Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1784
De nieuwe Uniegebouwen te Pretoria.
De voorkant van een der vl angels.
NE^W UNION BUILDINGS
PRETORIA
Het middengedeelte tusschen de vleugel», van voren genomen.
Aan het Bouwkundig Weekblad
ontleenen wij eenige gegevens omtrent de
nieuwe Uniegebouwen,' welke ten
gebruike van de
gouvernements-administratie in de directe o ingeving van
Pretoria bezig zijn te verrijzen.
De schrijver van het bedoelde ©pstel,
de ingenieur J. C. Meiske, roemt den
indruk, dien dit gebouwencomplex maakt.
Door zijne hopge ligging, zagt hij, zal
dit nieuwe Uniepaleis overal in de stad
te zien zijn, en de witte massa van
natuursteen zal zich scherp afteekenen
tegen den groen-bruinen achtergrond
van den berg.
Het schijnt ons, die nog zoo helder
voor oogen hebben, wat rondom de
iiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiMiiiiiiiiiiMiiiMiimmiii
Als Reinliarilt ooi in ons land den, OW
lont Tertoonen
Na een aantal tegenstrijdige berichten:
hij komt wellicht", gevolgd door : hij denkt
er niet aan; er is geen kwestie van", schijnt
het thans vast te staan: Max Reinhardt
zal ook ons, Hollanders, gelukkig komen
maken met zijn Oedipns in-dan-circus.
Onwillekeurig stel; men zich nu vragen
als deze: Hoe zullen wüde vertooning gaan
b y'wonen? Met een gezonde belangstelling
in het werk van den man, die zulk een
sterken invloed uitoefent op dat importante
tooneelcentrum: het Bsrlynsche; en die dua
nitteraard een zeer bizondere persoonlijkheid
moet weien ? Wüherhalen: met een gezonde
belangstelling dus, en: zoo veel mogelijk
onbevangen? Of... zullen wü, geïm
poneerd door den grootén naam, en ouder
den indruk nog van overvloedige lof t uitingen
en journalistiech-impressionnistisca proza,
reeds van te voren min of meer weg" zy t? D<in
verder: zullen wij ons tijdens de voorstelling
herinneren, dat w\j in het eigan land den
laatsten tyd pogingen hebben ge jien, waarbij
onder meer zeer veel waarde bleek gehecht
te zijn aan den schau"-kant der voorstel
ling, zonder dat het innerlijk van het stuk
daardoor werd geforceerd? Waar, integendeel,
de u^erlyke verschoning der voorstelling, en
daarin de actie van de spelers, gestemd was
op het innerlijk van het stuk en waar bij de
goede voorstellingen een zeer te apprecieeren
stijlgeheel ontstond.
Max Reinbardt, die thans wellicht het
toppunt bereikt heeft van zy'n roem, had
reeds naam gemaakt door de voorstellingen,
die h\j gaf toen hij nog een andere richting
volgde. Zijn grooter-üuitsche, ja men mag
misschien wel zeggen: Europeesche, ver
maardheid, verwierf hij door een inderdaad
buitengewone-, een kleur- en vindingrijke
regie, die vooral de vertooning zocar,
in den meest letterlijken zin van het woord.
Buitengewoon was (en ie) deza regie, maar
ook: buitensporig; kleur- en vinding! ij k:
hooflstad van Transvaal slechts een
dozijn jaren terug, geschiedde, dat het
tot troost moet strekken van onze stam*
verwanten dat op zoo onbekrompen
wijze en met gezicht op eene groote toe
komst de gebouwen der Unie gedacht
zijn en opgericht worden.
Het is zeker een heel ander iets de
Engelschen met de Republieken te zien
omgaan dan de d wang-lustige Duitschers
met den Elzas of Sleeswijk-Holstein. En
moge het hart nog bloeden in Zuid-Afrika
over het verlies eener volkomen onaf
hankelijkheid, het beeld eener toekom
stige grootheid in eene betrekkelijke
onafhankelijkheid kan de pijn zeker
verzachten.
maar daarby' een regie van excessen en van
onharmonische tegenstellingen.
Wjj spraken van Rainbardt's vroegere
richting. Schrijver dejer regelen woonde des
tijds, in het Kleines Tneater", Unter den
Linden, dat toen onder Directie van
Reinhardt stond, een voorstelling bij van Björnson's
Die Neu-vermatten", gevolgd door
Schnitzler's Abschiedssouper", een stukje uit de
groep A.Batol". Kort te voren had de voor
stelling van Gorki's Nachtasyi" haar, ook
als voorstelling, zeer groote succes beleef l
in het zelfde theater en onder dezelfde Directie.
Da voorstelling van Die Neu-vermuntten"
met &.bschiedssouper" was al bizonder gaaf
en zuiver. Van welk een eerbied voor de
bedoelingen van den schrijver gaf zij hiijk;
met hos eel ingetogenheid en innerlijke
precieaheid vermochten knappe acteurs (??>. a.
Gsorg Engels) in hun geestig, pittig spel
de personen van beide werkjes op het tooneel
te doen herleven. Er was stemming in het
ensemble; er was intimiteit, ook by de ver
tooning van deze v r o o l ij k e stakker. Het
was: een staal van goede Lsssing Theaterkunst.
Ea wanneer een smakeloos trekje aan het
slot buiten beschouwing mag worden gelaten,
dan mogen wügerust zeggen, dat Reinhardi'd
vertooning van Ibschiedssouper' zelfs vrij
wat beter was dan da verte oning van dit
werkje bij het Lessing-Theater zelf, indien
tenminste de voorstelling van het seizoen
1910/11 daar niet belangryk lager stond dan
de oorspronkelijke, de oer-vertooning.
Van de voorstellingen der latere
Remhardtperiode hebben wy' gezien: in het (Berlijnsche)
Deutsches Taeater1', Sehi'ler's Die Rüubar"
en Hebbei's Judith"; nu onlangs in het
, Münchener Künstler-Theater" Die Schone
Heieaft" (Ie operette, met Oflf-3nbacLi's muziek)
en... in het (Berlynsthe) Circus Scïiuuiaim
den Oadipus".
Hierboven spraken wij van: een regie van
excessen en van OBharmonische tegenstel
lingen. Het lijkt bijna onbegrijpelijk, hoe
een man die herhaaldelijk voortrs fl jke to
jnaelbee'dan schept, beelden die geenszins dea
stijl van hat geschreven werk forceeren, vlak
Ongeveer 300 yards, aldus de genoemde
schrijver, ten noorden van Kerkstraat,
den hoof d verkeersweg van Pretoria, ligt
het natuurlijke plateau, waarop het ge
bouw zich verheffen zal. Dit plateau ligt
halverwege den top van den berg. Het
is van voren onderbroken door een kleine
kloof, die zich ongeveer halfcirkelvormig
verwijdt en daardoor vanzelf den hoofd
plan vorm voor de Unie-gebouwen aangaf:
een rondom die kloof half-hospelvormige
gaanderij en twee breede vleugels.
Op de onderste afbeelding ziet men
den halben hospel en tevens het bovenste
deel der tuin-terrassen, waartoe men de
kloof heeft weten om te vormen.
mlMIIIIIMIIIIIIIMIIMIIMlmlMIIIMIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIlmllflIllllllllllllMM
daarnaast de meest buitenissige de
goedeBoaaak van den toeschouwer kwetsende en
zijn fantazie dooiende dingen laat doen.
Wat T)ie Ranber" betreft: hoe uitnemend
gezien waren haast alle interieurs (waarbij
het ondiepe tooneel, de z.g. R-lief bühne was
aangewend) en da plaatsing daarin van de
handelende personen in hun goede costuum;
zy brachten de fantazie van den toeschouwer
op zaer gelukkige wy'ze over naar de omge
ving en by de personen waar de schrijver
haar hebben wilde. Het was werkelijk: kunst.
Maar hoe stuitend en welk een beletsel voor
de ontvankelijkheid van den toeschouwer,
ook tegeno7er hetgeen straks op het tooneel
volgen zou, deed b.v. het luidruchtige...
snurken aan, van de roovers, tijdens hun
nachtrust in het woud, en kort vóórdat de
gevangen oude Moor zal worden ontdekt.
Het was zeer donker op het tooneel en in
de zaal. Toen het eerste, aanvankelijk nog
zwakke, zoo huiselijke geluid vernomen werd,
dacht men aan een ingeslapen schouwburg
bezoeker en trachtte den man in het donker
van de zaal te ontdekken. Na eenigen tijd
begreep men wel wat er gaande was; er werd
weldra ontzazgeliik en door vale personen
tegelijk of afwisselend gesnurkt: het kwam
van het tooneel. En daar da rare geluiden
lachwekkend werkten, ontstond er zeker
geen contact van den toeschouwer mat een
verbeeldings-realiteit op het tooneel; integen
deel : had zulk een contact van te voren
bestaan, dan zou het uitteraard zijn verbro
ken. D ach was deze vergissing op zichzelf
al aaer bedenkelijk, bepaald onvergeeflijk
werd zij tegenover den Htijl van dit drama
tische werk en speciaal van dat gedsahe,
hetwelk na dea slaap der roovers de
haüdelicg gaat voortzetten: Ia bet woud
wordt m «a een d waleed licht gebaar; een
dienaar komt te voorschijn; hij omsluit een
spelonk, en voor da oct:ette oogan van Karl
Moot' verschijnt, uitgstsard en in Echamale
kiee.üj jtehuïd, diau* doodgewaande vaier.
Da "lange, hevige, broeiend-romantische ont
boezeming v^n Karl die dan volgt, is zeer
waicig naturalistisch", in de werkelijkheid
zon Moor zeker anders gesproken en zich
gedragen hebben; en toch kan deze ontboe
zeming den toefchonwer pakken en hem
ontvankelijk vinden, by' een vojrstelling in
stijl.
BQ de vertooning van Hebbei's Jadith"
dergelyke tegenstellingen en dus eigenlijk
ook wat het geheel betreft zulk een
stylloosheid. Uitmuntend was de kamer van
Ju dit b ; en al wat een goede regie maar kon
doen (w... nalaten) om het prachtige
tooneel tasschen Jadith en Holofernes, in de
tent van den laatste, in al zij a kleurige
kracht te d«en slagen, was hier gedaan.
Hier was E ie t s geforceerd. Mede door deze
regie, die uil sluitend op het innerlijk was
gebaseerd, en dit bepaalde deel ?an het
wercvan-den -schrijver op de eerlijkste wijze dooi
de eigen-middelen van het tooneel deed her
leven, mede door deze regie aanvaardde
de toeschouwer g etig deze menscaen uit het
verleden, gezien en aangevoeld door
menschen uit zoo ganrch anderp, latere tijden.
(Dat Tila Durieux-Judith en Paul
Wegenerriolofernes meer met begrip speelden
dan dat zy de personen hunner rollen ge
heel vermochten nittebeelden, kwam
naar on .e meening niet op rekening der regie).
Doch hoe mis bleek weer de regie te zjjn
b|j de volkstooneelen, al werd Reinhardt
juist om zyn Massen-scenen" herhaaldelijk
uitbundig geprezen. Bij de volkstooneelen
in Juut h", en in andere voorstellingen door
Reinhardt, bij deze toch door znlk een
sterke hand geregeerde figuratie, zag men
de opinie van Eluard Verkade op afdoende
wijze bevestigd worden: dat de grootste
menschengroep op het tooneel den
toeschon xrar nog niet de aanwezigheid van een
massa" suggereert; een massa : by de uit
drukking van een gemeenschappelijk gevoel
dat haar beheeracht, en bij de wisseling
van gemeenschappelijke gevoelens. En dat,
hoe meer ieder der figuranten natuurlijk"
doet, hoe geringer het innerlijk resultaat zal
wezen, dat door het Geheel wordt bereikt.
laderdaad: tusschen de inwerking op den
toeschouwer van het snurken in Die
Rauber", en van het spektakel door het volk in
Jadith", bestond geen wezenlijk verschil.
Nogmaals tegenstellingen in Die Schone
Helena". Da zaal van het Münchener
Künstler-Theater is naar het voorbeeld van
o. a. het Bayreuther Fastrpielhaus gebouwd.
Zy loopt vry snel, amphitheatersgewys op;
niet aan de kanten, doch slechts
bovenachterin de zaal, recht tegeno rer het tooneel,
bevinden zich enktle loges.
De regie had nu een donkergekleurde
trap-brug, met lage doch lange treden aan
gebracht, die recht op het tooneel afliep tot
aan het orkest, dan rechts afboog, en de
zaal tot iets boven de hoofden van de toe
schouwers in tweeën deelde. Over die
brug kwamen en gingen nu en dan hoofd
personen (b.v. als zij geacht werden op reis
te gaan of van de reis terugkeerden) en
figuratie. Er ontstond een bizondere verbin
ding tusschen zaal en tooneel; men vierde
waarlijk min of meer persoonlijk een jolig
feest mee.
Een kostelijke regievondst genoot men
tijdens de uitvoering der ouverture. Het
doek was nog me"; de zaal was in half
duister. Plotseling Hoorde men achter-boven
zich iets als een geheimzinnig suizelen ; men
wendde het hoofd om, en daar schreedt,
by'na garuischloos op de bloote voetjes, een
kleine stoet van jonge- meisjes, by'na kinderen
nog, over de brug-trap naar omlaag. Aller
liefste fijne wezentjes, in harmonie met die
fijnheid gekleed; mooi-natuurlijk van houding
en met een enkel sober gebaar. Dochtertjes
van Venus. En nauwlyks waren zij afgedaald,
of daar hobbelde bonkend naar beneden en
snel achter hen aan, een klein man-monster,
met een geweldig groot hoofd en kromme
beenen; een zuiver-fantastische en groteske
figuur.
Stoad dit detail van de vertooning te hoog
voor sommige g ossen der operette? Het was
niet in disharmonie met Ofienbach'a n, u ziek.
En hoe is het nu mogelijk vragen wij
weer dat een man die deze zinvolle ver
beelding geheel binnen de grenzen der kunst
verwerkelijkte, een afschuwelijke smakeloos
heid kon begaan als de volgende : de regis
seur had in het laatste bedrijf, op het tooneel
links van den toeschouwer, een groote statue
opgesteld, die het beeld van Venus bedoelde
te zy'n. E renais dit het geval was by die
groote stat u e in de voorstelling van
Roeivink's Oe Gordel van Hypolita", by
Rjijaards' geselschap, trachtte de regie de illusie,
dat daar een reusachtig beeld stond, op te
wekken, door een hoog voetstuk neer te
zetten, en van het beeld zelf slechts onge
veer een derde, onderste gedeelte te laten
zien ; het andere werd d au geacht door de
friezen aan het oog te worden onttrokken.
Voetstuk en zichtbaar-gedeelte-van-het-bseld
waren van een kleur die een steensoort
imiteerde. Vragen ah: of dit staal van
Craigsche regie hier op zijn plaats was, en
of de bedoelde illusie inderdaad weid ver
kregen, behoeven thans niet beantwoord te
worden. Het streven, d« bedoelde il l u zie op
te wekken, was aanwezig. Ea vlak met dit
streven in strijd, was datgene, wat er met
het beeld gebeurde, toen op een zeker
oogenblik de personen ten tooneele aan het dansen
waren gegaan.
Het beeld scheen los te rakan van het
voetstuk; het helde naar n kant over,
en werd nu al heel erg een stuk
tooneeldecor. De toeschoawer kreeg de pijnlijke
gewaarwording, die hij ondergaat wanneer in
een sa on-decor een wand losraakt en wijkt,
of wanneer een deur te ver openslaat, en hij
den achterkant van latten en goor doak te
zian trijgt, en het touw waarmee
de-manachter die deur had moeten vasthouden.
Maar dat losraken van het beeld was met
opzet geschiedt ; het beeld ging . . . mee lansen.
En nu had men tegelijkertijd voor oogen:
het brok zich verschuivend tooneeldecor, mes
een fleurige, levendige menschentroep, kleur
rijk gelleed en fatazie- rol versierd.
En wat ten slotte de Oedipua-voorstelling
betreft : hier waren de tegenstellingen nu
eens niet aanwezig. Doch wij bedoelen dit
zoo : deze voorstelling had niets of bijna
Toen vóór den aanvang het oog aan het
half duister van den circus was gewend, leek
de bouw van Ojdipua' paleis aanvankelijk
eon mooie oelofte van regie. Streng en
esrbiedvrekkend ston.l hij daar, var en tot a^er
hoo£ in den circus. De indruk vaa macht
werd vwhoogd door de langs reeks van bree ie
treden, die, door tarfaa-jen onderbroken, van
don nreai uit tot het eigenlijke paleis op
stegen.
Aii.ar toen e«jaigea tij i later de voor
stelling zon beginnen, ging een fel wit licht
dat thans op het paleis werd geconcen
treerd, de innerlijke geheimenissen van het
getimmerte al te zeer onthullen. Zao zag
men datgene, wat eerst wel zware steen
had kannen zijn, nu o zoo duidelijk als
beschilderd doek. Ze'fs de hooge zuilen ver
loren veel van hunne oorspronkelijke voor
naamheid, toen bon binnenste, hun scelet
van latjes, verraden werd. (De herinnering
werd gewekt aan de echoone colonnade
tijdens de Juliana-feesten op den Amster
damsen en Dam).
Wühalden bet over een oorspronkelijk
gunstigen indruk, die reed j spoedig zou
worden verstoord. Op de hoogte van het ver
toon ie dramatische werk stond ook het naar
buiten treden van Jocaste uit het paleis, verge
zeld door hare maagden, om te gaan offeren.De
verschijning der vrouwen,
s'adig-naar-vorenpchry'dend, in sobere witte gewaden, was f ra ui.
Zy werden vervo'gens voortrtffdly'i geplaats';
ook met het oog op den achtergrond: het
paleis, dat, en da toeschouwer werkelijk ge
boeid werd (op dit oogenblik) door
het spel, toch zeer behoorlijk deed in
het geheel.
Doch overigens was er in de vertooning
eigenlyk niets, dat een schoone herschepping
van het dramatische werk ten tooneele" be
vorderde ; het omgekeerde was het geval:
de wij se waarop het dramatische werk ver
toond werd, traitte dit werk voortdurend aan.
De voorstelling mistte KOO goed als alle voor
naamheid en innerlijke breedheid. By Hugo
von Hofmannsthal's bewerking had het drama
reeds aan grootheid ingeboet, doch Oedipns
Fardinand Bonn speelde op een Duitsche
manier" en werd ook wel eens: huise'ijk;
Jocaste?Tila Durieux deed hevig zonder te
treffen; Thiresias, hier ook al een
lawaaimaker, was verder een gauw gepikeerde en
njjdassige ouwe-heer.
Zou de regie door de bewerking" minder tot
grootheid zijn geïnspireerd, en stond zjj wel
licht machteloos tegenover een te weinig aan
talent bij de hoofd vertolkers, er waren in deze
voorstelling vergissingen, die ten volle op haar
hoof l kwamen. Zoo dat aller malste koor van
oude T hèbanen. Uit de verte kwam het geluid
van kleedenkloppen, en van een anderen
kant naderde het gezelschap grijsaards. Het
rythmus van het kloppen regelde hun gang,
en zoo werd een, niet bepaald vurig begeerde,
herhaling verkregen van den intocht der
Graalridders in Parsifal". En als wilde de
regie het koor ten volle onmogelijk maken,
liet zij de tekst gelijktijdig door het geheele
koor zeegen wie mag toch wel de onge
lukkige zq'n, die deze uitvinding voor het
eerst weer heeft opgehaald ? waardoor de
zin der woorden verloren gaat, reeds om de
eenvoudige reden, dat men ze niet verstaat.
Daarbij kliekt het heel leely'k, en doet het
heel raar ook bij een uitstekende
instndaering, zoodat o. a. voortdurend nauwkeurig
in de maat gesproken wordt.
By de korte Oadipus-bedry ?en kreeg men
van dit niet-goede zoo veel te veel, dat
het reeds zwaar op de voorstelling zou
hebben gedrukt, indien deze verder niets
impotents en onsmakelijk had te zien en te
hooren gegeven.
Tot het impotente en onsmakelijke be
hoorde zeker ook het volk van Thebe",
in zijn onmachtig misbaar. Wat hier
boven over de Massen-scenen" in Judith'
werd geschreven, geldt ook voor dit volk
van Thebe Al zou het der regie gelukt zy'n,
in de voorstelling de kleurige levendigheid
weer te geven, van straattooneelen op het
Amsterdamsche Uilenburg", een avond dat
de kleinhandel er al bizonder fljreert, dan
nog had men zich allicht afgevraagd, of het
resultaat niet eecigssins in strijd was met
den stijl van het drama.
Het binnenstormen, het wilde gebaren, het
razen van een groote menschentroep, trof
ook hier weer zeer weinig, deed eerder als
kinderachtig aan. De indruk was ditmaal nog
geringer dan bij andere voorstellingen, omdat
de toeschouwer zoo dicht by de figuratie zat
(by de tooneelen met het volk vertoefde dit
laatste in den arena). Ea nu werd men ge
waar, hoe telkens na hevig, realistisch gedoe,
de figuranten ieder voor zich weer terug
keerden tot den eigen onbewogen gemoeds
toestand. Terwijl misschien juist omdat zij
er zoo echt" uitzagen" de regie had hen
- bijna tot Taebanen uitgekleed allerlei aan
deze echtheid tegenstrijdige details opvielen.
Nog een curieus voorbeeld van
Reinhardtgche vergissingen, vergissingen by de be
rekening van den indruk die eenig regie-deel
op den toeschouwer maken zal, gaf het
rennen van een aantal flambouwen zwaaiende,
by'na naakte jongemannen, na de ontdekking
dat Jocaste zelfmoord heeft gepleegd.
Werkelijk met de mazimnm-snelheid voor
een mensch, stormden zij den arena door,
de trappen van het paleis op, de poort van
het paleis in; en dan ging bet weer met
de zelfde vaart terug. De bedoeling: hevige
ontsteltenis uit te drukken en iets daarvan
op den toeschouwer over te brengen, werd
op deze wij ;e allerminst bereikt. Da toe
schouwer vond het een rare vertooning; hu
verbaasde zich over de snelheid en over het
vreemde feit, dat de flambouwen by die
snelheid niet uitgingen; ook hield" hij
lijn hart vast", telkens wanneer zoo'n
snelvoeter opsprong tegen de vele treden van
het paleis; een leely'ke val scheen niet uit
gesloten. M. «t. w. hij keek slechts aan tegen
den (ongewenachten) buitenkant der ver
tooning ; zijn fantazie werd zeker niet gewekt.
Het denkbeeld den Oedipua" in een cir
cus te vertoonen is niet nieuw. Het zon
natuurlijk op betere en zelfs gelukkige wij se
kunnen worden uitgavoerd. Dat wy een
als geheel geslaagde voorstelling in
den Circus Schumann zonden bijwonen, ge
loofden wij niet. Wy wisten immers reeds
iets van R^inhardt's regie af. Maar ook juist
daarom hadden wij het vertrouwen, althans
hier-en daar iets belangweksends te zullen
zien: deelen die op zich zelf ten zeerste ge
waardeerd konden worJen.
En om nu nog even tot ons punt van
nitgaug terug te keeren: komt Reinhardt
inderdaad met zijn Osdipus in ons land, dan
zullen wij goed doen ervoor op te pasaen,
dat ons eigen oordeel niet door de invloeden
die wij noemden, en door het feit dat de
drager van den groolen naam van over de
grenzen tot ons komt, wordt aangetast. Maar
ook: ij die de^e Oedipus-voorstelling dan
waaracaijnlijk een Oadipus-moord gullen
noemen, behooren dan ook wel te bedenken,
dat zij niet den geheeien Rainhardt zullen
hebben gezien, doch werkelijk: Reinhardt
op zijn slechtet.
FRANS MusssitN.