Historisch Archief 1877-1940
. 1781
DE AMSTERDAMMER
A°. 1911
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND
Onder recLacti© -van. IMJc. H. T3. L.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a
Zondag 13 Augustus,
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
/ 0.25
, 030
,0.40
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Na de
?taking, door Tangene. Da debacle van bei
Rotterdamsche liberalisme, door X. FEUIL
LETON: Facino Cane. Naar Honoréde
BalMC, door Lambert Koener. KUNST EN
LETTEREN: Kroniek der Gedichten, door
Krol van de Woeatjjne. INGEZONDEN.
VEOCTWENRUBRIEK: Het meisje aan de
speciale meisjes- en aan de gemengde
vak?choler, VIII, door -Anna J. Jnngmann.
ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NA
TUUR, door E. H*imans. Een wandeling
over de Hygiëne.Tentoonstelling te Dresden,
met af b., door J. L.?Tentoonstellingen:
Dombnrg, door Plasscbaert. De horizon,
door Alb. de Haas. WETEtfSCH. VARIA:
Telefoonkabels voor grooten afstand, met af b.,
door dr. P. van Olst. Charivari. Dait-che
goedhartigheid, teekeuing door H. G. Ibels.
Een reiggelscbap. FIN ANC. EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. 8. Onze
krant, door G. J. 8. v. H SC 3KTSJE.
80HAAKRUBRIEK. DAM BTJ BRIEK.
ADVERTENTIEN.
?MlllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllHIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIllllimlIIIIIIIII
Verzoeke gedurende de
vacantiemaanden alle stukken, voor de redactie
bestemd, uitsluitend te zenden aan het
adres: Keizersgracht 333, Amsterdam;
en niet op naam van den redacteur
?HMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIimilllllllllllllllll
Na de staking.
Na twee maanden strijd is ook de
zeeliedenstakiog geëindigd. Yoorloopig
ia hiermede de rust ia het bedrijf ver
zekerd. Green enkele eisch der werknemers
is ingewilligd, tenzij men een vage be
lofte als zoodanig wil beschouwen. Het
Handelsblad (van 10 Augustus) schrijft
over dit laatste, zeer voorzichtig: De
heer Beerends heeft doen doorschemeren
dat de zeelieden in dat geval onver
wijlde en onvoorwaardelijke hervatting
van den arbeid wellicht konden reke
nen op de loyauteit der reeders.'!
Omtrent het mogelijke resultaat dezer
loyauteit zijn we niet optimistisch ge
stemd. Waarschijnlijk zullen, onder den
drang der publieke opinie, eenige con
cessies gedaan worden. De geschiedenis
van het scheepvaartbedrijf heeft ons
echter geleerd, dat radicale verbeteringen
op deze wijze niet verwacht mogen wor
den. Niet ten onrechte wordt de strijd
tegen de machtige reederijen vergeleken
met vechten tegen den Bierkaai. De
directie van een der groote
Rotterdamsehe stoomvaartmaatschappijen werd in
1906 gedwongen een loonsverhooging
van ?2 per maand toe te staan. Ze
zullen er geen voordeel van hebben" is
destijds door een der directeuren gezegd
en de equipage der toch reeds zwak
bemande schepen werd van dit
oogenhlik met twee man verminder^. B
dezelfde, door de Nederlandsche Regee
ring gesubsidieerde en bevoorrechte
Maatschappij is de betaling het laagst,
inderdaad ?6 lager dan het gemiddelde.
Conservatieve reeders en een con
servatieve regeering. Alleen de volkomen
zekerheid, dat de laatste, zonder ernstig
onderzoek, hunne werkelijke of ver
meende belangen als algemeene belangen
zal bezien en behartigen, is de oorzaak
dat de reeders op deze wijze kunnen
handelen. Onze scheep vaart wetten zijn
een parodie op goede, moderne wetgeving,
zoowel het reeds in 1838 in werking
getreden Wetboek van Koophandel als
de, in deze eeuw samengestelde,
schippersen schepenwet. Electrisch verlichte
stoomgchepen met inrichting voor draadlooze
telegrafie; wetten en toestanden uit den
regententijd!
Wat het Wetboek van Koophandel
betreft, wachten we reeds jaren op een,
aan de eischen des tij ds aangepaste, om
werking van het tweede boek. Er is
haast bij. Zelfs van de zijde der reede
rijen wordt dit ingezien. In het jaar
1906 is Professor Molengraaff door de
regeering aangezocht om deze bewerking
voor te bereiden. Nog zijn we even ver.
Ia 1910 verklaarde de Minister dat
voorloopig geene resultaten te verwachten
zijn. Er wordt gewacht op de resultaten
der te Brussel gehouden, internationale
zeerechteonferentie. Men vraagt zich af,
bij het lezen dezer berichten, of men
hier te doen heeft met een misplaatste
grap. Of is het hier: ze kunnen wel
wachten, ze hebben reeds zoo lang ge
wacht P Waarlijk, er is te lang gewacht.
Een scheepvaartwet, waarin de naam
stoomschip" niet wordt genoemd, omdat
ten tijde der in-werking-treding nog geen
stoomschepen bestonden, veroordeelt zich
zelf. En de rechtsbegrippen ? Als voor
beeld hiervan diene het beruchte artikel
418: De scheepaofficieren en
scheepsgezellen kunnen geen huur of loon
vorderen, wegens de reis waarop het
schip genomen en voor goeden prijs
verklaard wordt, cf zoodanig strandt en
breekt, dat schip en goederen geheel en
al vergaan." Reeds in het jaar 1865
schreef een bekend vlagofficier der
Nederlandsche marine over dit artikel:
De koop vaar dij man verliest de bezoldi
ging, welke hij zoo bloedig heeft ver
diend en gedurende de geheele reis had
te goed gemaakt, als eene aansporing
o<n toch het goed van zijnen patroon te
helpen behouder; schoone belooning
waarlijk, voor zijnen moeilijken arbeid,
voor al de gevaren en ontberingen, waar
mede de zeeman bestendig te kampen
heeft". Tot schande der opeenvolgende
regeeringen, hebben deze woorden, bijna
een halve eeuw later, nog niets van
hunne beteekenis verloren. En nu heet
het: Wachten, op de resultaten van
een internationale conferentie, waar
slechts de aansprakelijkheid der reede
rijen voor de gevolgen van aanvaring
zullen worden behandeld."
In 1907 trad de Schippers wet, in 1909
de Schepenwet in werking, met vreugde
begroet als de dageraad van een nienwe
wetgeving op scheep vaartgebied. Zeker,
het oordeel was niet onverdeeld gunstig,
er werden bezwaren te berde gebracht,
maar de goade wil van regeering en
volksvertegenwoordigers was gebleken.
De zeeman is door den wetgever niet
verwend. De Schepenwet, in 77 artikelen
vervat, was voor velen een raadsel. On
bepaalde begrippen als zeewaardigheid,
voldoende veiligheid, behoorlijk bemand
e. d. maken deze wet, zonder nadere
omschrijving, voor practische toepassing
ongeschikt. Da Staten-Generaal stelden
zeer zeker een blijk van bijzonder ver
trouwen in den, als regel niet
zaakkundigen, Minister van Landbouw, Nijver
heid en Handel, om vrijwel al deze
begrippen te laten regelen bij algemee
ne maatregelen van bestuur. Bij de
samenstelling dezer algemeene maat
regelen van bestuur heeft voortdurend
n zaak op den voorgrond gestaan:
Het bedrijf mag niet bemoeilijkt wor
den. De gevolgen hiervan zijn niet uit
gebleven: minimum eischerj, betreffende
de veiligheidsvoorschriften. Alsof dit niet
voldoende is, wordt het zwaartepunt der
geheele- wet verlegd naar het artikel,
hetwelk den Minister machtigt geheele of
voorwaardelijke vrijstelling te eeven, zelfs
van deze minimum-eischen. Kan het ge
vaarlijker? Het dispensatie verleenen is dan
ook vrij wel regel geworden. De reederijen
rekenen er op. Is er voor een onvoldoende
betaling geen officier te vinden, dan
vraagt men dispensatie aan van de schip
pers wet en een ongediplomeerde komt
aan boord. Het bedrijf mag immers niet
bemoeilijkt worden. Wenscht een buiten
lander een Nederlaadsch schip over zee
te brengen met een onvoldoende beman
ning, d. w. z. een minder aantal per
sonen dan voorgeschreven is, dan is de
hoofdinspecteur voor de scheepvaart zoo
welwillend dit toe te staan. Vrijstelling
ii da sleutel tot alle mogelijkheden en
dit zal zoo blijven, zoolang niet bij regee
ring en volksvertegenwoordigers het
besef doordringt, dat de reeaers niet de
eenige belanghebbenden zijn bij het be
drijf, doch dat de wet moet beoogen
veiligheidsvoorschriften in het algemeen
belang.
In letterlijk alles wordt het advies der
reederijen gevraagd en der reederijen
alleen. Zoo bij benoemingen der leden
van den Raad voor de Scheepvaart.
Waarom ook hierin niet het ad nes der
vakvereenigingen gevraagd? Het tegen
woordige systeem moet zich wreken en
wel op de, voor den Staat gevaarlijkste
wijze. Laat ons het onomwonden uit
spreken. Er bestaat geen vertrouwen
in de samenstelling van den Raad.
De critiek op het onderzoek van
scheepsrampen, zcoala die der Prins
Willem II" en Waterland" hebben dit
bewezen. Wanneer een kundig rechts
geleerde, als de voorzitter van den Raad,
voor een ernstig onder-zoek, als dat om
trent het vergaan der Prins Willem II",
slechts geïnteresseerde getuigen wist op
te roepen en hoewel hem namen ge
noemd worden van getuigen, geheel vrij
tegenover de reederij, hij deze niet op
roept en zich dan later verontschuldigt
door te verklaren dat hem de adressen
dezer getuigen onbekend zij D, dan kan
dit slechts een treurigen indruk maken.
Wanneer, zooals in het geval Water
land", een gezagvoerder zich opoffert om
wantoestanden aan het licht te brengen,
hetgeen de voorzitter van den Raad in
de allereerste plaats moest apprecieeren,
wat dan te denken van een uitspraak
als de volgende:
Den gezagvoerder..., die zooveel
heeft aan te merken op de uitrusting en
bemanning van het schip, treft den
blaam... enz. P En dit terwijl danzelfden
Voorzitter, büplaatselijk onderzoek voor
en ra deze uitepraak, de volkomen
waarheid dezer aanmerkingen zoo over
tuigend blijkt, dat hij het certificaat van
de Waterland" moet doen intrekken.
Den verlichten, onpartijdigen geest
zoekt men hier te vergetfs. E a niet hier
alleen. Welk vertrouwen kan men heb
ben in de onpartijdigheid van hoofd
ambtenaren, die hunne ondergeschikten,
experts, moreel dwingen om voor het
lidmaatschap van een gematigde, neutrale
vakvereeniging, als de Vereeniging van
Gezagvoerders en Stuurlieden ter koop
vaardij te bedanken ?
De nieuwste proeven van moderne
Nederlandsche wetgeving op scheep vaart
gebied is de wet, regelende een vrijwillig
toezicht op logiezen, Mei 1911 in werking
getreden. Daze behelst o.a. dat voor eiken
schepeling het verblijf aan de volgende
eischen, wat betrtft luimte, moet voldoen.
Op nieuwe schepen S1/^ M3., opschepen
reeds in dienst of in aanbouw 2 (zegge
twee) M3. Aan den lezer wordt de voor
stelling overgelaten van eene ruimte van
2 M3. En dit heet voldoende als ruimte,
waarin de zeeman moet leven, eten en
slapen. Toch zijn deze eiEchen klaar
blijkelijk nog te hoog in de oogen der
hoeren, immers artikel 14 bevat weer
het onvermijdelijke: afwijking kan wor
den toegestaan."
Het is voldoende. Elk woord, aan deze
zaken hier verder besteed, is onnut. De
wil om in te grijpen ontbreekt. Moeten
we ons dan nog verwonderen over den
wassenden invloed der sociaal- democratie,
hetgeen hier, goed beschouwd, beteekent
de partij der ontevredenen ? Is het niet
natuurlijk, dat het onontwikkeld
matrozenen stokerspersoneel toetreedt tot anar
chistische en P yndicalistische bonden en
geen vertrouwen heeft in zulk een wet
geving?
Waarlijk, de Heeren behoeven niet te
klagen als ze wind zaaien en storm
oogsten. De ware propagandisten der
anarchie zijn deze kortzichtige en con
servatieve reeders en hunne gewillige
instrumenten.
TASGEKS.
De debacle van het Rotterdam
sche liberalisme.
Langzaam kruipend door een aantal
jaren, maar met ontzettende zekerheid,
is voor het Rotterdamsche liberalisme
het noodlot, de debasle, de vernietiging
gekomen, waarvan de laatste Gemeente
raadsverkiezing slechts de uitdrukking,
het proces-verbaal, de proclamatie is ge
weest.
Er is veel lachwekkends, er is ook veel
tragisch in dezen val. Er is veel bij, wat
tegen de borst stuit, vooral veel stuitends
aan de zijde en in het gebaar van de
overwinnaars; er is veel bij, wat men
als eene voldoening gevoelt, jegens
de trotsche, hoovaardige, onuitstaanbare
manieren aan de zijde van hen die da
nederlaag leden in zoo verpletterde mate....
Maar bovenal: het is een gebeurtenis.
Het is een gebeurtenis!
Ia den uitslag dezer verkiezing en
herstemming stort een machts-instituut
ineen, dat zich aan onzen geest voor
doet als een gebouw van forsche lijnen,
rustende op sierlijke pijlers, hetwelk
een periode schitterend vertegenwoor
digde, maar... ineen moest storten, om
dat zijn fundamenten niet meer rustten
in vasten bodem; de bovenbouw te zwaar
werd; geen steun meer vond aan zijn
voeten in den nigen grond waarin zulk
een machtsinstituut op den duur steun
moet vinden: in het volksleven. Het ge
bouw was ondergraven; het was noch
sjechts ornamentiek; het was van zijn
steunpunten ontdaan: het moest vallen.
Laat mij de beeldspraak niet volhou
den, omdat zij slechts zelden, en dan
nog onvolkomen, uitdrukt hoe men het
bedoelt.
Het Rotterdameche liberalisme heefc
schitterende dagen gekend, en brengt
ons schitterende namen voor den geest.
Eens, nog slechts een 12-tal jaren gele
dan, was het Rotterdamsche liberalisme
in de Kamer door dr. R. P. Mees en
G. H. Hintzen vertegenwoordigd, en
niemand zal wel durven ontkennen, dat
deze mannen, afgezien van hunne rich
ting, behoorden tot de meest begaafde,
meest degelijke en meest bekwame man
nen van hun tijd. Het leverde een Raad,
waarin de bekwaamste mannen van Rot
ter dams hoogere burgerij zitting had, en
nog tot voor eenige jaren was die gene
ratie in de Vroedschap talrijk vertegen
woordigd. Nog in 1900 zaten mr. Boot,
dr. Van Rijchevorsel, Drost, P. R. Mees,
Hintzen, Sanson, Pieters, Koch, Van
Oordt, naast Van Rossum, Gtrreteon,
Voorhoeve, alle als menschen van ae
sport, ook alle voortkomende uit het
liberalisme, en was 'mr. Van Raalte
ongeveer de eenige man met werkelijk
vooruitstrevende ideeën die eenigszins
op den voorgrond trad. Burgemeester
Vening Meinesz werd opgevolgd door
'sJacob, twee magistrale figuren, en op
dezen laatsten volgde Zimmerman, aan
wien wel niemand even groote bekwaam
heden magistraats-talenten ontzeggen kan.
En dat liberalisme vond in de pers
een geweldigen steun in de N. R. Crt.,
in welker hoofdredactie, evenals bij de
Londensche Times, het oud-libcralistisch
beginsel overerft van den eenen op den
anderen persoon, waar de hooge deftigheid
als systeem geleerd en in acht genomen
wordt als behoorende tot de richting;
waar de psrsoon van den hoofdredrcteur
opgaat in het blad, ip plaats dat het
blad ook maar eenigszins het karakter
draagt van den persoon die de leiding
heefc.
Zóó heeft het Rotterdamsche libera
lisme jaren lang in oppermacht gere
geerd, en nog bij zijn val gedraagt het
zich fbr en trotsch, en valt het stellig
niet uit gemis aan bekwaamheid bij de
getrouwen, die het zich tot een plicht
rekenden, tot op den laatsten dag de
regeeringstaak te vervullen, die eenige
menschengeslachten lang op deze regen
ten familiën rustte.
Vergelijk eens Dutilb, de nu gevallene
in district III, bij 'n dozijn van die
christelijke heeren, die als een zwerm
zwarte insecten nu op de zetels zijn
neergestreken! Dank 'n Mr.
Suhenkenberg van Mierop, een der jongsten van
de oude, voorname garde, tegenover een
Verlmden, een christelijke notaris, die,
toen hij twee jaar geleden het
afdeelingsverulag over de begrooting in opdracht
kreeg te schrijven, er een zóó enorm
belachelijke brabbelarij van brouwde,
dat alle christelijke medeleden zich ge
neerden ; of Verheul, die in IV viel,
tegenover Van Beers, Van Zijp, of
Thijssen of hoe die zwerm van door Gode
uitverkorenen" moeen heeten. Stel u voor,
dat de brallende Van der Molan straks
Mr. Rombach zal vervangen, en... Rich
ters, de onbeschrijfelijke, Mr. Muller zal
opvolgen !....
Neen, aan bekwame mannen heeft het
den liberalen nimmer ontbroken.
Vanwaar dan deze débaola ?
Vanwaar dan deze overwinning, niet
door de sociaaldemocratie, maar door
eene geamalgameerde christelijke coalitie?
Waarom juist bij deze algemeene neder
laag der liberalen te Rotterdam, terwijl
op andere plaatsen over het algemeen de
cbristelijken, elders, vrij erge klappen
hebbea gehad? Waarom kon ta Rotter
dam zelfs op het laatste oogenblik nog
niet een compromis tot stand komen
met de eociaaldemokraten, hoewel, naar
de liberale organen meldden, de vooruit
strevende liberalen inderdaad zeer Ter
gaande voorstellen, en op loyale wijze,
te dien opzichte, aan de sociaal-demo
craten deeden?
Dat heeft politiek-psychologische oor
zaken.
Het Botterdamsch liberalisme is het
oud-liberalisme.
Het oud- (of; zooals het zich nu noemt,
het w)'-)!iberalisme is geen benaming
eener politieke partij.
Het is de aanduiding der groote groep
voorname, rijke, geleerde, zelfvoldane,
trotsche, voor een deel zeer werkzame,
burgerij, die voor den huldigen politieken
strijd niet meer geschikt is. Slechts een
klein deel is er van georganiseerd in
Vooruitgang"; en van dat kleine deel
neemt nog maar weer een fracie op
deftige, stijve, afgemeten wijze aan het
politieke leven deel. De groote massa
dezer liberalen voelt zich boven den poli
tieken strijd verheven; voelt, trouwens,
in de zegeviering van de christelijke
partijen ook volstrekt geen bedreiging
harer belangen. Het voelt zich zelfs
jegens den christelijk-historischen vleugel
zeer verwant. Het voelt tusschen zich
enVanRossem Gerritson,die confessioneel
gematigd en maatschappelijk-conservatief
zijn, geen groot verschil, en ziet dezen
zonder zorg aan de Regeer ing. Het ge voelt
voor de breede volksmassa niets, en zooal
iets, dan slechts geringschatting. Nimmer
doet het dan ook uit zich zelf iets, om
het lot dier massa te verbeteren, zelfs
de liefde voor het openbaar onderwijs ia
o, zoo verkoeld. En de N. B. Crt. is mede
oorzaak van deze apathie jegens de
massa en hare belangen. Dat blad, als
nieuwsblad zoo hoogstaande, verwaar
loosde jarenlang alle aanraking met de
volksklasse, en nu het zich sedert eenige
j .ren met de gemeente-politiek bemoeide,
kwam het niet verder dan tot een banale
aanprijzing van zoo goed als alles wat
het Gemeentebestuur voorstelde.
Zóó is het Rotterdamsche liberalisme
langzamerhand van de meerderheid der
bevolking vervreemd. Het heeft zich
daarvan, door zijn hooghartige, trotsche
houding zè'f vervreemd En met de ar
beidersklasse heeft het, door zijn star
verzet op alle gebied tegen alles wat
uit en door dia arbeidersklasse, die
langzamerhand tot bewustzijn komt,
gewenscht werd, alle aanraking verloren.
Wat heeft dan bij de stembus over
wonnen P
Gode allleen zij de eer", schrijft prof.
Diepenhorst boven een zegevierend hoofd
artikel in da Rotterdammer.
't Is om te schaterlachen.
Alsof er ook maar in de verste verte
bij deze verkiezing een idee, een prin
cipe, een gemeenschappelijk program, een
godsdiensige strooming heeft gewonnen!
Gewonnen heefc slechts het reactionaire
kleinburgerdom, dat zich gaat voeler;
gewonnen heefc de half-landelijke be
volking van klein-boeren aan den zoom
der stad, die zich voor alles laat spannen
wanneer het slechts een christelijk etiket
draagt; gewonnen heeft slechts het grofste
gezags-egoïsme bij de leiders, die ver
langen, ook eens de baantjes te kunnen
uitdeelen. Spoedig genoeg zal blijken,
dat de meerderheid, die thans de regeering
heeft overgenomen, uit de meest
hcopeloos-heterogeene elementen ie samen
gesteld.
s Deze heerschappij der klericalen, die
zich met tal van hunne leden slechts
ridiculiaeeren, zal slechts van korten duur
zijn. Het anti-socialistische element, dat
hen vereenigt, houdt niet.
Maar het oude Rotterdamsche libera
lisme komt er nooit meer voor in de
pliats.
Da werkelijk vooruitstrevenden moesten
zulks begrijpen. Zs bahoorden de banden
met die oude groep finaal te breken, en
in nieuwe partij formatie en zelfstandig
optreden de toekomst zoeken. Men kan
zich óók encanaillieeren met voornamen!
Die voornamen, hun tijd is voorbij. Ze
kunnen nog regeeren in de groot-indu
strie, in de groot-scheepvaart, in de
bankwereld, in de politiek is het met
hen gedaac.
Nieuwe tijden hebben nieuwe lagen
naar boven gebracht, daarmee moet
rekening gehouden, daaraan moet aanpas
sing gezocht worden.
Wie dit verstaat heeft kans op toe
komst.
Wie daarvoor star en doof en blind
blijft, diens periode is onverbiddelijk
voorbij.
X.
KroDieïder Gedichte?.
Ik ga het bij deze aan, hier geregeld over
Nederlandsche verzen te sehryven. Dit heb
ik meer gedaan, namelijk in het thans ve
d wenen tijdschrift Vlaanderen", van Janua i
1906 af. Oak dè,ar leverde ik, op vaste
t\jdstipper, kronieken over de bandels gedichten,
die mij ter bepordeeling werden ges;uu;d.
En toen dacht ik, bij het aanvaarden dezer
werkzaamheid, volgende woorden tot den lezer
te moeten richten: Het zal niet goed mo
gelijk zyn dat, in den engeren omvang dezer
rubriek, de Poëzie niet zou onderdoen voor
de Dichters; dat, wil ik zeggen, waar mijn
lust ware te verbalen wat ik meen te weten
over rythmus en verbeelding,
gevoelsomBchrijving en verf, het teeken van zulke
verschijn el t n het niet halen zou op ban
diepere wezen. Dit wordt hier das een spel
der Uitzichten; de studie der Innerlijkheid
vinde elders plaatf. Maar dit zal me niet
beletten, hoop ik, hoe gewrongen we:e
masker en woordarabesk, te bemerken waar
zelfs het slechte mocht verbeelden het echt P,
en waar schijn verdaikt het dabbelzinnig-zija
van óidichterljjkheid. Ik behandel hier dich
ters. Zjj zullen zijn, of niet, spiegels van
deze of gene poëe; zij zullen zijp, bedoel ik,
de troebele of echitterende facetten die den
diamant beduider."
A'.das schreef ik in December 1905. Helaas,
zes jaar later haast ben ik niet tot de zui
verheid van inzicht gekomen, die me toe zou
laten, onmiddellijk in het Verschijnsel de Wet
aan te tooneo, en 't geraamte te toetsen,