Historisch Archief 1877-1940
No. 1783
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
Begrafenis Jozef laraëls.
*n als dan de geldzaken, waar het over
handelde en waar ik een recht kinderlijken
«fkeer van had, afgeloopen waren, ging; de
?oude heer met mg naar het zaaltje waar
zijne schilderijen hingen."
Daar was Jozef Israëls met zijn hart,
?want de geldhandel stond hem tegen; hu
vegende den dag, dat hu zich voor schilder
mocht bekwamen, evenals zijn vriend H. W.
Mesdag, t»en ook hij het kantoorleven den
rug toekeerde om schilder te worden. Beider
verwachtingen heeft Israëlg beschreven.
In hun studietijd kwam Mesdag aan
Israëls, toen hy in beider geboorteplaats,
kroningen, vertoefde bij diens schoonvader
Schaap, een bezoek brengen. Na de gewone
praatjes ontwikkelde zich dit voor Israëls
?«n Mesdag kenmerkende deftige gesprek.
Israëls. En je schildert nog altijd
300 wat. ?
Mesdag. Nou, ik zou 't wel denken,
ik heb u toch verteld, dat ik voor goed
schilder wil worden.
I. Och kom I
M. Heeft u zoo'n min idee van my, dat
ik er niets van terecht zal brengen?
I. Men kan dat by 't schilderen nooit
weten, men kan laag sukkelen en plotse
ling kan de geest over je komen.
? M. Non, zoo denk ik er ook over.
I. Ja, maar 't komt mij voor, dat gij
: niet weet; welk leventje j 9 tegemoet gaat,
je hebt het nn zoo best en gemakkelijk,
'begeef je toch niet in dien maalstroom van
«rtiesterij.
'' M. Maar daar heb iknujuistpleizierin.
. I. Als dat zoo sterk by J9 vast staat,
'dan maar vooruit; een men ach moet zijn
«chik hebben, anders is hij niet tevreden."
Toevallige omstandigheden hebben Mesdag
even als Israëls den weg gewezen, die de
ware gebleken is. De zee heeft beiden aan
hen zelf» ontdekt De opmerking*», die
IsrirëSs daaromtrent gemaakt hoeft, slaan
niet alteen op Mesdag, maar onbewust ook
op kern zelf.
«Nadat Mesdag" schreef Israëls
«op allerlei wijzen zijn talent geoefend en
geprobeerd, de wonderlijkste dingen by'
«Ikander geschilderd had, uitvoerig tot in
het zeldzame, en de meest vreemde
onderSprderèey.;
zijn weg gevonden. Als men jong is en
men voelt zich gedrongen tot een kun
stenaarsleven, weet men dikwijls niet aan
welken heilige zijn wierook te offeren, soms,
ja meestal, vergist men zich en komt op
geheel andere paden te staan dan men
aanvankelijk meende.
Israëls roemde Mesdag's talent en heeft
nog dit verteld: ,Ik heb in mijn atelier een
groote schilderij van Mesdag hangen, dat
hij mij schonk, toen ik mijne woning op de
Koninginnegracht (te 's Gravenhage) betrok.
Dit is nu een van de gelukkige zeestuk
ken, zooali Mesdag die van tijd tot tijd
wist uit te voeren.
Op zijn beurt heeft A. W. Mesdag in
.De Grouingsche Volks- almanak" over Jozef
Israëls geschreven, yoornamentlijk over zijn
.jeugd en ontwikkelingsgang, over hem als
kantoorbediende, zijn drang om schilder te
worden, dien hy eindelijk kon volgen, zijn
gaan naar Amsterdam in 1842 om in het
.jaar 1844 onder Eruseman te studeeren, er
nog twee jaren te blijven, vervolgens naar
Parijs te gaan, in 1843 te Amsterdam weder
te keeren, en er zich te vestigen, een atelier
hurende in de Warmoesstraat.
Ook van zijn eerste groote schilderij;
De hoogepriester. Aaron en zijne vier zonen,
valsch vuur op het Reukaltaar offerende",
vertelt A. W. Mesdag. Deze schilderij viel
in het geheel niet in den smaak van het
publiek, maar de oude heer Z W.
Pieneman en zijn zoon Nicolaas, de toenma
lige koningen in de schilderkunst te Am
sterdam, waren bijzonder ingenomen met
het talent, hetwelk de jonge schilder in
dit doek liet doorschemeren, en moedigden
hem aan, maar gerustelijk voort te gaan,
terwy'l de eerste zei: Er zijn zooveel
menschen iie er om lachen, maar ik en
mijnjzoon, wij vinden het bliksems knap".
Hy nam hem mee naar zijn kampr en
complimenteerde hem.''
Eerst was 't moeilijk, Israëls kunst by
het groote publiek ingang te doen vinden
en het duurde nog al eenigen tyd, voordat
het die kunst begreep, lief kreeg, en wat
meer zegt: er geld voor gaf.
Mesdag vertelt o. m. dit aardige geval
uit hun jongen tijd, toen Israëls werk,
om het nieuwe, ongeschikt bleek voor een
tentoonstelling. Ik (Mesdag) herinner mij
nog zeer goed, dat, toen in 1858 op de
tentoonstelling te Groningen, Israëls eene
groote schilderij exposeerde: Dolce far
niente", een meisje, liggende in het duin,
met korte rokken, eenigzins opgeschoven,
het groote publiek het al zeer erg vond
deze schilderij te exposeeren. Slechts zeer
weinigen vonden haar, geheel in modernen
geest geschilderd, mooi. Tot die enkelen
behoerde pok ik. Israëls, die dacht, dat
deze schilderij erg poëtisch was, moest
ondervinden, dat zoowel te Amsterdam als
te Groningen, zij niet begrepen werd en
eerder als indecent dan als romanting be
schouwd werd."
Het eerste werkelijke succes van den
jongen meester was de schilderij: Mijme
ring", te Amsterdam in 1850 ten toon ge
steld: een meisje zittend, peinzend onder
een boom en aan een beek. Toen volgde
het eene succes op het andere. In 1860 ver
wierf hij op de tentoonstelling de groote
gouden medaille. Alle vier der schilderyen
verkocht hij. Zijn naam was gemaakt en
ook het buitenland leerde hem kennen en
waardeeren. Zijn eerste groote triomf in het
buitenland behaalde hij- met zijn grootsche
en intressante schepping: DeSchipbreuke
lingen" op de groote Internationale ten
toonstelling te Londen. Deze schilderij
maakte hom ineens in buiten- en binnen
land beroemd. Zij was van Israëls door de
firma Buffa en Zonen gekocht voor 2000
gulden. Alexander Young betaalde er later
voor 3000 pond sterling of 36.000 duizend
gulden.
In ons. land maakte Israëls ondanks
zyn toen moderne richting vooral en
voor goed naam met Langs het kerkhof"
uit zijn Zandvpprtschen tyd, het schilderij
thans in het Rijksmuseum, en later vooral
met Het Breistertje", dat men buitenge
woon lief" vond.
Het was voor Mesdag een blijde dag toen
Israëls zich in 1871 in den Haag vestigde.
Ik zelf," zeide Mesdag reeds sedert
1869 te 's Hage wonende, verheugde mij
zeer over zijne komst en had daardoor
gelegenheid, bijna alle scheppingen van
mijnen stadgenoot en vriend te zien en te
waardeeren.
Zoo by hem zittende, herinnerden wij ons
beiden nog zoo goed de ver vlogen jongens
jaren. Menige gebeurtenis werd dan nog
eens opgehaald en als Israëls dan tot my
zei: Ik hoor nog de woorden van uwen
vader bij myn afscheid uit Groningen, mij
de hand drukkende: ik wensch j e toe, dat
gij altijd zóó veel pleizierinje kunst moogt
hebben," dan zeiden wij beiden: Die
wensch is volkomen vervuld geworden.
Want Israël's kunst is zijn leven gebleven.
Hij werkte altijd, het was zyn grootste genot.
Zijn leven is ryk geweest aan roem en eer.
Hij, de jongen uit Groningen, heeft zich
zonder protectie opgewerkt door eigen vlijt
en volharding tot een dier mannen op wien
Nederland en ook Groningen tratsch mogen
zyn."
Slechts de dood van Jozef Israëls heeft
de band met H. "W". Mesdag verbroken.
Hoe hem dat smart, getuigt H. W. Mesdag
in woorden, zijnen langjarigen vriend ter
nagedachtenis gewijd, die Mesdag zoo wel
willend was op ons verzoek te schrijven:
Aan mijn grooten ouden vriend
Jozef Israëls.
Ean traan ontsprong mijn oog
Toen gy het uwe sloot.
Gy zyt niet meer. Toch leeft gij voort,
Voor allen die u hadden lief, en eerden.
TJw arbeid bluft bestaan.
Als kunstenaar gevierd, pleit
Menig werk voor uw genie en
Groote gaven, waardoor gij waart en blijft
De trots van ons en heel de wereld.
'd-Gravenhage, 14 Augustus 1911.
H. W. Mesdag.
Prof. Dr. C. H. Wind. Geb, 1867 te
Groningen. Gest. 1911 te utrecht.
Kunstenaars en Kunstenaressen
over, Jozef Israëls.
De jongen zal toch niet leeren. Hij is veel
te slordig.
C. B. Buy s,
teekenmeester van Jozef Israëls,
te Groningen.
Hoewel wij reeds langen tyd met zorg het
brooze lichaam van Jozef Israëls beschouw
den, bang waren dat ook maar weinig noodig
was, dit bestaan te doen eindigen, had ik een
vertrouwen of wij hem nooit zonden verlie
zen, nn dit toch is gebeurd, ben ik er van
aangedaan, wetende nooit meer zijne vrien
delijke woorden te vernemen, mgn gevoel
voor hem als kunstenaar en ook als mensch,
kan ik moeielyk onder woorden brengen.
' Al ge ui men tijd had ik de Eer hem te
kennen en beschouwde Jozef Israëls als een
groot wijsgeer, waarvan men wel eens uit de
oudheid 'van leest, maar nooit ontmoet en
in hem nu verpersoonlijkt vond.
B l o m m e r e.
Katwijk aan Zae, 10 Ang. '11. ?
G'j, Redactie, vraagt my eenige woorden'
te zeggen over onzen onvergetelijke» groot
sten schilder, maar in enkele woorden ij dat
onmogelijk, en als ik bitter bedroefd ben,
zooals nu, dan gaat het heelemaal niet. Men
kan niet te veel, niet te schoon «eg jen, nooit
woorden genoeg vinden on den grooten
man te bewonderen, te loven. Maar na reeds
zooveel gezegd is door mannen van talent
hier en in 't buitenland, wil ik niet herhalen,
maar alleen met een warm innig woord van
afscheid onzen ouden dierbaren vriend her
denken, den vriend van myn lieven vader,
den vriend uit ome vroegste jeugd. De
heer Iirsëls kwam veel by ons aan huis.
Zoolang ik leef en al uit myn eerste kinder
jaren herinner, is het beeld van hem in mijn
leven geweven, en ik had het gevoel of dat
nooit sou, nooit kon eindigen.
Als heel klein meisje nam myn vader mij
al mee naar zyn atelier, dat hoogst eenvou
dige atelier, waar alles zoo vol ver w was,
dat ik nooit duif de gaaa zit t», maar zoo
lang de twee kunstbroeders samen praatten,
nieuwsgierig rondsnnffe'.de en alles met in
teresse bekeak, want zoo klein ik ook was,
ik had mij voorgenomen o ik schilderes te
worden. Eens zei mijn vader, toen laraë's,
als zoo dikwijls in dien tyd, zeer gecritieeard
werd, zelfs door kunstenaars: wacht maar,
kinderen ge zult zien, Israë.a wordt onze
grootste meester." En die profetische woer
den van myn radar, hoe schitterend zyn zi
uitgekomen! Toen geloofde niemand eraan,
maar hy zag wel beter. Zondags kvam
Israëls dikwijls by ons eten, (ly was toen
nog ongetrouwd) en al tyd was hy eren vrien
delijk voor ons kinderen, en hy bewonderde
zoo myn ovarleden oudste zuster Ida, die
mooi was, en hy bracht ons speelgoed mee
en wij hielden zooveel van hem.
En later, boe dikwijls kwam ik in wan
hoop mij a ouden vriend om raad vragen,
als het met het werk niet wilde vlotten, of
als ik in de ouranten werd uitgemaakt, en
hoe ik alty'd met nieuwen moed en vol ver
trouwen zij n huia verliet om opnieuw het
onvergelyke werk aan te durven.
Eens zelf j pakte ik wel 10 schilderyen en
pastels by elkaar en toog er mee naar den
Haag om het oordeel van den meester te
hooren, en bet was, hoe streng ook, dikwijls,
als altijd bemoedigend. Myn hart breekt,
als ik denk, dat dit alles nu voorbij is, dat
ik nooit meer die eigenaar iige stem zal
hooren, die nooit iets banaals Z3i, maar
alty'd iets origineels, iets t re Hands, altijd het
juiste, en met zyn eigene woorden. Hy was
in alles groot en zich zelf. Den Haag zal
voor my nooit meer da; zyn, de charme is
vee, nu die fijne geest zwijgt.
Tosn de heer Israëls my eens myn oordeel
vroeg over een aquarel, waar hij juist aan
Dr. L K. S otemaker, Emeritus
Remonstrantpch Predikant. Geb. 1830 te
Maasaloii?. Gest. 1911.
Mr. J. C. de Mare s Oyens,
geb. 21 Jan. 1845 te Amsterdam, geat. te
Patenkirchen 1911.
^2^-aiV-:bez g was, waagde ik een kleine aanmerking,
waarop hy dadelijk iets veranderde, en toen
hy bakende, dat het zóó reel beter was, zei
hy, mrjj.zyn penseel gevend: nu moet jy je
naam er ook on Ier zetten".
O ader een mijner troostelooze buien over
myn werk, schreef hij in myn boekje: als
ge weet dat ge gedaan hebt, wat ge doen
moest, laat dan alles maar waarjen. Heb de
Courage de natuur na te volgen".
Era bittere smart is het voor my, dat ik
door omstandigheden, mijn
hooggewaardeerden beminden ouden vriend niet mee kon
begraven, maar in den geest was ik er by,
en nooit, nooit zal ik vergeten, wat de emi
nente, hoogstaande kunstenaar in myn leven
geweest is.
Met dankbaarheid, bewonderenden eerbied
en liefde zal ik den heer Jozef Israëls steeds
gedenken.
Thérèse van Duyl
16 Ang. 1911, Braunfels. Schwartze.
Ijraëls nam onder de groote kunstenaars
van onzen tyd een allereerste plaats in.
Reeds van verre herkent -men zij n voornaam
werk aan de fijne doorzichtige sobere toon,
waaruit de fignren zicb langzaam ontsluieren,
deelend in bet teere schemerachtige licht,
dat meestal zoo treffend in o rereenstemming
is met de diep gevoelde grondgedachte der
voorstelling. Naast de hoogste bewondering
voor Israëls' kunde, stond mijne groote ver
eering voor zyn persoon. De'korte-en weinige
oogenblikken, dat ik met hem samen mocht
wezen, zyn voor my onvergetelijk en van groote
waarde geweest. Niets scheen zijne aandacht
te ontgaan, zijne belangstelling onwaardig
te wezen. Weinigen is het gegeven in zoo j nist
gekozen sobere woorden even fijngevoelde
als geestige rake opmerkingen te maken.
Gelijk laraëls steeds vervuld was van eene
groote liefde voor al het hem omringende,
zullen zrj, die hem even gekend hebben, steeds
den grooten man met liefde, bewondering
en dankbaarheid blijven berdenken.
A. M. GOKTEK.
Van al hetgeen Israëls'diep gevoelde kunst
ons geschonken heeft, schijnt my zyn llleen
op de wereld", in het Museum Mesdag te
'd Gravenbage, bet schoonste, aangrijpendste
en volkomenste toe. In de uitdrukking van
die stomme smart, dat wanhopend lijden,
heeft de kunstenaar het hoogste bereikt wat
zyne diepgaande schepping ons vermocht te
geven.
J o h a n Gram.
Het verzoek om eanige regels over Jozef
Israëls, brengt mij in groote verlegenheid.
Immers nauwelijks bekomen wij uit de
verbijstering over zy'u verlies.
Eene meening over zijne beteekenis uit te
spreken, kwam, zoo hei at paste, te laat of
te vroeg. Het oogenblik, hierdoor, lykt niet
Waling Dykstra, de Fiieache d enter.
itmi^j
het rechte, nn ik nog het gevoel heb alsof
wy onze richting kwijt zyn en in ons zelf
vertrouwen zyn geschokt na de meester
ons alleen laat.
Toch grijp ik in den weemoed over het
onherstelbare, de gelegenheid aan, blyk te
geven van gehechtheid en vereering voor
den wy'sgeer en den kunstenaar, een van
Neërlands eerste burgers.
Het was onze trots, sinds lang, dat wrj
ons lid gevoelden van de stille eerewacht,
die zich, onaf gesp roken, om onzen ouden
meester bad gevormd.
Na is hij onverwachts en heel stil heen
gegaan, gestorven is hu niet.
Ed.'Karaen.
Niemand meer dan Israëls wist mvjns in
ziens uit te drukken datgene, waar 't ten
slotte om te doen is: datgene waarvoor de
techniek slechts middel is, en wat dieper
gaat dan de bnitenkant van de dingen, 'k
onstoffelijke liet hy zien, dat wat hij hier
met zyn physieke oogen alleen zag.
Meer dan veertig jaar had ik het voorrecht
hem te kennen, en kan das meespreken,
over de groote opwekking tot werken, die
er van hem uitging,, de opfrisscbing van
een bezoek by hem en de hartelijke en
vriendelyke wijze waarop hy' moed insprak.
J. S. H. Kever.
laraëls werd eerst zich zelf op een leeftijd,
waarop de meeste schilders hun beste werk
al geleverd hebben. -Als hy het ongelnk had
gehad, op zijn veertigste jaar te sterven, zon
Holland een zijner beste zonen minder heb
ben gehad.
Max Liebermann.
Het is niet zoo eenvoudig als het lijkt,
op verzoek een woordje mede te spreken
bij het overlijden van Jozef Israëls. Onzen
lof behoeft hu niet; er is geen reden tot
treurnis bij zulk een heengaan, geen wrange
gedachte als by' zoo menig uitnemende, die
ons verliet. Het leven is hem goed geweest,
heeft met weldaden hem overladen en zopals
by mij zei ven op zijne eigene wjjze eens zeide:
hy kon dat niet helpen." Is dat niet een
zeer oeminnenswaardig woord om zich te
herinneren nu, van zulk een kunstenaar en
werker als hij was, die zulk een groote faam
de zijne wist? En is het ook niet een
woordje onder velen om te onthouden ?
Ja c. van Looy.
Wat ons allermeest treft in het werk van
Israëls is niet bekwaamheid, maar wrj worden
betooverd door de uitdrukking van gevoel.
Al wat naar techniek zweemt, al wat wijzen
zou op het overwinnen van moeilijkheden
schijnt verdwenen. Israëls zei ven heb ik
hooren zeggen ten antwoord op een compli
ment : ik heb nooit een mooi schilderij ge
maakt". Men begrype dit wel! Hy bedoelde :
ik wenschte wel een krachtigen indruk te
Keven, maar bewonderd te worden om een
knap schilderij is nooit het eigen t lij k e doel
geweest van mrjn streven".
Van Israëls is groote invloed uitgegaan l
Da man, die, zóó langen tyd galeden, zulk
een nieuw leven, zulk een nieuwen geest
aan de Kunst heeft ingeblazen, heeft, gedu
rende zyn gezegend bestaan, een geheele
schare van jongere kunstenaars bezield en
die voorganger ook dit is een treffende
omstandigheid heeft zoo velen hunner
en daaronder, helaas, de besten overleefd.
Wy blijven dankbaar zijne nagedachtenis
vereeren.
P. P. TEB MEÜLEN.
Mrjn meening over voortbrengselen van
b»a!dende kunst is myn rijkdom, een rijkdom,
die ik, evenals een gierigaard, zorgvuldig
verborg» bond voor het oog van wie ook.
Maar daarnaast kan ik wel wijzen op het
verhevene, dat mijns inziens spreekt uit het
werk van Jozef Israë's: vrede.
Jozef Israëls was de apostel, niet van
tevredenheid, maar van vrede, van dien
Ooatersche vrede, Bjoloum aleichem, vrede zrj
met u, de vrede als het hoogste goed.
En daarom balt zijn Zoon van bet onde
volk", overdenkend de verdrukkingen, de
vervolgingen waaraan zijn stam eeuwen lang
bloot Blond, ni«t de vuist ten hemel,