De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 20 augustus pagina 1

20 augustus 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

UV 1782 DE AM8TEBDAMMEE A°. 1911 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder recLacti© -va-n IMj?. H. I3. L. "W l KiSSIIETQ-. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgeveïs: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden J 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... , mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12' Zondag 20 Augustus, Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel . ; 0.25 . ,03» . ,0.40 INHOUD: TAN VERBE EN VAN NABIJ: Ken klein proef balienet je? Waterstaatsbeleid, door t. SOCIALE A ANGEL.: Katholieke bla den over het geval-Jatho, door Haereticus. FEUILLETON: Arbeidscontract, I, door Minca Venter-Bosch Reitz. KUNST EN LET TEREN : Bniten den Heerweg, door Nico van dei Ley, beoordeeld door Frans Coener. De seef der nationaliteit, door P. M. Wa. INGEZONDEN. BERICHTEN. VBOUWKNRUBRIEK: Eliee flaigkton f, door B. Hat meisje aan de speciale Meisjes- en aan 4e gemengde vak-scholeo, IX, door Anna J. Jugmana. ALLERLEI, door Allcgra. UIT DE NATUUR, door E. Heimana. Jeief Israëls 1824?1911, door Plasschaert . Toelichting MJ de ai b.?Twee. Vrienden. Konstenaara en Kunstenaressen o «er Jozef Israëls met af b. Joztf Israëls. In memo riam, door W. Steent off. P. H. Hagenholti Jr. In ? memoriam, door R. Jozef Israëls als leerling, door David van der Keilen, ia het N. r. d. D. van S Maart 1890. Charlvtri. OECOKOMISCHE KRONIEK, door v. d. 8. Van Alkmaar begint de Victorit l door H. J. Rtjswyk. Verregaande verwaarloozing. SCHAAKSPEL. DAM' BÜBRIEK. ADVERTENTIEN. «HHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIItllllllllllll . Verzoeke gedurende de vacantie?aanden alle stukken, voor de redactie bestemd, uitsluitend te zenden aan het adres: Keizersgracht 333, Amsterdam; ?u "niet op naam van den redacteur «MIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII klein Proefballonnetje? De anomalie, dat een tegenstander van 't Openbaar Onderwijs aan 't hoofd ervan blijft gesteld, dost sommigen,schijnt het, nog maar steeds bizonder aangenaam aan. In de Gemeentestem" tracht nu een .Amsterdammer" uit de Wet te be wijzen, dat mr. S. de Vries Czn. in Sept. a.8. NIET als wethouder behoeft af te treden.. Maar het is jammer!?de wet HOUDEND, zal het zoo glad niet gaan. Ziehier het stukje, dat er uit ziet of het toch per slot wel van een jurist stamt: en dan van een antirevolutionairen jurist P £Üde voorbereiding van de onlangs gehouden verkiezingen voor den Ge meenteraad te Amsterdam werd her haaldelijk en van verschillende zijden op den voorgrond gesteld, dat mr. S. de Vries Czn., de tegenwoordige wethouder voor het onderwijs in September e.k. als zoodanig moet aftreden. Zjl, die aldus spraken of schreven, hadden blijkbaar de officieele bronnen geraadpleegd, waarin inderdaad vermeld wordt dat 1911 het jaar van aftreding is van' mr. De Vries als wethouder. Toch meen ik en hoop ik te kunnen aantoónen, dat die mededeelingen foutief zijn en dat in plaats van 1911, behoort te worden gelezen 1915. Ter adstructie van deze opvatting dienen allereerst de navolgende feiten en data in herinnering te worden ge bracht. Op 25 Mei 1908 werd het toenmalig raadslid mr. De Vries tot wethouder benoemd in de plaats van thans wijlen den heer De Sauvage Nolting, die als zoodanig in 1911 moest aftreden. In 1909 echter eindigde het Raads lidmaatschap van mr. De Vries. Bij de op 10 Augustus van dat jaar gehouden stemming werd het hem opnieuw ver leend en in September 1909 werd hij door den Baad opnieuw tot wethouder benoemd. Voor welken tyd? Op die vraag be hoort het antwoord in de Gemeentewet te worden gezocht. Die wet nu stelt in art. 80 voorop, dat de wethouders worden gekozen voor zes jaren. Zij bevat tevens de bepaling (art. 82), dat de wethouder, die ter ver vulling eener buiten den gewonen tijd opengevallen plaats, gekozen is, aftreedt op het tijdstip, waarop degeen in wiens plaats hij is verkozen, moest aftreden. Behelsde dus de Gemeentewet ten aanzien van dit onderwerp geene andere bepaling, dan zou mr. De Vries in 1908 tot wethouder in de vacature De Sauvage Nolting benoemd, in 1911 moeten af treder. Maar en hierop komt het voor namelijk aan in art. 87 bepaalt de genoemde wet, dat die ophoudt lid van den Baad te zijn, houdt te ver a op wet houder te wezen. Dat geval trof mr. De Vries in 1909, zooals hierboven vermeld. In dat jaar werd hij tot wethouder benoemd, wil men: herbenoemd, maar nu niet meer in de vacature De Sauvage Nolting die niet meer bestond , doch in de vacature De Vries. Hier haakt het dan. "Want het is aardig, maar alle slimmigheid haakt ergens, en soms vindt men dan de... onnoozelste knoop l De misschien al te fijne geest schuilt hier in het dubbele gebruik van het woord vacature". Mr. de Vries, als wethouder aftredend, veroorzaakt,., zegt de auteur, een vacature-de Vries. Inderdaad: volgens 't gewone spraakgebruik (waar zulk een geweldig wetskenner, als die hier bezig is, toch niet zoo gevoelig voor wezen mocht!): maar in wezen is er geens zins een vacature-De Vries. Er is een voor een deel nog onaervulde vacatureDe Sauvage Nolting. Art. 80, volgens hetwelk de wethouders Worden gekozen voor zes jaren", staat niet voor niets domineerend vooraan. En wil men, o. i. ten onrechte, blijven spreken van een vacature-De Vries, welnu, dan is hier toch steeds een vacature in een wethou derschap-De Vries, waarvan het einde bepaald was, en wel op 5 Sept. 1911; waarbij dan geldt art. 82, luidende: de wethouder, (in casu Mr. de Vries), die ter vervulling eener buiten den gewonen tijd opengevallen plaats (in casu de plaats van Mr. de Vries zalf) gekozen is, treedt af op het tijdstip, waarop degeen in wiens plaats hu is verkozen (Mr. de Vries is in zijn eigen plaats verkozen), moest aftreden (dat was: op 5 Sept. :911). De schrijver in de Gemeentestem" vertroebelt intus-chen nog een heel eind de aandacht. Volledigheidshalve geven wij hier de rest van zijn betoog: Dus gold toen de grondbepaling, dat de wethouders voor zes jaar werden gekozen, zoodat mr. De Vries eerst in 1915 n als raadslid n als wethouder moet aftreden. Ik verwacht, dat mij zullen worden tegengeworpen het tweede lid van art. 80 gemeentewet, bepalende dat de helft van de wethouders om de drie jaren .; aftreedt, en art. 91, inhoudende dat het lot dan tijd bepaalt, waarop elk der wethouders aftreedt Slechts schijnbaar staan deze artikelen aan mijne stelling in den weg, want bij aandachtige beschouwing blijkt, dat zii slechts betrekking hebben op de in 1851 krachtens de toen ingevoerde gemeentewet nieuwgekozen wethouders. Tenzij men van oordeel is dat een rooster van aftreding te beschouwen is als een wet van Meden en Perzen, waarin gewijzigde omstandigheden geen enkele verandering kunnen brengen I Maar dan accepteere men tevens de anomalie en dat heeft men blijkbaar steeds gedaan, althans te Amsterdam dat ter wille van dezen rooster, een wethouder niet dan bjj hooge uitzonde ring voor zes jaren benoemd wordt. Dit zou alleen dan kunnen geschieden wanneer het toeval zich voordeed, dat een _ raadslid dadelijk na zijne ver kiezing of herkiezing» tot wethouder benoemd werd in eene door verloop van tijd ontstaande vacature. Niet n van de tegen woordige Amsterdamsche wethouders verkeert in dit geval. Krachtens dien in 1851 opgemaakten rooster treden zij als wethouder en als raadslid op verschillende tijd stippen af Dit systeem is niet alleen in strijd met de bepalingen van de wet in haar onderling verband, zooals ik betoogde, het is daarenboven niet logisch. Men denke zich het geval, waarvan ik uitging. Mr. De Vries werd in 1908 in eene tijdelijke vacature tot wethouder benoemd. In 1909 moest hu a's raads lid, dus ook als wethouder aftreden. In dat jaar hernieuwden de kiezers zijn mandaat als raadslid en daarna her koos de Baad hem tot wethouder. "Waarom de aanwijzing der kiezers voor zes jaar zou gelden, terwijl die van den Baad reeds ca twee jaar zou expi reer en, schijnt niet duidelijk, waar de wet uitdrukkelijk bepaalt dat raadsleden en wethouders gedurende zes jaar zitting hebben. Voorzoover ik heb kunnen nagaan, is de Kroon nog nooit voor dtze quaestie gesteld. De Amsterdamsche Baad kan dit thans doen door op 5 September e.k. te besluiten, dat ten aanzien van mr. De Vries geene vacature van wet houder bestaat. DiS schrijvers eenige opmerking van waarde is hier wel deze: practisch vol tooit, bij de gewone wetsuitlegging, een wethouder zoo ongeveer nooit de zes jaren". Dit heet dan, misschien niet geiiél ten onrechte, een anomalie. (Trou wens wij danken de opmerking aan iemand, die, naar het schijnt, verstand heeft van anomalieën, mitsdien hij een zoo uitgesproken zwak heeft voor de anomalie De Vries-wethouder van On derwijs). Echter: indien de wetgever dergelijke anomalieën, als door den inzender in de Gemeentestem" gewraakt worden, had willen voorkomen, zoude hij dit zeker gedaan hebben op de allereenvoudigste manier: Niet bij een tweede, doch reeds bij een eerste vervanging zou hij den nieuwen wethouder aan geen termijn van zijn voorganger hebben gebonden, over wegende, dat er geen het minste ver schil is in de omstandigheden, waarin de gemeente, de gemeenteraad en zulk een nieuwe wethouder zich bevinden de rste of de tweede keer. Maar.... de wetgever heeft niet gewild! Jammer voor deze, en misschien vol gende? proef ballonnei j es P Waterstaatsbeleid. In het nummer van dit blad van 16 Juli j 1. kwam een-artikel voor over het verkeerd beleid van den waterstaat bühet vernieuwen van de Postbrng in den straatweg Haarlem 's- Gravenhagp. Na dien is er in den toestand letterlijk niets veranderd, onophoudelijk gebeuren ongelukken, de geheele streek is er vol van, sommigen (de heereii Speelman c.s.) hebben zich reeds tot den betrokken Minister gewend, anderen bepleiten in couranten middelen om den erger!ijken toestand althans eenigszins te verbeteren. Alleen de opzichter van den waterstaat, die met den bouw van de brug is belast, verdedigt in het openbaar de genomen maatregelen en schrijft de ge beurde ongelukken toe aan verkeerd beleid (of dergelijke) van hen, die ze overkwamen. Wij meenen te weten, dat deze heer een jong opzichter is, die nog maar heel kort is aangesteld en aan de fout van het instor ten ook niet schuldig. Hij voert slechts de opdracht uit, die hem gegeven werd; maar zijn gezond verstand moest hem er voor behoeden, de verkeerde orders van zijn chefs te gaan verdedigen. Die chefs zijn: de hoofdingenieur N. A. M. van den T hoont te 's- Gravenhage, terwijl de ingenieur A. A. H. W. König, die met het toezicht op de brug was belast ten t ijde toen deze instortte, thans is vervangen door den ingenieur jhr. F. E. P. Sandberg. Kan deze laatste niet aandringen om nog thans het beleid te wijzigen ? Of moeten er nog meer onge lukken gebeuren? L. tmtmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiuiiiitiiuiituiiiiiiMiHiMiiiiMiiiiiMiniiii ooiak aang&fypnfiabm. Katïolitie MM oYir bit gevel-JatHo. Naar aanleiding der veroordeeling van den vrijzinnigen predikant Jatho te Berlijn, is in katholieke bladen niet zonder leed vermaak de opmerking gemaakt, dat het protestantisme evenmin zonder kettergerichten en lijsten van verboden boeken eenheid en orde in 't kerkelijk leven blijkt te kunnen handhaven als het katholicisme. Bij de roomsche apologeten zal dit vrijwel alleenstaande en door de Duiteche predikan ten openlyk met verontwaardiging gekriti seerde feit nog larg dienst doen om den mond te snoeren aan iederen protestant, die ex officie zal protesteeren tegen de 'wijze, waarop door vaste commissiën stelsel matig het vrye woord en zelfs de vrije meening in de roomsche kerk wordt onder drukt. De casus-Jatho is treffend, maar niet zoozeer om de onderdrukking van de vrije meening" (waarvoor immers in elk kerk genootschap een grens behoxirt te worden gesteld) als juist om de openlijkheid en de openhartigheid van het protest tegen eene zoo solemneele beslissing van het hoogste kerkelijke college. Dat dit beslist heeft, en eene zoo radicale beslissing heeft genomen, is zijn recht, en iets anders was wellicht niet te verwachten. Maar dat college heeft in de oogen van eiken protestant zeer sterk het karakter der feilbaarheid aan zich, en dit niet slechts theoretisch, maarin werkelijk heid ; elk lid der gemeente heeft het recht om aan dat college rekenschap te vragen van de redenen, die het er toe hebben ge leid om het vonnis zoo en niet anders te vellen. Elk rechterlijk college kan een onzuiver. een onjuist, een onrechtvaardig oordeel vellen. Maar de publieke opinie heeft het recht, de motieven te weten, en er over te discusBieeren. Hier staat de H. Schrift, dadr de staatswet boven critiek verheven, maar de interpretatie blijft menschenwerk. En het is een protestantsch beginsel, dat de onmisbare rechtsprekende college's, ook al oordeelen ze in hoogste instantie, feitelijk eene revisie kunnen vinden in de publieke meening, zoodat deze het vonnis en de facto en zelfs de jure ongedaan maakt. Voor hoe menig denkstelsel in het godsdienstig leven, voor hoe menig sociaal streven, is de zege praal eerst begonnen, nadat het door alle instanties heen was veroordeeld ? En het zal niet moeielijk vallen, juist hier te doen zien, hoe weinig men eene vergelijking met de werkwijze van Ii quisitie en de Index- congregatie behoeft te vreezen. De Index congregatie motiveert hare ver oordeelingen nooit. De brillante formule luidt: De H. Congregatie van H. Eminenties de Hoogsteerwaarde Cardinalen der Heilige Boomsche Kerk, aangesteld en aangewezen door Onzen Zeer Heiligen Vader Paus Pins X en den Heiligen Apostolischen Stoel, voor den Index der boeken met d waalleeringe»), voor hun verbod, vernietiging en toelating in de geheele christelijke republiek, gehouden in het Apostolisch Paleis van het Vaticaan, den.... 19 heeft veroordeeld en veroordeelt, heeft verboden en verbiedt, heeft bevolen en beveelt, om op den Index der verboden boeken te plaatsen, de volgende werken: (Volgen de titels) DerÏalve wage het niemand, van welken rang of stand ook, de voornoemde veroor deelde en verboden werken, in welke plaats of in welke taal ook, voortaan uit te geven, of te lézen, of te bezitten, onder de straffen aangegeven in den Index der verboden boeken. Nadat dit alles door mij, ondergeteekenden Secretaris aan onzen Zeer Heiligen Heer Paus Pius X is medegedeeld, heeft Zijne Heiligheid het decreet goedgekeurd, en heeft bevolen, het uit te geven. Ter bevestiging waarvan etc. Gegeven te Rome, den.... 19.... F. GARD. SEONA, Praefect. THOM. ESSER O. P., Secretaris. Heeft de auteur van een verboden boek zich onderworpen aan de veroordeeling, dan wordt dit in het eerstvolgende decreet nadrukkelijk vermeld: N.N. heeft zich lof waardig onderworpen aan het decreet der H. Congr. v. d. Index van den ... Laudabiliter se subjecit. Is dit geschied, dan blijft hoogstens de auteur nog eenigen tijd suspect, maar de hoogere carrières, bijv. professoraten aan Seminaries, Katholieke Universiteiten (Leuven!) zijn niet voor hem afgesloten. Onderwerpt hu zich niet, dan komt hij terecht in de breede schaar van door ieder katholiek plichtmatig femeden schrijver?, en herhaling, bijv. erdruk van het verworpen werk kan leiden tot zware kerkelijke straffen als excom municatie etc. Ean enkele schrijver onderwerpt zich voor waardelijk, d. i. vorscht laar de motieven der veroordeeliog, met de oprechte bedoe ling, om zich neer te leggen bij het vonnis zoodra hu de juistheid der redenen heeft kunnen inzien. Doet hij dit, dan is dit als zoodanig reeds een inbreuk op de gehoorsaamheidsplicht van den goeden katholiek. De Congr. stelt zich op dit standpunt: dat deze plicht on«ereenigbaar is met een recht op bekendheid met de motieven. "Welke verdienste zon er in gelegen zijn, te gehoorzamen waar men de beslissing begrijpt en billijkt? Het valt niet moeilijk, dit te staven. In de laatste halve eeuw is het eenmaal voorgevallen, dat het gezag en de invloed der gecensureerde persoon zoo groot was, dat dezen büden Heiligen Stoel dorst aan te dringen op nadere verklaringen van de veroordeeling. Dit is nl. geschied met den auteur Lasserre. Vooral dit geval is te eigenaardig om het niet i» extenso te vermelden. Het veroordeelde boek was eene vertaling der Evangeliën. Les Saints Evangilee, traduction nouvelle par Henri Lasserre". Het ver scheen in Nov.°86 met het imprimatur vanden Aartsbisschop van Parij?, dat herhaald werd voor alle vierentwintig edities, die binnen 13 maanden op de eerste volgden. De £6a uitgave, rijk geïllustreerd, kwam uit op den lOen Dec. 1887. Binnen twee weken waren ook van deze uitgave 1500 exempl. verkocht. Toen werd het op den Index ge plaatst volgens het decreet van 17 Dec. 1(86. Onmiddellijk trok Lasserre zijn boek uit den handel terug, doch deed torens stappen om eene nadere verklaring te krijgen van het ongeval, dat hem getroffen had. Het feit was dan ook verbazingwekkend. Lasserre, een Fransch katholiek van groot aanzien, had drie jaren besteed aan eene uitgezochte vertaling der evangeliën volgens de voorschriften van het Twentsche concilie en der Pausen. Gedurende twaalf jaar liet hij het werk in de zetkasten büden drukker staan, voor hu het liet afdrukken, en ver beterde gedurende al dien tijd, met de beste voorlichting, de drukproeven. Het boek verscheen, onder de gunstigste auspiciën. Het werd door den Paus gezegend, goedgekeurd en in de wolken gestoken door een dertigtal cardinalen en bisschoppen. Lasserre legde zich büde opzienbarende veroordeeling niet neer, schreef een m moire" aan den Paus en wist door invloed rijke prelaten gedaan te krijgen, dat een commissie van theologen, hem de fouten in het werk zou wijzen, opdat hu een nieuwe verbeterde uitgave zou kunnen voorbereiden met inachtname der aanwijzingen. Genoemde commissie wees hem aan: f518 correcties in den tekst en de noten, 91 in de voorrede, ruim 4000 weglatingen van hoofdletters. aanhalingsteekeDs,komma's etc. Om een denkbeeld te geven van het ge wicht der wijzigingen, de volgende staaltjes: Mattb. VIII, 14 luidt in de Vnlgata; et cum venisset Jesus in domum Petri, vidit socrum f jus jacectem et febricitantem". Lasserre had vertaald: Arriréa lamaison de Pierre, Jésus trouva la belle-mère de celui-ci en proie un acces de fièvre et alitée." Fout: alitée moest zijn couchée. In Lasserre's vertaling stond: Au désert, leur dit-il, qu'otes vous alles voir." De commissie verbeterde: Qu'étes vous alles voir au désert? leur dit-il" "Wie ziet niet hierin den klaarblijkelijken onwil om d_e veroordeeling te motiveeren ? Men kan zich voorstellen, hoe de geleerde commissie in Bome tranen heeft gelachen bij het opstellen van dit rapport, dat alleen de bedoeling kon hebben, den reclamant te depisteeren. Wien valt niet de tegen stelling op tusschen de gewichtigdoenerij van een der hoogste Colleges in de B. K. Kerk en deze bijna belachelijke hatdeling ? Een tweede voorbeeld is dat allermerk waardigste geval met prof. Hsrmann Scbell, hoogleeraar in de apologetiek aan de Uni versiteit Würzburg. 24 Februari 1899 werden de vier hoofdwerken van dezen auteur op den Index geplaats*. Prof Sshell had reeds den 15 Februari de onderwerping aan het decreet geweigerd. Totdat zijn bisschop hem uitlegde, dat eene acte van onder werping niet anders beteekende dan da erkenning der formeele authenticiteit eener rechterlijke beslissing in laatste instantie en dat daarmede in 't geheel niet de opoff ring van eene overtuiging of een weten schap pel ijk inzicht behoefde gepaard te gaan. Toen onderwierp prof. Schel l zieb. maar zoodra deze daad door de docieli», rechtzinnige, Katholieke pers triomfantelijk werd uitgebuit, publiceerde hy op den 31en Maart 1899 eene duidelijke uitlegging- va» het geval in de Hochschulnachrichteu". Toen begon de storm opnieuw. De Germania, de Bayerische Kurier etc. werden nr g hef tiger dan tevoren. Voor dergelijke organen (pendanten van onze gezegende Maasbode) is het Boma locuta, Causa finita bet begin. en het einde van alle... dagblad wijsheid, trouwens de aandeelhouders wenschen 't ook niet anders. In Bome dacht men echter wel anders. Schel had machtige aanhangers. Er werden uit Bome stappen gedaan, hem te bewegen, om officieel te vragen om de motieven der veroordeeling. Daar ging prof Schell niet toe over. Toen werden ze hem zeldzaam genoeg uit Bome medegedeeld, maar op voorwaarde en dit op expresselijk bevel van den paus dat bij ze aan niemand zon mee deelen. Prof. Schell heeft vervolgens geen zijner werken uit d n handel terug getrokken, en in den vervolge openlijk ver klaard, dat zijne tegenstanders niet ryp waren voor zijne inzichter. De onderwerping aan het Indexbesluit beschouwde hjj en de dominicanen van Freiburg hebben dit' in hun lijfblad openlijk bevestigd vol strekt niet als het offer eener meening, enkel als een daad van opportuniteit. Nu mochten prof. Schell en de zijnen dit wel meenen, znlke houding* was in tegenspraak met de opzettelijke voorschriften van een der allerhoogste coUfges in de Roomsche Kerk, door den Heiligen Stoel gesanctionneerd, en zijn handelwijze, gesteund door' Duitsche prelaten, was niet andeis dan rebellie. Men begrijpt de tegenstelling: Aan de eene zijde herhaalt mer, dat eene pauselijke approbatie van een Congregationeel decreet absoluut geen onfeilbaarheid in zich sluit, en hier is uit theologisch oogpunt niets tegen in te brengen. Van den anderen kant is de Curie van xnlk eene lakschheid niet gediend, en treedt op, straffend met het aardsche zwaard. De eersten zeggen: de waarhtid is niet aan Uw kant!" De Curie antwoordt: het gezag is aan onzen kant, en zeer mogelijk de waarheid; indien gij al door ongehoor zaamheid niet zondigt tegen. de waarheid, door vermetelheid zondig t g'ij tegen het gezag, en middellijk dm tegen d: waarheid toeteer, daar gezag en opperste waarheid bij ona ineen vallen." Deze tegenstrijdigheid uitte zich in de pijnlijke afmetingen van een bijna publiek schandaal na den dood van Schell. In eene Commissie tot oprichting van een standbeeld voor prof. Schell hadden o. a. zitting genomen: de aartsbisschop van Bamberg, de bisschop van Passau, Mgr. Ehrhard, prof. von Funk, Fréd. van Hugel, en andere aanzienlijke Katholieken. De memorie van H. Schell werd niet met rust gelaten: in een open brief aan Mgr. prof. Kommer te We ener, verklaarde paus Pius X de deel nemers aan genoemd Comitévoor onweten den of rebellen tegen den Heiligen Stoel! Op den 23an December 1903 werden -vijf boeken van den abbó Loi^y veroor ieeld: vier bijbelsche studies: laEeligiond"Israël, l'Evangile et l Eglise, Etudes vangéliques en l» Quatrieme Ecangile, benevens een boekje: Aittour d'un petit livre, waarin h^j een aantal vragen stelde aan de Fransche bisschoppen, die hem hadden vervolgd. De Kardinaal Staatssecretaris verklaarde uit naam van Pius X, dat deze werkjes wemel den van dwalingen. Toen heeft zelfa bet Heilig Officium een lijst opgemaakt van dwaalleeringen van den beroemden exegeet, maar deze lijst is nooit gepubliceerd. Men heeft van alle kanten bij den Pans aangedrongen om zich positief uit te spreken over de bübelsche quaesties, die door Loisy en zijn leerlingen waren opgeworpen. Maar de7,o 'ongeduldige lieden' worden tot stilt» vermaand: het is niet zeer moeilijk," aldas de boodschap uit Bome in de Parijsehe Semaine religieuse van 20 Oct. 1906, vooral voor kerkelijke schrijvers, om uit te maken, welke gevolgtrekkingen of welke neigingen, in hunne geschriften, niet in overeenstem ming zyn met de katholieke dogma's," en het is waarschijnlijk, dat de beslissingen van den Heiligen Stoel betreffende deze punten zich nog lang zullen laten wachten. * Een Fransch priester merkt naar aan leiding hiervan op: Wanneer men ocfeil baar is, is het makkelijker dit te zijn, en te blijven, door te zwijgen, dan door te spreken." Wat men echter te wachten heeft va» eene zoodanige beslissing, kan men opmaken uit de ontheffing van de uitoefening' van het priesterlijke ambt vanden Italiaanschen priester Minocchi óp den 23en Jan. 190*, die in eene lezing had verklaard, dat de geologische, anthropologische en historische ontdekkingen niet meer toelaten aan Genesis

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl