De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 27 augustus pagina 3

27 augustus 1911 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 1783 D E ^ M S11E RJÏA M M E l W E E;K B L A D VU O R .'Nl*Jl>tlItfc -JiOS zich van zijn stoel op den grond glijden en liep naar een heer groote olatenkast. Hu trek, geholpen door Nora Keiler, een van de* laden open, en bleef er b(j staan, dat z\j de groote Neurenberg-uitgaaf pakte en enthousiast nam de tengere Israels haar de groote, zware portefeuille uit de handen, om die zelf, in de vreugde van iet» heel nooit te laten zien, op tafel te torsen. Hij .maakte de sluitlinten los en liet my met warme genegenheid de groote prenten stuk voor stuk zien. Hu hield ze Nora Keiler en my vóór, met een liefde voor het werk die ontroerde. .Zie je, dat. is mooi, dat is sterk, dat is illustreeren. Ja, dat ig een knappe man. Dat is onze Nederlandsohe moderne illustrator.. Dat is wat anders dan je mij liet kijken. Stoer van lijn, goed en warm harmonisch van kleur. Neen, maar wat je me daar liet zien is te krummelig, dat is niet goed, niet mooi. Die man moet ander werk doen. Illustreeren is een métio; zie je, en dat kan hier in Holland niet bestaan. Veldheer, ja, die is de eenige in ons land... en dan natuurlijk Mencel in Duitschland!..." Er was nog meer van Veldheer op tafel gekomen en ook van Menzel. Israël6 was in genegen waardeering gekomen voorden jongen Veldheer, en respectvol uitte h\j zijn bewondering voor Menzel. Zoo gul oningobjoudeu gaf hy. zioh voormy, den vreemde, den leek, dat ik door de verklarende, ver lichtende wijze waarop de oude Meester ziek. zelf rekenschap gaf van de schoonheid in dat werk, anders en glanzender en leven diger nog zag wat ik vroeger, zonder ont ledende verklaring aan mij zelf te vragen, al heel mooi had gevonden-. , Isreels sprak nog eenigen tijd met mij over literatuur en over literatoren. Hij gaf - blijk van sterke belangstelling in sommigen van de, tegenwoordige schrijvers. Hu kende de moderne literatuur volkomen. Waar het liep over het werk van enkele artisten van wie ik veel hield, ving hij met sympathieke instemming op wat ik zei, en belichtte, met zijn fijnen klaren geest, sterk het waarom van zijn waardeering. n stellig leerde ik door zjjn beschouwing en den toets aan zijn prachtig zuiver menschelijk voelen nog dieper zien in den letterkundigen arbeid van enkelen voor wie ik reeds groote ge negenheid had. Toen ik bij Jozef Israëls was weggegaan, fleurde in mij de kostelijke waarde van dat bezoek.. Het had run optimistisch gestemd, en stellig nimmer oen ik 100 s t ei k onder den opbeurenden, rerheffenden, verfriischenden indruk geweest van een gesprek, als met decen jeugdigen» toen drie en tachtig jarigen man. Het werd mij wel bewust, dat de invloed van zulk een zeldzamen geest, die zijn heel lange leven door onvermoeid werkt aan de schoonheid die voer alle mengchen i», n die door déeeuwen heen met, zijn schilderijen in stand zal blijven, een kracht is, met onberekenbare vrucht baarheid en opwekking' ten goede. Tevens moest ik er müintuïtief, reken schap van geven dat Jozef Israël?, juist ook door zjja . gesprekken» vooral met jonge kunstenaars, op dezen, en daarmede ook op heel de samenleving, zeldzaam scheppend werk heeft gedaan, waarvoor dankbaarheid en toewijding moge worden geopenbaard door een uit en bij dat deel van het volk, dat leeft buiten den kring van scheppende kunstenaars of knnstgeleerden en -be schrijvers. Toen op Maandag den veertien den Augus tus de «m over de Noordzee onderging met de enorme sombere praal van gloeiend goud en onheihpelleEd purper dat lichtte en . rauwde over de dcor onweer opzettende, bruisende golveto, nadat de overweldigende zomer in gloeienden brand van maanden lang had uitgelaaid over de wereld, toen stond daar in een klein huis aan het Soheven'ngsche strand, aan de machtige zee, dicht bij het fel feestend, rumoer van de uitgelaten genietende badplaatsbevol king, het ontzielde, verkilde lichaam van den grooten en zoo lang en grootsch levenden Josef Israëls. Hoogopgeladen wagens met toaig bruine netten-vrachter, door de stoere .visschers en de slovende Saheveningsche vrouwen onder de neerslaande, slopende hitte van den dag, op de groote open velden in slavenden arbeid geboet, zeulden, moeizaam getrokken door gestriemde paarden, tusschen het wnfte, fel kleurend gewoel van de ijdele menschenmarkt, die de badplaats is. Het leven is zoo prachtig vol van wreede, vloekende contrasten. De zweetende visschers, en de met kleeren zwaar bevrachte vrouwen, aan slierten arm in arm jolig in heupzwaai op de klompenvoeten huis-toe beenend, waren het zich niet ? bewust dat daar zoo dicht bij beu 't doode lichaam stond van den genialen, liefdevollén mensch, die het drama van hun leven met zooveel toewijding en noeste vlijt onsterfelijk heeft uitgebeeld voer de eeuwigheid. En de brassende, sensueele feestelingen van zeebad Scheveningen be dachten niet dat daar enkelen vereenzaamd stonden om den grooten doode, in lange afwachting, tot mindering van het schet terend geschater hun toelaten zou om in het donker van den vallenden nacht hun OBsterfflJjjken en lieven Vader te brengen naar zijn hui?, zijn rustig mooie huis aan da voorname Koninginnegracht, waar hij den volgenden dag, uit de intimiteit van zijn woning en werkplaats, in de harde openbaarheid zou worden uitgedragen, onder de opzichtige huidebetuiging van het publiek, naar de plaats van doode rust. Toen daar door het vale nachtduister, uit de sjofele stille achterstraat gekomen, langs den wijden Badhuisweg de zwarte lijkwagen reed met het tranende lichtje voorop, de zwijgende zwarte bidsters er om heen, - toen moet een wijde weemoed zijn gekomen in hen, die wisten, dat daar door zijn kinderen weggebracht werd het levenloos overschot van hem die zoo lang en zoo groot geleefd had en uit dat overvolle leven zoo plotse ling was weggeslapen in den grooten meedoogenloozen dood. Het leven van Jozef Israëls, wien zoovele duizenden en duizenden dank verschuldigd zijn, is geëindigd. De vreugde van de schoonheid die hij gaf zal door nogmaals vele en vele duizenden genoten worden en vruchtdragen tot geluk van de menschheid. Liat ons den mensch Jozef Israëls daar om steeds met liefdevollén eerbied gedenken. In zyn onsterfelijke nalatenschap ligt de kracht vereeuwigd, waaraan de komende geslachten sohoonheidsgeluk zullen ontleenen, tot heil van de gemeenschap. Scheveningen, 15 Aug. W. L. BRL'SSE. L. H. GEONDIJS. De R.- K. Ktrk en ds ef'tammwgsker. Amsterdam, W. Verslrjys 1911. (107 pag. f J. 25). In het veelgelezen en wijdverbreide tandboak der katholieke golsdienstleer van B. Dan keiman en J. H. Wijnen (83 uitgave 1905) lezen wa op blzd. 100: Fenige ongeloovige natuurkundigen van lateren lijd, wier zwak en ziekelijk brein r.iet meer het geloof aan het be tean van een persoonlijken, over de wereld nut onbeperkte macht heerschende God wilden verdrager, hebben de bewering opgesteld, dit de mensen door geleidelijke ontwikkeling u't et n kikvorsen of een aap is voDitgekomen. Dan gaan de cc Drijvers vooit (n betoogen, dit die leer is onweten schappelijk, omda' re is een pure hypothese; strijdig met de ieda want er worden geen tnsscherivornien meer waargenomen. Ea sinds wanneer verloor dan de natuur baar kracht om dieren tot merjgchen te maken? Voorts kon de onsterfelijke nel uiet door een aan de stof gebonden wezen worden voortgebracht. Alsof de aanhangers der ontwikkelingsleer dit ooit meenden l Op een dergelijke wijze gaat het voort. Resultaat ;? Het is dns een dwaze hypothese, en het is geen wonder, dat tegenwoordig de meeste telfs on jeloovige natuurvorechers met deze dwaze en gpddelooze leer van Darwin 0.9. den spot drijven. In een noot wordt daarbij verteld, hoe Darwin om zijn volslagen gebrek aan weten schappelijke methode afgewezen werd als correspondterend lid van de Franfche Academie. Dergelijke jr.em8iiierdb.eden om geleerde theorien te behandelen, treft men helaas in hyperorthodexa weiken nog veel te dikwijls aan ; apologien van den tweeden en derden rang staan er dikwerf vol van. Verwonderen mag het ons dns niet, dat men bij tal van leeken en niet minder bij tal van geestelijken omtrent de ontwikkelingdeer dik'wijle da allersotste meeningen aantreft, en al wie het wagen durft haar te verdedigen, loopt gevaar tot de goddeloozen te worden gerekend, tot vijanden van het katholicisme in 'c bijzonder. Ei van een niet-katholiek denkt men dat in bepaalde klingen tcch al zoo spoedig. Voor al dezen is het zeker wel nuttig eens kannis te maken met het bovengenoemd werkje van den heer Grondije, waar op over zichtelijke en op zoo beknopt mogelijke wijze alles is brjeengegaard, wat betrekking het f c op da ontwikkelingsleer tn op de ermee samenhangende vragen, voor zoover dit vraagstuk door katholieke auteurs is be handeld. Behoorlijk gedocumenteerd kunnen ze er tal van beweringen en meeningen vinden, die hun misschien de haren te berge zal doen lijzen en die toch door erkende katholieken zijn geschreven of gezegd, zonder dat er van hcoger hand een terecht wijzing kwam. Misschien komen Tijd en Maasbode nog wel eens tot andere inzichten omtrent hun interpretatie van de uitspraken der bijbelcommissie, als ze lezen dat k«t werk van Tcöao in 1910 is verschenen, voorzien van een weloverwogen imprimatur van bisschop v. Kepp!er, en dat Ttöne toch in da'zelfde weik een verklaard vooistander is van het Mivarleche trantformieme, ook wat betreft de scheppirg van den menscb, naar zijn licbarre'ijkezijde. Schrijver verwijst de redactie van genoemde bladen ook naar J. Guiberts Les O/fgines" (laatste druk), waarin cok al een atdere uitlegging voor komt dan de hare en caar tal van andere auteurs, die, gesteund door de leer der kerk vaders, meer in 't bijzonder van den H. Aügmlinus, die toch nierr and ran modernisme zal verdenken, met een heel wat ruimere geest de hier besproken vraagstukkendurfdenbezien. Als samenhangend met de ontwikkelings leer wordt kort een en ander meegedeeld omtrent de katholieke leer of liever omtrent de leer van katholieke schrijvers (dat is nog heel wat anders, gelukkig!) over de schepping der zielen, de verhouding van ziel en lichaam, de leer der snbstentieele wezensvormep. Eerst dan wordt in de tweede helft van het werkje de afstam min gsle er zelve meer in 't bijzonier besproken. Voorop staat zeer juist de oude scholastieke regel: om niet over te gaan tot de aanname eener prima causa, n.l. een direct ingrijpen van God, zoolang da onderstelling van de causae seenndas ».l. da door Gad bij den aanvang der schepping ge;chapen krzchten voldoende is ter verklaring. (Suarez De opera sex dieiun lib. '2, car. 10. No. 12;TnomasAq Summa c. gent. 1. 3, c. 77). Tot beter begrip van de transformatieleer wordt dan het ipeeies begrip uit de scholastiek, de epigenesie, de menschen- en dierenptychologie besprokqn en enkele opmerkingen gegeven omtrent de religie van mensen en dier. Dan eerst komen de katholieke voorstanders van het transformisme. Vosiop de vro'ger zoo gesmade, maar allengs maer geëerde 8h G. Mivart. Uitvoerig wordt de vérstrekkende ontwik' SPIJKEI& AUTO MODEL 1911 Indnstrieele Maatschappij TROMPENBURG, Amsterdam. Industrieele Maatschappij TROMPENBURG, Amsterdam. ?ifftifiiiiiifffiiiimfiiiiiiiiiiiiifuiiiffiiiimfiiiiiiiimjiiiiiiiuiiiiiiiiffiiiiii gut... ws kunnen tcch niet net de heele pot afgchenken als ze op punt staan te komen...." Bertha ei Lonise barnatter. 'c Werd vjjf uur. Half ze». Fine had de schemerlampjes aangestoken die nooit brandden en haar dnimnagel a den wijsvinger top geschroeid aan 't lichtje dat er scheef instond en afdroop ... haar humeur leed daaronder klaarblijkelijk. Za komen niet meer," zei Bertha die 't eerst den moed had om hun aller vermoeden, in woorden te brengen. Nee... dat geloof ik ook niet," beaamde Lcuise eenigzins ontmoedigd. Jelui kunt nu vel een kopjs thee krijgen," zei Fine, en Echonk drie lyien vo!. Bertha proefde gretig: Goeie genade... die heeft veel te lang getrokken ... bitter als... als alsem...." Ja... lekker is-t-ie niat meer,:' gaf Louise toe.... Fine stond op, zei niet?, schelde om aftvaechwater. Ze schelde eenmaal, tweemaal, begon toen nijdig te luiden alaof er brand was. Er kwam geen Daalj a... geen afwaschwater. Toen ging Fiae zelf naar't keukentje waar de diepste duisternis en de meest onge stoorde Zondagsrust heenchte; Daatje was ?weg, spoorloos, onverklaarbaar weg ... En een meer uitgebreid onderzoek in huis bracht aan 'c licht dat de huiscchel afgehaakt, en '« bortje met «et te hnis" dat bij afwe zigheid gebruikt werd, ook nu voor het voorkamer-raam geplaatst was, een nieuwe verwikkeling die echter de duistere raadselen van 't mislukte buurbezoek, vrijwel tot helderheid bracht. Dien Zondagmiddag aten de drie dames Cr.u3sewir.ckel boterhammet j es met zoetemelkeche kaas inplaats van warm middag eten,... luimden se gezamenlijk hun ge bruikt thee- en eet gerij op, verdiepten ze zich eveneens gezamenlijk in gissingen om trent Daatje's verdwijnen. Ze is naar de bruiloft... zoo'n... zoo'n meid... ik zal d'r leeren bruiloften" ful mineerde Fine. Da hemel weet hoe laat of ze weerom komt," peinsde Bertha die van haar oageschokte rachtrust hielden 'n laterij9 voorzasr. Ik dacht dat je haar klein gekregen had," Ijjzigie Louise, niet geheel zon Ier sarcasme Fine vernederde zich niet tot een verde diging. Toen 'c zoowat een half uur na midder nacht was, gingen de drie dames naar hun slaapkamers; ze waren op van moeheid en o;erspanning; alles bij elkaar genomen wa? 't een fel bewogen dag geweest. Fine nam om zeveu uur de melk aan, keek meteen verwachtingsvol over 't vroegocQtendstille villa-park, om, ah 'tkua met een 'o brood te bemachtigen; maar ze had pech, er was nog geen bakker te speuren. De meid van Waldfrieden liep 't huis rond om de luiken vast te zetten en keek, keek onbeecheiden, nieujrabelmt; Fine keek ver nietigend terug ... flicg-ie toen de voor deur met 'n smak dicht. En tegen acht uu- verscheen Daatje, stra lend, glunder, zonder 'c geringste atoom van schuldbesef. Lonise en Bertha bleve'n verdekt opgesteld in de eetkamer, luisterend achter de half open kamerdeur ; Fine zelf had de ontvangst en 't eerste verhoor der schuldige op zich genomen. Zoo... waar kom jij vandaan?" klonk haar hoogst strenge vraap. Goeie morgen juffrouw ... van de bruiloft natuurlijk juffrouw," was 't leutige antwoord van 't onvervaarde Daalj». Maar daar heb ik je toch geen permissie voor gegeven, wel?" zei Fine ijzig. Nee jufiroHw ... dat hebt u ook niet,. .. daarom ging ik maar uit m'n eigen ziet u." Daal j e bleek van een verwonderlijke onver stoorbaarheid te zij r. Fine stond versteld, was niet op zooveel stoutmoedigheid voor bereid. Toen zei ze, majestuauaer dan ooit: Alida... j3 begrijpt toch wel dat ja nu kunt heengaan ... en vóór goei l" Nee juffrouw," antwoordde Daatje met werkelijk minzamen glimlach, <k dacht zoo dat u mij dat belt gunde,... u en de andere juffrouwen houden ook wel van 'n lollelja op z'a tijd.... Ik heb nou net geen neef, zoóals de j uürou ven ... die je kan ... zoene... en met wie je kan drinke en zinge... en feestviere... maar dat is tcch allegaar 'c zelfde, als j s maar plezier hebt... de esn noemt 't z'n nét f... de ander z'n vrijer.... 41ida," vermaande Fine koog-schel en ganschelijk overstuur; achter de kier van de eeikamerdeur verdrongen zich Louïse en Berthe. Gossiemijne juffrouw," lachte Daatje ver trouwelijk daar heb ik nou toch niks an miszeid ... 't is de naakte waarheid ... ik en m'n vrijer hadden gisteren ock zoowat de hoogte van de avekaat en de boerejongen? Nou, en op uiv dinee met uw neef had n 'm óók om... van defjampanje en al de likeur die ik halen moest.... Of je nou door de kat of de kater gebeten wordt... 't is allegaar n" Fine was vernietigd; ze hapte naar lucht, trachtte 't middel te vinden dat Daatje imponeeren zou, imponeeren móést. 0/n den hoek van de eetkamerdeur ver scheen Louise aschvaal en onthutst: Daatje," zei ze zenuwachtig bevend om baar onge woon ingrijpen, je gedrag is mér dan schande'yk, 't is verregaand . .. verre ... verre gaand onfateoendelijk".... Gossiemijne," lachte Daa(j 3 begint u nu ook al? ... dat meent u toch niet... ik heb gisteravond nog wel bij de voordrachten v vers opgezeid; ik kan 't hélemaal van buiten ; en mooi dat io 't vonden ... maar de naam heb ik veranderd . .. anders werd m'n vrijer jaloersch ; Hein Drnp ik heb je lief, o seg niet dat een gril, een fliuwe luim me noopte, te biechte u 't geheim dat al m'n krachte sloopte" Alida," zei Fine '.wijg oogenblikkelijk, je kan j) goed gaan pakken en vertrekken"..,. Daatja keek haar eren nadenkend aan, zei toen gemoedelyk: Afija juffrouw, als u dat secuur wil, dan hebt u er recht toe Toen u laatst op visite hiernaast was, heb ik óók eens in dat gele contractboekja ge studeerd, en daar staat duidelijk in, dat u me op staande voet kunt opieggen als ik kelinrsleer van den EB gelach en zoöloog en bekeerling besproken, ook voor zoover van toepassing op den mensch, welk probleem ook als vrrje vraag door. tal van anderen na hem, OJB. door Wasmann, den jezuïtenpater en vermaarden mierenkenner, is behandeld. Met nadruk wordt er op gewezen, en dat is wel noodig, dat de excommunicatie van Mivart niet geschiedde op grond van geneemde leeringen, maar op totaal andere, .theologische leerstellingen, die Mivart in zijn al te grooten proselyten-ijver meende te mogen verdediger). Trouwens werd na.zijn dood de excommunicatie ingetrokken en bleek de fout mear te liggen bij zijn bisschop kardinaal Vaughan. En op Mivart volgde een lange reeks van anderen, die meer of minder gematigd de ontwikkelingsleer verdedigden, sommigen met geheel nieuw materiaal, zooals Wasmann. Zij allen vonden niets onchristelijk n:g minder onkatholiek in een natuurweten schappelijke theorie, die ten slotte niets anders de et, dan een klein tipje oplichten van de grootsche gedachte,, die er ligt in het werk van den Schepper. Het minst geslaagd van alle hoofdstukken is wel dat over de verhouding van dier en menscb, meer speciaal wat. betreft het-in stinctief en verstandelijk leven. Hoezeer het ook te prijsen is, dat een niet-katholiek zich de moeite heeft willen geven om vraag stukken op katholiek gebied liggend bij katholieken zelf na te speuren, wat toch zoo uiterst zelden gebeurt en de eenig mogelijke verklaring is voor' de sotte denkbeelden, die er bij velen omtrent het katholicisme be staan, toch komt het mij voor, datschryver meermalen wat al te vluchtig heeft gelezen* en zich niet voldoende op de hoogte heeft gesteld van de scholastieke wijsgeer! ge be grippen. Het ergst hebban daaronder de hoofdstukken over religie bij mensch en dier, maar vooral dat over verstand en instinkt geleden. Uit het oogpunt van de school toch, om een woord van den schrijver te gebruiken in de zin op p. 63: het dier heeft verstand, geen rede, ongerijmd. Eenige onvoorzichtig gekozen woorden van Schanz cf Duilhéde St. Prcjet, die in hun verband gelezen, tcch weer volkomen duidelijk worden, hadden schrijver niet tot deze uitspraak mogen brengen. Had hij behalve de luttele brochure Menschen nnd Tierseele" van Wasmann, ook eens gelezen in diens Instinkt und Intelligenz im Tierreich', dan had hij beter onderscheid weten te maken, beter begrepen, wat de school verstaat onder rede en-ver stand. Trouwens, van oppervlakkig lezen is schrijver niet vrij te pleiten, waar hij Wasmann's argument om den wevermieren geen verstand toe te kennen, aldus weergeeft: indien wij aan die mieren verstand toe schreven, tonden wij dit minstens evenzeer moeten doen j?gens de hoogere dieren. En hier is geen reden voor, ergo... Zoo bezien ziet het er nog al raar uit. Maar Waejnann schrijft: Wenn dieanfdermenschenabnlichen Gehirnentwicklunp beiuhende eigene Intelligenz der Tiere' zn solchen Leistungen fabig vare, dannrrüjïten wir jajene wunderbaren Beispiele bei den töaeren Süugetieren flader, nicht aber bei den Ameisen mit ihrem Insektengehirn! Dat hier geargumenteerd wordtin den geest van diegenen, welke de mate van intelligentie afmeten naar de min cf meer ontwikkelden hersenbcuw is nog al duidelijk en wie weten wil tegenover welke ztö'ogen en psychologen deze opmerking werd uitgespeeld in hun polemiek met Wasmenn, kan dat uitvoerig vinden in Die psychischen Fahigkeiten der Ameisen" (1909) en Instinct und Intelligenz". De opmerking, dat het onnoodig ig voor een torsende mier, die belemmeringen opruimt, een automatische voorbestemming aan te nemen (65) verbaast ons wel allerzeeret, als we bedenken, dat Waemann's grootste arbeid daarvoor is besteed om tal van moderne psychologen aan te tooren, dat het dier allesbehalve een automaat of machine is 1). 1) Grappiger is nog wat Houston SN Chamberlain schrijft in die G/undiagen des 19 Jahrb., waar Wasmann verweten wordt de dieren tot Machines te maken (II 809) en Bat hèals volgeling van Wasmann wordt genoemd (I 59) terwyl juist W. voortdurend tegenover Bethe heef; willen aantoonen dat het dier geen machine is, zooals de Cartesiscte school leerde I Ein durch keintrlei Kenntniss getiübtes Urtei). INIIIUinjJMIIIIIMMDIJIMIIMIJMJMHIMIIIIIIIIIlfHDIIIIIlmllHDUIIJIDIIIM bijzonderheden uit uw huishouding, die ge heim moesten blij ven, bekend maak. Nou ... als u dat nou allemaal liever niet aan de groote klok wilt hebben ... dat van die neer van u, en van dat verliefje vers van juffrouw Louise enne .. . laatst nog ... toen u 's nachts een heer in huis hebt gehad, die 'a morgens nog z'n hooge hoed heefc verloren".... Alida," ... kreunde Fine. Ncu gossie juffrouw, 't is toch de waar heid ;... de gang stond nog vol van sigarenrook, en zelf moet 'm hebben uitgelaten, want uw pantoffel lag nog buiten in 't grint... by z'n hoed." Bertha drong naar vorer. ,Daatje... doe mij n plezier en ga zoolang raar de keu ken ... we zullen straks verder praten." Daatje knikte gemoedelijk: Met alle liefde, JDÜ;OUW," en ging. In de eetkamer zonken ze op 'n paar stoelen neer, vernietigd, ganech versteend. We zijn in haar macht," klonk 't sinistre van Louise's lippen. Bertha zweeg, verpletterd. 't Bleef doodstil in de kamer. Toen opeens klonk 't onheilszwaar uit Fine's mond: 't Is onze eigen gehuld ... 't 13 waar ... 't is esn groote zonde geweest, die .., dat... 't feeet met Sander die Sander niet was... 'n ... 'n slemppartij -.,. 'n bachanaal... 'n groot ba c'aa-naji!... en nu achterhalen onze eigen zure vruchten ons met rasechesohreder." Gut oca gut," snikte Louise, we moeten Daatje tot rede zien te brengen... als je haar wegstuurt dan gaat ze in een andere dienst vertellen dat we 's na.cb.ts ... 'n man ... o... goeie, goeie genade, onze heele repu tatie ligt te grabbelen" Bertha peins ie, rimpelde 't voorhoofd in zwoeging van denken; hoe zouden ze Daatje ooit kunnen o vertu'gen dat't met die sigarenrook en die heerenhoed en Fine's slof, héle maal in eer en deugd was ... Toen zei Fine met sombere vastberadenheid: We moéten voor deze giftbeker in de kleine steentjes loopen; 't is 'n wespennest waarin wij ge raakt zijn, en nu moeten we allemaal de handen inén slaan en trachten er tegen op Het dier ia een psychisch- handelend wezen, het handelt, geleid door zirnelijke kennis en handelt daarbij doelmatig echter icnder be wustheid van het doelmatige van de handel wijze. Maar pok, en dit is van groot belang, door zinnelijke ervaring,, geholpen door d» herinnering vormt het dier sich associatieve concrete oordeeler. Het eerste doet zich voor bij een kuiken, dat uit het ei kruipend, be gint rond te loopen, en naar kleine voor werpen begint te pikken, op die wijze voedsel zoekend; het tweede verklaart waarom een hond zich kwalijk tweemaal aan een gloeiende kachel zal branden. Dat schrijver nu dit Instinkt im weiteren Sinne niet tot het instinkt vil rekenen en het doet voorkomen, alsof dit een bijvoegsel van Wasmann is, doet niets ter zake. No3m het, zoo ge wilt, de hoofdzaak, waar het om gaat, is alleen of het dier al dan niet abstrakt algemeene begrippen vormen kan, en blijken dize af wezig te lijn blijkens onze waarnemingen, dan mist o«k het dier het vermogen om die te vormen d. w. r. heef C het geen verstand. Toch is het dier geen automaat en kan 't zelfstandig en zonder onderrichting, uit ervaring alleen zijn tandélen wijzigen. Dat heeft Wasmann ontwijfelbaar aangetoond door zijn verschillende leervormen by de dieren (Fab. 98 e. v.). Dat de meeste uitvindingen der menschen alleen door het zinnelijk ken- en begeervermogen zouden zijn veroorzaakt is even eens osjniet gezien. Bethe maakte dezelfde fout, toen hij meende, dat de mensch in 't algemeen instinctief at evenals een paard of een hond, maar verwarde daarbij het formeele en adaeqaate doelbewnstzijn (Fab. 93). Dit alles had tchnjver kunnen weten evenals de wijziging van een instinct tot een ander, dat zeer wel zonder inschakeling van. een bewust a'gemeen oordeel mogelijk if. Dit, met het voorbeeld van het pianoaccoord er bij, had bij bij Wasmann kunnen vinden (Instinct 62) Maar laten we zoo niet voortgaan, allicht zou het den schijn hebben of wij het werkje niet gaarne t ouden aanbevelen. En dit ligt wel allerminst in onze bedoeling; integendeel raden we het lezen er van ten zeerste aan en geven den lieden van den ouden stempel in bedenking dat Wasmann heeft kunnen schrijven, dat men de ontwikkelingsleer kan aannemen of verwerpen op g>ond van feiten alleen en dat dit met een wereldbeschouwing als zoodanig niets heeft uitteataar. Delft, Juli 1911. E. H. M. BEEKMAN. 40 cents per regel. BOUWT te WUW SPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau A r t i", aldaar. DELAIMY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONARD LANG, 114 Staclhouderssliade, AMSTERDAM. T TT O. A "VA MJ U ll^ill V. van de mooist gelegen knurpl.v. Z «ritserland. Zeer vele wandelw. en uitstapjes. Zacht, gema tigd klimaat. Temperat. i. d. winter gemiddeld 2.6°C. Gaen mist. Heerlijke verblijfplaats v. d. Herft en Winter. 70 hotels en pensions m. meer dan 4500 bedden. Op ver), gr. en fr. geïll. gids No. 18, doorhetofi'. Verk.bur.inLuganoof door het Inlerp. Verk.bur. Amst., Raadhuisstraat 16 imiimiiiiiMM jiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiii te roeien... Misschien kunnen we er dan tcch nog met opgehesen hoofden uit te voor- . schijn treden." Lonise en l', ar t ha keken naar Fine, de eenige der drie zusters die van meening durfde zijn dat nog uiet alles verloren was. Ik dacht zoo ... je had toch gezegd dat . , . dat ja Daal j a hélemaal klef a gekregen had . . ." ' zei Louise wat onhandig. Toen antwoordde Fine: Ik l d l 'r klein gekregen; maar zulke bruiloften zyn broeiplaatsen van slechtigheid, poelen waarin die jonge meiden leeren de verzenen tegen da prikkels te slaan . . . ; Alida wist onze zwakke * plek, daar heeft ze gebruik van gemaakt . . ., die geschiedenis met . . . met den verkeerden < Sander is onze Achilleshiel die roet in 't eten doet als je niet bijtijds zorgt hem den mond te snoeren. . . ." Fine's hevige overspanning bracht zooals altijd, eenige verwarring in haar rijke beeld spraak, maar daaraan waren de zusterg ge woon, en haar woorden, hoewel niet volkomen begrijpelijk, vulden hun geteisterde harten met nieuwe hoop. Nog dienzelfden morgen had eene confe rentie plaats met Daatje, met 'c gevolg dat Daal j 3 bleef. Maar vanaf dat oogenblik rolden de hymne van de vliegmachien, Jaapje's meer dan on zalig huwelijk, de ruiterljas n de krabbende poesjes, weer in duizelingwekkende vaart van Daatje' <j onvermoeibare lippen. . . . De dames Cnusaewinckel berustten, zij 't dan ook met moeide. Louise vindt sinds dien, vél klonters in de . puree, en minstens driemaal per week gaat Diatje ongehinderd, na ac'at uur, brand- ? spiritus haler. Ook zijn de jnbilea in Daatje's familie, die niet anders dan met vrije dagen kunnen ge vierd worden, van onrustbarende talrijk-.heid .... Maar het Arbeidscontract in Huis" heeft Fine voorgoed opgeborgen .... ' ' 't Geeft maar misverstanden . . . want wat weet een man nu ook van dienstboden af . . .^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl