De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 27 augustus pagina 1

27 augustus 1911 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

T«r7-i3|r*!* ' 3P, 1783 DE AMSTEEDAMMEK A°. 1911 WEEKBLAD VOOE NEDEELAND On-cLer recLaatL© van. IMx. H. :F. L. "WXESSIIETQ-. Wt nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt ventekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124), Abonnement per 3 maanden ? 1-50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar, bjj vooruitbetaling mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . ". 0.121/» Zondag 27 Augustus. Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ? 0.25 , 030 ,0.40 INHOUD: . TAK VEERE EN VAN NABIJ: KoningKhap. Over de Psychologie dar TabercuJeuen, door dr. H. Schut. FEUILLETON: Arbeidscontract (dol) door Mines VersterBosch Reit». KUNST EN LETTERKN: JoMf Iirgëls, door W. L. B. De R. K. Kerk ?B de afstammingsleer, do ar L. H. Grondjjs, beoordeeld door dr. E. H, M. Beekman. De -opvoeding van begaafde kinderen, door L Bdinfante-Ahn. VROUWBNRUBRIEK: Mak meisje aan de speciale «elsjes- en au <?? gemengde Tak-schelen, X, door Anna J. JUf B*nn. Tatti Frntti, door N. M.-d. W. H. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE VATOTTB, door E. Hei mans. Van Trapwagen tot Fiets, met af b., door D. J. C. van Dokkam. Portrettten van prof. dr. T. Place en Tony Off «mans f. Opmerkingen door Flasschaert. In memoriam P. H. Hngenholts Jr., door A. Daparc. WKTBNSCH. VARIA: Een groot «chip en «ga beiware», met af b., door dr. P. van Ort, FINANCIBELE EN OECOSOMIflGHE KRONIEK, oor v. d. M. en v. d. .S. 9e 2e Vacantiecnrsms voor psedagogiek, door IC. L. de Ceyier. S3HETSJE. DAMBtfBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTBSTIE8. ?mmilllllllllMllltllllllltllHlllllltlUlllllllltllltflIlltllllllllllltnillllHtmi Koningschap. Een der drie of vier bekwaamste jour nalisten in Nederland, een man van eerder «onrarvatieve" dan roode" neigingen, «en der laatste echte liberalen", redacteur ?an een der deftigste dagbladen in Neder land, schreef in zijne qualiteit van cor respondent der Samarangsohe Lokomotief in dat blad het volgende: Güzult u er over verbazen, denk ik, maar het is toch zoo met de populariteit der koningin in Nederland, zy die een maal als ons prinsen j e", later als het koninginnetje" en toen nog enkele j aren als onze koningin" inderdaad veel populariteit genoot in ons land. Ik verzeker u, dat velen, die vroeger zulke hartelijke en vertrouwelijke termen bezigden, thans nooit anders spreken dan van de koningin", koud-onver schillig, zonder warmte of emotie. De koningin is niet meer 't groote licht der monarchalen. Haar populariteit is getaand. En ziedaar na iets dat gij zeer zeker niet zult lezen in een Nederlandsche krant. Ten eerste is dit ernstige verschijnsel van de vermindering der populariteit van koningin Wilhelmina nog niet ver genoeg verspreid om een sterken algemeenen invloed uit te kunnen oefenen. Men kan het eigenljjk nog slechts waar nemen in de omgeving van de koningin, in kringen waarin ze zich soms ver toont. En dan onmiddellijk daaromheen, in de politieke wereld van Den Haag. Daarbuiten is er nog niet zoo veel van ? te merken doordien men daar nu een maal nooit veel merkt, rechtstreeks, van de koningin en dus haar gedragingen ook niet zoo kan beoordeelen. Maar dat is dan ook juist wel het bedenkelijke, dat de populariteit der koningin gedaald is juist in die kringen, waar men met haar handelingen (die van de koningin bedoel ik natuurlijk) 't meest in aan raking komt. En ten tweede is er nog een andere, een meer algemeene reden waarom men niet veel van dit verschijnsel in onze kranten lezen zal. Dat is de vrees voor de waarheid. Voorzoo ver de Nederlandsche dagbladredakties zich rekenschap hebben gefeven van de verminderde populariteit er koningin en dat hebben de voor naamste wel _ durven ze daar toch niet over te schrijven. Ze zouden hun lezers óf een onaangename waarheid vertellen die dezen nog niet wisten, of eene die ze wél wisten, maar zich liever niet wilden bekennen. Beide zou haar slecht bekomen. Zulke onaangename waarheden vergeeft een lezer zyn krant niet. Als het hoofd van den staat heeft de koningin zich over 't algemeen zeker onberispelijk gedragen. Maar... men verlangt van een vorst ot een vorstin toch nog iets meer dan onberispelijkheid. Men wil toch, zelfs in oazen rooden tijd, van den monarch toch nog iets anders dan alleen dat hy niet hindert. Men wenscht toch _ ook te merken dat er iets leeft daar boven, dat de monarch men vegeve het ietwat gewaagde beeld, maar 't is hier waarlijk duidelijk niet het hoofd, maar ook net hart is van den staat. En ziedaar nu waarin de koningin ge faald heeft in deze 12Vs jaar bewinds. Ze heeft haar taak korrekt vervuld. Maar ze heeft geen harten gewonnen. Veeleer ver loren. Het levendige, het vieve, dat haar vroeger, als meisje, eigen was, schijnt allengs te zyn bevroren en verstard. Nooit hoort men meer, als vroeger, een aardige, pittige bijzonderheid over haar, merkt men eenige wezenlijke belang stelling bij haar, voor iets of iemand. Ja, voor haar kind, naar 't schijnt. Maar voor niets dat in haar volk leeft en gevoeld wordt. Ze is zich meer en meer op gaan sluiten in een kringetje vanengdenkende hovelingen en van strenge bigotterie. Ze komt er haast nooit uit. En als ze 't doet, spreekt ze woorden als een automaat en zit te kijken met een doodver veeld, blasé, vermoeid gezicht als iemand die der wereld afgestorven is en dood voor alles is daarbuiten. Ze begaat fouten in den omgang met de buitenwereld die enkele malen dat ze er mee in aanraking komen moet en die ze vroeger, toen ze jonger was en minder ervaring had, niet begaan zou hebben, maar die ze nu maakt uit gemis aan kontakt met haar volk. Ze gaat hooger en hooger tronen, in steeds koelere regionen, steeds meer ontoegankelijk voor de menigte. Nooit hoort men van haar meer iets persoonlijks, eenige uiting van warm-menschelijk gevoel. En zoo schijnt dan de koningin van Nederland steeds meermin een bigotten hofkring zich te isoleeren van haar volk en slechts door middel van het Staats apparaat nog iets te merken van 't be staan der Nederlandsohe natie. Dit is de weinig vroolyke maar waar achtige waarheid van het twaalf-eneen-half jarige kroningsfeest. A's men deze in journalistieke kringen grif toegegeven waarheden aldus zwart op wit ziet, heeft men toch wel allereerst neiging zich vroolijk te maken.... over onze Nederlandsche Pers. Jaar-in jaar-uit strooit die P«jrs, dank z(j het talent van haar zelfbewuste pontifen (en van hare Talenten) de kleurigste lofspraken over het Koninklijk Huis uit; een woordenbloemencorao schijnt iedere gebeurtenis met Juliana en Hare Majesteit; het byzantinisme der hoofdletters, dat verder gaat in eerbetoon dan God zelf out vangt in den Statenbqbell, het gefemel en het gevlei is juist in dezelfde mate gewassen als de werkelijke aanhankelijkheid ver minderd is (zie in het bovenaangehaalde stuk de erkentenis). Verdient een Pers, die zóó bang is zich te branden (en aan koud water te branden...) niet in de eerste plaats, dat men haar uitlacht? Verwachten wij dan van haar, dat zij ronduit zal spreken zooals zij denkt, gelijk een van haar degelijkste vertegenwoordigers het in een 8 e m arangseh blad deed? Och. neen! Wij vragen noch verwachten in ons nuchter bestaan groote heidhaftighedens. Maar wülachen (ea van ganscher harte) om de DU zóó potsierlijk blijkende bloohartigheid, die in des te ongetemder geest driftzinnen dus gedurig losbarst, naar mate de werkelijke geestdrift is ge taand. .. I Zie, wij wisten het wel als ieder ander : maar het is toch aardig zoo iets gedrukt te zien. Na spot komt echter ergernis: welk een uitermate zedeljjken invloed niet waar??oefenen onze groote persorganen uit op hunne ondergeschikten, aan wie zij opdragen te schrijven wat noch de hoofdredactie noch de arme redacteurberichtenschrijver in waarheid meent? Ten opzichte van de zaak-zelve hebben wij meer dan eens onze meening doen kennen. Er is aan 't Hof geen leiding, die gebrek aan gelukkig initiatief ver goedt- Een b.v. zwak of onbeduidend vorst kan nog zeer geliefd worden, mits hem een raadgever ter zijde staat met een ruimen blik. Op die wijze kan ook nog een en ander geschieden, dat voor 't land van belang is, want de prikkel van het vorstelijk voorbeeld is groot en de aandrang, die van boven komt, werkt zoo uiterst ge makkelijk hél veel uit. Men is ten onzent niet republikeinse h. De gedoofde enthousiasmes vragen zich immers af: waartoe? O as land is een Republiek, gelijk Ba'gië, en Engeland óók: en, als deBalgenendeEngelschen, zien wij in 't koningschap de mogelijk heid van een sier volle eenheids uiting. Wat wij vragen, is dat er dan van die nheid ook wat blijke in verband met de verscheidene idealen der Natie en dat de sier ook... sierlijk zij. Inplaats hier van krqgen wij, sedert het sturen van de Gelderland" (in welke eeuw ook weer?) en de lang geleden ramp van de Barlin", niets Seters of nieuws dan eene overstrooming; van adellijken op de meest begeerde posten en een durende doofheid voor alles wat ons belangt. Toen Koning Albert van Belgiëin Nederland op bezoek kwam, verluidde dat hij geneigd was in 't Nederlandsen zijne toespraak te houden. Het stijve Nederlandsche protocol weerde de lands taal. De Heeren van Nietsnutter-Boroh en Heelemaalgeen-Ambacht vonden het Nederlandsoh ongewenscht. Nu onze Koningin in Belgiëtoefde was wederom de vraag: hoe zal het wezen: zal het Nederlandsen absoluut worden genefeerd?? Het wa» wér zoo. Tot de leinste gesprekken toe worden in 't Fransch gevoerd, zelfs op het Brusselsche Raadhuis. De overigens in dithyramben schrijvende Brusselsche correspondent van het Handelsblad merkte op: Uit een flamingantisoh standpunt be schouwd, was natuurlijk het koninklijk bezoek een groote teleurstelling. De Nederlanders mogen het weten; hadde Koningin Wilhelmina Nederlandsch ge sproken, nooit zou een ovatie zoo grootsch geweest zijn als die, welke haar duizenden en duizenden uit alle hoeken van Vlaanderen opgekomen Vlamingen zou den hebben gebracht. De Vlamingen voeren hier een strijd, die de taalgrenzen waarborgt en de Nederlanders daarom ten goede komt. Het is zoo spijtig, zoo diep jammer, dat in de omgeving van Hare Majesteit geen raadgevende stem is opgegaan om toeh maar de moedige, voor Nederland zelf zoo nuttig en kloek optredende Taai broeders van Vlaanderen te herkennen l Zeker: altijd weer nieuwe spijtigheden. Eu de af d. Brussel van het Nationaal Vlaamsen verbond publiceerde een open brief: Vlamingen! Ondanks den wensoh, namens het Vlaamsche volk uitgedrukt, zal Koningin Wilhelmina te Brussel door Koning Albrecht in het Fransch verwelkomd worden. Aan den koninklijken disch zal alleen Fransch klinken. Ten stadhuize van Brussel zal by dit koninklijk bezoek ook alleen Fransch gesproken worden. De taal van zes millioen Nederlanders en vier millioen Vlaamsche Belgen wordt niet waardig geacht om in die omstandigheden gebezigd te worden. Slenter en vooroordeel zegevieren nog maals op volkskracht en volkswensch. Vlamingen! op die minachting en miskenning zult gij antwoorden met koele onverschilligheid en stille ont houding. Neemt geen deel aan stoet of andere betoogen. Het Bestuur. E a de Vlaamsche vaandels ontbraken. Wij zwijgen van al die andere gevallen, waarin van het totaal gebrek aan con tact gebleken is tusschen ons Vorsten huis en ons. Wie, die ons blad geregeld las, denkt niet ook even aan Louis Bouwmeester, waar geen stap voor gezet werd, wie niet aan het Raadhuis op den Dam, waar geen woord over loskwam.... Maar wüwenschen niet te eindigen zonder te hebben gevraagd of dit en dergelijke zaken niét gansch anders er zouden uitzien, zoo wij een pers hadden met wat minder begeerte naar ridder linten bij diverse jubilea en wat meer waarheidsliefde... o neen, enkel wat meer waarheidsdurf; want is er gezegd, dat alles ijdel heid is het is ook aUes bloohartigheid. Over de Psychologie der Tuber culeusen. Laignel- Lavastine wees voor eenige jaren in de Revue de Médecine er op, hoe de be handeling van tuberculoselijders meer vereischt dan de bestudeering der organische afwijkingen; en hoe in het algemeen bij chronische ziekten, en zeer zeker bij tuber culose, de behandeling der psyche een eerste plaats moet innemen. Dat het den medicus practicus met een eenigszins uitfebreide praktijk absoluut onmogelijk is eze therapie behoorlijk door te voeren, spreekt van zelf. Zij vereischt te veel tijd, te veel geduld van den arts, die in een bepaald aantal uren,een zeker getal patiënten moet bezoeken. Toch zouden hunne tuber culeuzen dikwijls meer gebaat zijn met een rustig half uurtje van dokters kostbaren tijd, dan door in het oneindige geïtereerde Kreospotpillen, vooropgesteld, dat de medi cus tyd en lust heeft zich in te werken in den psychischen toestand van den lijder. Hij bedenke daar dan bij, dat deze even groote verscheidenheid vertoont bij de ver schillende lijders, als het pathologischanatomische beeld der ziekte, en dat bn denzelfden lijder de psychische toestand in korten tyd kan veranderen, evenals het ziekteproces en, zonder dat wij den oorzaak ook maar kunnen vermoeden, in enkele dagen een geheel ander beeld kan aannemen. Evenals voor den zenuwlijder, is voor den phtisicus een dagelijksche nauwkeurige observatie en behandeling der psyche noodig; in hoeverre deze behandeling in het huis van den lijder kan worden'toegepast, hangt af van den huisdokter, de huisgenooten, de verpleegster of de huisbezoekster; in vele gevallen zal het alleen gelukken den psy chischen toestand en daardoor dikwijls het eigenlijke ziekteproces te verbeteren in een Sanatorium. In de medische literatuur onderscheidt men volgens Laignel: De Voortdurende zfelstoestand en de plotseling optredende f eestesafwijkingen der tuberculeuzen. Onder e eerste wordt gewoonlijk verstaan de euphorie, die het naderende einde aankon digt, terwijl Laignel een scherpe scheiding maakt tusschen de plotseling optredende geestesafwijkingen en den geestestoestand van denzelfden lijder. Onder de eersten zyn te rekenen het acuut delireeren, manie, melancholie, vervolgingswaan, exhibitionisme, zeer dikwijls verge zeld van verschijnselen van meningitis tubercnlosa. Minder hevige aanvallen, ont snappen licht aan den huisarts en de om geving. Een hysterische, neurastherische, psychasthenische afwijking, wordt dikwijls veroorzaakt door een beginnende tubercu lose. Flemming meent dat noch anaemie, noch zwakte, noch koorts, de oorzaak van deze afwijkingen zijn, maar schrijft ze toe aan het longly'den, waarbij hij in het mid den laat of gebrekkige zuurstofopname, dan wel resorptie van schadelijke stoffen door het bloed, de oorzaak isderhersenprikkeling. Schüle deelt de opvatting van Fothergill, dat tusschen long- en hoofdbloedvaten sympathische zenuwverbindingen bestaan. Jessen geeft vier verschillende wijzen aan, waarop de longtuberculose tot psychische stoornissen kan voeren. 1. Kan door voort durende verergering van het proces, het bewustzijn aan een ongeneeslijke ziekte te leiden, de gemoedsstemming schaden en tot melancholie voeren. (Zie l'état mental de Laignel). 2. In de tweede plaats kunnen greote organische afwijkingen der hersenen en hersenvliezen, psychische afwijkingen ten gevolge hebben, hetzij doordat zuiver tuberculeuze aandoeningen van de longen en bronchiaalklieren uit, den schedelinhoud infeoteeren, hetzij doordat andere Microorganis men in de phtisische long aanwezig naar de hersenen getransporteerd worden en aanlei ding geven tot verweekingshaarde i of infectieuze vaat verstopping. 3. Woidei b de longtuberculose een massa vergiften gevormd, afkomstig van de tubercelbacillen of andere microorganismen, die evenals 4. de producten, ontstaande door weefselverval tot storingen der psyche aanleiding kunnen geven. Wanneer wünu vasthouden aan de ver deeling door Laignel gegeven, en onder scheiden l'accident mental en létat mental, dan schijnt het duidelijk dat de factoren door Jessen genoemd sub l, 3 en 4, ieder alleen of te zamen l'état mental beheerschen, terwijl sub 2 aangegeven werd de oorzaak der accidents mmtanx. Volgens Wundt & Krapelin hebben wij ons nu de volgende voorstelling te maken van de werking der toxinen en rottings producten in combinatie met de sub l ge noemden schadelijken invloed. By de ge zonde, in rust verkeerende zenuw, zijn prikkelende en remmende invloeden voort durend in evenwicht. Hoe vermoeider een zenuw is, hoemeer de remmende invloeden lijden, daaruit volgt voor uitgeputte zenu wen een verhoogde prikkelbaarheid maar verminderd arbeidsvermogen, een prikkel bare zwakte dus. Zij noemen dit asthenie. Wat nu de geestestoestand betreft, de verschillende wijzigingen die deze onder gaat, onder invloed van een ziekte in het algemeen, Laignel hiervoor geeft twee regels. A. De symptomen eener ziekte zijn meer uiteenloopend naarmate de ziekte een meer chronisch verloop heeft. Hoe minder hevig, en hoe langzamer de aanval, des te meer overweegt het terrein, d. w. z. het oor spronkelijk karakter. B. Chronische zieken vertoonen grooter afwijkingen in hun tat mental naar mate zij meer ontwikkeld zijn, of de afwijkingen zijn althans gemakkelijker te herkennen. Een verdeeling dus volgens het terrein en volgens het milieu. Terrein. Landouzy verdeelt de tubercu loselijders in toevallig tuberculeuzen, wier constitutie in geen enkel opzicht praedisponeerde, en in tuberculose candidaten, wier teere natuur het ontstaan der ziekte be vorderde: tubercMleux par pêcheoriginal". De eerste danken hun ziekte aan armoede, overwerken, dagelyksch contact met andere lijders, alcoholisme. Zij reageeren zeer ver schillend op de ziekte. De luiaards worden nonchalant, vinden kuurmaken heerlijk; de ijverige agiteert zich, rimpelt zijn voor hoofd, de (geforceerde rust prikkelt hem. Bij de tuberculeux par pêche original doet de ziekte het karakter van hun vroeger psychisch leven sterker op den voorgrond treden. De psyche dezer tuberculose can didaten is de weerspiegeling van hun debile constitutie. Zij zyn lui door spoedige ver moeidheid, zacht en week en vrouwelijk, door hun gevoel van zwakte, sensueel meer van cerebralen, dan van medullairen oor sprong. Voornaam door spaarzaamheid met beweging, sympathiek ten slott*. Deze karakterverandering ziet men dikwijls reeds beginnen jaren vóór de oorzaak, d. w. z. de ontwikkelende tuberculose, duidelijk wordt, door het ontdekken der physische afwijkingen, de oogen der huisgenooten en van den medicus worden geopend, en de diagnose neurasthenie, hysterie, plaats moet maken voor Spitzenkatarrh." Deze eigen schappen worden nog sterker, door de ge dwongen rust. De veerkracht vermindert, de affdctiviteit neemt toe, de gedachten bewegen zich bijna steeds in dezelfde rich ting, van behoefte aan droom, liefde, en het verlangen naar het onbestemde. Behalve het terrein, heeft het milieu waarin de lijder verkeerde volgens Laignel grooten invloed. De man uit het volk die reeds langen tijd hoest en vermagert, heeft weinig illusies. Men moet zyn vertrouwen winnen; hij is in het hospitaal eerst als een gewond dier. Een vriendelijk woord, doet dikwijls de onrustige, vijandige houding verdwijnen; hy begint vertrouwen in zyn medicus te krijgen, de eetlust wordt beter, het gewicht stijgt, zijn gelaat staat vroolyker, al is het dikwijls voorbijgaand. Tegenover zijn lot genoot is hij nard, vooral in zijn laatste dagen. HU wordt egoïst, blij &ls e?n buur man sterft, die door hoesten zijn slaap stoorde. De vrouw uit het volk in het hospitaal is veel zachter, dankbaarder dan de man, zonder ook veel illusies' te hebben. Den eenen dag ziet zij den toestand zeer juist in, den anderen dag is zy zeker van hare genezing (dit valt meestal met koortsaahvallen samen). Evenals een kind, heeft de tuberculose vronw behoefte aan liefkozende uitdrukkingen. Als alle zorg voor kapsel en lintjes verdwenen is, is de dood wel nabij. De vrouw is minder bang voor den dood dan de man, vooral als zügeen kinderen heeft. Mannen en vrouwen uit de hoogere standen ziet men poëtisch worden; nun fijngevoeligheid wordt nog sterker door rusten, lectunr; hun beweeglijkheid ver mindert met de krachten; zij kunnen moei lijk hun gedachten bij hetzelfde onderwerp bepalen; de zieken worden veranderlijk en droomers; hun gezondheid neemt hun steeds meer in beslag, zij leven slechts om voor zich zelf te zorgen; de voortdurende zelf beschouwing maakt hun egoist. Dit alles maakt hun de kuur gemakkelijk. De edel moedigen lijden voor hunne omgeving, zij begrijpen welk een last zij zijn. Bacillenvrees, door couranten aangewakkerd, maakt hen ongelukkig, zij zijn bang hun omgeving te infecteeren. De vronw is in het algemeen minder egoist dan de man, maar de wil is nog zwakker dan büden man. De koppigheid in grillige verlangens is voor den psycholoog slechts een bevestiging van deze zwakheid. De jonge tuberculoselyder is niet onge lukkig ; hij ontmoet genegenheid omdat hij sympathiek is; hij is opofferend, vol illusies, dankbaar. _Zyn gevoeligheid wordt grooter en beheerscht zijn handelen. Een liefdevolle blik, een hartelyken handdruk, een zacht woord, maken hem overgelukkig. Zij zijn gelukkig wanneer zij worden aangehoord en aangemoedigd, wanneer iemand hen steunt, troost en hoop geeft. De natuur der Sanatorium idyllen is niet sensueel, maar platonisch. Bij Sanatoriumpatienten moet dus het hart bijzonderen zorg van den medicus vereischen. Daremberg zegt: Ie bon tuberculeux est un tre d'amour." De minderheid, enkelen slechts, hebben geen hart; trachten op alle manieren onaange naam te zijn, ongehoorzaam, aggiaveeren, klagen over verwaarloozing, maken uit puur plezier steeds de familie ongerust, critiseeren de medische behandeling, en prijzen alleen het verledene. De medicus moet psycholoog zijn om te troosten en te verlichten. Bü'minder ge vorderde patiënten, die als alle zwakke en delicate wezens een krachteloozen wil hebben en wier verzwakt oordeel door dele ver wachtingen wordt bedrogen, moet de me dicus de verbeeldingskracht, door gedwongen nietsdoen geprikkeld, beteugelen, en trachten door voorzichtige gesprekken de overdreven verwachtingen binnen behoorlijke grenzen terug te brengen. Wanneer men nu vergelykt de tuberculeuzen uit hospitalen met de klassen"-Sanatoria, dan ziet men duide lijk, dat de veranderingen, die een chronische ziekte teweeg brengt in het gemoedsleven gemakkelijker te herkennen zijn, naarmate men te doen heefc met een meer ontwik kelde en meer tot analyseeren in staat zijnde geest. Millevoye, Schiller, Watteau, Schubert, Chopin, Mqzart, Marie Bashkirtcheff, Bastien Lepage, büallen vindt men behalve het artistieke van hun arbeid, een zeer nauw keurige auto observatie. De analyse van hun werk toont een speciaal element, dat men in alles weer vindt en dat als gevolg hunner tuberculose opgevat moet worden. Het bekende schilderij van Watteau l'Embarquement pour Cythère" is een beeld van den droom der phtisici. De figuren in zijde gehuld, halfliggend, of langzaam bevallig stappend, trillend büeen uit de verte klinkende muziek. De hoofden vooroverge bogen, raken haar handen elkaar nauwelijks aan, de wezentjes schijnen gescheiden te willen blijven door een waas van magne tisme, de bron van hun begeerte, en tevens de wachter tegen haar verwezenlijking. Watteau, zejf tuberculeus, stierf op 37jarigen leeftijd aan zijn ziekte; in zijn werk vindt men de matheid, teederheid, het ver langen naar het onbereikbare. Mauclair noemt het Ia maladie de l'infini." Samain zelf ook phtisicus begreep Watteau: Watteau, peintre idéal de la Fe te j olie Ton art léger fut tendre et doux comme un [soupir Et tu donnas une a me inconnue au Désir En l'asseyant aux pieds de la Melancholie". Ook uit andere werken van Samain spreekt dezelfde matheid, slapheid, min of meer egoïstische levensopvatting, vrouwelyke teergevoeligheid, een verlangen naar het onbereikbare: la maladie de l'iiifini". Samain drukt in verzen uit wat Watteau schilderde en Maurice de Guerin in proza verhaalt. In n zyner brieven schrijft deze: Je ne sais quelle insouciance, plns pénible

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl