinck's dramatische arbeid komt mij voor niet te zijn eerste ranga werk, maar van den tweeden rang en in dien tweeden rang uitstekend. En als reden meen ik voor deza qualificatie te moeten opgeven, dat zijn dramatische arbeid geënt is, niet op het leven, maar op de litteratuur Zoo komt deze voort nit de lectuur van Shakespeare of van het een of ander inte ressant geval van de historie. Toen Goethe zijn Taaso" ons heeft ge geven lag aan het geval van den historisehen TasBO, Goethe's eigen leven ten grondslag. In het dramatiseeren van Tasso's levens ervaringen vertelde hy ons zijn eigen weder waardigheden. Maeterlinck in zijn Prinses Maleine" wil ons alleen lam elaan met het verschrikkelijke. Inderdaad lukt hem dat, wügeraken onder den indruk van het monsterachtige der koningin Anne, van het hooge tragische lot van prinses Maleine, van het fijne gerechtigheids gevoel van den jongen prina Hjalmar. Hier zijn situaties van Ham let en Macbeth op de meest vernuftige wijze versmolten. Wij ondergaan den indruk en het is geen wonder dat Mirbeaa nog zeer jong zijnde uitriep in den Figaro, dat Sha kespeare was herrezen. Aan dat artikel van den hevig voelenden Octave Mirbean heeft Maeterlinck zijn reputatie te danken evenals twee jaar vroeger Manrice Rollinat dooreen hoofdartikel van Aloert Wolf in dien zelfden Figaro aan Europa werd geopenbaard. Mae terlinck heeft den last zijner reputatie se bit terend tot heden kunnen dragen. Drama na drama heeft hij gedicht, en zijn voelen en denken heeft hij in fijne wijsgeerige analyses neergelegd. In dit eerste deel van vertalingen van Maeterlinck's dramatische werken zijn opge nomen: Prinses Maleine, Da Indringer, De Blinden en De Zeven Prinsessen. Het is eene bizonder handige en nette uitgave, niet te groot en niet te klein van formaat en het harde en geribde omslag papier, dat boven aan den titel bevat, voelt aangenaam aan onder het in de handen nemen ter lezing. Voor op de eerste bladzyde staat een portret van Maeter linck zooals hij nu is, en dat wel een getrouw beeld moet zijn van den auteur. Een paar bladzijden verder zien wüMaeterlinek afge beeld staande voor zij n vroeger buitenverblyf te Luneray. Hy staat daar in aportcostuum, doch zyn gazicht lukt niet heel veel op dat eerste portret. Verder zien wügere produceerd Maeterlinck's baitenverblyf te Grasse in de buurt van Cannes. Wederom een bladzyde verder wordt de teekening van Vallotton weergegeven uit Gourmont's Livre des Masques. Ook dat lykt weer een heel ander mensch te zyn. Daarna treffen wüaan het portret van Georgette Lablanc, Maeter linck's echtgenoote en de vestibule van zijn woning in de abbaye de Saint Wandrille, en dan nog eene onuitgegeven teekening van Lenbach voorstellend Agnes Sorma, de vertolkster van Maeteriinek's drama's in Daitschland, vol expressie en doordringende kracht. Een korte levensloop met korte appreciatie van 'a dichters werk, gevolgd door eenige herinneringen door den heer Ad. van Bever, gaan aan de vertaling der stukken vooraf. Zooals ik zeide, is deze eene zeer goede, alhoewel en dit ook op de aangehaalde gronden, eeae vertaling van Maeterlinck geen zeer moeilijk werk is. Toch vind ik b.v. enkele kleine afwijkingen. In de uitgave van Lacomblez te Brussel 1890 vind ik het begin van Les Aveugles aldus: Premier aveugle nê. Il ne revient pas encore? Deuxième aveugle-né. Vous m'aves veiü! Premier aveugle-né. Je do r maïs aussi. Troisième aveugle-nê. Je dormais aassi. Zwaanstraat. Strandweg. iiMlllllimiiMlitimilMiiii Premier aveugle né. Il ne vient pas encore ? Dtux'ème aveugle-r,é. Je n'entends rien venir. Troisième aveugle-né, II serait temps de rentrer & l'hospice. De vertaling l'ïidt als volgt: Eerste blindgeborene. Komt hy nog niet terug? Tweede blindgeborene. Gg hebt my wakker gemaakt. Derde blindgeborene. Ik sliep ook. Eerste blindgeborene. Komt hu nog-niet terug? Tweede blindgeborene. Ik hoor niets komen. Dei de Blindgeborene. Het is tijd om naar het gesticht terug te gaan. Hoe dit verschil ontstaan is weet ik niet, maar het is van geringe beteekenis. W wenachen overigens dat dit boek in veler handen moge komen en dat de vertaling by eene opvoering door een Nederlandsch tooneelgezelschap worde gebruikt. De stijl, zoo als men uit dit kleine fragment ook kan zien is niet een opgeschroefde onderwetsche tooneelsty'l, maar de eenvoudige moderne omMaeterlinck heeft voor bet drama eene noot gevonden en een toon, die reeds vaak (en hier denk ik vooral aan nieuwere Italia nen en den Ier Synge) ia nagevolgd. Daaren boven spant hu de aandacht van den toe schouwer door heel fijne draden, draden die wel fiJQ maar zeer sterk zyn. Het is vooral Prinses Maleine" dat niettegenstaande het melodramatische van zyn elementen, grootsch aandoet in het gedempte fan zyn fluisterende weeklacht. Die ongelukkige Prinses, welke geworgd wordt, dat opkomen van het gezicht van den gek en het heen en weer stommelen van de andere personen op den gang onmid dellijk na den moord is eene scène van hooge tragiek. Kort en incisief is altijd het gesprek. Meestal werpt men elkander slecnts een enkelen volzin naar het hoofd. ZOD wordt ons geene rnat gelaten by den seusatievloei van n persoon te verwijlen, maar worden wy steeds weer opgetild door den dialogeerenden mede spreker, die de nieuwe opwerping maakt. Zoo schommelen wüin aanhoudende belang stelling en varen op naar het doel eneinde, waar de schrijver ons wil hebben. Voor namelijk is dit aan de onrust van dezen zelf te danken. Shakespeare's dialoog-schomme ling is dieper, dalende met meer rust naar beneden ia grooter overgave van bespiege ling. De moderne Maeterlinck bly'ft meer aan de opper rlakte, maar hij zeilt met forscher gespannen zeil in vluggere vaart naar het doel. Er is dus een groot onderscheid tusschen dit drama van Maeterlicck en Saakespeare's Macbeth". Ik noem juist Vlacbeth", want by dit stuk van den Engelsehen dichter komt Prinses Maleine" bet dicatat by door de intensiteit der gespannen actie. Ook heeft Prinses Maleine" eenige verwantschap met den Hamlet". Toch is Maeterlinck's drama meer geraamte, meer carcas, terwijl Sha kespeare stukken wezens zijn van vleesch en bloed, vol gevoelsleven en kleur. Maeterlinck's stukken zijn grijs en vaal en hebben het wezenlooze van het Dloot cerebrale. Desterae wil van den dichter is bier overheerschend, die het individueel gevoel van zyn handelende per sonen dikwijls onderdrukt en ze aan strakgespannen koorden laat doordraven. Tot eenig lyrisme hebben zij geen tyd. Hoe vreemd het ook moge klinken, de drama's van Maeterlinck zyn gevuld met handelingen. Wat men oos moge zeggen er zijn op het oogenblik in Europa weinig auteurs, die in welverdiende reputatie hooger zyn gastegen. Daartoe heeft natuurlijk veel bygedragen zijn verdienste als wijsgeer, alsfijoe ontleder der menschelyke sensaties in zijne boeken: Le Trssor des humbles en in Sagesse et Destinée en hiermede staat hy dichter by ons en ver kiezen wij hem boven Emerson. Maar ook in zyne drama's, zooals ik reeds zeide, heeft by iets gevonden, een toon, een pad van sensatie nog niet door anderen op die manier betreden. En daarom is Maeterlinck, wat men noemen kan een representatief man, die wel geen grootsche bewondering wekt, zooals Shakespeare, (wie wekt die op het oogenblik?) maar die toe ti den hoogsten eerbied en de sympathie heeft veroverd: een classicus van den nieuwen tyd, classicus om het geëqnilibreerde van zyn arbeid en den soma anbliemen eenvond zyner dictie; die nit den grondtoon, die hu had gevon den snperbe symphonieën heeft opgebouwd. Zonder aarzelen verkies ik hem zelfs boven an deren van even grooten naam b.v. Henride Eegnier, die wel essentieel fransch is en veel beter het galliache vertegenwoordigt. Ik verkies Maeterlinck om het breedere van zyn geest en gevoel, om het meer uitgebreide van den vleugelslag zyner fantasie. Het is wel een bizouder voorrecht, dat het fransch schrijvend Belgiëvoor het oogenblik kan bogen op twee dichters als Maeterlinck en Verhaeren. Hun werk behoort tot het beste wat de litteratuur nu oplevert. Het is klaar en doorzichtig en toch een vooruitgang. Het heeft een eigen klank en al heeft het eenige andere melodieën overgenomen, er is veel nieuws in verwerkt, zoodat het een eigen leven kan voortzetten in onzen tijd. Het is al heel mooi voor een klein land als Balgi een zoo eminent dramaticua en een zoo hoog gestemd lyricus te hebben in onze po ziearme dagen. Ka het lezen of hooren van Prinses Maleine" weet ik niet wat voor persoon die prinses is en welk karakter zy heeft. Zoo ook met prins Hjalmar, maar ik weet wel, wat zy doen. De oude koning en de konin gin Anne zyn my duidelyker door hunne booze handelingen, doch ook zij maar ten halve en zoo vergete men niet de waarheid by het beoordeelen van Maeterlinck's dra matische werken: Het zyn tooneelstukken van pure aktie, zonder bizondere karakteri stiek, maar ook als dusdanig hebben zy een groote waarde. F. E. OfftM.tr Brief an die Redaction det Amsterdammer Weekbl. v. Nederland". Löbliche Redaction, lob habe einen guten Frennd in Haarlem, der mir fters die Groene" einsendet. Da vergnüge ie h mich denn anden Bocksspr agen Ihres mnsikalischen Mitarbeiters. Vor einiger Zeit konnte ich da zn meinem Erstannen leaen, daas ich eine grosse Erfiudung gemacht ha'tte. Nach jahrelangen in Paris und Wien vollbrachten Studiën und vielen zn Experimenten beiützten Concertreisen war es mir endlich gelnngen einen bis dahin sehr verachteten, Jargon das Jüdeln" ins Musikalische zn bersetzen und das Beethovenconcert in dieaem Idiom vorzutragen. Ich war starr vor 81 au nea beschloss jedoch anf jeden Fall, sofort ein Patent auf diesea interessante Verfahren zu nehmen, sowie mir Ihr Kritiker das Geheimniss seiner Entdecknng enthüllt haben würde. Leider warte ich noch darauf und so komme ich u m die Früchte meiner unbewnssten Erfindang. Mit den nachaten Nummern jedoch die mir mein Haarlemer Frennd zmandte vergieng mir das Lachen: Alphons Diepenbrock, der Componist dea gemalen Te Deum", unbedingt mag man seine spateren Werke diesem auch B ich t .gleichstellen eine der vornehmsten Figuren des hollandischen Muf iklebens associiert sich mit Herrn Vermenlen da geht mir die Sprache aus, und ich muss Göthe im Faust daa Wort erteilen: Es tut mir in der Seele weh, daas ich Dich in der Gesellschaft seh." Doch als ich hente flüh Ihre Nummer vom 16 Juli er hielt mit der Antwort Ihres Kritikers anf das eingesandte Schreiben dea Hernn Mossel, da bat es mich bermannt und mir die Feder in die Hand gezwungen. Ich las da: Hollandische Componisten, Ibr seid nicht mehr wertalsLeierkastenmanner Ihr seid Hampelmiinner, alte Trompeten, vermoderte Trommelhaüte etc." so ruft der noch sehr jugendliche (hoifanngs-) grüne Herr Vermeulen wem zn? Etwa den Vete ranen aus dem Mnsikcorps der Schuttery? O nein, er wendet sich an die hoDündiechen Componisten (mit alleiniger Ausnahme des Herrn Diepenbrock) also an Manner wie Bernard Zweers, Dirk Schafer, Julius Röal gen, von Brucken Fock, Joban Wageoaar, Leander Schle^el Catharina van Bennes als Frau. Herr Vermeulen behauptet sehr viel zu wissen. Es giebt aber doch noch einiges, waa er nicht weiss. Z. B. er weiss nicht: I. dass die Symphonie von Zweer s Aan my'n Vaderland" nicht nur ein machtvolles grossartiges Werks sondern als erster Versuch einer national-hol aüdischen Musik ein bleibendes Cultnrdocument von hohem musikgeschichtlichen Wert ist. II. Dass Dirk Schafer u. i. der Compo nist 2er Geigensonaten ist, die bei ihrer Auffüruog in Berlin als mit zu der aller besten neneren Kammermusik gehorend anerkannt wurden. III. Dass Juliua Böutgen, ganz abgesehen von seinem honen Wert als selbatandiger Componist der liegenerator der alten ho!laadischen Volks- Musik ist und schon als solcher ein Hut ab" erfordert. IV. Dass Broeken Fock n. A. 84 Prelvdie* f. Klavier componiert nat, die als eine würdige Fortsetz»ng der Chopin'schen gelten k nnen. V. Dass Johan Wagenaar im aelten gepflegten ttenre der musikdischen Parodie ein Meister ist. VI. Dass Leander Schlegel auch im Aasland als ein in der vordersten Bei h erfelgreicher Kampfer ffir die Moderne gilt. VII. Daas Cath. v. Rennes eine Grosse im Beiche der Kleinen iat. VIII. Dass es in Holland eine junge Generation giebt, die in harten Ka npfen danach ringt, ihrem Lande eine immer böhere Gel tang im internationalen Mnsikleben zn erringen. Stimmt Alles nicht, entgegnet der c och sehr (hoffnungs-) grüne Herr Vermeulen sind Alles Hampelmanner, al t es Geiümpel, reif für den Lumpenaammler. Ja aber aber auf welcher Seite ist da eigentlich der Hampelmamn ? ? J Arme bollandische .Muaik, Dn bemitleidenswertes Stiefkind unter den Kunsten Deines Vaterlandes, wie bedaureich Dich, dass dn Dich derart begeifern lassen mnsst. Und Ihr, Componisten Hollands, die Ihr gezwnngen werdet, Each von Leuten bearteilen zn lasaen, die zwar nichts gelernt haben, dafür jedoch imstande sind in einer Minnte hundertnndzwanzig Worte niederzn schreiben (?die Masse macht's", wie die Devise der modernen Waren ha uier lantet). Ihr tut mir wahrhaft leid. Fünf Jahre haae ich mit Euch gelebt, auch nach Kr af ten für Euch gewirkt nnd eine grosse Bitterkeit ateigt in mir auf, wenn ich sehe, wie man mit Each nmgeht. Trotzdem odergerade dessbalb muss ich mit Each grob werden: lasst Euch von einem Frennde sagen Ihr seid Alle mitsamtut Watchlappen, da«s Ihr jeden Sonntag in der F/üi znm Kafiee lesen könnt, wie Ihr im Grande genommen nicht wert seid auf der Welt zu sein nnd Nichts in Euch, die Ihr doch auch Enre Ideale habt, regt sich, nm gegen derartige Pöbeleien zn protestieren. Ihr schnftet rnhig weiter und bereitet eine neue Musikergeneration vor, die dem gleichen Sceicksal entgegengeht. Wenn man Each anf die rechte Wange spnckt, so wisent Ihr Each ruhig ab und baltet die linke hin. Wenn Ihr Euch daran gewöhnt, dassdas Beste, was ein Jeder von Each in sich hat, in den Kot gezerrt wiri, so tut es mir urn Enre Ideale leid. Denn die halten eine solche Behandlnng nicht lange aus nnd wenn dies so weiter geht, werdet Ihr ebeu vollstaadig die Lust am Schaffen verlieren nnd in der grossen Mnsikantenheerde u n tergehen nach dem Grö'sten und Sehönsten strebende Künstler, die Ihr gewesen seid. Der Art und Weise jedoch, Mnsik z« kritiaieren, wie sie dnrch Herrn Vermenlen betrieben wird, kann ich nur eins znrufen ein kraftiges Pfui Teufel Wohl bekomm's l CARL FLBSCH. *** Aan den heer Flesch. Daar ik den heer Flesch gekrenkt heb met de uitdrukking ju dein", bied ik hem gaarne myne verontschuldigingen aan. Hy veroorloove mij echter nog enkele dingen op te merken. ? 1. Het woord judein" was geenszins bedoeld als persoonlyke grieving, noch de rest van my'n critiekje over Carl Flesch'op treden in het Concertgebouw, Zijne voor dracht van Mozart en Beethoven waa voor my een muzikaal probleem, dat ik in de Groene" toenmaals niet geanalyseerd heb, noch opgelost, maar enkel geconstateerd en dit was als zoodanig misschien eene onvoor zichtigheid. Doch elders -ben ik er nader op in gegaan en als bewys daarvoor diene, wat ik schreef in De Tijd van 8 Maart, Ie blad. Carl Flesch trad gistermiddag op in het Concertgebouw, wat een jaarlyksche gewoonte is geworden sinds by zyn verbluf vestigde in Berlijn. En zooals Herman Heyermans zyne vrienden en vereerders heeft of Is. Qierido, zoo heeft Carl Flesch de zy'ne, die hem gisteren met zeer veel vuur hebben verwelkomd en nog vuriger hebben toege juicht na zyn spel. Onze lezers weten welke vereering wy voelen voor het groote violisten-talent van den heer Carl Flesch. Gisteren echter zijn wy heengegaan met een soort teleurstelling, slecht te plaatsen naast onze bewondering van vroeger, docb verklaarbaar. Hy vermaterialiseerde Beetbovens ontzaglyk meester werk, zyn viool-concert in d groot; vermaterialiseeren is inderdaad het woord, wanneer men eene aanduiding vraagt van zyne voor dracht. Waaraan dit toe te schrijven? Dit .bluft het eenige raadsel. Voor ons was Carl Flesch de virtuoos van den toon. Niet den snerpend-doordringenden toon der Zigeuner-naturen, doch den fijn afgeronden, bezadigd-vollen, den arittocratischen toon; hy was gisteren verder de vir tuoos der techniek; niet de duivelaknnst, het geniaal-virtnooze, doch de mooie techniek, waar ieder met zyn verstand by' kan, zeer afgewerkt, bolrond of vierkant, zooals ge wilt, of als een rechthoek zoo juist, zoo be rekend, zoo mathematisch nauwkeurig. De muziek nam ons daarom niet mee in hooger sferen, naar men zegt. Zy klonk gemoedelijk en wy bleven gemoedelyk luisteren. Dat ons by' Beethoven nu en dan wel eene een rilling door het ly'f voer, danken wy Beethoven. Mozart, broozer en tegelijkertijd minder sterkexpressief en fel-ontroerend, ging sprakeloos ons voorby. Wüvragen nogmaals waaraan dit toe te schrijven? Hoe heef c Carl Fleach 't in 't hoofd gekregen Mozarts nymphenrythmen en luchtig teere beweeglykheid te spelen met een straf-gestreken toon, als gold het Brahms? Het is een raadsel. Groateren vooral minder troebelige genoegens schonk ons J. S. Bachs C dnr Suite onder leiding van Willem Mengelberg." In gelyken geest schreef ik ook in de N. R. Ct. 2. Het spy't mij zeer, dat de heer Flesch, die dit alles wist, er by 'c schry'ven van bovenstaand ingezonden stuk niet aan dacht. Hy wist ook da\ Ru iolph Louis (en niet ik) de ontdekking"' gemaakt heeft en al enkele jaren geleden de waarneming deed hoe Gustav Manier het wer verachte jargon" in muziek bracht. Het critiekje van my heeft den heer Flesch zeer boos gemaakt, zóó boos, dat ik zelfs een particulieren brief van hem kreeg, opgesteld in termen, welke my verhinderden op dat schrijven antwoori te ge ven. De toorn heeft müverwonderd; omdat ik jüleln" geenszins beschouwde a! s e-n schend- of scheld-woord. Want toen indertijd Dr. Rudolph Louis de qaalifiaatie gebruikte voor niemand

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl