Historisch Archief 1877-1940
Nö. 1783
D E ^ M S11E RJÏA M M E l W E E;K B L A D VU O R .'Nl*Jl>tlItfc -JiOS
zich van zijn stoel op den grond glijden
en liep naar een heer groote olatenkast.
Hu trek, geholpen door Nora Keiler, een
van de* laden open, en bleef er b(j staan,
dat z\j de groote Neurenberg-uitgaaf pakte
en enthousiast nam de tengere Israels haar
de groote, zware portefeuille uit de handen,
om die zelf, in de vreugde van iet» heel
nooit te laten zien, op tafel te torsen.
Hij .maakte de sluitlinten los en liet my
met warme genegenheid de groote prenten
stuk voor stuk zien. Hu hield ze Nora
Keiler en my vóór, met een liefde voor
het werk die ontroerde. .Zie je, dat. is
mooi, dat is sterk, dat is illustreeren. Ja,
dat ig een knappe man. Dat is onze
Nederlandsohe moderne illustrator.. Dat is wat
anders dan je mij liet kijken. Stoer van
lijn, goed en warm harmonisch van kleur.
Neen, maar wat je me daar liet zien is te
krummelig, dat is niet goed, niet mooi. Die
man moet ander werk doen. Illustreeren
is een métio; zie je, en dat kan hier in
Holland niet bestaan. Veldheer, ja, die is
de eenige in ons land... en dan natuurlijk
Mencel in Duitschland!..."
Er was nog meer van Veldheer op tafel
gekomen en ook van Menzel. Israël6 was
in genegen waardeering gekomen voorden
jongen Veldheer, en respectvol uitte h\j zijn
bewondering voor Menzel. Zoo gul
oningobjoudeu gaf hy. zioh voormy, den vreemde,
den leek, dat ik door de verklarende, ver
lichtende wijze waarop de oude Meester
ziek. zelf rekenschap gaf van de schoonheid
in dat werk, anders en glanzender en leven
diger nog zag wat ik vroeger, zonder ont
ledende verklaring aan mij zelf te vragen,
al heel mooi had gevonden-.
, Isreels sprak nog eenigen tijd met mij
over literatuur en over literatoren. Hij gaf
- blijk van sterke belangstelling in sommigen
van de, tegenwoordige schrijvers. Hu kende
de moderne literatuur volkomen. Waar het
liep over het werk van enkele artisten van
wie ik veel hield, ving hij met sympathieke
instemming op wat ik zei, en belichtte, met
zijn fijnen klaren geest, sterk het waarom
van zijn waardeering. n stellig leerde ik
door zjjn beschouwing en den toets aan zijn
prachtig zuiver menschelijk voelen nog
dieper zien in den letterkundigen arbeid
van enkelen voor wie ik reeds groote ge
negenheid had.
Toen ik bij Jozef Israëls was weggegaan,
fleurde in mij de kostelijke waarde van dat
bezoek.. Het had run optimistisch gestemd,
en stellig nimmer oen ik 100 s t ei k onder
den opbeurenden, rerheffenden,
verfriischenden indruk geweest van een gesprek, als
met decen jeugdigen» toen drie en tachtig
jarigen man. Het werd mij wel bewust, dat
de invloed van zulk een zeldzamen geest,
die zijn heel lange leven door onvermoeid
werkt aan de schoonheid die voer alle
mengchen i», n die door déeeuwen heen
met, zijn schilderijen in stand zal blijven,
een kracht is, met onberekenbare vrucht
baarheid en opwekking' ten goede.
Tevens moest ik er müintuïtief, reken
schap van geven dat Jozef Israël?, juist ook
door zjja . gesprekken» vooral met jonge
kunstenaars, op dezen, en daarmede ook op
heel de samenleving, zeldzaam scheppend
werk heeft gedaan, waarvoor dankbaarheid
en toewijding moge worden geopenbaard
door een uit en bij dat deel van het volk,
dat leeft buiten den kring van scheppende
kunstenaars of knnstgeleerden en -be
schrijvers.
Toen op Maandag den veertien den Augus
tus de «m over de Noordzee onderging met
de enorme sombere praal van gloeiend goud
en onheihpelleEd purper dat lichtte en
. rauwde over de dcor onweer opzettende,
bruisende golveto, nadat de overweldigende
zomer in gloeienden brand van maanden
lang had uitgelaaid over de wereld, toen
stond daar in een klein huis aan het
Soheven'ngsche strand, aan de machtige
zee, dicht bij het fel feestend, rumoer van
de uitgelaten genietende badplaatsbevol
king, het ontzielde, verkilde lichaam van
den grooten en zoo lang en grootsch levenden
Josef Israëls.
Hoogopgeladen wagens met toaig bruine
netten-vrachter, door de stoere .visschers
en de slovende Saheveningsche vrouwen
onder de neerslaande, slopende hitte van
den dag, op de groote open velden in
slavenden arbeid geboet, zeulden, moeizaam
getrokken door gestriemde paarden,
tusschen het wnfte, fel kleurend gewoel van
de ijdele menschenmarkt, die de badplaats is.
Het leven is zoo prachtig vol van wreede,
vloekende contrasten.
De zweetende visschers, en de met kleeren
zwaar bevrachte vrouwen, aan slierten arm
in arm jolig in heupzwaai op de
klompenvoeten huis-toe beenend, waren het zich
niet ? bewust dat daar zoo dicht bij beu 't
doode lichaam stond van den genialen,
liefdevollén mensch, die het drama van hun
leven met zooveel toewijding en noeste
vlijt onsterfelijk heeft uitgebeeld voer de
eeuwigheid. En de brassende, sensueele
feestelingen van zeebad Scheveningen be
dachten niet dat daar enkelen vereenzaamd
stonden om den grooten doode, in lange
afwachting, tot mindering van het schet
terend geschater hun toelaten zou om in
het donker van den vallenden nacht hun
OBsterfflJjjken en lieven Vader te brengen
naar zijn hui?, zijn rustig mooie huis aan
da voorname Koninginnegracht, waar hij
den volgenden dag, uit de intimiteit van
zijn woning en werkplaats, in de harde
openbaarheid zou worden uitgedragen,
onder de opzichtige huidebetuiging van het
publiek, naar de plaats van doode rust.
Toen daar door het vale nachtduister, uit
de sjofele stille achterstraat gekomen, langs
den wijden Badhuisweg de zwarte lijkwagen
reed met het tranende lichtje voorop, de
zwijgende zwarte bidsters er om heen, - toen
moet een wijde weemoed zijn gekomen in
hen, die wisten, dat daar door zijn kinderen
weggebracht werd het levenloos overschot
van hem die zoo lang en zoo groot geleefd
had en uit dat overvolle leven zoo plotse
ling was weggeslapen in den grooten
meedoogenloozen dood.
Het leven van Jozef Israëls, wien zoovele
duizenden en duizenden dank verschuldigd
zijn, is geëindigd. De vreugde van de
schoonheid die hij gaf zal door nogmaals
vele en vele duizenden genoten worden en
vruchtdragen tot geluk van de menschheid.
Liat ons den mensch Jozef Israëls daar
om steeds met liefdevollén eerbied gedenken.
In zyn onsterfelijke nalatenschap ligt de
kracht vereeuwigd, waaraan de komende
geslachten sohoonheidsgeluk zullen
ontleenen, tot heil van de gemeenschap.
Scheveningen, 15 Aug.
W. L. BRL'SSE.
L. H. GEONDIJS. De R.- K. Ktrk en ds
ef'tammwgsker. Amsterdam, W.
Verslrjys 1911. (107 pag. f J. 25).
In het veelgelezen en wijdverbreide
tandboak der katholieke golsdienstleer van B.
Dan keiman en J. H. Wijnen (83 uitgave 1905)
lezen wa op blzd. 100: Fenige ongeloovige
natuurkundigen van lateren lijd, wier zwak
en ziekelijk brein r.iet meer het geloof aan
het be tean van een persoonlijken, over de
wereld nut onbeperkte macht heerschende
God wilden verdrager, hebben de bewering
opgesteld, dit de mensen door geleidelijke
ontwikkeling u't et n kikvorsen of een aap
is voDitgekomen. Dan gaan de cc Drijvers
vooit (n betoogen, dit die leer is onweten
schappelijk, omda' re is een pure hypothese;
strijdig met de ieda want er worden geen
tnsscherivornien meer waargenomen. Ea sinds
wanneer verloor dan de natuur baar kracht om
dieren tot merjgchen te maken? Voorts kon
de onsterfelijke nel uiet door een aan de
stof gebonden wezen worden voortgebracht.
Alsof de aanhangers der ontwikkelingsleer
dit ooit meenden l Op een dergelijke wijze
gaat het voort. Resultaat ;? Het is dns een
dwaze hypothese, en het is geen wonder,
dat tegenwoordig de meeste telfs on jeloovige
natuurvorechers met deze dwaze en
gpddelooze leer van Darwin 0.9. den spot drijven.
In een noot wordt daarbij verteld, hoe
Darwin om zijn volslagen gebrek aan weten
schappelijke methode afgewezen werd als
correspondterend lid van de Franfche
Academie.
Dergelijke jr.em8iiierdb.eden om geleerde
theorien te behandelen, treft men helaas in
hyperorthodexa weiken nog veel te dikwijls
aan ; apologien van den tweeden en derden
rang staan er dikwerf vol van. Verwonderen
mag het ons dns niet, dat men bij tal van
leeken en niet minder bij tal van geestelijken
omtrent de ontwikkelingdeer dik'wijle da
allersotste meeningen aantreft, en al wie het
wagen durft haar te verdedigen, loopt gevaar
tot de goddeloozen te worden gerekend, tot
vijanden van het katholicisme in 'c bijzonder.
Ei van een niet-katholiek denkt men dat
in bepaalde klingen tcch al zoo spoedig.
Voor al dezen is het zeker wel nuttig eens
kannis te maken met het bovengenoemd
werkje van den heer Grondije, waar op over
zichtelijke en op zoo beknopt mogelijke wijze
alles is brjeengegaard, wat betrekking het f c
op da ontwikkelingsleer tn op de ermee
samenhangende vragen, voor zoover dit
vraagstuk door katholieke auteurs is be
handeld. Behoorlijk gedocumenteerd kunnen
ze er tal van beweringen en meeningen
vinden, die hun misschien de haren te berge
zal doen lijzen en die toch door erkende
katholieken zijn geschreven of gezegd,
zonder dat er van hcoger hand een terecht
wijzing kwam. Misschien komen Tijd en
Maasbode nog wel eens tot andere inzichten
omtrent hun interpretatie van de uitspraken
der bijbelcommissie, als ze lezen dat k«t
werk van Tcöao in 1910 is verschenen,
voorzien van een weloverwogen imprimatur
van bisschop v. Kepp!er, en dat Ttöne toch
in da'zelfde weik een verklaard vooistander
is van het Mivarleche trantformieme, ook
wat betreft de scheppirg van den menscb,
naar zijn licbarre'ijkezijde. Schrijver verwijst
de redactie van genoemde bladen ook naar
J. Guiberts Les O/fgines" (laatste druk),
waarin cok al een atdere uitlegging voor
komt dan de hare en caar tal van andere
auteurs, die, gesteund door de leer der kerk
vaders, meer in 't bijzonder van den H.
Aügmlinus, die toch nierr and ran modernisme
zal verdenken, met een heel wat ruimere geest
de hier besproken vraagstukkendurfdenbezien.
Als samenhangend met de ontwikkelings
leer wordt kort een en ander meegedeeld
omtrent de katholieke leer of liever omtrent
de leer van katholieke schrijvers (dat is nog
heel wat anders, gelukkig!) over de schepping
der zielen, de verhouding van ziel en lichaam,
de leer der snbstentieele wezensvormep.
Eerst dan wordt in de tweede helft van het
werkje de afstam min gsle er zelve meer in
't bijzonier besproken.
Voorop staat zeer juist de oude scholastieke
regel: om niet over te gaan tot de aanname
eener prima causa, n.l. een direct ingrijpen
van God, zoolang da onderstelling van de
causae seenndas ».l. da door Gad bij den
aanvang der schepping ge;chapen krzchten
voldoende is ter verklaring. (Suarez De opera
sex dieiun lib. '2, car. 10. No. 12;TnomasAq
Summa c. gent. 1. 3, c. 77). Tot beter begrip
van de transformatieleer wordt dan het ipeeies
begrip uit de scholastiek, de epigenesie, de
menschen- en dierenptychologie besprokqn
en enkele opmerkingen gegeven omtrent de
religie van mensen en dier. Dan eerst komen
de katholieke voorstanders van het
transformisme. Vosiop de vro'ger zoo gesmade,
maar allengs maer geëerde 8h G. Mivart.
Uitvoerig wordt de vérstrekkende ontwik'
SPIJKEI& AUTO MODEL 1911
Indnstrieele Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
Industrieele Maatschappij TROMPENBURG,
Amsterdam.
?ifftifiiiiiifffiiiimfiiiiiiiiiiiiifuiiiffiiiimfiiiiiiiimjiiiiiiiuiiiiiiiiffiiiiii
gut... ws kunnen tcch niet net de heele
pot afgchenken als ze op punt staan te
komen...."
Bertha ei Lonise barnatter.
'c Werd vjjf uur. Half ze».
Fine had de schemerlampjes aangestoken
die nooit brandden en haar dnimnagel a
den wijsvinger top geschroeid aan 't lichtje
dat er scheef instond en afdroop ... haar
humeur leed daaronder klaarblijkelijk.
Za komen niet meer," zei Bertha die 't
eerst den moed had om hun aller vermoeden,
in woorden te brengen.
Nee... dat geloof ik ook niet," beaamde
Lcuise eenigzins ontmoedigd.
Jelui kunt nu vel een kopjs thee krijgen,"
zei Fine, en Echonk drie lyien vo!.
Bertha proefde gretig: Goeie genade...
die heeft veel te lang getrokken ... bitter
als... als alsem...."
Ja... lekker is-t-ie niat meer,:' gaf
Louise toe....
Fine stond op, zei niet?, schelde om
aftvaechwater.
Ze schelde eenmaal, tweemaal, begon toen
nijdig te luiden alaof er brand was.
Er kwam geen Daalj a... geen afwaschwater.
Toen ging Fiae zelf naar't keukentje waar
de diepste duisternis en de meest onge
stoorde Zondagsrust heenchte; Daatje was
?weg, spoorloos, onverklaarbaar weg ...
En een meer uitgebreid onderzoek in huis
bracht aan 'c licht dat de huiscchel afgehaakt,
en '« bortje met «et te hnis" dat bij afwe
zigheid gebruikt werd, ook nu voor het
voorkamer-raam geplaatst was, een nieuwe
verwikkeling die echter de duistere raadselen
van 't mislukte buurbezoek, vrijwel tot
helderheid bracht.
Dien Zondagmiddag aten de drie dames
Cr.u3sewir.ckel boterhammet j es met
zoetemelkeche kaas inplaats van warm middag
eten,... luimden se gezamenlijk hun ge
bruikt thee- en eet gerij op, verdiepten ze
zich eveneens gezamenlijk in gissingen om
trent Daatje's verdwijnen.
Ze is naar de bruiloft... zoo'n... zoo'n
meid... ik zal d'r leeren bruiloften" ful
mineerde Fine.
Da hemel weet hoe laat of ze weerom
komt," peinsde Bertha die van haar
oageschokte rachtrust hielden 'n laterij9 voorzasr.
Ik dacht dat je haar klein gekregen had,"
Ijjzigie Louise, niet geheel zon Ier sarcasme
Fine vernederde zich niet tot een verde
diging.
Toen 'c zoowat een half uur na midder
nacht was, gingen de drie dames naar hun
slaapkamers; ze waren op van moeheid en
o;erspanning; alles bij elkaar genomen wa? 't
een fel bewogen dag geweest.
Fine nam om zeveu uur de melk aan,
keek meteen verwachtingsvol over 't
vroegocQtendstille villa-park, om, ah 'tkua met
een 'o brood te bemachtigen; maar ze had
pech, er was nog geen bakker te speuren.
De meid van Waldfrieden liep 't huis rond
om de luiken vast te zetten en keek, keek
onbeecheiden, nieujrabelmt; Fine keek ver
nietigend terug ... flicg-ie toen de voor
deur met 'n smak dicht.
En tegen acht uu- verscheen Daatje, stra
lend, glunder, zonder 'c geringste atoom van
schuldbesef.
Lonise en Bertha bleve'n verdekt opgesteld
in de eetkamer, luisterend achter de half
open kamerdeur ; Fine zelf had de ontvangst
en 't eerste verhoor der schuldige op zich
genomen.
Zoo... waar kom jij vandaan?" klonk
haar hoogst strenge vraap.
Goeie morgen juffrouw ... van de bruiloft
natuurlijk juffrouw," was 't leutige antwoord
van 't onvervaarde Daalj».
Maar daar heb ik je toch geen permissie
voor gegeven, wel?" zei Fine ijzig.
Nee jufiroHw ... dat hebt u ook niet,. ..
daarom ging ik maar uit m'n eigen ziet u."
Daal j e bleek van een verwonderlijke onver
stoorbaarheid te zij r. Fine stond versteld,
was niet op zooveel stoutmoedigheid voor
bereid. Toen zei ze, majestuauaer dan ooit:
Alida... j3 begrijpt toch wel dat ja nu
kunt heengaan ... en vóór goei l"
Nee juffrouw," antwoordde Daatje met
werkelijk minzamen glimlach, <k dacht zoo
dat u mij dat belt gunde,... u en de andere
juffrouwen houden ook wel van 'n lollelja
op z'a tijd.... Ik heb nou net geen neef,
zoóals de j uürou ven ... die je kan ... zoene...
en met wie je kan drinke en zinge... en
feestviere... maar dat is tcch allegaar 'c zelfde,
als j s maar plezier hebt... de esn noemt
't z'n nét f... de ander z'n vrijer....
41ida," vermaande Fine koog-schel en
ganschelijk overstuur; achter de kier van de
eeikamerdeur verdrongen zich Louïse en
Berthe.
Gossiemijne juffrouw," lachte Daatje ver
trouwelijk daar heb ik nou toch niks an
miszeid ... 't is de naakte waarheid ... ik
en m'n vrijer hadden gisteren ock zoowat
de hoogte van de avekaat en de
boerejongen? Nou, en op uiv dinee met uw
neef had n 'm óók om... van defjampanje
en al de likeur die ik halen moest.... Of
je nou door de kat of de kater gebeten
wordt... 't is allegaar n"
Fine was vernietigd; ze hapte naar lucht,
trachtte 't middel te vinden dat Daatje
imponeeren zou, imponeeren móést.
0/n den hoek van de eetkamerdeur ver
scheen Louise aschvaal en onthutst: Daatje,"
zei ze zenuwachtig bevend om baar onge
woon ingrijpen, je gedrag is mér dan
schande'yk, 't is verregaand . .. verre ... verre
gaand onfateoendelijk"....
Gossiemijne," lachte Daa(j 3 begint u nu
ook al? ... dat meent u toch niet... ik heb
gisteravond nog wel bij de voordrachten v
vers opgezeid; ik kan 't hélemaal van buiten ;
en mooi dat io 't vonden ... maar de naam
heb ik veranderd . .. anders werd m'n vrijer
jaloersch ; Hein Drnp ik heb je lief, o seg
niet dat een gril, een fliuwe luim me noopte,
te biechte u 't geheim dat al m'n krachte
sloopte"
Alida," zei Fine '.wijg oogenblikkelijk, je
kan j) goed gaan pakken en vertrekken"..,.
Daatja keek haar eren nadenkend aan, zei
toen gemoedelyk: Afija juffrouw, als u dat
secuur wil, dan hebt u er recht toe
Toen u laatst op visite hiernaast was, heb
ik óók eens in dat gele contractboekja ge
studeerd, en daar staat duidelijk in, dat u
me op staande voet kunt opieggen als ik
kelinrsleer van den EB gelach en zoöloog en
bekeerling besproken, ook voor zoover van
toepassing op den mensch, welk probleem
ook als vrrje vraag door. tal van anderen na
hem, OJB. door Wasmann, den jezuïtenpater
en vermaarden mierenkenner, is behandeld.
Met nadruk wordt er op gewezen, en dat is
wel noodig, dat de excommunicatie van
Mivart niet geschiedde op grond van
geneemde leeringen, maar op totaal andere,
.theologische leerstellingen, die Mivart in zijn
al te grooten proselyten-ijver meende te
mogen verdediger). Trouwens werd na.zijn
dood de excommunicatie ingetrokken en
bleek de fout mear te liggen bij zijn bisschop
kardinaal Vaughan.
En op Mivart volgde een lange reeks van
anderen, die meer of minder gematigd de
ontwikkelingsleer verdedigden, sommigen
met geheel nieuw materiaal, zooals Wasmann.
Zij allen vonden niets onchristelijk n:g
minder onkatholiek in een natuurweten
schappelijke theorie, die ten slotte niets
anders de et, dan een klein tipje oplichten
van de grootsche gedachte,, die er ligt in het
werk van den Schepper.
Het minst geslaagd van alle hoofdstukken
is wel dat over de verhouding van dier en
menscb, meer speciaal wat. betreft het-in
stinctief en verstandelijk leven. Hoezeer het
ook te prijsen is, dat een niet-katholiek zich
de moeite heeft willen geven om vraag
stukken op katholiek gebied liggend bij
katholieken zelf na te speuren, wat toch zoo
uiterst zelden gebeurt en de eenig mogelijke
verklaring is voor' de sotte denkbeelden, die
er bij velen omtrent het katholicisme be
staan, toch komt het mij voor, datschryver
meermalen wat al te vluchtig heeft gelezen*
en zich niet voldoende op de hoogte heeft
gesteld van de scholastieke wijsgeer! ge be
grippen. Het ergst hebban daaronder de
hoofdstukken over religie bij mensch en
dier, maar vooral dat over verstand en
instinkt geleden.
Uit het oogpunt van de school toch, om
een woord van den schrijver te gebruiken
in de zin op p. 63: het dier heeft verstand,
geen rede, ongerijmd. Eenige onvoorzichtig
gekozen woorden van Schanz cf Duilhéde
St. Prcjet, die in hun verband gelezen, tcch
weer volkomen duidelijk worden, hadden
schrijver niet tot deze uitspraak mogen
brengen. Had hij behalve de luttele brochure
Menschen nnd Tierseele" van Wasmann,
ook eens gelezen in diens Instinkt und
Intelligenz im Tierreich', dan had hij beter
onderscheid weten te maken, beter begrepen,
wat de school verstaat onder rede en-ver
stand. Trouwens, van oppervlakkig lezen is
schrijver niet vrij te pleiten, waar hij
Wasmann's argument om den wevermieren geen
verstand toe te kennen, aldus weergeeft:
indien wij aan die mieren verstand toe
schreven, tonden wij dit minstens evenzeer
moeten doen j?gens de hoogere dieren. En
hier is geen reden voor, ergo... Zoo bezien
ziet het er nog al raar uit. Maar Waejnann
schrijft: Wenn dieanfdermenschenabnlichen
Gehirnentwicklunp beiuhende eigene
Intelligenz der Tiere' zn solchen Leistungen
fabig vare, dannrrüjïten wir jajene
wunderbaren Beispiele bei den töaeren Süugetieren
flader, nicht aber bei den Ameisen mit
ihrem Insektengehirn!
Dat hier geargumenteerd wordtin den geest
van diegenen, welke de mate van intelligentie
afmeten naar de min cf meer ontwikkelden
hersenbcuw is nog al duidelijk en wie weten
wil tegenover welke ztö'ogen en psychologen
deze opmerking werd uitgespeeld in hun
polemiek met Wasmenn, kan dat uitvoerig
vinden in Die psychischen Fahigkeiten der
Ameisen" (1909) en Instinct und Intelligenz".
De opmerking, dat het onnoodig ig voor een
torsende mier, die belemmeringen opruimt,
een automatische voorbestemming aan te
nemen (65) verbaast ons wel allerzeeret, als
we bedenken, dat Waemann's grootste arbeid
daarvoor is besteed om tal van moderne
psychologen aan te tooren, dat het dier
allesbehalve een automaat of machine is 1).
1) Grappiger is nog wat Houston SN
Chamberlain schrijft in die G/undiagen des
19 Jahrb., waar Wasmann verweten wordt
de dieren tot Machines te maken (II 809)
en Bat hèals volgeling van Wasmann wordt
genoemd (I 59) terwyl juist W. voortdurend
tegenover Bethe heef; willen aantoonen dat
het dier geen machine is, zooals de Cartesiscte
school leerde I Ein durch keintrlei Kenntniss
getiübtes Urtei).
INIIIUinjJMIIIIIMMDIJIMIIMIJMJMHIMIIIIIIIIIlfHDIIIIIlmllHDUIIJIDIIIM
bijzonderheden uit uw huishouding, die ge
heim moesten blij ven, bekend maak. Nou ...
als u dat nou allemaal liever niet aan de
groote klok wilt hebben ... dat van die neer
van u, en van dat verliefje vers van juffrouw
Louise enne .. . laatst nog ... toen u 's nachts
een heer in huis hebt gehad, die 'a morgens
nog z'n hooge hoed heefc verloren"....
Alida," ... kreunde Fine.
Ncu gossie juffrouw, 't is toch de waar
heid ;... de gang stond nog vol van
sigarenrook, en zelf moet 'm hebben uitgelaten,
want uw pantoffel lag nog buiten in 't grint...
by z'n hoed."
Bertha drong naar vorer. ,Daatje... doe
mij n plezier en ga zoolang raar de keu
ken ... we zullen straks verder praten."
Daatje knikte gemoedelijk: Met alle liefde,
JDÜ;OUW," en ging.
In de eetkamer zonken ze op 'n paar
stoelen neer, vernietigd, ganech versteend.
We zijn in haar macht," klonk 't sinistre
van Louise's lippen.
Bertha zweeg, verpletterd.
't Bleef doodstil in de kamer.
Toen opeens klonk 't onheilszwaar uit
Fine's mond:
't Is onze eigen gehuld ... 't 13 waar ...
't is esn groote zonde geweest, die .., dat...
't feeet met Sander die Sander niet was...
'n ... 'n slemppartij -.,. 'n bachanaal... 'n
groot ba c'aa-naji!... en nu achterhalen onze
eigen zure vruchten ons met rasechesohreder."
Gut oca gut," snikte Louise, we moeten
Daatje tot rede zien te brengen... als je
haar wegstuurt dan gaat ze in een andere
dienst vertellen dat we 's na.cb.ts ... 'n man ...
o... goeie, goeie genade, onze heele repu
tatie ligt te grabbelen"
Bertha peins ie, rimpelde 't voorhoofd in
zwoeging van denken; hoe zouden ze Daatje
ooit kunnen o vertu'gen dat't met die
sigarenrook en die heerenhoed en Fine's slof, héle
maal in eer en deugd was ... Toen zei Fine
met sombere vastberadenheid: We moéten
voor deze giftbeker in de kleine steentjes
loopen; 't is 'n wespennest waarin wij ge
raakt zijn, en nu moeten we allemaal de
handen inén slaan en trachten er tegen op
Het dier ia een psychisch- handelend wezen,
het handelt, geleid door zirnelijke kennis en
handelt daarbij doelmatig echter icnder be
wustheid van het doelmatige van de handel
wijze. Maar pok, en dit is van groot belang,
door zinnelijke ervaring,, geholpen door d»
herinnering vormt het dier sich associatieve
concrete oordeeler. Het eerste doet zich voor
bij een kuiken, dat uit het ei kruipend, be
gint rond te loopen, en naar kleine voor
werpen begint te pikken, op die wijze voedsel
zoekend; het tweede verklaart waarom een
hond zich kwalijk tweemaal aan een gloeiende
kachel zal branden. Dat schrijver nu dit
Instinkt im weiteren Sinne niet tot het instinkt
vil rekenen en het doet voorkomen, alsof
dit een bijvoegsel van Wasmann is, doet
niets ter zake. No3m het, zoo ge wilt, de
hoofdzaak, waar het om gaat, is alleen of
het dier al dan niet abstrakt algemeene
begrippen vormen kan, en blijken dize af
wezig te lijn blijkens onze waarnemingen,
dan mist o«k het dier het vermogen om die
te vormen d. w. r. heef C het geen verstand.
Toch is het dier geen automaat en kan
't zelfstandig en zonder onderrichting, uit
ervaring alleen zijn tandélen wijzigen. Dat
heeft Wasmann ontwijfelbaar aangetoond
door zijn verschillende leervormen by de
dieren (Fab. 98 e. v.).
Dat de meeste uitvindingen der menschen
alleen door het zinnelijk ken- en
begeervermogen zouden zijn veroorzaakt is even
eens osjniet gezien. Bethe maakte dezelfde
fout, toen hij meende, dat de mensch in
't algemeen instinctief at evenals een paard
of een hond, maar verwarde daarbij het
formeele en adaeqaate doelbewnstzijn (Fab.
93). Dit alles had tchnjver kunnen weten
evenals de wijziging van een instinct tot een
ander, dat zeer wel zonder inschakeling van.
een bewust a'gemeen oordeel mogelijk if.
Dit, met het voorbeeld van het pianoaccoord
er bij, had bij bij Wasmann kunnen vinden
(Instinct 62)
Maar laten we zoo niet voortgaan, allicht
zou het den schijn hebben of wij het werkje
niet gaarne t ouden aanbevelen. En dit ligt
wel allerminst in onze bedoeling; integendeel
raden we het lezen er van ten zeerste aan en
geven den lieden van den ouden stempel
in bedenking dat Wasmann heeft kunnen
schrijven, dat men de ontwikkelingsleer kan
aannemen of verwerpen op g>ond van feiten
alleen en dat dit met een wereldbeschouwing
als zoodanig niets heeft uitteataar.
Delft, Juli 1911.
E. H. M. BEEKMAN.
40 cents per regel.
BOUWT te WUW SPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau A r t i",
aldaar.
DELAIMY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland:
J. LEONARD LANG,
114 Staclhouderssliade,
AMSTERDAM.
T TT O. A "VA
MJ U ll^ill V.
van de mooist
gelegen knurpl.v. Z «ritserland.
Zeer vele wandelw. en uitstapjes. Zacht, gema
tigd klimaat. Temperat. i. d. winter gemiddeld
2.6°C. Gaen mist. Heerlijke verblijfplaats v. d.
Herft en Winter. 70 hotels en pensions m. meer
dan 4500 bedden. Op ver), gr. en fr. geïll. gids
No. 18, doorhetofi'. Verk.bur.inLuganoof door
het Inlerp. Verk.bur. Amst., Raadhuisstraat 16
imiimiiiiiMM jiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiii
te roeien... Misschien kunnen we er dan
tcch nog met opgehesen hoofden uit te voor- .
schijn treden."
Lonise en l', ar t ha keken naar Fine, de
eenige der drie zusters die van meening
durfde zijn dat nog uiet alles verloren was.
Ik dacht zoo ... je had toch gezegd dat . , .
dat ja Daal j a hélemaal klef a gekregen had . . ." '
zei Louise wat onhandig.
Toen antwoordde Fine: Ik l d l 'r klein
gekregen; maar zulke bruiloften zyn
broeiplaatsen van slechtigheid, poelen waarin die
jonge meiden leeren de verzenen tegen da
prikkels te slaan . . . ; Alida wist onze zwakke *
plek, daar heeft ze gebruik van gemaakt . . .,
die geschiedenis met . . . met den verkeerden <
Sander is onze Achilleshiel die roet in 't
eten doet als je niet bijtijds zorgt hem den
mond te snoeren. . . ."
Fine's hevige overspanning bracht zooals
altijd, eenige verwarring in haar rijke beeld
spraak, maar daaraan waren de zusterg ge
woon, en haar woorden, hoewel niet volkomen
begrijpelijk, vulden hun geteisterde harten
met nieuwe hoop.
Nog dienzelfden morgen had eene confe
rentie plaats met Daatje, met 'c gevolg dat
Daal j 3 bleef.
Maar vanaf dat oogenblik rolden de hymne
van de vliegmachien, Jaapje's meer dan on
zalig huwelijk, de ruiterljas n de krabbende
poesjes, weer in duizelingwekkende vaart van
Daatje' <j onvermoeibare lippen. . . .
De dames Cnusaewinckel berustten, zij 't
dan ook met moeide.
Louise vindt sinds dien, vél klonters in de .
puree, en minstens driemaal per week gaat
Diatje ongehinderd, na ac'at uur, brand- ?
spiritus haler.
Ook zijn de jnbilea in Daatje's familie, die
niet anders dan met vrije dagen kunnen ge
vierd worden, van onrustbarende
talrijk-.heid ....
Maar het Arbeidscontract in Huis" heeft
Fine voorgoed opgeborgen .... ' '
't Geeft maar misverstanden . . . want wat
weet een man nu ook van dienstboden af . . .^