Historisch Archief 1877-1940
UV 1782
DE AM8TEBDAMMEE
A°. 1911
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder recLacti© -va-n IMj?. H. I3. L. "W l KiSSIIETQ-.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgeveïs: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden J 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'
Zondag 20 Augustus,
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
. ; 0.25
. ,03»
. ,0.40
INHOUD:
TAN VERBE EN VAN NABIJ: Ken klein
proef balienet je? Waterstaatsbeleid, door
t. SOCIALE A ANGEL.: Katholieke bla
den over het geval-Jatho, door Haereticus.
FEUILLETON: Arbeidscontract, I, door Minca
Venter-Bosch Reitz. KUNST EN LET
TEREN : Bniten den Heerweg, door Nico van
dei Ley, beoordeeld door Frans Coener.
De seef der nationaliteit, door P. M. Wa.
INGEZONDEN. BERICHTEN.
VBOUWKNRUBRIEK: Eliee flaigkton f, door B.
Hat meisje aan de speciale Meisjes- en aan
4e gemengde vak-scholeo, IX, door Anna J.
Jugmana. ALLERLEI, door Allcgra.
UIT DE NATUUR, door E. Heimana.
Jeief Israëls 1824?1911, door Plasschaert .
Toelichting MJ de ai b.?Twee. Vrienden.
Konstenaara en Kunstenaressen o «er Jozef
Israëls met af b. Joztf Israëls. In memo
riam, door W. Steent off. P. H.
Hagenholti Jr. In ? memoriam, door R. Jozef
Israëls als leerling, door David van der Keilen,
ia het N. r. d. D. van S Maart 1890.
Charlvtri. OECOKOMISCHE KRONIEK,
door v. d. 8. Van Alkmaar begint de
Victorit l door H. J. Rtjswyk. Verregaande
verwaarloozing. SCHAAKSPEL. DAM'
BÜBRIEK. ADVERTENTIEN.
«HHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIItllllllllllll
. Verzoeke gedurende de
vacantie?aanden alle stukken, voor de redactie
bestemd, uitsluitend te zenden aan het
adres: Keizersgracht 333, Amsterdam;
?u "niet op naam van den redacteur
«MIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
klein Proefballonnetje?
De anomalie, dat een tegenstander
van 't Openbaar Onderwijs aan 't hoofd
ervan blijft gesteld, dost sommigen,schijnt
het, nog maar steeds bizonder aangenaam
aan. In de Gemeentestem" tracht nu
een .Amsterdammer" uit de Wet te be
wijzen, dat mr. S. de Vries Czn. in
Sept. a.8. NIET als wethouder behoeft af
te treden.. Maar het is jammer!?de
wet HOUDEND, zal het zoo glad niet gaan.
Ziehier het stukje, dat er uit ziet
of het toch per slot wel van een jurist
stamt: en dan van een antirevolutionairen
jurist P
£Üde voorbereiding van de onlangs
gehouden verkiezingen voor den Ge
meenteraad te Amsterdam werd her
haaldelijk en van verschillende zijden
op den voorgrond gesteld, dat mr. S. de
Vries Czn., de tegenwoordige wethouder
voor het onderwijs in September e.k.
als zoodanig moet aftreden.
Zjl, die aldus spraken of schreven,
hadden blijkbaar de officieele bronnen
geraadpleegd, waarin inderdaad vermeld
wordt dat 1911 het jaar van aftreding
is van' mr. De Vries als wethouder.
Toch meen ik en hoop ik te kunnen
aantoónen, dat die mededeelingen foutief
zijn en dat in plaats van 1911, behoort
te worden gelezen 1915.
Ter adstructie van deze opvatting
dienen allereerst de navolgende feiten
en data in herinnering te worden ge
bracht.
Op 25 Mei 1908 werd het toenmalig
raadslid mr. De Vries tot wethouder
benoemd in de plaats van thans wijlen
den heer De Sauvage Nolting, die als
zoodanig in 1911 moest aftreden.
In 1909 echter eindigde het Raads
lidmaatschap van mr. De Vries. Bij de
op 10 Augustus van dat jaar gehouden
stemming werd het hem opnieuw ver
leend en in September 1909 werd hij
door den Baad opnieuw tot wethouder
benoemd.
Voor welken tyd? Op die vraag be
hoort het antwoord in de Gemeentewet
te worden gezocht.
Die wet nu stelt in art. 80 voorop,
dat de wethouders worden gekozen voor
zes jaren. Zij bevat tevens de bepaling
(art. 82), dat de wethouder, die ter ver
vulling eener buiten den gewonen tijd
opengevallen plaats, gekozen is, aftreedt
op het tijdstip, waarop degeen in wiens
plaats hij is verkozen, moest aftreden.
Behelsde dus de Gemeentewet ten
aanzien van dit onderwerp geene andere
bepaling, dan zou mr. De Vries in 1908
tot wethouder in de vacature De Sauvage
Nolting benoemd, in 1911 moeten af
treder.
Maar en hierop komt het voor
namelijk aan in art. 87 bepaalt de
genoemde wet, dat die ophoudt lid van
den Baad te zijn, houdt te ver a op wet
houder te wezen.
Dat geval trof mr. De Vries in 1909,
zooals hierboven vermeld.
In dat jaar werd hij tot wethouder
benoemd, wil men: herbenoemd, maar
nu niet meer in de vacature De Sauvage
Nolting die niet meer bestond ,
doch in de vacature De Vries.
Hier haakt het dan.
"Want het is aardig, maar alle
slimmigheid haakt ergens, en soms vindt men
dan de... onnoozelste knoop l
De misschien al te fijne geest schuilt
hier in het dubbele gebruik van het woord
vacature". Mr. de Vries, als wethouder
aftredend, veroorzaakt,., zegt de auteur,
een vacature-de Vries. Inderdaad: volgens
't gewone spraakgebruik (waar zulk een
geweldig wetskenner, als die hier bezig
is, toch niet zoo gevoelig voor wezen
mocht!): maar in wezen is er geens
zins een vacature-De Vries. Er is een
voor een deel nog onaervulde
vacatureDe Sauvage Nolting. Art. 80, volgens
hetwelk de wethouders Worden gekozen
voor zes jaren", staat niet voor niets
domineerend vooraan. En wil men, o. i.
ten onrechte, blijven spreken van een
vacature-De Vries, welnu, dan is hier
toch steeds een vacature in een wethou
derschap-De Vries, waarvan het einde
bepaald was, en wel op 5 Sept. 1911;
waarbij dan geldt art. 82, luidende: de
wethouder, (in casu Mr. de Vries), die
ter vervulling eener buiten den gewonen
tijd opengevallen plaats (in casu de plaats
van Mr. de Vries zalf) gekozen is, treedt
af op het tijdstip, waarop degeen in wiens
plaats hu is verkozen (Mr. de Vries is
in zijn eigen plaats verkozen), moest
aftreden (dat was: op 5 Sept. :911).
De schrijver in de Gemeentestem"
vertroebelt intus-chen nog een heel eind
de aandacht. Volledigheidshalve geven
wij hier de rest van zijn betoog:
Dus gold toen de grondbepaling, dat
de wethouders voor zes jaar werden
gekozen, zoodat mr. De Vries eerst in
1915 n als raadslid n als wethouder
moet aftreden.
Ik verwacht, dat mij zullen worden
tegengeworpen het tweede lid van art. 80
gemeentewet, bepalende dat de helft
van de wethouders om de drie jaren
.; aftreedt, en art. 91, inhoudende dat het
lot dan tijd bepaalt, waarop elk der
wethouders aftreedt
Slechts schijnbaar staan deze artikelen
aan mijne stelling in den weg, want
bij aandachtige beschouwing blijkt, dat
zii slechts betrekking hebben op de in
1851 krachtens de toen ingevoerde
gemeentewet nieuwgekozen wethouders.
Tenzij men van oordeel is dat een
rooster van aftreding te beschouwen is
als een wet van Meden en Perzen,
waarin gewijzigde omstandigheden geen
enkele verandering kunnen brengen I
Maar dan accepteere men tevens de
anomalie en dat heeft men blijkbaar
steeds gedaan, althans te Amsterdam
dat ter wille van dezen rooster, een
wethouder niet dan bjj hooge uitzonde
ring voor zes jaren benoemd wordt.
Dit zou alleen dan kunnen geschieden
wanneer het toeval zich voordeed, dat
een _ raadslid dadelijk na zijne ver
kiezing of herkiezing» tot wethouder
benoemd werd in eene door verloop van
tijd ontstaande vacature.
Niet n van de tegen woordige
Amsterdamsche wethouders verkeert in dit
geval. Krachtens dien in 1851
opgemaakten rooster treden zij als wethouder
en als raadslid op verschillende tijd
stippen af
Dit systeem is niet alleen in strijd
met de bepalingen van de wet in haar
onderling verband, zooals ik betoogde,
het is daarenboven niet logisch.
Men denke zich het geval, waarvan
ik uitging. Mr. De Vries werd in 1908
in eene tijdelijke vacature tot wethouder
benoemd. In 1909 moest hu a's raads
lid, dus ook als wethouder aftreden.
In dat jaar hernieuwden de kiezers zijn
mandaat als raadslid en daarna her
koos de Baad hem tot wethouder.
"Waarom de aanwijzing der kiezers
voor zes jaar zou gelden, terwijl die van
den Baad reeds ca twee jaar zou expi
reer en, schijnt niet duidelijk, waar de
wet uitdrukkelijk bepaalt dat raadsleden
en wethouders gedurende zes jaar zitting
hebben.
Voorzoover ik heb kunnen nagaan,
is de Kroon nog nooit voor dtze quaestie
gesteld.
De Amsterdamsche Baad kan dit
thans doen door op 5 September e.k.
te besluiten, dat ten aanzien van
mr. De Vries geene vacature van wet
houder bestaat.
DiS schrijvers eenige opmerking van
waarde is hier wel deze: practisch vol
tooit, bij de gewone wetsuitlegging, een
wethouder zoo ongeveer nooit de zes
jaren". Dit heet dan, misschien niet
geiiél ten onrechte, een anomalie. (Trou
wens wij danken de opmerking aan
iemand, die, naar het schijnt, verstand
heeft van anomalieën, mitsdien hij een
zoo uitgesproken zwak heeft voor de
anomalie De Vries-wethouder van On
derwijs).
Echter: indien de wetgever dergelijke
anomalieën, als door den inzender in
de Gemeentestem" gewraakt worden,
had willen voorkomen, zoude hij dit zeker
gedaan hebben op de allereenvoudigste
manier: Niet bij een tweede, doch reeds
bij een eerste vervanging zou hij den
nieuwen wethouder aan geen termijn van
zijn voorganger hebben gebonden, over
wegende, dat er geen het minste ver
schil is in de omstandigheden, waarin
de gemeente, de gemeenteraad en zulk
een nieuwe wethouder zich bevinden de
rste of de tweede keer.
Maar.... de wetgever heeft niet gewild!
Jammer voor deze, en misschien vol
gende? proef ballonnei j es P
Waterstaatsbeleid.
In het nummer van dit blad van 16 Juli j 1.
kwam een-artikel voor over het verkeerd
beleid van den waterstaat bühet vernieuwen
van de Postbrng in den straatweg Haarlem
's- Gravenhagp. Na dien is er in den toestand
letterlijk niets veranderd, onophoudelijk
gebeuren ongelukken, de geheele streek is
er vol van, sommigen (de heereii Speelman c.s.)
hebben zich reeds tot den betrokken Minister
gewend, anderen bepleiten in couranten
middelen om den erger!ijken toestand althans
eenigszins te verbeteren. Alleen de opzichter
van den waterstaat, die met den bouw van
de brug is belast, verdedigt in het openbaar
de genomen maatregelen en schrijft de ge
beurde ongelukken toe aan verkeerd beleid
(of dergelijke) van hen, die ze overkwamen.
Wij meenen te weten, dat deze heer een
jong opzichter is, die nog maar heel kort
is aangesteld en aan de fout van het instor
ten ook niet schuldig. Hij voert slechts de
opdracht uit, die hem gegeven werd; maar
zijn gezond verstand moest hem er voor
behoeden, de verkeerde orders van zijn chefs
te gaan verdedigen. Die chefs zijn: de
hoofdingenieur N. A. M. van den T hoont
te 's- Gravenhage, terwijl de ingenieur A. A.
H. W. König, die met het toezicht op de
brug was belast ten t ijde toen deze instortte,
thans is vervangen door den ingenieur
jhr. F. E. P. Sandberg. Kan deze laatste
niet aandringen om nog thans het beleid
te wijzigen ? Of moeten er nog meer onge
lukken gebeuren?
L.
tmtmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiuiiiitiiuiituiiiiiiMiHiMiiiiMiiiiiMiniiii
ooiak aang&fypnfiabm.
Katïolitie MM oYir bit gevel-JatHo.
Naar aanleiding der veroordeeling van
den vrijzinnigen predikant Jatho te Berlijn,
is in katholieke bladen niet zonder leed
vermaak de opmerking gemaakt, dat het
protestantisme evenmin zonder
kettergerichten en lijsten van verboden boeken eenheid
en orde in 't kerkelijk leven blijkt te kunnen
handhaven als het katholicisme.
Bij de roomsche apologeten zal dit vrijwel
alleenstaande en door de Duiteche predikan
ten openlyk met verontwaardiging gekriti
seerde feit nog larg dienst doen om den
mond te snoeren aan iederen protestant,
die ex officie zal protesteeren tegen de
'wijze, waarop door vaste commissiën stelsel
matig het vrye woord en zelfs de vrije
meening in de roomsche kerk wordt onder
drukt.
De casus-Jatho is treffend, maar niet
zoozeer om de onderdrukking van de vrije
meening" (waarvoor immers in elk kerk
genootschap een grens behoxirt te worden
gesteld) als juist om de openlijkheid en de
openhartigheid van het protest tegen eene
zoo solemneele beslissing van het hoogste
kerkelijke college. Dat dit beslist heeft, en
eene zoo radicale beslissing heeft genomen,
is zijn recht, en iets anders was wellicht
niet te verwachten. Maar dat college heeft
in de oogen van eiken protestant zeer sterk
het karakter der feilbaarheid aan zich, en
dit niet slechts theoretisch, maarin werkelijk
heid ; elk lid der gemeente heeft het recht
om aan dat college rekenschap te vragen
van de redenen, die het er toe hebben ge
leid om het vonnis zoo en niet anders te
vellen.
Elk rechterlijk college kan een onzuiver.
een onjuist, een onrechtvaardig oordeel
vellen. Maar de publieke opinie heeft het
recht, de motieven te weten, en er over te
discusBieeren. Hier staat de H. Schrift, dadr
de staatswet boven critiek verheven, maar
de interpretatie blijft menschenwerk.
En het is een protestantsch beginsel, dat
de onmisbare rechtsprekende college's, ook
al oordeelen ze in hoogste instantie, feitelijk
eene revisie kunnen vinden in de publieke
meening, zoodat deze het vonnis en de facto
en zelfs de jure ongedaan maakt. Voor hoe
menig denkstelsel in het godsdienstig leven,
voor hoe menig sociaal streven, is de zege
praal eerst begonnen, nadat het door alle
instanties heen was veroordeeld ?
En het zal niet moeielijk vallen, juist
hier te doen zien, hoe weinig men eene
vergelijking met de werkwijze van Ii quisitie
en de Index- congregatie behoeft te vreezen.
De Index congregatie motiveert hare ver
oordeelingen nooit. De brillante formule
luidt:
De H. Congregatie van H. Eminenties
de Hoogsteerwaarde Cardinalen der Heilige
Boomsche Kerk, aangesteld en aangewezen
door Onzen Zeer Heiligen Vader Paus
Pins X en den Heiligen Apostolischen
Stoel, voor den Index der boeken met d
waalleeringe»), voor hun verbod, vernietiging
en toelating in de geheele christelijke
republiek, gehouden in het Apostolisch
Paleis van het Vaticaan, den.... 19
heeft veroordeeld en veroordeelt, heeft
verboden en verbiedt, heeft bevolen en
beveelt, om op den Index der verboden
boeken te plaatsen, de volgende werken:
(Volgen de titels)
DerÏalve wage het niemand, van welken
rang of stand ook, de voornoemde veroor
deelde en verboden werken, in welke plaats
of in welke taal ook, voortaan uit te geven,
of te lézen, of te bezitten, onder de straffen
aangegeven in den Index der verboden
boeken.
Nadat dit alles door mij, ondergeteekenden
Secretaris aan onzen Zeer Heiligen Heer
Paus Pius X is medegedeeld, heeft Zijne
Heiligheid het decreet goedgekeurd, en
heeft bevolen, het uit te geven.
Ter bevestiging waarvan etc.
Gegeven te Rome, den.... 19....
F. GARD. SEONA, Praefect.
THOM. ESSER O. P., Secretaris.
Heeft de auteur van een verboden boek
zich onderworpen aan de veroordeeling,
dan wordt dit in het eerstvolgende decreet
nadrukkelijk vermeld: N.N. heeft zich lof
waardig onderworpen aan het decreet der
H. Congr. v. d. Index van den ...
Laudabiliter se subjecit.
Is dit geschied, dan blijft hoogstens de auteur
nog eenigen tijd suspect, maar de hoogere
carrières, bijv. professoraten aan Seminaries,
Katholieke Universiteiten (Leuven!) zijn
niet voor hem afgesloten. Onderwerpt hu
zich niet, dan komt hij terecht in de breede
schaar van door ieder katholiek plichtmatig
femeden schrijver?, en herhaling, bijv.
erdruk van het verworpen werk kan leiden
tot zware kerkelijke straffen als excom
municatie etc.
Ean enkele schrijver onderwerpt zich voor
waardelijk, d. i. vorscht laar de motieven
der veroordeeliog, met de oprechte bedoe
ling, om zich neer te leggen bij het vonnis
zoodra hu de juistheid der redenen heeft
kunnen inzien.
Doet hij dit, dan is dit als zoodanig reeds
een inbreuk op de gehoorsaamheidsplicht
van den goeden katholiek. De Congr. stelt
zich op dit standpunt: dat deze plicht
on«ereenigbaar is met een recht op bekendheid
met de motieven. "Welke verdienste zon er
in gelegen zijn, te gehoorzamen waar men
de beslissing begrijpt en billijkt?
Het valt niet moeilijk, dit te staven.
In de laatste halve eeuw is het eenmaal
voorgevallen, dat het gezag en de invloed
der gecensureerde persoon zoo groot was,
dat dezen büden Heiligen Stoel dorst aan
te dringen op nadere verklaringen van de
veroordeeling.
Dit is nl. geschied met den auteur
Lasserre. Vooral dit geval is te eigenaardig
om het niet i» extenso te vermelden. Het
veroordeelde boek was eene vertaling der
Evangeliën. Les Saints Evangilee,
traduction nouvelle par Henri Lasserre". Het ver
scheen in Nov.°86 met het imprimatur vanden
Aartsbisschop van Parij?, dat herhaald werd
voor alle vierentwintig edities, die binnen
13 maanden op de eerste volgden. De £6a
uitgave, rijk geïllustreerd, kwam uit op
den lOen Dec. 1887. Binnen twee weken
waren ook van deze uitgave 1500 exempl.
verkocht. Toen werd het op den Index ge
plaatst volgens het decreet van 17 Dec.
1(86. Onmiddellijk trok Lasserre zijn boek
uit den handel terug, doch deed torens
stappen om eene nadere verklaring te krijgen
van het ongeval, dat hem getroffen had.
Het feit was dan ook verbazingwekkend.
Lasserre, een Fransch katholiek van groot
aanzien, had drie jaren besteed aan eene
uitgezochte vertaling der evangeliën volgens
de voorschriften van het Twentsche concilie
en der Pausen. Gedurende twaalf jaar liet
hij het werk in de zetkasten büden drukker
staan, voor hu het liet afdrukken, en ver
beterde gedurende al dien tijd, met de
beste voorlichting, de drukproeven.
Het boek verscheen, onder de gunstigste
auspiciën. Het werd door den Paus gezegend,
goedgekeurd en in de wolken gestoken
door een dertigtal cardinalen en bisschoppen.
Lasserre legde zich büde opzienbarende
veroordeeling niet neer, schreef een m
moire" aan den Paus en wist door invloed
rijke prelaten gedaan te krijgen, dat een
commissie van theologen, hem de fouten
in het werk zou wijzen, opdat hu een nieuwe
verbeterde uitgave zou kunnen voorbereiden
met inachtname der aanwijzingen.
Genoemde commissie wees hem aan: f518
correcties in den tekst en de noten, 91 in
de voorrede, ruim 4000 weglatingen van
hoofdletters. aanhalingsteekeDs,komma's etc.
Om een denkbeeld te geven van het ge
wicht der wijzigingen, de volgende staaltjes:
Mattb. VIII, 14 luidt in de Vnlgata; et
cum venisset Jesus in domum Petri, vidit
socrum f jus jacectem et febricitantem".
Lasserre had vertaald: Arriréa lamaison
de Pierre, Jésus trouva la belle-mère de
celui-ci en proie un acces de fièvre et
alitée." Fout: alitée moest zijn couchée.
In Lasserre's vertaling stond: Au désert,
leur dit-il, qu'otes vous alles voir." De
commissie verbeterde: Qu'étes vous alles
voir au désert? leur dit-il"
"Wie ziet niet hierin den klaarblijkelijken
onwil om d_e veroordeeling te motiveeren ?
Men kan zich voorstellen, hoe de geleerde
commissie in Bome tranen heeft gelachen
bij het opstellen van dit rapport, dat alleen
de bedoeling kon hebben, den reclamant
te depisteeren. Wien valt niet de tegen
stelling op tusschen de gewichtigdoenerij
van een der hoogste Colleges in de B. K.
Kerk en deze bijna belachelijke hatdeling ?
Een tweede voorbeeld is dat allermerk
waardigste geval met prof. Hsrmann Scbell,
hoogleeraar in de apologetiek aan de Uni
versiteit Würzburg. 24 Februari 1899 werden
de vier hoofdwerken van dezen auteur op
den Index geplaats*. Prof Sshell had reeds
den 15 Februari de onderwerping aan het
decreet geweigerd. Totdat zijn bisschop
hem uitlegde, dat eene acte van onder
werping niet anders beteekende dan da
erkenning der formeele authenticiteit eener
rechterlijke beslissing in laatste instantie
en dat daarmede in 't geheel niet de
opoff ring van eene overtuiging of een weten
schap pel ijk inzicht behoefde gepaard te
gaan. Toen onderwierp prof. Schel l zieb.
maar zoodra deze daad door de docieli»,
rechtzinnige, Katholieke pers triomfantelijk
werd uitgebuit, publiceerde hy op den 31en
Maart 1899 eene duidelijke uitlegging- va»
het geval in de Hochschulnachrichteu".
Toen begon de storm opnieuw. De Germania,
de Bayerische Kurier etc. werden nr g hef
tiger dan tevoren. Voor dergelijke organen
(pendanten van onze gezegende Maasbode)
is het Boma locuta, Causa finita bet begin.
en het einde van alle... dagblad wijsheid,
trouwens de aandeelhouders wenschen 't
ook niet anders.
In Bome dacht men echter wel anders.
Schel had machtige aanhangers. Er werden
uit Bome stappen gedaan, hem te bewegen,
om officieel te vragen om de motieven der
veroordeeling. Daar ging prof Schell niet
toe over. Toen werden ze hem zeldzaam
genoeg uit Bome medegedeeld, maar op
voorwaarde en dit op expresselijk bevel
van den paus dat bij ze aan niemand
zon mee deelen. Prof. Schell heeft vervolgens
geen zijner werken uit d n handel terug
getrokken, en in den vervolge openlijk ver
klaard, dat zijne tegenstanders niet ryp
waren voor zijne inzichter. De onderwerping
aan het Indexbesluit beschouwde hjj en
de dominicanen van Freiburg hebben dit'
in hun lijfblad openlijk bevestigd vol
strekt niet als het offer eener meening,
enkel als een daad van opportuniteit.
Nu mochten prof. Schell en de zijnen dit wel
meenen, znlke houding* was in tegenspraak
met de opzettelijke voorschriften van een
der allerhoogste coUfges in de Roomsche
Kerk, door den Heiligen Stoel
gesanctionneerd, en zijn handelwijze, gesteund door'
Duitsche prelaten, was niet andeis dan
rebellie.
Men begrijpt de tegenstelling:
Aan de eene zijde herhaalt mer, dat eene
pauselijke approbatie van een
Congregationeel decreet absoluut geen onfeilbaarheid
in zich sluit, en hier is uit theologisch
oogpunt niets tegen in te brengen. Van
den anderen kant is de Curie van xnlk
eene lakschheid niet gediend, en treedt op,
straffend met het aardsche zwaard.
De eersten zeggen: de waarhtid is niet
aan Uw kant!" De Curie antwoordt: het
gezag is aan onzen kant, en zeer mogelijk
de waarheid; indien gij al door ongehoor
zaamheid niet zondigt tegen. de waarheid,
door vermetelheid zondig t g'ij tegen het gezag,
en middellijk dm tegen d: waarheid toeteer,
daar gezag en opperste waarheid bij ona
ineen vallen."
Deze tegenstrijdigheid uitte zich in de
pijnlijke afmetingen van een bijna publiek
schandaal na den dood van Schell.
In eene Commissie tot oprichting van een
standbeeld voor prof. Schell hadden o. a.
zitting genomen: de aartsbisschop van
Bamberg, de bisschop van Passau, Mgr. Ehrhard,
prof. von Funk, Fréd. van Hugel, en andere
aanzienlijke Katholieken. De memorie van
H. Schell werd niet met rust gelaten: in
een open brief aan Mgr. prof. Kommer te
We ener, verklaarde paus Pius X de deel
nemers aan genoemd Comitévoor onweten
den of rebellen tegen den Heiligen Stoel!
Op den 23an December 1903 werden -vijf
boeken van den abbó Loi^y veroor ieeld:
vier bijbelsche studies: laEeligiond"Israël,
l'Evangile et l Eglise, Etudes vangéliques
en l» Quatrieme Ecangile, benevens een
boekje: Aittour d'un petit livre, waarin h^j
een aantal vragen stelde aan de Fransche
bisschoppen, die hem hadden vervolgd. De
Kardinaal Staatssecretaris verklaarde uit
naam van Pius X, dat deze werkjes wemel
den van dwalingen. Toen heeft zelfa bet
Heilig Officium een lijst opgemaakt van
dwaalleeringen van den beroemden exegeet,
maar deze lijst is nooit gepubliceerd.
Men heeft van alle kanten bij den Pans
aangedrongen om zich positief uit te spreken
over de bübelsche quaesties, die door Loisy
en zijn leerlingen waren opgeworpen. Maar
de7,o 'ongeduldige lieden' worden tot stilt»
vermaand: het is niet zeer moeilijk," aldas
de boodschap uit Bome in de Parijsehe
Semaine religieuse van 20 Oct. 1906, vooral
voor kerkelijke schrijvers, om uit te maken,
welke gevolgtrekkingen of welke neigingen,
in hunne geschriften, niet in overeenstem
ming zyn met de katholieke dogma's," en
het is waarschijnlijk, dat de beslissingen
van den Heiligen Stoel betreffende deze
punten zich nog lang zullen laten wachten. *
Een Fransch priester merkt naar aan
leiding hiervan op: Wanneer men ocfeil
baar is, is het makkelijker dit te zijn, en
te blijven, door te zwijgen, dan door te
spreken."
Wat men echter te wachten heeft va»
eene zoodanige beslissing, kan men opmaken
uit de ontheffing van de uitoefening' van
het priesterlijke ambt vanden Italiaanschen
priester Minocchi óp den 23en Jan. 190*,
die in eene lezing had verklaard, dat de
geologische, anthropologische en historische
ontdekkingen niet meer toelaten aan Genesis