De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 20 augustus pagina 6

20 augustus 1911 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. No. 1782 Jozef IsraëlB. Geb. 27 Jan. 1824 te Groningen. G.B*, te 'a Gravenhage 12 Anj. 1911. Jozef Israëls 1824-1911. Wat zal ik u van den gewonen mensch schrijven? Zal ik u melden als andren, dat hij scherpzinnig was als een Jood, en zoo noodig wél de wegen der waereld kende P Het is van weinig be lang meer. Er zijn reien die deze gevatheden bezitten. Zal ik u zeggen dat hy een psychologische opmerking bezat, die niet iedereen overwon P Zal ik u schrijven dat hu sommigen hard leek en dat :bJg zóó moest zjjn, voor zich zelf, voor later, -wilde hij een weeke sentimentali teit oproeren tot het zuiverst gevoel dat Hem moeilijk was P Zal ik u zijn persoon beschrijven, gedeeltelijk maar een symCoken Tervaart, Israë'.s' kleinzoon. hooi en een tijdlijk kleed dat hij nu uit trok, nu hij werd tot enklen geest P Zal ik niet vergeten dat hij den steun had der geloofsgenooten (wat veel is) omdat ze in hem hunnen aard schoon vonden, en algemeen geëerd P Zal ik u melden dat na zijn dood toch het sterven van hem ons onwaarschijnlijk lijkt, zoo waren wij gewoon geworden hem te zien, en altijd opnieuw weer te ontmoeten, en telkens weer de schella kracht van zijn stem te ervaren P Zal ik zijn muzikaliteit u vermelden, die uw journalisten niet nalaten te prijzen, maar wier verband met zijn kunst hun niet klaar genoeg is gegroeid P Zal ik u zeggen dat hij zich zelf was, en belangrijk daardoor alleen, omdat hij zioh kon veroorloven dat te wezen? Zal ik u zijn rake guitigheden vermelden die willige hoorders als zoetekoek op aten, en gedeeltelijk bewaarden voor anderen die ze ook wilden zien P Zal ik herdenken hoe velen hij er in liet loopen, als hij zei dat hij nooit een mooi schilderij maakte, wc! wetend dat hij ze maakte en daardoor stoutmoedig deze onjuiste bewering dorst te pas brengen, wetend dat later tijd hem anders zou richten P Zal ik u herinneren dat hij een geest was vol weetgierigheid, een wakker verstand, een begeerig ver stand, dat hij niet bevreesd was, als een aantal anderen, voor een goed boek, ?maar wist dat uitbreiding van den geest altijd diep te zien wordt gegeven in het werk P Zal ik u dringend zeggen dat hij een schoon schilderij eens te niet heeft gedaan door een ODjuiste opmerking, door een jaloersche vrees voor een k leur, die een symphonie van kleuren rijk zou gemaakt hebben en nu nooit ze tot vol saam klinken heeft laten komen P Wilt ge 'dat ik ver geet dat hu in een gemaklijke bui soms op een tentoonstelling onverschillig werk gul-weg prees, en goed werk niet vol doende eerde P Weet ge niet, als ik, dat hij niet altijd Eembrandt, den grootere, genoeg eikentlijk was P en dat hij soms, meer dan noodig, een fijn politicus, een Le premier pas. schaakspel om invloeden niet om-ging, maar gladweg speelde P Deze dingen be hoeven niet vergeten te worden, omdat hij ze velen kan; omdat zijn na-gedachtenis sterk genoeg is tegen deze stooten en ze het zuiver beeld helpen formeeren. Want in Israëls was dit alles. Ik kan het nu zeggen, omdat ik het hem zeide toen hij leefde, en ik niet bij ieder werk den .trompet blies der niet-ziende be wondering. Maar boven dit alles rijst de Schilder, een groot schilder voor dezen tijd, en een vol te kortkomingen soms. In den beginne was hij weinig van wat hjj zou worden. Hij was toen wellicht romantisch, hij was dit zeker, maar niet op die wijze die den naam Meester" geeft. Zijn ontwikkeling is eene die sentimentaliteit (in den kleinen zin) maakt tot licht-vol-gevoel. De weg van Israëls is eene van de kleine Romantiek naar de groote, melodische, Romantiek. Hij heeft voor deze meestentijds het leven der armen gekozen, en het licht der binnen-: huizen en der late velden. Maar hij heeft zich het leren dier armen niet gezocht uit mêa-lij; uit mooglijkheid om te ver werkelijken wat hij eerst onbewust, later bewust vond, koos hij het schamel Inte rieur. Gedeeltelijk zijn de neigingen van onzen tijd hier tevens oorzaak van, maar meest het Enkel wezen van den schilder. Hij zag die binnenhuizen niet aan vol philanthropie; hu vond in hun vormen, in hun lompe planken, in hun raam uit ziend op bleek groen de mooglijkhe ien die hij als schilder wilde. Hij was niet vol altruïsme wanneer hij deze dingen schilderde; hij was vol van het schoon Egoïsme van den kunstenaar, dat voor de latre geslachten eerst wordt tot een vreugde-gevend Altruïsme- Hij zat daar met scherpe oogen en keek. Hij zat daar met felle handen en schilderde. HU zat op zijn atelier, en liet den droom er in komen, die hij van uit zijn eigen wezen voelde stijgen, en die was: alles te laten leven in een laten adem. Hij voelde, onbekommerd over het verdre, Jozef Israëls met z\jn zoon Izeak en juffrouw Nora Keiler, aan het strand te Scheveningen. op zijn atelier zijn werklijkheid ontstaan (subjectiviteit nu tot objectiviteit ge worden) en de Binnenhuizen, en de Avond-akkers, en de diep-verlichte Zee waren midde'en die hu koos, symbolen, tusschen zich zelven en ons, voor de uit drukking daarvan. Hij had het recht daarvoor deze te gebruiken. Voor de schoonheid is niets te goed, omdat zij alles tot het beste maakt. E a Israëls maakte wal eens dat zeldzame: Schoon heid. Op de eigen wijze; na Rembrandt. Het werk is niet vol van de vreugde en den hartstocht Van Titiaan, maar het is voor nu, voor dezen tijd, groot. De intellectualiteit in geen enkel zijner por tretten is zoo groot als in den Renais sancist der Gioconda maar hij heeft? toch, Israëls, wel eens een avond over zee geschilderd, waar-in iets druischt van de macht van een Joodsch profeet! Hij heeft soms die ruigte in het sterkgeborsteld werk, die alleen die uitingen bezitten die zwaar zijn van de primaire gevoelens, veredeld tot een on wezenlij ken lichtvlaag. Hij heeft schilderijen gemaakt met weinig overtolligs, «n waar alles tot een licht-van-adieu wierd. Hij moet, in dit kort artikel, naar deze dingen geoordeeld worden, omdat ieder schilder, na zijn dood, naar zijn beste gemeten wordt, en niet geteld naar zijn zwak heden. Want ook zwakheden zijn er te over in dezen schilder. Zijn modeléis niet altijd overtuigend; hij herhaalde zich dikwijls zonder voldoende nood zakelijkheid; en hij dorst zich slordig heden veroorloven die later toch tegen hem zullen worden uitgeteld. Maar daar tegenover was hij de schilder van een Mensch soms, soms van het late schijnsel in leven en huis, soms van een avendkim, die bloeiend is tegen een avond hemel, en dit alles op adem-volle wijze; op een manier, waarbij de stof haar zwaarte verloor en tot zwaartelooze trilling wierd. En van weinigen is dit te zeggen en is daardoor reeds een roem... PLASSCHAEKT. TOELICHTING BIJ DE AFBEELDINGEN. De reproductie yan het laatate portret van Jozef Israëls, door hem zelven geschilderd, heeft tot achtergrond het schilderij: David voor Saul op de harp ipelend, het onderwerp dat hem uit zijn jonge jaren tot het schildederen nooit los had gelaten. Dit schilderij, het eigendom van me Trouw Slagmulder, is thans te Rome op de ten toonstelling. De waterverfteekening (reproductie No. 7) In den Maneschijn is voor twee jaar geschil derd; een gezicht op Venetië(reproductie Venetië. No. 2), is een der, laatste werken van den meester, geschilderd na zjjn reis, in het vorige jaar, door Italië. Het portret, conterfeitend een 17de eeuwsch edelman, behoort tot een der laatste aquarel len v ai Jozef Israël?. Het s'elt zijn kleinzoon Cohen Ter paart voor, als student deelnemend aan de het vorig jaar te Leiden gehouden maskerade. (Reproductie No. 3). Het schilderij: Vadtr en dochtertje na den dood van moeder, behoort tot Jozaf laraëls mooiste schilderijen van vroeger en heeft den titel in het Fransen : Seuls, naar de ge woonte van die dagen. (Reproductie No. 4). Het schildery, afbeeldend een kindje, dat ia zee naar vader loopt die van schip komt (reproductie No. 5) heet: Le premier pai is waarschijnlijk het allereerste dat Jozef Israëls te, of onmiddellijs na zijn verblijf te Zand voort schilderde, waar hij in 1852 tot herstel van gezondheid heenging en hem zijn waar talent geopeabaard werd. Hij woonde daar hy den scheepstimmerman van Duivenbode. In dit eenvoudig gezin nam hij veel van het Zandvoortsche leven waar. Het leven in hui?, aan strand en op z«>e; het met liefde bespieden der kinderen der kinderen vooral en dar natuur bracht hem uit het conventioneele tot het natuurlijke, uit het doode tot bet geestelijke, uit het tijdelijke tot het trjielooie. Zindvoort gaf hem zooals J. B. Weisaenbmch ge-.egd zou hebben den klap", het bezielde heao, het wees hem den weg naar een glorierijke toekomst. Van Israëi'd schudt r'jen, naar aanleMing ran zijn verblijf te Zand voort geschilderd, maakte de beroemde lithograaf Mouilleron in op dracht der firma Buffa vier lithographiëa. Naar de gewoonte dier dagen werden de namen in het F/anfc'i gegeven, de taal des tjjds ook door voorname lieden en in vele grop'e winkels by voorkeur gesproken: No. 1. Le Berceau, voorstellend kinderen aan het strand te Zandvoort een wieg afboenend. Het schilderij werd verleden jaar te Londen bij Christie verkocht voor 2700 guineas. 2. Sympióms» d'amour: een Zand vo rtsch mei* j e zit in het venster, een Zandvoortsche jongen wil haar een ring aan djn vinger doen. 3. Li premier pas, het kindje dat naar vader loopt die van het schip komt. De reproductie er van staat hier beneden, (Zie No. 6). 4. Le retour: de thuiskomst van vader door zijn kind aan de d en r opgewacht. Naar twee andere schilderyen uit de Zindvoortfiche perioden maakte A- S'.uyter gravnres, zijnde 5. Na den storm tbans in het Stedelijk Museum, collectie Borski; en 6. Huiselijk leed, collectie Dubois, thans in Amerika Da firma Buflj heeft deze lithografiëa en gravures in portefeuille uitgegeven. Later, op niea v gereproduceerd en van bijschriften voorzien, gaf de boekhandelaar Jan Leenderta die uit, onder den naam: Kinderen der Zee. ' E. Twee Vrienden. JOZEI' ISRAKLS ES HENDRIK WlLLEM MESDAG Jozef Israëls en Hendrik Willem Mesdag z\jn in hun jeugd vrienden geworden en hun geheele leven gebleven. Zij waren beiden in Groningen geboren, zij zouden beiden kantoormannen worden, beiden werd hun talent door de zee geopenbaard, de vader yan den een zoowel als van den ander deed ia effecten. Symnathie voor elkanders stre ven en persoonlijkheid verbond hen door een band, slechts door den dood verbroken. Tot de familie Mesdag heeft Jozef Israëls in de Groningsehe Volksalmanak" van 1896 geschreven heb ik altijd eene aangename betrekking gevoeld. Als kwajongen ging ik dikwijls boodschappen doen naar het kantoor van den ouden heer Klaas Mesdag Sauls. In den Maneschijn. «ft».

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl