De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 13 augustus pagina 1

13 augustus 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1781 DE AMSTERDAMMER A°. 1911 WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Onder recLacti© -van. IMJc. H. T3. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a Zondag 13 Augustus, Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel / 0.25 , 030 ,0.40 INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Na de ?taking, door Tangene. Da debacle van bei Rotterdamsche liberalisme, door X. FEUIL LETON: Facino Cane. Naar Honoréde BalMC, door Lambert Koener. KUNST EN LETTEREN: Kroniek der Gedichten, door Krol van de Woeatjjne. INGEZONDEN. VEOCTWENRUBRIEK: Het meisje aan de speciale meisjes- en aan de gemengde vak?choler, VIII, door -Anna J. Jnngmann. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NA TUUR, door E. H*imans. Een wandeling over de Hygiëne.Tentoonstelling te Dresden, met af b., door J. L.?Tentoonstellingen: Dombnrg, door Plasscbaert. De horizon, door Alb. de Haas. WETEtfSCH. VARIA: Telefoonkabels voor grooten afstand, met af b., door dr. P. van Olst. Charivari. Dait-che goedhartigheid, teekeuing door H. G. Ibels. Een reiggelscbap. FIN ANC. EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. 8. Onze krant, door G. J. 8. v. H SC 3KTSJE. 80HAAKRUBRIEK. DAM BTJ BRIEK. ADVERTENTIEN. ?MlllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllHIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIllllimlIIIIIIIII Verzoeke gedurende de vacantiemaanden alle stukken, voor de redactie bestemd, uitsluitend te zenden aan het adres: Keizersgracht 333, Amsterdam; en niet op naam van den redacteur ?HMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIimilllllllllllllllll Na de staking. Na twee maanden strijd is ook de zeeliedenstakiog geëindigd. Yoorloopig ia hiermede de rust ia het bedrijf ver zekerd. Green enkele eisch der werknemers is ingewilligd, tenzij men een vage be lofte als zoodanig wil beschouwen. Het Handelsblad (van 10 Augustus) schrijft over dit laatste, zeer voorzichtig: De heer Beerends heeft doen doorschemeren dat de zeelieden in dat geval onver wijlde en onvoorwaardelijke hervatting van den arbeid wellicht konden reke nen op de loyauteit der reeders.'! Omtrent het mogelijke resultaat dezer loyauteit zijn we niet optimistisch ge stemd. Waarschijnlijk zullen, onder den drang der publieke opinie, eenige con cessies gedaan worden. De geschiedenis van het scheepvaartbedrijf heeft ons echter geleerd, dat radicale verbeteringen op deze wijze niet verwacht mogen wor den. Niet ten onrechte wordt de strijd tegen de machtige reederijen vergeleken met vechten tegen den Bierkaai. De directie van een der groote Rotterdamsehe stoomvaartmaatschappijen werd in 1906 gedwongen een loonsverhooging van ?2 per maand toe te staan. Ze zullen er geen voordeel van hebben" is destijds door een der directeuren gezegd en de equipage der toch reeds zwak bemande schepen werd van dit oogenhlik met twee man verminder^. B dezelfde, door de Nederlandsche Regee ring gesubsidieerde en bevoorrechte Maatschappij is de betaling het laagst, inderdaad ?6 lager dan het gemiddelde. Conservatieve reeders en een con servatieve regeering. Alleen de volkomen zekerheid, dat de laatste, zonder ernstig onderzoek, hunne werkelijke of ver meende belangen als algemeene belangen zal bezien en behartigen, is de oorzaak dat de reeders op deze wijze kunnen handelen. Onze scheep vaart wetten zijn een parodie op goede, moderne wetgeving, zoowel het reeds in 1838 in werking getreden Wetboek van Koophandel als de, in deze eeuw samengestelde, schippersen schepenwet. Electrisch verlichte stoomgchepen met inrichting voor draadlooze telegrafie; wetten en toestanden uit den regententijd! Wat het Wetboek van Koophandel betreft, wachten we reeds jaren op een, aan de eischen des tij ds aangepaste, om werking van het tweede boek. Er is haast bij. Zelfs van de zijde der reede rijen wordt dit ingezien. In het jaar 1906 is Professor Molengraaff door de regeering aangezocht om deze bewerking voor te bereiden. Nog zijn we even ver. Ia 1910 verklaarde de Minister dat voorloopig geene resultaten te verwachten zijn. Er wordt gewacht op de resultaten der te Brussel gehouden, internationale zeerechteonferentie. Men vraagt zich af, bij het lezen dezer berichten, of men hier te doen heeft met een misplaatste grap. Of is het hier: ze kunnen wel wachten, ze hebben reeds zoo lang ge wacht P Waarlijk, er is te lang gewacht. Een scheepvaartwet, waarin de naam stoomschip" niet wordt genoemd, omdat ten tijde der in-werking-treding nog geen stoomschepen bestonden, veroordeelt zich zelf. En de rechtsbegrippen ? Als voor beeld hiervan diene het beruchte artikel 418: De scheepaofficieren en scheepsgezellen kunnen geen huur of loon vorderen, wegens de reis waarop het schip genomen en voor goeden prijs verklaard wordt, cf zoodanig strandt en breekt, dat schip en goederen geheel en al vergaan." Reeds in het jaar 1865 schreef een bekend vlagofficier der Nederlandsche marine over dit artikel: De koop vaar dij man verliest de bezoldi ging, welke hij zoo bloedig heeft ver diend en gedurende de geheele reis had te goed gemaakt, als eene aansporing o<n toch het goed van zijnen patroon te helpen behouder; schoone belooning waarlijk, voor zijnen moeilijken arbeid, voor al de gevaren en ontberingen, waar mede de zeeman bestendig te kampen heeft". Tot schande der opeenvolgende regeeringen, hebben deze woorden, bijna een halve eeuw later, nog niets van hunne beteekenis verloren. En nu heet het: Wachten, op de resultaten van een internationale conferentie, waar slechts de aansprakelijkheid der reede rijen voor de gevolgen van aanvaring zullen worden behandeld." In 1907 trad de Schippers wet, in 1909 de Schepenwet in werking, met vreugde begroet als de dageraad van een nienwe wetgeving op scheep vaartgebied. Zeker, het oordeel was niet onverdeeld gunstig, er werden bezwaren te berde gebracht, maar de goade wil van regeering en volksvertegenwoordigers was gebleken. De zeeman is door den wetgever niet verwend. De Schepenwet, in 77 artikelen vervat, was voor velen een raadsel. On bepaalde begrippen als zeewaardigheid, voldoende veiligheid, behoorlijk bemand e. d. maken deze wet, zonder nadere omschrijving, voor practische toepassing ongeschikt. Da Staten-Generaal stelden zeer zeker een blijk van bijzonder ver trouwen in den, als regel niet zaakkundigen, Minister van Landbouw, Nijver heid en Handel, om vrijwel al deze begrippen te laten regelen bij algemee ne maatregelen van bestuur. Bij de samenstelling dezer algemeene maat regelen van bestuur heeft voortdurend n zaak op den voorgrond gestaan: Het bedrijf mag niet bemoeilijkt wor den. De gevolgen hiervan zijn niet uit gebleven: minimum eischerj, betreffende de veiligheidsvoorschriften. Alsof dit niet voldoende is, wordt het zwaartepunt der geheele- wet verlegd naar het artikel, hetwelk den Minister machtigt geheele of voorwaardelijke vrijstelling te eeven, zelfs van deze minimum-eischen. Kan het ge vaarlijker? Het dispensatie verleenen is dan ook vrij wel regel geworden. De reederijen rekenen er op. Is er voor een onvoldoende betaling geen officier te vinden, dan vraagt men dispensatie aan van de schip pers wet en een ongediplomeerde komt aan boord. Het bedrijf mag immers niet bemoeilijkt worden. Wenscht een buiten lander een Nederlaadsch schip over zee te brengen met een onvoldoende beman ning, d. w. z. een minder aantal per sonen dan voorgeschreven is, dan is de hoofdinspecteur voor de scheepvaart zoo welwillend dit toe te staan. Vrijstelling ii da sleutel tot alle mogelijkheden en dit zal zoo blijven, zoolang niet bij regee ring en volksvertegenwoordigers het besef doordringt, dat de reeaers niet de eenige belanghebbenden zijn bij het be drijf, doch dat de wet moet beoogen veiligheidsvoorschriften in het algemeen belang. In letterlijk alles wordt het advies der reederijen gevraagd en der reederijen alleen. Zoo bij benoemingen der leden van den Raad voor de Scheepvaart. Waarom ook hierin niet het ad nes der vakvereenigingen gevraagd? Het tegen woordige systeem moet zich wreken en wel op de, voor den Staat gevaarlijkste wijze. Laat ons het onomwonden uit spreken. Er bestaat geen vertrouwen in de samenstelling van den Raad. De critiek op het onderzoek van scheepsrampen, zcoala die der Prins Willem II" en Waterland" hebben dit bewezen. Wanneer een kundig rechts geleerde, als de voorzitter van den Raad, voor een ernstig onder-zoek, als dat om trent het vergaan der Prins Willem II", slechts geïnteresseerde getuigen wist op te roepen en hoewel hem namen ge noemd worden van getuigen, geheel vrij tegenover de reederij, hij deze niet op roept en zich dan later verontschuldigt door te verklaren dat hem de adressen dezer getuigen onbekend zij D, dan kan dit slechts een treurigen indruk maken. Wanneer, zooals in het geval Water land", een gezagvoerder zich opoffert om wantoestanden aan het licht te brengen, hetgeen de voorzitter van den Raad in de allereerste plaats moest apprecieeren, wat dan te denken van een uitspraak als de volgende: Den gezagvoerder..., die zooveel heeft aan te merken op de uitrusting en bemanning van het schip, treft den blaam... enz. P En dit terwijl danzelfden Voorzitter, büplaatselijk onderzoek voor en ra deze uitepraak, de volkomen waarheid dezer aanmerkingen zoo over tuigend blijkt, dat hij het certificaat van de Waterland" moet doen intrekken. Den verlichten, onpartijdigen geest zoekt men hier te vergetfs. E a niet hier alleen. Welk vertrouwen kan men heb ben in de onpartijdigheid van hoofd ambtenaren, die hunne ondergeschikten, experts, moreel dwingen om voor het lidmaatschap van een gematigde, neutrale vakvereeniging, als de Vereeniging van Gezagvoerders en Stuurlieden ter koop vaardij te bedanken ? De nieuwste proeven van moderne Nederlandsche wetgeving op scheep vaart gebied is de wet, regelende een vrijwillig toezicht op logiezen, Mei 1911 in werking getreden. Daze behelst o.a. dat voor eiken schepeling het verblijf aan de volgende eischen, wat betrtft luimte, moet voldoen. Op nieuwe schepen S1/^ M3., opschepen reeds in dienst of in aanbouw 2 (zegge twee) M3. Aan den lezer wordt de voor stelling overgelaten van eene ruimte van 2 M3. En dit heet voldoende als ruimte, waarin de zeeman moet leven, eten en slapen. Toch zijn deze eiEchen klaar blijkelijk nog te hoog in de oogen der hoeren, immers artikel 14 bevat weer het onvermijdelijke: afwijking kan wor den toegestaan." Het is voldoende. Elk woord, aan deze zaken hier verder besteed, is onnut. De wil om in te grijpen ontbreekt. Moeten we ons dan nog verwonderen over den wassenden invloed der sociaal- democratie, hetgeen hier, goed beschouwd, beteekent de partij der ontevredenen ? Is het niet natuurlijk, dat het onontwikkeld matrozenen stokerspersoneel toetreedt tot anar chistische en P yndicalistische bonden en geen vertrouwen heeft in zulk een wet geving? Waarlijk, de Heeren behoeven niet te klagen als ze wind zaaien en storm oogsten. De ware propagandisten der anarchie zijn deze kortzichtige en con servatieve reeders en hunne gewillige instrumenten. TASGEKS. De debacle van het Rotterdam sche liberalisme. Langzaam kruipend door een aantal jaren, maar met ontzettende zekerheid, is voor het Rotterdamsche liberalisme het noodlot, de debasle, de vernietiging gekomen, waarvan de laatste Gemeente raadsverkiezing slechts de uitdrukking, het proces-verbaal, de proclamatie is ge weest. Er is veel lachwekkends, er is ook veel tragisch in dezen val. Er is veel bij, wat tegen de borst stuit, vooral veel stuitends aan de zijde en in het gebaar van de overwinnaars; er is veel bij, wat men als eene voldoening gevoelt, jegens de trotsche, hoovaardige, onuitstaanbare manieren aan de zijde van hen die da nederlaag leden in zoo verpletterde mate.... Maar bovenal: het is een gebeurtenis. Het is een gebeurtenis! Ia den uitslag dezer verkiezing en herstemming stort een machts-instituut ineen, dat zich aan onzen geest voor doet als een gebouw van forsche lijnen, rustende op sierlijke pijlers, hetwelk een periode schitterend vertegenwoor digde, maar... ineen moest storten, om dat zijn fundamenten niet meer rustten in vasten bodem; de bovenbouw te zwaar werd; geen steun meer vond aan zijn voeten in den nigen grond waarin zulk een machtsinstituut op den duur steun moet vinden: in het volksleven. Het ge bouw was ondergraven; het was noch sjechts ornamentiek; het was van zijn steunpunten ontdaan: het moest vallen. Laat mij de beeldspraak niet volhou den, omdat zij slechts zelden, en dan nog onvolkomen, uitdrukt hoe men het bedoelt. Het Rotterdameche liberalisme heefc schitterende dagen gekend, en brengt ons schitterende namen voor den geest. Eens, nog slechts een 12-tal jaren gele dan, was het Rotterdamsche liberalisme in de Kamer door dr. R. P. Mees en G. H. Hintzen vertegenwoordigd, en niemand zal wel durven ontkennen, dat deze mannen, afgezien van hunne rich ting, behoorden tot de meest begaafde, meest degelijke en meest bekwame man nen van hun tijd. Het leverde een Raad, waarin de bekwaamste mannen van Rot ter dams hoogere burgerij zitting had, en nog tot voor eenige jaren was die gene ratie in de Vroedschap talrijk vertegen woordigd. Nog in 1900 zaten mr. Boot, dr. Van Rijchevorsel, Drost, P. R. Mees, Hintzen, Sanson, Pieters, Koch, Van Oordt, naast Van Rossum, Gtrreteon, Voorhoeve, alle als menschen van ae sport, ook alle voortkomende uit het liberalisme, en was 'mr. Van Raalte ongeveer de eenige man met werkelijk vooruitstrevende ideeën die eenigszins op den voorgrond trad. Burgemeester Vening Meinesz werd opgevolgd door 'sJacob, twee magistrale figuren, en op dezen laatsten volgde Zimmerman, aan wien wel niemand even groote bekwaam heden magistraats-talenten ontzeggen kan. En dat liberalisme vond in de pers een geweldigen steun in de N. R. Crt., in welker hoofdredactie, evenals bij de Londensche Times, het oud-libcralistisch beginsel overerft van den eenen op den anderen persoon, waar de hooge deftigheid als systeem geleerd en in acht genomen wordt als behoorende tot de richting; waar de psrsoon van den hoofdredrcteur opgaat in het blad, ip plaats dat het blad ook maar eenigszins het karakter draagt van den persoon die de leiding heefc. Zóó heeft het Rotterdamsche libera lisme jaren lang in oppermacht gere geerd, en nog bij zijn val gedraagt het zich fbr en trotsch, en valt het stellig niet uit gemis aan bekwaamheid bij de getrouwen, die het zich tot een plicht rekenden, tot op den laatsten dag de regeeringstaak te vervullen, die eenige menschengeslachten lang op deze regen ten familiën rustte. Vergelijk eens Dutilb, de nu gevallene in district III, bij 'n dozijn van die christelijke heeren, die als een zwerm zwarte insecten nu op de zetels zijn neergestreken! Dank 'n Mr. Suhenkenberg van Mierop, een der jongsten van de oude, voorname garde, tegenover een Verlmden, een christelijke notaris, die, toen hij twee jaar geleden het afdeelingsverulag over de begrooting in opdracht kreeg te schrijven, er een zóó enorm belachelijke brabbelarij van brouwde, dat alle christelijke medeleden zich ge neerden ; of Verheul, die in IV viel, tegenover Van Beers, Van Zijp, of Thijssen of hoe die zwerm van door Gode uitverkorenen" moeen heeten. Stel u voor, dat de brallende Van der Molan straks Mr. Rombach zal vervangen, en... Rich ters, de onbeschrijfelijke, Mr. Muller zal opvolgen !.... Neen, aan bekwame mannen heeft het den liberalen nimmer ontbroken. Vanwaar dan deze débaola ? Vanwaar dan deze overwinning, niet door de sociaaldemocratie, maar door eene geamalgameerde christelijke coalitie? Waarom juist bij deze algemeene neder laag der liberalen te Rotterdam, terwijl op andere plaatsen over het algemeen de cbristelijken, elders, vrij erge klappen hebbea gehad? Waarom kon ta Rotter dam zelfs op het laatste oogenblik nog niet een compromis tot stand komen met de eociaaldemokraten, hoewel, naar de liberale organen meldden, de vooruit strevende liberalen inderdaad zeer Ter gaande voorstellen, en op loyale wijze, te dien opzichte, aan de sociaal-demo craten deeden? Dat heeft politiek-psychologische oor zaken. Het Botterdamsch liberalisme is het oud-liberalisme. Het oud- (of; zooals het zich nu noemt, het w)'-)!iberalisme is geen benaming eener politieke partij. Het is de aanduiding der groote groep voorname, rijke, geleerde, zelfvoldane, trotsche, voor een deel zeer werkzame, burgerij, die voor den huldigen politieken strijd niet meer geschikt is. Slechts een klein deel is er van georganiseerd in Vooruitgang"; en van dat kleine deel neemt nog maar weer een fracie op deftige, stijve, afgemeten wijze aan het politieke leven deel. De groote massa dezer liberalen voelt zich boven den poli tieken strijd verheven; voelt, trouwens, in de zegeviering van de christelijke partijen ook volstrekt geen bedreiging harer belangen. Het voelt zich zelfs jegens den christelijk-historischen vleugel zeer verwant. Het voelt tusschen zich enVanRossem Gerritson,die confessioneel gematigd en maatschappelijk-conservatief zijn, geen groot verschil, en ziet dezen zonder zorg aan de Regeer ing. Het ge voelt voor de breede volksmassa niets, en zooal iets, dan slechts geringschatting. Nimmer doet het dan ook uit zich zelf iets, om het lot dier massa te verbeteren, zelfs de liefde voor het openbaar onderwijs ia o, zoo verkoeld. En de N. B. Crt. is mede oorzaak van deze apathie jegens de massa en hare belangen. Dat blad, als nieuwsblad zoo hoogstaande, verwaar loosde jarenlang alle aanraking met de volksklasse, en nu het zich sedert eenige j .ren met de gemeente-politiek bemoeide, kwam het niet verder dan tot een banale aanprijzing van zoo goed als alles wat het Gemeentebestuur voorstelde. Zóó is het Rotterdamsche liberalisme langzamerhand van de meerderheid der bevolking vervreemd. Het heeft zich daarvan, door zijn hooghartige, trotsche houding zè'f vervreemd En met de ar beidersklasse heeft het, door zijn star verzet op alle gebied tegen alles wat uit en door dia arbeidersklasse, die langzamerhand tot bewustzijn komt, gewenscht werd, alle aanraking verloren. Wat heeft dan bij de stembus over wonnen P Gode allleen zij de eer", schrijft prof. Diepenhorst boven een zegevierend hoofd artikel in da Rotterdammer. 't Is om te schaterlachen. Alsof er ook maar in de verste verte bij deze verkiezing een idee, een prin cipe, een gemeenschappelijk program, een godsdiensige strooming heeft gewonnen! Gewonnen heefc slechts het reactionaire kleinburgerdom, dat zich gaat voeler; gewonnen heefc de half-landelijke be volking van klein-boeren aan den zoom der stad, die zich voor alles laat spannen wanneer het slechts een christelijk etiket draagt; gewonnen heeft slechts het grofste gezags-egoïsme bij de leiders, die ver langen, ook eens de baantjes te kunnen uitdeelen. Spoedig genoeg zal blijken, dat de meerderheid, die thans de regeering heeft overgenomen, uit de meest hcopeloos-heterogeene elementen ie samen gesteld. s Deze heerschappij der klericalen, die zich met tal van hunne leden slechts ridiculiaeeren, zal slechts van korten duur zijn. Het anti-socialistische element, dat hen vereenigt, houdt niet. Maar het oude Rotterdamsche libera lisme komt er nooit meer voor in de pliats. Da werkelijk vooruitstrevenden moesten zulks begrijpen. Zs bahoorden de banden met die oude groep finaal te breken, en in nieuwe partij formatie en zelfstandig optreden de toekomst zoeken. Men kan zich óók encanaillieeren met voornamen! Die voornamen, hun tijd is voorbij. Ze kunnen nog regeeren in de groot-indu strie, in de groot-scheepvaart, in de bankwereld, in de politiek is het met hen gedaac. Nieuwe tijden hebben nieuwe lagen naar boven gebracht, daarmee moet rekening gehouden, daaraan moet aanpas sing gezocht worden. Wie dit verstaat heeft kans op toe komst. Wie daarvoor star en doof en blind blijft, diens periode is onverbiddelijk voorbij. X. KroDieïder Gedichte?. Ik ga het bij deze aan, hier geregeld over Nederlandsche verzen te sehryven. Dit heb ik meer gedaan, namelijk in het thans ve d wenen tijdschrift Vlaanderen", van Janua i 1906 af. Oak dè,ar leverde ik, op vaste t\jdstipper, kronieken over de bandels gedichten, die mij ter bepordeeling werden ges;uu;d. En toen dacht ik, bij het aanvaarden dezer werkzaamheid, volgende woorden tot den lezer te moeten richten: Het zal niet goed mo gelijk zyn dat, in den engeren omvang dezer rubriek, de Poëzie niet zou onderdoen voor de Dichters; dat, wil ik zeggen, waar mijn lust ware te verbalen wat ik meen te weten over rythmus en verbeelding, gevoelsomBchrijving en verf, het teeken van zulke verschijn el t n het niet halen zou op ban diepere wezen. Dit wordt hier das een spel der Uitzichten; de studie der Innerlijkheid vinde elders plaatf. Maar dit zal me niet beletten, hoop ik, hoe gewrongen we:e masker en woordarabesk, te bemerken waar zelfs het slechte mocht verbeelden het echt P, en waar schijn verdaikt het dabbelzinnig-zija van óidichterljjkheid. Ik behandel hier dich ters. Zjj zullen zijn, of niet, spiegels van deze of gene poëe; zij zullen zijp, bedoel ik, de troebele of echitterende facetten die den diamant beduider." A'.das schreef ik in December 1905. Helaas, zes jaar later haast ben ik niet tot de zui verheid van inzicht gekomen, die me toe zou laten, onmiddellijk in het Verschijnsel de Wet aan te tooneo, en 't geraamte te toetsen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl