De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1911 3 september pagina 7

3 september 1911 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1784 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De spaon igstating ii Engeland. Allegorische teekening van Fred. Leist in de Oraphic. Op den achtergrond Stephenson, den uitvinder van de locomotief, bjj de ketel van James Watt. «IIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIItHllllllimimiMMIHIIIIMIHlIIIIIIIIM Tentoonstellingen in Den Haan. Vlak voor de Teekenmaatachappy tentoon stelling, diep in den diepen vo len zomertijd, houdt Pnlchri" nog een uitstalling van het werk, vervaardigd door een deel harer leden. De vraag van oekonomischen aard ia in de je te «tellen, naast die der aesthetiek: brengt deze tentoonstelling eenig nut? De beantwoor ding der oekonomieche qnaestie is ontkennend, en die der aeathetiache ongerustheid is half soms bevestigend, meestentijds grootendeela ?eveneecs ontkennend. Het werk der leden der kunstgenootschappen is onderhevig aan «en schifting door den kunsthandel, wat niet ?dikwijls tot baat strekt aan die kunstgenoot«chapperj. Maar dit zijn zaken veelmaals betoogd, en dus lang reeds u allen bekend? Wat is hier op Pulcari" te zien? Bij de ?bespreking bedenke men dat het geheel zeer zwak is, en dat eenonbeteekenendeTerMenlen naast een schilderij van Dnchattel hangt op het vak der eere waar anders andere werken hingen; werken, die ontroering, schoonheid «n romantiek vertoonden voor verheugde oogen. Toch zijn hier enkele schilderijen ?die ook in andere verzamelingen te roemen zonden zijn met een bedeesde lof uiting. Za zy'n aiet overschoen, niet zwaar, niet den geest overweldigend, maar het zy'n toch werken van schilder-kunst, naast een aantal uit ges tilde doeken, die niet eens van zekere handvaardigheid een bewijs zy'n. Een der aardigste werkjea ia het Pronk wieg j , door Albert Roelof s; een moeder zittend by' een wieg. Er is in dit werk j B een verwantschap met Stevens, wat de stoffen-schildering be treft, en een verwantschap misschien met den framchen weemoed van Wattean wat de «temming betreft. Wellicht is de eene party van den achtergrond wat te zwaar in het geheel" en verhindert dus het worden tot «en werklijk Teheel" maar het blijft te wenschen dat Roelof* meer van deze geaard heid van werk ons moge geren en dat hy niet, in modiensheid onderduikle, wat hij soms wel doet, en deed; ia dit stuk ia een innigheid en een zwoele ai a t ie die te prijzen zyn. De Winter van Tholen ia ten tweede «en der schilderijen die ik noem. Het is «en avond, en een late zon kaatst terug in -de huizen; er ia sneeuw op den voorgrond «tc?en jongens (sommige met een mooi paai s aan) zijn bezig met sleden. In een slootje draalt het late licht als een diepe zalm«tttmmmttummittmuiiimiuiimiiiiiimiimiuuiimmiiituniiitiiiiit Iets oTer net renpaard. In het Lankenbergsche Genootschap voor Natuarkennis te Frankfort sj l Main hield dr. Arthur von Weinberg, die zelf een renstal bezit, een belangrijke lezing over Het Volbloedpaard ala voortbrengsel van de kunstmatige teeltkeus." Aan een uittreksel uit die voordracht in de Frankforter Umschau ia het volgende ontleend: Het was om redenen van sportieven aard, dat de eerste aanteekeningen gemaakt wer den over wedrennen in verband met de paardenfokkerij. In 1727 verscheen in Enge land da eerste ren-kalender en spoedig daarna maakte men de eerste stoetery-aanteekeningen. Van dien tijd af kan men de afstamming van elk volbloedpaard nagaan. Men galieve dit niet i66 te verstaan, dat in de eerjte helfc van de 181e eeuw da rasverbetering zou begonnen zijn. Daze is van veel vroeger datum en voert ona terug tot in Ond-Griekenland. By' de 0!ympiecbe, Pythische, Nemeïsche en lathmische spalen waren paar den-wedrennen reeds in zwang. De zeer ver spreide meening, dat men daarbij s'echts met bespannen paarden kampte, is orjuist; veel rneaigvuldiger waren de rennen met paarden onder den man. Meu had jockey's (oeroepsrijdere) en heerenrijders, had geld- en eerepry'sen net als na en men kan zich voor stellen, dat snelloopende paarden bij voor keur werden gefokt. Dat het renpaard toen reeds in bouw geheel verschilde van het strijd en boerenpaard, blykt uit de afbeeldingen van renpaarden in het Parthenon frie?. Eigenaardig is het, dat de Eagelsche wed rennen een Romeinschen oorsprong schijnen te hebben. Keizer Ssvern?, die van 206 tot 210 n. C. in Engeland vertoefde, liet rennen kleur, en de hemel is vol verschijningen. De boomen zijn mij het minste in dit werk, dat Tholen toch geeft in zijn eenvoudigheid, en vaardigheid, en in zy'n zich gaarne gewenechte dichterlykheid van het avond uur. E' is ruimte voorts in, en goed waar-nemen. Wat van der Weele vertoont is het hem gewone; wat Wiggers geeft neigt naar schilderlijken, eenvond bjj toch een bepaalde houding, maar ia niet doorschijnend genoeg, iets wat van Ojslerzee hier in een goed werk van hem wel is, bij te weinig kracht. De Rouvilk, wiens smaak grooter ia dan zijn plastische model leering, heeft hier twee schilderijtjes die deze eigenschappen weer vertoonen: een Vogelstukje en een scène van een man die een meifje omhelst. In het werk van de Vries Lam: Ooaterbaven, is de eene lila wolk Liet zuiver in het geheel; van mej. Wandscheer zijn de Paddenstoelen van de beate soort van haar werk. Hobbe S aait h is dik in de kleur ver van de schoonheid, mat eeaige vaardigheid; Wil y Sluiter ia beter in de Volen iamsche" dan in het 'portret van mr. van Gijn uit Dordrecht dat een leely'k iets ia. M. Schudt was eena een schilder van hardhandige realiteit, maar is tegenwoordig in zijn figuren onbelangrijk en t^ubeholpen; het skelet ia hem niet voldoende gemeenzaam. Van W. Roelofs zijn de Visschen te vermelden (maar toch zit er zy"n zwartig heid verscholen in!); van Oer der het Interieu-, zoo ge wilt. Vaardigheid en modelleering ia in de beide werken va a Idtz.'ó, in het portret voor de Ufflzi te Florence en in het schilderij van zijn zoon; er is in zalke werken mondaniteit, waerelischheid, tot een kracht geworden, maar tot eene die het schoone niet roert. Het Beeldhouwwerk ik wacht op de tentoonstelling; waar het Holland'ch Beeld houwwerk eens alleen de zaal vuile. Ik kon u nog scnryven over het werk van Kramer, maar zijn oprechtheid ia zonder diepte, en zijn eenvoudigheid, hoewel niet atorend, ia vol onhandigheid; alleen een maan nacht ia bij hem soma met iets van het levende, dat in het licht dan i?, en ik had u willen schryven o'er Odilon Radon, wiens werk soms zelf ia als lichtval en sctiaduwstand van een phantastischen nacht der n: a in maar dit mocht ik een ander maal u duiden. PLASaCHAEET. houden te York, met daarvoor geïmporteerde paarden. Ook op andere plaatsen werden in den Bomeinschen tijd wedrennen met Ooster se hèpaarden gehouden, by'v. te C oester, waar nog een overblijfsel van de antieke renbaan bestaat. De wensch om de kleine en niet heel edele Galloways te verbeteren, gaf inde 17deeeuw aanleiding tot den invoer van een klein getal Oostersche paarden; een zekere aestheti^che dweepery' met het Arabisch paard zal hiertoe wel meegewerkt hebben. In Arabiëzelf kwa men eerst omstr. 400 n. C. paarden, die waarschy'n1 y'k van Afrikaanschen oorsprong waren. Belangrijk was de invoer van een dertigtal Ooatersehe merries, de Royal Marti, die Karel II omstr. 1670 liet komen, en die in de atamboomen van alle lerende volbloedpaarden voorkomen. In de 17de en in 't be gin van de 18de eeuv werden 26 Oostersche hengsten ingevoerd. Van de vele Arabische hengsten, die de s'amvaders van het volbloedpaard werden, zy'n er maar drie, die tot op onae dagen afstammelingen iu mannelijke lijn hebben. Van dit drietal heeft in den loop der tijden de Dar!y Arabian een grooten voorsprong verkregen ; hij is de stamvadnr van 90 pCt. van alle thans levende volbloedigan. Er bestaat nog een goede afbeelding van dezen stamvader, die duidelijk het edele en goedgeproportioneerda in den bouw doet, uit komen. Heei anders gebouwd was de in 1728 ge mporteerde Goilolplvin Arabinn. een klein, kort paard van- baaiist Oosterscli type. IIij heeft vooral in de 19Je etuw lij bet fok'sen van volbloedpaarden een prooien invloed uitgeoefend. Als een voorbeeld, welk «en rol Let toeval in den loop der gebeurtenissen Hollanders op reis. Op reis ontmoet men heel wat menschen. Men komt Franachen, Engelschen, Duitschera en leuke Hollanders tegen. Dit laatste is nn niet zoo'n bijzonderheid, want Hollanders zgn altijd leuk, maar op reis zyn ze op d'r leukst. Een Hollander on. reis is iets buitengewoons. Je hebt ze in verschillende soorten. Ik heb er ontmoet, die voor Franschen door willen gaan. Hardop spraken ze Fransen en onder elkaar lispelden ze heel zacht j ep. Helaas ver sprak een oogenblik pa's docater zich en zei: Ma gaat n hier zitten." Weg alle Parysche illusies. PA'S figuur lag te grabbelen. Weg, alles weer, daar zat bij, ontmanteld ala Hol lander. Jammer was 'f, erg jammer. Juist dacht ik, wat een lief Parisieonetje. Za was bijna net zoo elegant, maar dat bijna, daar zat 't 'm nn jnisi- in. Er zijn Hollanders, die dolgraag voor En gelse ben door willen gaan; de sellcer met waiter" aanroepen; hun glazen achter elkaar langs de messen zetten en hardop En gelach praten. Hangen er kranten ia 't hotel, dan slaan ze de Rotte!damtner" met minachting over en nemen de Daily" of London New»". Hollander», die voor Lmitecbers door willen gaan, ken ik niet. Dat zijn zeer zeldzaam voorkomende orchideeën, en ze worden alleen daar aangetroffen waar Duitse e vronwen ingevoerd zjjn. De grootste crime voor een Hollander op reis is, dat je hem als landgenoot in z'n eigen taal aanspreekt. Dan krijg je een : O is u ook alt Holland" en verdor draait hy je z'n ge iistingeerde rug toe en je hebt het voor je heele leven by hem verbruid. Een Hoüandsche vrouw is zeer elegant; op reis is ze nog eleganter. In Holland zien ze altijd, dat Atnerikaansche en Eagelsche dames groote voiles om hun boeien of hal zen dragen. Dat hoort er nu zoo by, das als je op reis gaat, moet je ook zoo'n ding heb ben. Je moet je altijd voor de reis kieeden. Vandaar al die Hollandache bloemen inden vreemde met korte fiatsrokken, matelots en flink fladderende voiles. Kom je dan zoo'n wapperende chaos tegen, je kunt dan trotsch erop zijn, dat het een landgenoote van je is. Geen beter remedie tegen de liefde. Een Hollander op reis is erg lastig. Komt hij per ongeluk n een duur Lótel, dan moet hy er alles van hebben. Belt drie-viermaal om warm water, moet ex'ra handdoeken hebben, gaat altyd met de lilt op en neer. In de Speisezaal neemt hij het er lekker van. Met z'n servet tusschen z'n hals en z'n boord alsof hu bij den scheerder zit neemt hij flink van alle schotels als het zalm ij, liefst een heele moot eet zegt niets en diinkt Rijnwyn. Een gunstige uitzondering op deze cate gorie vormt de Hollandsche dominee op reis. Ik heb er eentje ontmoet, een wonder van deugdzaamheid. Hy was ruim 3 weken met my' in hetzelfde tó el, maar hij negeerde my volkomen. 's Zondags was de man geregeld in gekleede jaa en hij dronk nooit anders dan Apollinaris. Da Heer had hem verblijd met het bezit van twee dochters maar o wee in datzelfde hotel logeerden ook Parysche meifjas, die met andere jongelui levendig pret maakten. Brrrr... eens op esn Zondagavond verbee'.dt u, op de avond van den dag des Heeren, haalde dat zondige troepje zich in 't hoofd om te willen dansen zooals bijna iederen avond. Zelf namen ze wat Perzische kleedjes van de parketvloer op, schoven wat stoelen op zij en n begon vast walsmuziek te spelen, terwijl onze herder in dezelfde salon zat. Dat was teveel. Woe ie a d rees hij op en haalde de Herr Win" erbij. Was soll das bedeuten," dat ze daar de kieeden opnemen en willen gaan daasen in 'deze.fde kamer waar hij in vrome Zondagsstemming zit. Ach dat mondaine"troepje was toen tegenover dien bbnkigen Hollander 200 be leefd om niet verder te gaan. Zy'ne dochteren staarden star voor zich uit en vonden het op hun beurt van Pa misschien heel erg zondig, dat hij zoo tegen dansen waa. Arme kinderen! Maar denkt erom jullie hebt heel wat op te houiec, want jullie zyt Hollanders. En aan je Hollanderechap ben je verplicht om op reis net precies zoo te doen, ala gewone meuschen net niet doen. Hollanders zijn altijd leuk, maar op reis zy'n ze op d'r leukst. W. A. K. Hooggeachte Heer Hoofdredacteur. Eerst dezer dagen zijn my' de stukjes van den Heer J. Mossel, tegen uw mu sieKref erent den heer M. Vermeulen gericht, en de daor gespeelt, zij hier vermeld, dat hij te Parijs door een Eogelschman ontdekt werd, gespannen voor een waterwagen. Met het houden dezer hengsten valt samen het geregeld aanteekenen van de gefokte exemplaren; van een systematische rasver betering was evenwel nog geen sprake. De eenige theorie, ala zij dien naam dragen mag, was deze dat voor de merries de vader en voor de hengsten de moeder gerekend werd den doorslag te geven. Deze theorie geldt by velen ook thans nog, en leef; vooit in 't gebruik in Engeland, om de merries naar den vader en de hengsten naar de moeder te noemen. (Bijv.: Fabula van Hannibal (a) en Festa (ja) wordt als Hannibal filly, haar volle broer, Fds als Feata colt aangeduid; men zou het ongehoord vinden het anders te doen) Maar deze theorie geeft geen maat staf aan voor de praktijk die zich aan haar weinig stoort. Men wilde winnen en fokte met voorbijgaan van alle theoriën, steeds met de vlugste piarden. In regelrechten strijd met alle dogmen der theoretici, die tegen paring oader verwante indiviluën zy'n, en veel spreken over bloedvernieuwing, concentreerde de fokkerij zich als vanaeif op een voortdurend kleiner wordend getal ?sn mannelijke lijnen, totdat eindelijk slechts n lijn overbleef. Dit is eou Iwel interessant resultaat vau de kunsirualisje teeltkeus. Eén enkel uitstekend individu blijft op den langen duur in reehfstreeksche afstatnaiing aüeen over, en --vordt du siatnvader van eau geheoi arietokratisch ra?. Eaa dergwlijke, hoewel roinïer sterke COEceciratie rac-rken wij bij do merries op. Oorsprunkeiijk waren fie; een 5:2-tal aiarrios, meest Ooats-riiugon. waaruit h«t volbloedi'ss werd opgebouwd, Het g-ootato deal hiervan In het Lonvre-MnsenB. BIJ HET KAPITAAL8TB SCHILDERIJ. ROHDOANG VÓÓB DB SLUITING. Allea in orde 7 Allea in orde, chef l En de Rad eau de la Méduse? Nog altijd op zijn plaats I noemden referent gegeven antwoorden, onder de oogen gekomen. Ik zou my in den strijd niet mengen, ware het niet dat de Heer Vermeulen, om zich uit de moeilijkheden te redden, niet ge schroomd heef c de zaken onjuist voor te stellen. Beschuldigd, in verschillende bladen, verschillende meeningen verkondigd te heb ben, antwoordt de heer Vermeulen: Bij de lezing van mijn critieken, die in dagbladen verschenen, moet men ook een beetje verantwoording vragen aan redacties of hoofdredacties, wien het ook wel eens beliefde, ook buiten my'n voorkennis onhar monische zinswendingen uit myn stukken te lichten en psssagea die sommige lezers uit hun dagelijksche stemming zonden kunnen brengen, te schrappen. Dit geschiedde ook in mijn beoordeeling van Röntgen's Symphonie". Dit nu verklaar ik voor een bedenkelijk uit vlucht j e. De heer Vermeulen heef t, al schrij vende, niet vermoed dat alle copie aan de N. -R. Ct. een jaar bewaard wordt... Ik heb hier voor my het op 3 Maart 1911 door den beer Vermeulen geschreven verslag over de symphonie van Röntgen een zeer waar deerend verslag. Dit verelag ia in de N. R.Ct. van 3 Maart (ivondblad) opgenomen, zooali de Heer V. het ons gezonden heeft. Er ia niet n onharmonieuse zinswending gelicht, niet n passage geschrapt. De heer V. heeft in het verslag geschreven: de twee eerste Satze". Het woord Satze heb ik veranderd in iee'.en"; en in deze zin van den heer V.: Dat wil niet zeggen dat het zoeken en vinden van de meest cnrieuse polyphonie en sameiikoppelingen van melo die a aflaat" heb ik het woord aflaat" ver vangen door niet aanwezig is." Dat is alles wat de redactie gelicht," en geaehrapt" heeft. Trouwens er zijn nooit in de verslagen van den Heer Vermeulen veranderingen gemaakt, die den zin van het geschrevene betroffen. Met de meeste hoogachting U Sd. D w. WILLBM LANDBÉ, Muziekredacteur N. R. Ct. t** is in vrouwelijke lijn uitgestorven, en thans stammen meer dan de helft van alle volbloedpaarden van vijf merries af, terwijl de rest over een twaalftal andere stammoedera verdeeld is. Ook hier hebben phenomenale individuen een grooten voorsprong, al zij het dan, dat slechts zelden een enkele merrie een zoo grooten invloed kon hebben als een hengst; want een merrie brengt in 't gun stigste geval een tiental veulens, terwijl een hengst met gemak gedurende 20 jaar elk jaar veertig of meer merries dekken kan. Dat karakter-eigenschappen by een paard overerven i s een bekend feit, en blijkt ook bij het renpaard, by wie het ren-instinct ia aangeboren. Brengt men veulens van ren ners en dra7ers in de wei, dan ziet men, hoe de renners galoppeeren en de anderen daartusschen draven. Piaatst men, gelijk dit in de stoeterij Waldfried geregeld gedaan wordt, volbloed veulens naast eleanr en laat hen dan los, dan loopen zij uit zich zelf een ge regeld rennen, terwijl andere veulens na eenige sprongen bly'ven staan. Eigenaardig is ook de overerving van het spiingtalent, 't welk bij de afstammelingen van bepaalde hengsten bijzonder op dea voorgrond treed. Tot de door aanpassing verworven eigen schappen behoort ook, en niet het minst, de vroegiijpheid Terwijl bij de volbioedpaarden reeds de njarigen ia dsn herfst, omstreeks 18 maanden oud, bereden wordon, en a's tweejasig-a rennen ioopsu, kunnen wij bij het h^lfbl')edp«ard, bijv. de remonte van de kaysiieno, eertt diie- of viarjarigen laten uitkomen. Dei vruegrypheid van het volbloed paard ia een gevolg vftn het rannea van twetjarigen. Velen zj'n tegen die vroegtydige rennen; raaar zij hebben hef, voordeel, dat IIIIIIIIIIIMIIIItllllllllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIlmilltllllllllMIHIl Ik wist niet dat 6 6 K in Rotterdam aan mijn critieken verbeterd" werd l Ik liet immera in 't midden w&ér precies de correcties geschiedden, want als 't niet gebeurde onder mijn oogen te Amaterdam ik ben er wer kelijk soma bij geweest zag ik het toch niet? Maar hoe de heer Laxdré, die slechts n der personen is door wiens handen mijn stukken gingen, zeggen kan er zijn nooit in de verslagen van den heer Vermeulen veranderingen gemaakt die den zin van het geschrevene betroffen", is nu een raadsel. Weet hij dan niet wat er gebeurt? Laat de beer Landréeena beter navraag doen. Geen veranderingen l Er ia telkens en voortdurend veranderd. Er zijn verslagen van mij gewei gerd, omdat er met geen mogelijkheid te veranderen was (over 'c optreden, van Marie Leroy met muziek van E. Moor in het Concertgebou w en verscheiden andere keeren). Het valt hard dit te moeten zeggen, maar als men my' eerat vilt, waarom me dan nog te verwijten dat ik er niet mooi uitzie? En wat het Röntgen-stnk aangaat: ironie is moeilijk te beredeneeren: de redactie van dit Weekblad erkende ironie in de viel degelijk geschrapte slotalinea, waaiin de heer Landré, wat hem betreft, geen kwaad ziet: maar die dan toch, (hij geeft het gereede toe in een nader particulier schrijven) ge schrapt werd. Ik wil er maar niet meer van zeggen. MATTHIJS VERMEULEN. Wy wilden, by de aluiting van dit reeds lang-durend debat, wél ieta meer zeggen. Het verwijt, dat men onzen medewerker doet van elders wel eens een anderen indruk te hebben gevestigd over een muziekuitvoering, dan hy' deed in de Amsterdammer, heeft ona natuurlijk getroffen. Het zou het laatste zy'n, wat wij duldden, dat een recenaent in ona weekblad niet waarachtig bleek in zijn schrif tuur. Hat artikel van den heer Landréia het artikel van n lid eener uitgebreide redactie, welke als gezamenlijkheid naar onze nanwmen de vroegrypen leert onderscheiden, en hen opzettelijk fokt. Die vroegrijpheid erft over op half bloed, dat wil zeggen: op het gebrnikspaard en men zal wel willen erkennen, dat het een onschatbaar economisch voordeel ip, met gelijke moeite en kosten paarden te hebben, die men vroegtijdig in gebruik nemen kan. Interessante uitkomsten geeft de studie van de overerving van de huidklenr. In het begin der volbloed fokkerij heeft, men veel gebruik gemaakt van Arabiache schimmels en toch i a de schimmelklenr bijna geheel uitgestorven. Dit komt daarvan, dat er slech' s dan schimmels ge boren worden, wanneer beide ouders schim mels zijn. Want niet alle veulens van echimmels zijn schimmels. Ia de afstammeling van een andere kleur, dan is hij niet meer in staat een schimmel voort te brengen; de schimmelkleur ia voor al zy'n nakomelingen verloren. Paart men vossen met vossen, dan krijgt men alty'd vossen. Audera gaat het, wanneer men bruinen met bruinen of bruinen met vojeen paart. Hierbij ontstaan deels bruinen, deels vossen; bruinen wier ouders bruinen waren, geven bruinen, andera komen er vossen. De vos-kleur is dus, in den zin van de overervingstheorie van Mendell, een recessieve eigenschap. Vele hippologen en fokkers meenen dat de huidklenr aangeef?, welke voorouders den meesten invloed op het individu hebben geoefend. Miïgchien is er iets waars in deze ineening, maar bewezen is zij niet. In 't algemeen zijn er met betrekking tot erfelijk heid en kunstmatige teeltkeus tal van vraagttuiken, die op bestudeering en oplossing wacuterj. P. M. WA.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl