De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 20 augustus pagina 7

20 augustus 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1783 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. Begrafenis Jozef laraëls. *n als dan de geldzaken, waar het over handelde en waar ik een recht kinderlijken «fkeer van had, afgeloopen waren, ging; de ?oude heer met mg naar het zaaltje waar zijne schilderijen hingen." Daar was Jozef Israëls met zijn hart, ?want de geldhandel stond hem tegen; hu vegende den dag, dat hu zich voor schilder mocht bekwamen, evenals zijn vriend H. W. Mesdag, t»en ook hij het kantoorleven den rug toekeerde om schilder te worden. Beider verwachtingen heeft Israëlg beschreven. In hun studietijd kwam Mesdag aan Israëls, toen hy in beider geboorteplaats, kroningen, vertoefde bij diens schoonvader Schaap, een bezoek brengen. Na de gewone praatjes ontwikkelde zich dit voor Israëls ?«n Mesdag kenmerkende deftige gesprek. Israëls. En je schildert nog altijd 300 wat. ? Mesdag. Nou, ik zou 't wel denken, ik heb u toch verteld, dat ik voor goed schilder wil worden. I. Och kom I M. Heeft u zoo'n min idee van my, dat ik er niets van terecht zal brengen? I. Men kan dat by 't schilderen nooit weten, men kan laag sukkelen en plotse ling kan de geest over je komen. ? M. Non, zoo denk ik er ook over. I. Ja, maar 't komt mij voor, dat gij : niet weet; welk leventje j 9 tegemoet gaat, je hebt het nn zoo best en gemakkelijk, 'begeef je toch niet in dien maalstroom van «rtiesterij. '' M. Maar daar heb iknujuistpleizierin. . I. Als dat zoo sterk by J9 vast staat, 'dan maar vooruit; een men ach moet zijn «chik hebben, anders is hij niet tevreden." Toevallige omstandigheden hebben Mesdag even als Israëls den weg gewezen, die de ware gebleken is. De zee heeft beiden aan hen zelf» ontdekt De opmerking*», die IsrirëSs daaromtrent gemaakt hoeft, slaan niet alteen op Mesdag, maar onbewust ook op kern zelf. «Nadat Mesdag" schreef Israëls «op allerlei wijzen zijn talent geoefend en geprobeerd, de wonderlijkste dingen by' «Ikander geschilderd had, uitvoerig tot in het zeldzame, en de meest vreemde onderSprderèey.; zijn weg gevonden. Als men jong is en men voelt zich gedrongen tot een kun stenaarsleven, weet men dikwijls niet aan welken heilige zijn wierook te offeren, soms, ja meestal, vergist men zich en komt op geheel andere paden te staan dan men aanvankelijk meende. Israëls roemde Mesdag's talent en heeft nog dit verteld: ,Ik heb in mijn atelier een groote schilderij van Mesdag hangen, dat hij mij schonk, toen ik mijne woning op de Koninginnegracht (te 's Gravenhage) betrok. Dit is nu een van de gelukkige zeestuk ken, zooali Mesdag die van tijd tot tijd wist uit te voeren. Op zijn beurt heeft A. W. Mesdag in .De Grouingsche Volks- almanak" over Jozef Israëls geschreven, yoornamentlijk over zijn .jeugd en ontwikkelingsgang, over hem als kantoorbediende, zijn drang om schilder te worden, dien hy eindelijk kon volgen, zijn gaan naar Amsterdam in 1842 om in het .jaar 1844 onder Eruseman te studeeren, er nog twee jaren te blijven, vervolgens naar Parijs te gaan, in 1843 te Amsterdam weder te keeren, en er zich te vestigen, een atelier hurende in de Warmoesstraat. Ook van zijn eerste groote schilderij; De hoogepriester. Aaron en zijne vier zonen, valsch vuur op het Reukaltaar offerende", vertelt A. W. Mesdag. Deze schilderij viel in het geheel niet in den smaak van het publiek, maar de oude heer Z W. Pieneman en zijn zoon Nicolaas, de toenma lige koningen in de schilderkunst te Am sterdam, waren bijzonder ingenomen met het talent, hetwelk de jonge schilder in dit doek liet doorschemeren, en moedigden hem aan, maar gerustelijk voort te gaan, terwy'l de eerste zei: Er zijn zooveel menschen iie er om lachen, maar ik en mijnjzoon, wij vinden het bliksems knap". Hy nam hem mee naar zijn kampr en complimenteerde hem.'' Eerst was 't moeilijk, Israëls kunst by het groote publiek ingang te doen vinden en het duurde nog al eenigen tyd, voordat het die kunst begreep, lief kreeg, en wat meer zegt: er geld voor gaf. Mesdag vertelt o. m. dit aardige geval uit hun jongen tijd, toen Israëls werk, om het nieuwe, ongeschikt bleek voor een tentoonstelling. Ik (Mesdag) herinner mij nog zeer goed, dat, toen in 1858 op de tentoonstelling te Groningen, Israëls eene groote schilderij exposeerde: Dolce far niente", een meisje, liggende in het duin, met korte rokken, eenigzins opgeschoven, het groote publiek het al zeer erg vond deze schilderij te exposeeren. Slechts zeer weinigen vonden haar, geheel in modernen geest geschilderd, mooi. Tot die enkelen behoerde pok ik. Israëls, die dacht, dat deze schilderij erg poëtisch was, moest ondervinden, dat zoowel te Amsterdam als te Groningen, zij niet begrepen werd en eerder als indecent dan als romanting be schouwd werd." Het eerste werkelijke succes van den jongen meester was de schilderij: Mijme ring", te Amsterdam in 1850 ten toon ge steld: een meisje zittend, peinzend onder een boom en aan een beek. Toen volgde het eene succes op het andere. In 1860 ver wierf hij op de tentoonstelling de groote gouden medaille. Alle vier der schilderyen verkocht hij. Zijn naam was gemaakt en ook het buitenland leerde hem kennen en waardeeren. Zijn eerste groote triomf in het buitenland behaalde hij- met zijn grootsche en intressante schepping: DeSchipbreuke lingen" op de groote Internationale ten toonstelling te Londen. Deze schilderij maakte hom ineens in buiten- en binnen land beroemd. Zij was van Israëls door de firma Buffa en Zonen gekocht voor 2000 gulden. Alexander Young betaalde er later voor 3000 pond sterling of 36.000 duizend gulden. In ons. land maakte Israëls ondanks zyn toen moderne richting vooral en voor goed naam met Langs het kerkhof" uit zijn Zandvpprtschen tyd, het schilderij thans in het Rijksmuseum, en later vooral met Het Breistertje", dat men buitenge woon lief" vond. Het was voor Mesdag een blijde dag toen Israëls zich in 1871 in den Haag vestigde. Ik zelf," zeide Mesdag reeds sedert 1869 te 's Hage wonende, verheugde mij zeer over zijne komst en had daardoor gelegenheid, bijna alle scheppingen van mijnen stadgenoot en vriend te zien en te waardeeren. Zoo by hem zittende, herinnerden wij ons beiden nog zoo goed de ver vlogen jongens jaren. Menige gebeurtenis werd dan nog eens opgehaald en als Israëls dan tot my zei: Ik hoor nog de woorden van uwen vader bij myn afscheid uit Groningen, mij de hand drukkende: ik wensch j e toe, dat gij altijd zóó veel pleizierinje kunst moogt hebben," dan zeiden wij beiden: Die wensch is volkomen vervuld geworden. Want Israël's kunst is zijn leven gebleven. Hij werkte altijd, het was zyn grootste genot. Zijn leven is ryk geweest aan roem en eer. Hij, de jongen uit Groningen, heeft zich zonder protectie opgewerkt door eigen vlijt en volharding tot een dier mannen op wien Nederland en ook Groningen tratsch mogen zyn." Slechts de dood van Jozef Israëls heeft de band met H. "W". Mesdag verbroken. Hoe hem dat smart, getuigt H. W. Mesdag in woorden, zijnen langjarigen vriend ter nagedachtenis gewijd, die Mesdag zoo wel willend was op ons verzoek te schrijven: Aan mijn grooten ouden vriend Jozef Israëls. Ean traan ontsprong mijn oog Toen gy het uwe sloot. Gy zyt niet meer. Toch leeft gij voort, Voor allen die u hadden lief, en eerden. TJw arbeid bluft bestaan. Als kunstenaar gevierd, pleit Menig werk voor uw genie en Groote gaven, waardoor gij waart en blijft De trots van ons en heel de wereld. 'd-Gravenhage, 14 Augustus 1911. H. W. Mesdag. Prof. Dr. C. H. Wind. Geb, 1867 te Groningen. Gest. 1911 te utrecht. Kunstenaars en Kunstenaressen over, Jozef Israëls. De jongen zal toch niet leeren. Hij is veel te slordig. C. B. Buy s, teekenmeester van Jozef Israëls, te Groningen. Hoewel wij reeds langen tyd met zorg het brooze lichaam van Jozef Israëls beschouw den, bang waren dat ook maar weinig noodig was, dit bestaan te doen eindigen, had ik een vertrouwen of wij hem nooit zonden verlie zen, nn dit toch is gebeurd, ben ik er van aangedaan, wetende nooit meer zijne vrien delijke woorden te vernemen, mgn gevoel voor hem als kunstenaar en ook als mensch, kan ik moeielyk onder woorden brengen. ' Al ge ui men tijd had ik de Eer hem te kennen en beschouwde Jozef Israëls als een groot wijsgeer, waarvan men wel eens uit de oudheid 'van leest, maar nooit ontmoet en in hem nu verpersoonlijkt vond. B l o m m e r e. Katwijk aan Zae, 10 Ang. '11. ? G'j, Redactie, vraagt my eenige woorden' te zeggen over onzen onvergetelijke» groot sten schilder, maar in enkele woorden ij dat onmogelijk, en als ik bitter bedroefd ben, zooals nu, dan gaat het heelemaal niet. Men kan niet te veel, niet te schoon «eg jen, nooit woorden genoeg vinden on den grooten man te bewonderen, te loven. Maar na reeds zooveel gezegd is door mannen van talent hier en in 't buitenland, wil ik niet herhalen, maar alleen met een warm innig woord van afscheid onzen ouden dierbaren vriend her denken, den vriend van myn lieven vader, den vriend uit ome vroegste jeugd. De heer Iirsëls kwam veel by ons aan huis. Zoolang ik leef en al uit myn eerste kinder jaren herinner, is het beeld van hem in mijn leven geweven, en ik had het gevoel of dat nooit sou, nooit kon eindigen. Als heel klein meisje nam myn vader mij al mee naar zyn atelier, dat hoogst eenvou dige atelier, waar alles zoo vol ver w was, dat ik nooit duif de gaaa zit t», maar zoo lang de twee kunstbroeders samen praatten, nieuwsgierig rondsnnffe'.de en alles met in teresse bekeak, want zoo klein ik ook was, ik had mij voorgenomen o ik schilderes te worden. Eens zei mijn vader, toen laraë's, als zoo dikwijls in dien tyd, zeer gecritieeard werd, zelfs door kunstenaars: wacht maar, kinderen ge zult zien, Israë.a wordt onze grootste meester." En die profetische woer den van myn radar, hoe schitterend zyn zi uitgekomen! Toen geloofde niemand eraan, maar hy zag wel beter. Zondags kvam Israëls dikwijls by ons eten, (ly was toen nog ongetrouwd) en al tyd was hy eren vrien delijk voor ons kinderen, en hy bewonderde zoo myn ovarleden oudste zuster Ida, die mooi was, en hy bracht ons speelgoed mee en wij hielden zooveel van hem. En later, boe dikwijls kwam ik in wan hoop mij a ouden vriend om raad vragen, als het met het werk niet wilde vlotten, of als ik in de ouranten werd uitgemaakt, en hoe ik alty'd met nieuwen moed en vol ver trouwen zij n huia verliet om opnieuw het onvergelyke werk aan te durven. Eens zelf j pakte ik wel 10 schilderyen en pastels by elkaar en toog er mee naar den Haag om het oordeel van den meester te hooren, en bet was, hoe streng ook, dikwijls, als altijd bemoedigend. Myn hart breekt, als ik denk, dat dit alles nu voorbij is, dat ik nooit meer die eigenaar iige stem zal hooren, die nooit iets banaals Z3i, maar alty'd iets origineels, iets t re Hands, altijd het juiste, en met zyn eigene woorden. Hy was in alles groot en zich zelf. Den Haag zal voor my nooit meer da; zyn, de charme is vee, nu die fijne geest zwijgt. Tosn de heer Israëls my eens myn oordeel vroeg over een aquarel, waar hij juist aan Dr. L K. S otemaker, Emeritus Remonstrantpch Predikant. Geb. 1830 te Maasaloii?. Gest. 1911. Mr. J. C. de Mare s Oyens, geb. 21 Jan. 1845 te Amsterdam, geat. te Patenkirchen 1911. ^2^-aiV-:bez g was, waagde ik een kleine aanmerking, waarop hy dadelijk iets veranderde, en toen hy bakende, dat het zóó reel beter was, zei hy, mrjj.zyn penseel gevend: nu moet jy je naam er ook on Ier zetten". O ader een mijner troostelooze buien over myn werk, schreef hij in myn boekje: als ge weet dat ge gedaan hebt, wat ge doen moest, laat dan alles maar waarjen. Heb de Courage de natuur na te volgen". Era bittere smart is het voor my, dat ik door omstandigheden, mijn hooggewaardeerden beminden ouden vriend niet mee kon begraven, maar in den geest was ik er by, en nooit, nooit zal ik vergeten, wat de emi nente, hoogstaande kunstenaar in myn leven geweest is. Met dankbaarheid, bewonderenden eerbied en liefde zal ik den heer Jozef Israëls steeds gedenken. Thérèse van Duyl 16 Ang. 1911, Braunfels. Schwartze. Ijraëls nam onder de groote kunstenaars van onzen tyd een allereerste plaats in. Reeds van verre herkent -men zij n voornaam werk aan de fijne doorzichtige sobere toon, waaruit de fignren zicb langzaam ontsluieren, deelend in bet teere schemerachtige licht, dat meestal zoo treffend in o rereenstemming is met de diep gevoelde grondgedachte der voorstelling. Naast de hoogste bewondering voor Israëls' kunde, stond mijne groote ver eering voor zyn persoon. De'korte-en weinige oogenblikken, dat ik met hem samen mocht wezen, zyn voor my onvergetelijk en van groote waarde geweest. Niets scheen zijne aandacht te ontgaan, zijne belangstelling onwaardig te wezen. Weinigen is het gegeven in zoo j nist gekozen sobere woorden even fijngevoelde als geestige rake opmerkingen te maken. Gelijk laraëls steeds vervuld was van eene groote liefde voor al het hem omringende, zullen zrj, die hem even gekend hebben, steeds den grooten man met liefde, bewondering en dankbaarheid blijven berdenken. A. M. GOKTEK. Van al hetgeen Israëls'diep gevoelde kunst ons geschonken heeft, schijnt my zyn llleen op de wereld", in het Museum Mesdag te 'd Gravenbage, bet schoonste, aangrijpendste en volkomenste toe. In de uitdrukking van die stomme smart, dat wanhopend lijden, heeft de kunstenaar het hoogste bereikt wat zyne diepgaande schepping ons vermocht te geven. J o h a n Gram. Het verzoek om eanige regels over Jozef Israëls, brengt mij in groote verlegenheid. Immers nauwelijks bekomen wij uit de verbijstering over zy'u verlies. Eene meening over zijne beteekenis uit te spreken, kwam, zoo hei at paste, te laat of te vroeg. Het oogenblik, hierdoor, lykt niet Waling Dykstra, de Fiieache d enter. itmi^j het rechte, nn ik nog het gevoel heb alsof wy onze richting kwijt zyn en in ons zelf vertrouwen zyn geschokt na de meester ons alleen laat. Toch grijp ik in den weemoed over het onherstelbare, de gelegenheid aan, blyk te geven van gehechtheid en vereering voor den wy'sgeer en den kunstenaar, een van Neërlands eerste burgers. Het was onze trots, sinds lang, dat wrj ons lid gevoelden van de stille eerewacht, die zich, onaf gesp roken, om onzen ouden meester bad gevormd. Na is hij onverwachts en heel stil heen gegaan, gestorven is hu niet. Ed.'Karaen. Niemand meer dan Israëls wist mvjns in ziens uit te drukken datgene, waar 't ten slotte om te doen is: datgene waarvoor de techniek slechts middel is, en wat dieper gaat dan de bnitenkant van de dingen, 'k onstoffelijke liet hy zien, dat wat hij hier met zyn physieke oogen alleen zag. Meer dan veertig jaar had ik het voorrecht hem te kennen, en kan das meespreken, over de groote opwekking tot werken, die er van hem uitging,, de opfrisscbing van een bezoek by hem en de hartelijke en vriendelyke wijze waarop hy' moed insprak. J. S. H. Kever. laraëls werd eerst zich zelf op een leeftijd, waarop de meeste schilders hun beste werk al geleverd hebben. -Als hy het ongelnk had gehad, op zijn veertigste jaar te sterven, zon Holland een zijner beste zonen minder heb ben gehad. Max Liebermann. Het is niet zoo eenvoudig als het lijkt, op verzoek een woordje mede te spreken bij het overlijden van Jozef Israëls. Onzen lof behoeft hu niet; er is geen reden tot treurnis bij zulk een heengaan, geen wrange gedachte als by' zoo menig uitnemende, die ons verliet. Het leven is hem goed geweest, heeft met weldaden hem overladen en zopals by mij zei ven op zijne eigene wjjze eens zeide: hy kon dat niet helpen." Is dat niet een zeer oeminnenswaardig woord om zich te herinneren nu, van zulk een kunstenaar en werker als hij was, die zulk een groote faam de zijne wist? En is het ook niet een woordje onder velen om te onthouden ? Ja c. van Looy. Wat ons allermeest treft in het werk van Israëls is niet bekwaamheid, maar wrj worden betooverd door de uitdrukking van gevoel. Al wat naar techniek zweemt, al wat wijzen zou op het overwinnen van moeilijkheden schijnt verdwenen. Israëls zei ven heb ik hooren zeggen ten antwoord op een compli ment : ik heb nooit een mooi schilderij ge maakt". Men begrype dit wel! Hy bedoelde : ik wenschte wel een krachtigen indruk te Keven, maar bewonderd te worden om een knap schilderij is nooit het eigen t lij k e doel geweest van mrjn streven". Van Israëls is groote invloed uitgegaan l Da man, die, zóó langen tyd galeden, zulk een nieuw leven, zulk een nieuwen geest aan de Kunst heeft ingeblazen, heeft, gedu rende zyn gezegend bestaan, een geheele schare van jongere kunstenaars bezield en die voorganger ook dit is een treffende omstandigheid heeft zoo velen hunner en daaronder, helaas, de besten overleefd. Wy blijven dankbaar zijne nagedachtenis vereeren. P. P. TEB MEÜLEN. Mrjn meening over voortbrengselen van b»a!dende kunst is myn rijkdom, een rijkdom, die ik, evenals een gierigaard, zorgvuldig verborg» bond voor het oog van wie ook. Maar daarnaast kan ik wel wijzen op het verhevene, dat mijns inziens spreekt uit het werk van Jozef Israë's: vrede. Jozef Israëls was de apostel, niet van tevredenheid, maar van vrede, van dien Ooatersche vrede, Bjoloum aleichem, vrede zrj met u, de vrede als het hoogste goed. En daarom balt zijn Zoon van bet onde volk", overdenkend de verdrukkingen, de vervolgingen waaraan zijn stam eeuwen lang bloot Blond, ni«t de vuist ten hemel,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl