Historisch Archief 1877-1940
No. 1784
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De spaon igstating ii Engeland.
Allegorische teekening van Fred. Leist in de Oraphic. Op den achtergrond Stephenson,
den uitvinder van de locomotief, bjj de ketel van James Watt.
«IIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIItHllllllimimiMMIHIIIIMIHlIIIIIIIIM
Tentoonstellingen in Den Haan.
Vlak voor de Teekenmaatachappy tentoon
stelling, diep in den diepen vo len zomertijd,
houdt Pnlchri" nog een uitstalling van het
werk, vervaardigd door een deel harer leden.
De vraag van oekonomischen aard ia in de je
te «tellen, naast die der aesthetiek: brengt
deze tentoonstelling eenig nut? De beantwoor
ding der oekonomieche qnaestie is ontkennend,
en die der aeathetiache ongerustheid is half
soms bevestigend, meestentijds grootendeela
?eveneecs ontkennend. Het werk der leden
der kunstgenootschappen is onderhevig aan
«en schifting door den kunsthandel, wat niet
?dikwijls tot baat strekt aan die
kunstgenoot«chapperj. Maar dit zijn zaken veelmaals
betoogd, en dus lang reeds u allen bekend?
Wat is hier op Pulcari" te zien? Bij de
?bespreking bedenke men dat het geheel zeer
zwak is, en dat eenonbeteekenendeTerMenlen
naast een schilderij van Dnchattel hangt op
het vak der eere waar anders andere werken
hingen; werken, die ontroering, schoonheid
«n romantiek vertoonden voor verheugde
oogen. Toch zijn hier enkele schilderijen
?die ook in andere verzamelingen te roemen
zonden zijn met een bedeesde lof uiting. Za
zy'n aiet overschoen, niet zwaar, niet den
geest overweldigend, maar het zy'n toch
werken van schilder-kunst, naast een aantal
uit ges tilde doeken, die niet eens van zekere
handvaardigheid een bewijs zy'n. Een der
aardigste werkjea ia het Pronk wieg j , door
Albert Roelof s; een moeder zittend by' een
wieg. Er is in dit werk j B een verwantschap
met Stevens, wat de stoffen-schildering be
treft, en een verwantschap misschien met den
framchen weemoed van Wattean wat de
«temming betreft. Wellicht is de eene party
van den achtergrond wat te zwaar in het
geheel" en verhindert dus het worden tot
«en werklijk Teheel" maar het blijft te
wenschen dat Roelof* meer van deze geaard
heid van werk ons moge geren en dat
hy niet, in modiensheid onderduikle, wat hij
soms wel doet, en deed; ia dit stuk ia een
innigheid en een zwoele ai a t ie die te prijzen
zyn. De Winter van Tholen ia ten tweede
«en der schilderijen die ik noem. Het is
«en avond, en een late zon kaatst terug in
-de huizen; er ia sneeuw op den voorgrond
«tc?en jongens (sommige met een mooi paai s
aan) zijn bezig met sleden. In een slootje
draalt het late licht als een diepe
zalm«tttmmmttummittmuiiimiuiimiiiiiimiimiuuiimmiiituniiitiiiiit
Iets oTer net renpaard.
In het Lankenbergsche Genootschap voor
Natuarkennis te Frankfort sj l Main hield
dr. Arthur von Weinberg, die zelf een
renstal bezit, een belangrijke lezing over Het
Volbloedpaard ala voortbrengsel van de
kunstmatige teeltkeus." Aan een uittreksel
uit die voordracht in de Frankforter Umschau
ia het volgende ontleend:
Het was om redenen van sportieven aard,
dat de eerste aanteekeningen gemaakt wer
den over wedrennen in verband met de
paardenfokkerij. In 1727 verscheen in Enge
land da eerste ren-kalender en spoedig daarna
maakte men de eerste
stoetery-aanteekeningen. Van dien tijd af kan men de afstamming
van elk volbloedpaard nagaan. Men galieve
dit niet i66 te verstaan, dat in de eerjte
helfc van de 181e eeuw da rasverbetering
zou begonnen zijn. Daze is van veel vroeger
datum en voert ona terug tot in
Ond-Griekenland. By' de 0!ympiecbe, Pythische,
Nemeïsche en lathmische spalen waren paar
den-wedrennen reeds in zwang. De zeer ver
spreide meening, dat men daarbij s'echts met
bespannen paarden kampte, is orjuist; veel
rneaigvuldiger waren de rennen met paarden
onder den man. Meu had jockey's
(oeroepsrijdere) en heerenrijders, had geld- en
eerepry'sen net als na en men kan zich voor
stellen, dat snelloopende paarden bij voor
keur werden gefokt. Dat het renpaard toen
reeds in bouw geheel verschilde van het strijd
en boerenpaard, blykt uit de afbeeldingen
van renpaarden in het Parthenon frie?.
Eigenaardig is het, dat de Eagelsche wed
rennen een Romeinschen oorsprong schijnen
te hebben. Keizer Ssvern?, die van 206 tot
210 n. C. in Engeland vertoefde, liet rennen
kleur, en de hemel is vol verschijningen.
De boomen zijn mij het minste in dit werk,
dat Tholen toch geeft in zijn eenvoudigheid,
en vaardigheid, en in zy'n zich gaarne
gewenechte dichterlykheid van het avond uur.
E' is ruimte voorts in, en goed waar-nemen.
Wat van der Weele vertoont is het hem
gewone; wat Wiggers geeft neigt naar
schilderlijken, eenvond bjj toch een bepaalde houding,
maar ia niet doorschijnend genoeg, iets wat
van Ojslerzee hier in een goed werk van hem
wel is, bij te weinig kracht. De Rouvilk, wiens
smaak grooter ia dan zijn plastische model
leering, heeft hier twee schilderijtjes die deze
eigenschappen weer vertoonen: een
Vogelstukje en een scène van een man die
een meifje omhelst. In het werk van
de Vries Lam: Ooaterbaven, is de eene lila
wolk Liet zuiver in het geheel; van mej.
Wandscheer zijn de Paddenstoelen van de
beate soort van haar werk. Hobbe S aait h
is dik in de kleur ver van de schoonheid,
mat eeaige vaardigheid; Wil y Sluiter ia
beter in de Volen iamsche" dan in het
'portret van mr. van Gijn uit Dordrecht dat
een leely'k iets ia. M. Schudt was eena een
schilder van hardhandige realiteit, maar is
tegenwoordig in zijn figuren onbelangrijk en
t^ubeholpen; het skelet ia hem niet voldoende
gemeenzaam. Van W. Roelofs zijn de Visschen
te vermelden (maar toch zit er zy"n zwartig
heid verscholen in!); van Oer der het Interieu-,
zoo ge wilt. Vaardigheid en modelleering
ia in de beide werken va a Idtz.'ó, in het
portret voor de Ufflzi te Florence en in het
schilderij van zijn zoon; er is in zalke werken
mondaniteit, waerelischheid, tot een kracht
geworden, maar tot eene die het schoone
niet roert.
Het Beeldhouwwerk ik wacht op de
tentoonstelling; waar het Holland'ch Beeld
houwwerk eens alleen de zaal vuile.
Ik kon u nog scnryven over het werk van
Kramer, maar zijn oprechtheid ia zonder
diepte, en zijn eenvoudigheid, hoewel niet
atorend, ia vol onhandigheid; alleen een maan
nacht ia bij hem soma met iets van het
levende, dat in het licht dan i?, en ik had u
willen schryven o'er Odilon Radon, wiens
werk soms zelf ia als lichtval en
sctiaduwstand van een phantastischen nacht der
n: a in maar dit mocht ik een ander maal
u duiden.
PLASaCHAEET.
houden te York, met daarvoor geïmporteerde
paarden. Ook op andere plaatsen werden in
den Bomeinschen tijd wedrennen met Ooster
se hèpaarden gehouden, by'v. te C oester, waar
nog een overblijfsel van de antieke renbaan
bestaat.
De wensch om de kleine en niet heel edele
Galloways te verbeteren, gaf inde 17deeeuw
aanleiding tot den invoer van een klein getal
Oostersche paarden; een zekere aestheti^che
dweepery' met het Arabisch paard zal hiertoe
wel meegewerkt hebben. In Arabiëzelf kwa
men eerst omstr. 400 n. C. paarden, die
waarschy'n1 y'k van Afrikaanschen oorsprong
waren. Belangrijk was de invoer van een
dertigtal Ooatersehe merries, de Royal Marti,
die Karel II omstr. 1670 liet komen, en die
in de atamboomen van alle lerende
volbloedpaarden voorkomen. In de 17de en in 't be
gin van de 18de eeuv werden 26 Oostersche
hengsten ingevoerd.
Van de vele Arabische hengsten, die de
s'amvaders van het volbloedpaard werden,
zy'n er maar drie, die tot op onae dagen
afstammelingen iu mannelijke lijn hebben.
Van dit drietal heeft in den loop der tijden
de Dar!y Arabian een grooten voorsprong
verkregen ; hij is de stamvadnr van 90 pCt.
van alle thans levende volbloedigan. Er
bestaat nog een goede afbeelding van dezen
stamvader, die duidelijk het edele en
goedgeproportioneerda in den bouw doet, uit
komen.
Heei anders gebouwd was de in 1728 ge
mporteerde Goilolplvin Arabinn. een klein,
kort paard van- baaiist Oosterscli type. IIij
heeft vooral in de 19Je etuw lij bet fok'sen
van volbloedpaarden een prooien invloed
uitgeoefend. Als een voorbeeld, welk «en rol
Let toeval in den loop der gebeurtenissen
Hollanders op reis.
Op reis ontmoet men heel wat menschen.
Men komt Franachen, Engelschen, Duitschera
en leuke Hollanders tegen. Dit laatste is nn
niet zoo'n bijzonderheid, want Hollanders
zgn altijd leuk, maar op reis zyn ze op d'r
leukst.
Een Hollander on. reis is iets buitengewoons.
Je hebt ze in verschillende soorten. Ik heb
er ontmoet, die voor Franschen door willen
gaan. Hardop spraken ze Fransen en onder
elkaar lispelden ze heel zacht j ep. Helaas ver
sprak een oogenblik pa's docater zich en zei:
Ma gaat n hier zitten." Weg alle Parysche
illusies. PA'S figuur lag te grabbelen. Weg,
alles weer, daar zat bij, ontmanteld ala Hol
lander. Jammer was 'f, erg jammer. Juist
dacht ik, wat een lief Parisieonetje. Za was
bijna net zoo elegant, maar dat bijna, daar
zat 't 'm nn jnisi- in.
Er zijn Hollanders, die dolgraag voor En
gelse ben door willen gaan; de sellcer met
waiter" aanroepen; hun glazen achter elkaar
langs de messen zetten en hardop En gelach
praten. Hangen er kranten ia 't hotel, dan
slaan ze de Rotte!damtner" met minachting
over en nemen de Daily" of London New»".
Hollander», die voor Lmitecbers door willen
gaan, ken ik niet. Dat zijn zeer zeldzaam
voorkomende orchideeën, en ze worden alleen
daar aangetroffen waar Duitse e vronwen
ingevoerd zjjn.
De grootste crime voor een Hollander op
reis is, dat je hem als landgenoot in z'n
eigen taal aanspreekt. Dan krijg je een : O
is u ook alt Holland" en verdor draait hy
je z'n ge iistingeerde rug toe en je hebt het
voor je heele leven by hem verbruid.
Een Hoüandsche vrouw is zeer elegant;
op reis is ze nog eleganter. In Holland zien
ze altijd, dat Atnerikaansche en Eagelsche
dames groote voiles om hun boeien of hal
zen dragen. Dat hoort er nu zoo by, das als
je op reis gaat, moet je ook zoo'n ding heb
ben. Je moet je altijd voor de reis kieeden.
Vandaar al die Hollandache bloemen inden
vreemde met korte fiatsrokken, matelots en
flink fladderende voiles. Kom je dan zoo'n
wapperende chaos tegen, je kunt dan trotsch
erop zijn, dat het een landgenoote van je is.
Geen beter remedie tegen de liefde.
Een Hollander op reis is erg lastig. Komt hij
per ongeluk n een duur Lótel, dan moet hy er
alles van hebben. Belt drie-viermaal om warm
water, moet ex'ra handdoeken hebben, gaat
altyd met de lilt op en neer. In de
Speisezaal neemt hij het er lekker van. Met z'n
servet tusschen z'n hals en z'n boord alsof
hu bij den scheerder zit neemt hij flink
van alle schotels als het zalm ij, liefst
een heele moot eet zegt niets en
diinkt Rijnwyn.
Een gunstige uitzondering op deze cate
gorie vormt de Hollandsche dominee op reis.
Ik heb er eentje ontmoet, een wonder van
deugdzaamheid.
Hy was ruim 3 weken met my' in hetzelfde
tó el, maar hij negeerde my volkomen.
's Zondags was de man geregeld in gekleede
jaa en hij dronk nooit anders dan
Apollinaris. Da Heer had hem verblijd met het
bezit van twee dochters maar o wee in
datzelfde hotel logeerden ook Parysche
meifjas, die met andere jongelui levendig
pret maakten.
Brrrr... eens op esn Zondagavond
verbee'.dt u, op de avond van den dag des
Heeren, haalde dat zondige troepje zich in
't hoofd om te willen dansen zooals bijna
iederen avond. Zelf namen ze wat Perzische
kleedjes van de parketvloer op, schoven wat
stoelen op zij en n begon vast walsmuziek
te spelen, terwijl onze herder in dezelfde
salon zat. Dat was teveel. Woe ie a d rees hij
op en haalde de Herr Win" erbij. Was
soll das bedeuten," dat ze daar de kieeden
opnemen en willen gaan daasen in 'deze.fde
kamer waar hij in vrome Zondagsstemming
zit. Ach dat mondaine"troepje was toen
tegenover dien bbnkigen Hollander 200 be
leefd om niet verder te gaan. Zy'ne
dochteren staarden star voor zich uit en vonden
het op hun beurt van Pa misschien heel
erg zondig, dat hij zoo tegen dansen waa.
Arme kinderen! Maar denkt erom jullie
hebt heel wat op te houiec, want jullie zyt
Hollanders. En aan je Hollanderechap ben
je verplicht om op reis net precies zoo te
doen, ala gewone meuschen net niet doen.
Hollanders zijn altijd leuk, maar op reis
zy'n ze op d'r leukst.
W. A. K.
Hooggeachte Heer Hoofdredacteur.
Eerst dezer dagen zijn my' de stukjes van
den Heer J. Mossel, tegen uw mu sieKref erent
den heer M. Vermeulen gericht, en de daor
gespeelt, zij hier vermeld, dat hij te Parijs door
een Eogelschman ontdekt werd, gespannen
voor een waterwagen.
Met het houden dezer hengsten valt samen
het geregeld aanteekenen van de gefokte
exemplaren; van een systematische rasver
betering was evenwel nog geen sprake. De
eenige theorie, ala zij dien naam dragen mag,
was deze dat voor de merries de vader en
voor de hengsten de moeder gerekend werd
den doorslag te geven. Deze theorie geldt
by velen ook thans nog, en leef; vooit in
't gebruik in Engeland, om de merries naar
den vader en de hengsten naar de moeder
te noemen. (Bijv.: Fabula van Hannibal (a)
en Festa (ja) wordt als Hannibal filly, haar
volle broer, Fds als Feata colt aangeduid;
men zou het ongehoord vinden het anders
te doen) Maar deze theorie geeft geen maat
staf aan voor de praktijk die zich aan
haar weinig stoort. Men wilde winnen en
fokte met voorbijgaan van alle theoriën,
steeds met de vlugste piarden. In
regelrechten strijd met alle dogmen der theoretici,
die tegen paring oader verwante indiviluën
zy'n, en veel spreken over bloedvernieuwing,
concentreerde de fokkerij zich als vanaeif
op een voortdurend kleiner wordend getal
?sn mannelijke lijnen, totdat eindelijk slechts
n lijn overbleef. Dit is eou Iwel interessant
resultaat vau de kunsirualisje teeltkeus. Eén
enkel uitstekend individu blijft op den langen
duur in reehfstreeksche afstatnaiing aüeen
over, en --vordt du siatnvader van eau geheoi
arietokratisch ra?.
Eaa dergwlijke, hoewel roinïer sterke
COEceciratie rac-rken wij bij do merries op.
Oorsprunkeiijk waren fie; een 5:2-tal aiarrios,
meest Ooats-riiugon. waaruit h«t volbloedi'ss
werd opgebouwd, Het g-ootato deal hiervan
In het Lonvre-MnsenB.
BIJ HET KAPITAAL8TB SCHILDERIJ.
ROHDOANG VÓÓB DB SLUITING.
Allea in orde 7
Allea in orde, chef l
En de Rad eau de la Méduse?
Nog altijd op zijn plaats I
noemden referent gegeven antwoorden, onder
de oogen gekomen.
Ik zou my in den strijd niet mengen, ware
het niet dat de Heer Vermeulen, om zich
uit de moeilijkheden te redden, niet ge
schroomd heef c de zaken onjuist voor te
stellen. Beschuldigd, in verschillende bladen,
verschillende meeningen verkondigd te heb
ben, antwoordt de heer Vermeulen:
Bij de lezing van mijn critieken, die in
dagbladen verschenen, moet men ook een
beetje verantwoording vragen aan redacties
of hoofdredacties, wien het ook wel eens
beliefde, ook buiten my'n voorkennis onhar
monische zinswendingen uit myn stukken te
lichten en psssagea die sommige lezers uit
hun dagelijksche stemming zonden kunnen
brengen, te schrappen. Dit geschiedde ook in
mijn beoordeeling van Röntgen's Symphonie".
Dit nu verklaar ik voor een bedenkelijk uit
vlucht j e. De heer Vermeulen heef t, al schrij
vende, niet vermoed dat alle copie aan de
N. -R. Ct. een jaar bewaard wordt... Ik heb
hier voor my het op 3 Maart 1911 door den
beer Vermeulen geschreven verslag over de
symphonie van Röntgen een zeer waar
deerend verslag. Dit verelag ia in de
N. R.Ct. van 3 Maart (ivondblad) opgenomen,
zooali de Heer V. het ons gezonden heeft.
Er ia niet n onharmonieuse zinswending
gelicht, niet n passage geschrapt.
De heer V. heeft in het verslag geschreven:
de twee eerste Satze". Het woord Satze heb
ik veranderd in iee'.en"; en in deze zin van
den heer V.: Dat wil niet zeggen dat het
zoeken en vinden van de meest cnrieuse
polyphonie en sameiikoppelingen van melo
die a aflaat" heb ik het woord aflaat" ver
vangen door niet aanwezig is." Dat is alles
wat de redactie gelicht," en geaehrapt" heeft.
Trouwens er zijn nooit in de verslagen van
den Heer Vermeulen veranderingen gemaakt, die
den zin van het geschrevene betroffen.
Met de meeste hoogachting
U Sd. D w.
WILLBM LANDBÉ,
Muziekredacteur N. R. Ct.
t**
is in vrouwelijke lijn uitgestorven, en thans
stammen meer dan de helft van alle
volbloedpaarden van vijf merries af, terwijl de
rest over een twaalftal andere stammoedera
verdeeld is. Ook hier hebben phenomenale
individuen een grooten voorsprong, al zij het
dan, dat slechts zelden een enkele merrie
een zoo grooten invloed kon hebben als een
hengst; want een merrie brengt in 't gun
stigste geval een tiental veulens, terwijl een
hengst met gemak gedurende 20 jaar elk
jaar veertig of meer merries dekken kan.
Dat karakter-eigenschappen by een paard
overerven i s een bekend feit, en blijkt ook
bij het renpaard, by wie het ren-instinct ia
aangeboren. Brengt men veulens van ren
ners en dra7ers in de wei, dan ziet men, hoe
de renners galoppeeren en de anderen
daartusschen draven. Piaatst men, gelijk dit in
de stoeterij Waldfried geregeld gedaan wordt,
volbloed veulens naast eleanr en laat hen
dan los, dan loopen zij uit zich zelf een ge
regeld rennen, terwijl andere veulens na
eenige sprongen bly'ven staan.
Eigenaardig is ook de overerving van het
spiingtalent, 't welk bij de afstammelingen
van bepaalde hengsten bijzonder op dea
voorgrond treed.
Tot de door aanpassing verworven eigen
schappen behoort ook, en niet het minst, de
vroegiijpheid Terwijl bij de volbioedpaarden
reeds de njarigen ia dsn herfst, omstreeks
18 maanden oud, bereden wordon, en a's
tweejasig-a rennen ioopsu, kunnen wij bij
het h^lfbl')edp«ard, bijv. de remonte van de
kaysiieno, eertt diie- of viarjarigen laten
uitkomen. Dei vruegrypheid van het volbloed
paard ia een gevolg vftn het rannea van
twetjarigen. Velen zj'n tegen die vroegtydige
rennen; raaar zij hebben hef, voordeel, dat
IIIIIIIIIIIMIIIItllllllllllllHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIlmilltllllllllMIHIl
Ik wist niet dat 6 6 K in Rotterdam aan
mijn critieken verbeterd" werd l Ik liet
immera in 't midden w&ér precies de correcties
geschiedden, want als 't niet gebeurde onder
mijn oogen te Amaterdam ik ben er wer
kelijk soma bij geweest zag ik het toch
niet? Maar hoe de heer Laxdré, die slechts
n der personen is door wiens handen mijn
stukken gingen, zeggen kan er zijn nooit
in de verslagen van den heer Vermeulen
veranderingen gemaakt die den zin van het
geschrevene betroffen", is nu een raadsel.
Weet hij dan niet wat er gebeurt? Laat de
beer Landréeena beter navraag doen. Geen
veranderingen l Er ia telkens en voortdurend
veranderd. Er zijn verslagen van mij gewei
gerd, omdat er met geen mogelijkheid te
veranderen was (over 'c optreden, van Marie
Leroy met muziek van E. Moor in het
Concertgebou w en verscheiden andere
keeren). Het valt hard dit te moeten zeggen,
maar als men my' eerat vilt, waarom me dan
nog te verwijten dat ik er niet mooi uitzie?
En wat het Röntgen-stnk aangaat: ironie
is moeilijk te beredeneeren: de redactie van
dit Weekblad erkende ironie in de viel
degelijk geschrapte slotalinea, waaiin de heer
Landré, wat hem betreft, geen kwaad ziet:
maar die dan toch, (hij geeft het gereede
toe in een nader particulier schrijven) ge
schrapt werd.
Ik wil er maar niet meer van zeggen.
MATTHIJS VERMEULEN.
Wy wilden, by de aluiting van dit reeds
lang-durend debat, wél ieta meer zeggen. Het
verwijt, dat men onzen medewerker doet
van elders wel eens een anderen indruk te
hebben gevestigd over een muziekuitvoering,
dan hy' deed in de Amsterdammer, heeft ona
natuurlijk getroffen. Het zou het laatste zy'n,
wat wij duldden, dat een recenaent in ona
weekblad niet waarachtig bleek in zijn schrif
tuur.
Hat artikel van den heer Landréia het
artikel van n lid eener uitgebreide redactie,
welke als gezamenlijkheid naar onze
nanwmen de vroegrypen leert onderscheiden, en
hen opzettelijk fokt. Die vroegrijpheid erft
over op half bloed, dat wil zeggen: op het
gebrnikspaard en men zal wel willen erkennen,
dat het een onschatbaar economisch voordeel
ip, met gelijke moeite en kosten paarden te
hebben, die men vroegtijdig in gebruik
nemen kan.
Interessante uitkomsten geeft de studie van
de overerving van de huidklenr. In het begin
der volbloed fokkerij heeft, men veel gebruik
gemaakt van Arabiache schimmels en toch i a de
schimmelklenr bijna geheel uitgestorven. Dit
komt daarvan, dat er slech' s dan schimmels ge
boren worden, wanneer beide ouders schim
mels zijn. Want niet alle veulens van echimmels
zijn schimmels. Ia de afstammeling van een
andere kleur, dan is hij niet meer in staat
een schimmel voort te brengen; de
schimmelkleur ia voor al zy'n nakomelingen verloren.
Paart men vossen met vossen, dan krijgt
men alty'd vossen. Audera gaat het, wanneer
men bruinen met bruinen of bruinen met
vojeen paart. Hierbij ontstaan deels bruinen,
deels vossen; bruinen wier ouders bruinen
waren, geven bruinen, andera komen er
vossen. De vos-kleur is dus, in den zin van
de overervingstheorie van Mendell, een
recessieve eigenschap.
Vele hippologen en fokkers meenen dat
de huidklenr aangeef?, welke voorouders den
meesten invloed op het individu hebben
geoefend. Miïgchien is er iets waars in deze
ineening, maar bewezen is zij niet. In 't
algemeen zijn er met betrekking tot erfelijk
heid en kunstmatige teeltkeus tal van
vraagttuiken, die op bestudeering en oplossing
wacuterj.
P. M. WA.